Donderdag 28 februari 2019

MET RAC WAS HET BAL IN ST. ELISABETH

De afgelopen weken hebben de leden en aanhang van het Rijks Ambtenaren Carnaval (RAC) hun handen vol gehad aan het vullen van de 1260 fruitdozen en 47 manden met gezonde en tevens smakelijke lekkernijen.  De aftrap van de grote uitdeeltournee werd zaterdag traditiegetrouw in het Bravis Ziekenhuis verricht. Deze donderdagochtend voor de officiële leutperiode bracht het bonte gezelschap een bezoek aan Huize St. Elisabeth, waar de boel in positieve zin al snel op stelten stond. Het RAC is zoveel meer dan een gezellig groepje rijksambtenaren. In hun kielzorg loopt gedurende de huisbezoeken een fel gekleurd gezelschap van diverse pluimage mee.  Ma had er zowaar meteen zin in.
Samen met huiskamergenoot Maas zat ze driftig mee te dreunen op ‘Vader Abraham en zijn zeven zonen’ en met ‘Het kamerbreed tapijt’ van de vroegere voetbalcoach Barry Hughes (tevens ‘de man van VARA-omroepster Elles Berger’, verkondigde Ma zonder enige aansporing) wist ze ook wel raad. Het eerste bekende gezicht die ik in het vizier kreeg was dat van Jan van Leeuwen, die een kleine 25 jaar geleden samen met de diep betreurde Jan Mol en Peter Koole het ad-hoc-trio De Drie Roosendaalse Baritons vormde. Met hun toenmalige Swareehit ‘Groeiend Roosendaal’ zijn te toen nog te gast geweest in mijn radioprogramma Spotlight om deze prachtige ballade live te vertolken. Met het klimmen der jaren is Jan het uiteraard wat kalmer aan gaan doen, maar met het componeren en zelf uitvoeren van liedjes weet hij nog steeds heel wat tijd te vullen. Na ‘het ‘Reisje op de Rijn, Rijn, Rijn’ nog even via de DJ van dienst mee te hebben gekregen,  was een dan al goed gevulde zaal er rond half elf getuige van hoe RAC de regie overnam. Vanaf dat moment was het allemaal levende muziek wat de klok sloeg. Het ‘Koor der bekende Gezichten’ was naast Jan van Leeuwen onder anderen vertegenwoordigd door in willekeurige volgorde Olav Posthumus (ex ‘Ogheid), Bram Visser (masterfotograaf), Leo Nieuwlaat (baos Tullepetaonekapel), Piet Baselier (uitbater The Black Horse), Piet Hopstaken (ex-RBC, ex-IQ), Cor Verbogt (voorzitter SCR), Chris Verbogt (broer van Cor), Jan van de Wijngaarden (volleyballegende) en de gebroeders Rien en Piet Geleyns (Carnavals coryfeeën) . Ma was destijds stomverbaasd toen ik haar vertelde dat de 82-jarige Piet er nog elk jaar in zijn eentje met een klein slaaptentje op uittrekt in de ruige wildernis van Frankrijk, waar naast de wolf ook de beer tegenwoordig een veel geziene gast is. Dan moet je toch ‘voor den duvel’ niet bang zijn. Uiteraard wilde ze het hoe en waarom van deze drang naar avontuur nu wel eens uit Piets eigen mond vernemen, waar Piet gretig op inging. De andere Piet,  Baselier, tevens ex-sjampetter, liet mij tegelijkertijd weten nog bijzonder onder de indruk te zijn van de video, vertoond tijdens de Gouden Bolhoedavond, waarop tot in de kleinste details het geboorteproces van Priens Markus in beeld was gebracht. Niet lang daarna werd Ma door de echtgenote van Piet Geleyns meegetroond in de rolstoelpolonaise. Toen Priens Markus eenmaal was gearriveerd maakte ze enthousiast nog een ronde, want uiteraard wilde ze na Sint-Nicolaas en de Kerstman ook deze leutige autoriteit wel even de hand drukken.
Dat is het grote voordeel van St. Elisabeth. De (wereld)beroemdheden komen hier gewoon naar je toe. De ‘Ogheid had het maar druk deze dag. ’s Middags stond een soortgelijk bezoek aan Wiekendael gepland en voor de lunch werd hij in de ‘huiskamer’ van Amicitia verwacht, om de viering van het 111-jarige bestaan van deze vriendenclub van enige stand op te luisteren. In St. Elisabeth wilde hij het feestje van de bewoners vooral van zeer nabij meemaken en meevieren, zijn toespraakje hield de Priens daarom ultrakort. Na de tweede rondgang was het mooi geweest voor Ma. Gezelligheid mag dan wel geen tijd kennen, maar het was binnen wel dermate warm dat het tijd was om even af te koelen op de gang. Daar sprak ik een van de leden van mannenkoor Concordia die mij enthousiast vertelde over het honderdjarig bestaan dat het legendarische mannenkoor volgend jaar te vieren heeft. Tsja, wat gaat de tijd toch snel. Ik herinner me de viering van het 75-jarige bestaan nog, dat destijds werd opgeluisterd met een gastoptreden van Iwan Rebroff. ‘Tsjonge, jonge, wat had die man een noten op zijn zang. Het moest zus, het moest zo. Maar eerlijk is eerlijk, Iwan maakte er die avond in De Kring samen met ons wel een fantastisch feest van’, aldus de enthousiaste liefhebber. En zo is er altijd wel wat te vieren! Maar een zorginstelling is natuurlijk ook een gemeenschap van een lach en een traan. Een klein half uur later stond de uitvaartdienst van een van Ma’s voormalige medebewoners op het punt van beginnen(in Zegestede). Dat maakte nog eens extra duidelijk dat het leven in St. Elisabeth wel zeer nadrukkelijk gevierd dient te worden. Dat deed Ma deze ochtend gelukkig volop. 


Dinsdag 26 februari 2019

'VRAAG HET AAN DE DIEREN' KAN HELAAS NIET IN ST. ELISABETH

Net voor de onverwachte warmteperiode zijn intrede deed, vertoonde Raymond van Oosterbos in Huize St. Elisabeth een film met daarop de mooiste liedjes uit het repertoire van Pierre Kartner door hem zelf in 1976 op de plaat gezet als zijn alter-ego Vader Abraham. Dat de ‘vader’ zijn tijd op het dierenfront ver vooruit was, blijkt volgens Van Oosterbos heel duidelijk uit het liedje ‘Vraag het aan de dieren’ dat in zijn visie heden tendage nog heel geschikt is voor een campagnefilmpje van de Partij voor de Dieren. Het is maar dat Marianne Thieme het weet. Misschien dat dit welluidende advies nog net meegenomen kan worden in de campagne voor de Provinciale Staten en daarom heb ik dit artikel zekerheidshalve maar even gemaild naar de PvdD-fractie in de Tweede Kamer.

Vijf dagen later. Prachtig weer voor een ommetje met Ma (in de rolstoel) door de prachtige achtertuin van St. Elisabeth. Uiteraard had ik Kartners boodschap hier graag even in de praktijk gebracht, maar het enige konijn dat deze ochtend zijn vrolijke snuit liet zien (of liever gezegd zijn koddige achterste) op de begraafplaats had duidelijk iets anders in de zin en koos direct het hazenpad. En daar zat ik dan met de vele vragen, mij ingefluisterd door de wijze vader op een filmpje uit lang vervlogen tijden. Zou het konijn echt weten hoe wij als mensen moeten leven en opnieuw moeten durven beginnen? Kartner stond in een decor van zebra’s, herten, paarden en lama’s toen hij deze brandende kwesties dus op een letterlijk wat hoger niveau aan de orde stelde. De voornaamste les die wij mensen van dieren kunnen leren is hoe je verstandig en evenwichtig om dient te gaan met je natuurlijke habitat. Duurzaamheid is voor hen vanzelfsprekend. Een beetje luieren, een lekker hapje op zijn tijd, tevens goed voor de broodnodige lichaamsgymnastiek en dan zal het jouw dierenleventje wel duren. Een dergelijk levenstempo valt miljoenen jaren vol te houden, en hoewel de dieren die Kartner in dit filmpje aan de tand voelde,  zich daar niet nadrukkelijk over uitspraken, had hij toch de wijze levensles ‘Nemen en Geven’ aan deze ontmoeting overgehouden. ‘Nemen en Geven’ kun je met deze boodschap als Partij van de Dieren gezien het gedrag van de egocentrische ex-klandizie van het zieltogende Intertoys in deze verkiezingstijd nog bij het stemvee aankomen? Ik wens Thieme en entourage in dit opzicht dan ook veel succes en vooral sterkte toe.

Los van dit alles betreur ik het dat de mogelijkheden om het ‘aan de dieren te vragen’ op en rond het terrein van St. Elisabeth uitermate beperkt zijn. In het buitengebied van De Laantjes, waar de groepsruimtes zijn gesitueerd, liepen Ma en ik letterlijk weer tegen het afgesloten tuintje aan, waar eens – zo heb ik uit de overlevering begrepen- allerlei pluimvee rondliep, maar waar bij gebrek aan vrijwilligers die zich met de verzorging van deze dieren wilden bezighouden afscheid van is genomen. Heel triest, want uit diverse onderzoeken die zijn gedaan naar het effect van dieren op broze en kwetsbare mensen is gebleken dat bij het aaien van dieren het knuffelhormoon oxytocine vrijkomt. En omdat dit hormoon mensen gelukkig stemt, is het vreemd en zelfs afkeurenswaardig dat dit aspect uitgerekend in zorginstellingen niet of onvoldoende wordt erkend.              

Of het nu om autistisch, dementerend, verstandelijk-,lichamelijk beperkt of psychiatrisch patiënten handelt, dieren hebben nut bij elke doelgroep in de zorg. Dieren en autisten hebben al lang geleden bewezen een goede combi te zijn. Zwemmen met dolfijnen is daar weliswaar het bekendste voorbeeld van, maar sommige deskundigen betwijfelen of de dolfijnen dat ook als prettig ervaren. Bij honden hoeft daar gelukkig geen twijfel over te bestaan. Een hond heeft maar een doel in het leven (lees het dierenboek van Martin Bril) en dat is zijn baas en directe omgeving het naar de zin maken. Hondentherapie is derhalve een florerende business geworden. Op grote schaal wordt onze beste vriend ingezet voor het welzijn van psychiatrische clienten en mensen die kampen met epilepsie, mogelijk ten gevolge van NAH. Er zijn heel veel redenen waarom de inzet van dieren nuttig is bij vrijwel elke zorgdoelgroep. Waarom worden ze dan zo schaars ingezet in de zorg? De Laantjes in St. Elisabeth kreeg eind vorig jaar welgeteld één hondenklasje op visite, en hoewel dat iedereen goed bevallen is, heeft deze visite tot op heden geen vervolg gekregen. Wederom jammer en triest tegelijk. Het zou op zoveel punten nog zoveel beter kunnen in de zorg indien het beschikbare geld maar beter besteed zou worden. Waarom moeten al die extraatjes van minister Hugo de Jonge zonodig in sfeermakers op de huiskamers worden gestoken, terwijl er zoveel betere alternatieven zijn. Indien het tuintje naast De Laantjes zijn oude functie van Kinderboerderij (noem het liever Zorgboerderij) terugkrijgt, is er constant sprake van een aangename sfeer, en is er een ultieme mogelijkheid geschapen om Vader Abrahams welgemeende advies in de praktijk te brengen. Echte antwoorden zullen ongetwijfeld uitblijven, maar denk eens aan al die gelukshormonen die vrijkomen. In financieel opzicht mag dat ook geen probleem opleveren. Gebruik gewoon een gedeelte van het geld dat voor de sfeermakers is gereserveerd om de werkzaamheden van de WVS-medewerkers uit te breiden met de zorg en onderhoud voor de Ouderenboerderij.  Ongetwijfeld zullen heel wat bewoners maar wat graag waar nodig een handje bijsteken. Onderstaand relaas van een zorgmedewerker spreekt wat dat betreft boekdelen:

‘Zelf heb ik heel veel mooie ervaringen met dieren en diverse doelgroepen opgedaan in de zeventien jaar dat ik in de zorg werk. Van een dementerende dame waarvan we dachten dat ze niet meer kon praten en die opeens hele zinnen tegen me sprak toen ze mijn pup op schoot kreeg tot de grote ogen van medewerkers en bewoners toen een kameel het verzorgingshuis in kwam lopen. Van een varken knuffelen met een met lichamelijk gehandicapte, tot cliënten die zo gehecht waren aan de vijver met vissen en schildpadden dat ze, toen men hem wilde slopen, dreigden in badpak erin te gaan zitten’.


Dinsdag 26 februari 2019

GOUDEN BOLHOED VOOR LEO VAN DONGEN

Toen ik hoorde dat het IQ Aarmoeinieke zich bij de toekenning van de 46e Gouden Bolhoed zou openstellen voor de ‘taol-vraagstelling’ die in de visie van het IQ onherroepelijk verbonden is aan het motto ‘Ak jou nie Aar’ stond de uitverkorene van 2019 mij direct helder voor ogen. ‘Dat kan alleen maar Jan van Nassau , de geestelijk vader van het Roosendaols woordenboek, zijn’, zo wist ik zeker.  Maar zie, ik kwam bedrogen uit. Na een uitermate aantrekkelijk voorprogramma maakte IQ-voorzitter Carel Suijkerbuijk bekend dat de keus op Leo van Dongen was gevallen. Die naam riep bij velen een vraagteken op. Niet zo vreemd, want Leo van Dongen is typisch zo’n harde werker op de achtergrond die niet zo graag in de belangstelling staat. Leo is wat je noemt een echte versierder.
‘Jarenlang heeft hij de Kwakkelkooi leutig versierd voor het carnaval vierende volk. Iets wat hij ook placht te doen bij de tennisvereniging waar hij lid van is. Die bescheidenheid siert Leo.  Hij heeft echter nog veel meer gedaan. Acht jaar lang heeft hij de optocht gejureerd en hij staat ook te boek als medeoprichter van carnavalsvereniging De Velouren. Daarnaast heeft hij menig expositie op de juiste wijze in beeld gebracht’, aldus Suijkerbuijk. De bescheiden Leo was er sprakeloos van. Helemaal toen hij ook nog toegezongen werd door Martine van de Kar, de Gouden Bolhoeddrager van 2018. Op de melodie van ‘Als de liefde niet bestond’ van Toon Hermans bracht Martine een ode aan het kleinood dat inmiddels velen met elkaar verbindt. ‘As de Bolhoed er nie war’ heeft alles in zich om tot een carnavalsklassieker uit te groeien. Eigenlijk zou elke volgende presentatie-avond van het IQ met dit volkslied moeten beginnen. Priens Markus had uiteraard een cadeauke meegebracht voor de kersverse Gouden Bolhoedwinnaar. Een echte schijnwerper, zodat Leo in het vervolg voortaan op elk willekeurig moment in het volle licht kan worden gezet.
Suijkerbuijk begon deze 47e presentatiebijeenkomst (het eerste jaar was er nog geen bolhoeduitreiking) met een kort In Memoriam van de drie Collegeleden van de Gouden Bolhoed die ‘ons in de tussenliggende maanden zijn ontvallen’, te weten: Piet Witlox (drager vanaf 1986), IO-lid Wim van Nassau die de bolhoed in 2001 kreeg opgezet en uiteraard de in november 2018 overleden grondlegger van het carnaval, Jan Mol (drager sinds 1980). Aansluitend waren er optredens van Floor Bleijenberg, Smidje Verholen ( op volle sterkte), Bianca Mathijssen, Matt en Stef Broos, Mieke Spekman, Haroen en uiteraard het IQ Zelf. Het laatste gesproken woord was uiteraard voor Bert Mathijssen die als onderdeel van zijn donderspeech zo waar bekend maakte wat Jacques Niederer gaat doen na zijn (Roosendaalse) burgemeesterschap. ‘Geleuf ’t of niet, Maar Jacques wordt fotomodel. Exclusief voor Roosendaal gaat hij vanaf t bengske voor De Kring Brabantse sokken verkopen’.  Zijn opvolger in het Stadskantoor is volgens Bertje ook al bekend. ‘Dat kunnen er maar twee zijn. Toine Theunis, die als Koning Twan over de stad en met name Stadoevers zal gaan regeren. En wat de VVD ook van hem beweert, Jacques Wezenbeek verandert nooit. Hij is al jaren hetzelfde en dat maakt hem als burgemeester zo lekker voorspelbaar’.  Bertje stond ook nog uitgebreid stil bij de bilateraaltjes tussen de PVC en wethouder Toine Theunis. ‘Jaap praat met Toine en daar hebben we al die nep rozen en andere bloemkes te danken die nu rondom de ondergrondse vuilcontainers liggen’. Spreekstalmeester Richard Nagtzaam stal pas echt de show door een videofilm uit te zenden waarop het geboorteproces van Priens Markus tot in de kleinste details in beeld werd gebracht. Dat bracht d’n ‘Ogheid tot de verzuchting ‘Al witte van de Priens gene kwaod, er komt toch altijd geneuk van’.


Dinsdag 26 februari 2019

MINISTER HEEFT GEEN OOG VOOR FINANCIËLE NODEN BEWONERS ZORGINSTELLINGEN

Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid is niet van zins de eigen hoge bijdrage die in zorginstellingen verblijvende mensen maandelijks moeten ophoesten te verlagen. Dat laat hij ten lange leste weten in een brief aan de PVC die daar reeds in december voor gepleit had. ‘Gezien de lange tijd die het heeft geduurd om een reactie van minister Hugo de Jonge te ontvangen op mijn schrijven van 13 december 2018 is bovenstaande brief die u namens de minister heeft verstuurd nogal teleurstellend van inhoud’, zo heeft de PVC de minister inmiddels laten weten.
‘Ik snap niet hoe u de absurd hoge eigen bijdrage die mensen verblijvend in een zorginstelling maandelijks moeten betalen, kunt betitelen als ‘in financiële zin een steentje bijdragen’. Ik vraag me af of de minister zich wel realiseert dat de gemiddelde eigen bijdrage ook zonder vermogensinkomensbijtelling vrijwel de gehele AOW-uitkering opsoupeert. Dat bedrag staat in geen verhouding tot wat de doelgroep er voor terugkrijgt. Bovendien is mij nog steeds niet duidelijk waarom de bewoners van zorginstellingen geen recht hebben op huursubsidie terwijl ze een godsvermogen op moeten hoesten voor een vierkant kamertje zonder eigen sanitair’.
‘Heel triest dat de minister heeft bepaald dat de extra 2,1 miljard die voor de zorg beschikbaar is gekomen door zorginstellingen vrijwel alleen aangewend mogen worden voor personeelsversterking, terwijl daar in menige zorginstelling, zoals die waar mijn moeder verblijft, helemaal geen behoefte aan is. De extraatjes die zorginstellingen door deze regeling ten deel vallen, zou mijn inziens besteed moeten worden aan een volwaardig klimaatbeheersingssysteem (een absolute must aangezien Nederland in de toekomst veel vaker te maken zal krijgen met zogeheten horrorzomers zoals we die in 2018 hebben mogen beleven), lastenverlaging (een beduidend lagere eigen bijdrage en het recht op huursubsidie) en eventueel voor de organisatie van extra gecentraliseerde activiteiten. Een overschot aan personeel levert nog een onverwacht probleem op, namelijk dat zorg overgaat in betutteling,  zoals ik onlangs heb geschetst in mijn column ‘Wanneer gaat de zorg over in betutteling?’ die ik u eveneens heb toegestuurd. Betutteling moet ten allen tijde voorkomen worden. Mensen die gedoemd zijn hun laatste jaren in een zorginstelling te moeten slijten, hebben al genoeg moeten inleveren,  mogen ze dan alsjeblieft voor zover verantwoord baas blijven over hun persoonlijke, kleinschalige huishouding? Daarom zou ik er bij de minister voor willen pleiten om onderstaande column de status te geven van een beleidsstuk, waarin precies wordt aangegeven wanneer zorg over gaat in betutteling. Met een dergelijk protocol kan overijverige zorgmedewerkers tijdig een halt worden toegeroepen, en dat is in de praktijk broodnodig, zo heb ik uit menig reactie begrepen’.
‘In uw schrijven rept de minister er met geen woord over, maar ik neem aan dat hij mijn recente boek ‘Ma in Huize St. Elisabeth’ inmiddels heeft ontvangen. Ik wil graag weten of en in hoeverre hij bereid is de gedane aanbevelingen mee te nemen in zijn beleid met betrekking tot de zorginstellingen’, aldus de PVC.

Wanneer gaat de zorg in de zorg over in betutteling?
Wie voor een beroep in de zorg kiest, wil in de eerste plaats goed zorgen voor de bewoners/patiënten die aan zijn of haar zorgen zijn toevertrouwd. De vraag die daarbij opdoemt is hoe ver die zorg mag gaan en waar de grens met betutteling moet worden getrokken. Wanneer de cliënten worden belemmerd bij de activiteiten of gewoonten die bij hen thuis de norm waren zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarom het allemaal ineens anders moet, is er duidelijk sprake van betutteling. Vaak is dat een gevolg van het zogeheten klantgericht werken dat in veel verzorgingshuizen uit het oogpunt van efficiency is ingevoerd. Een zekere Cynthia vertelde in mei 2015 hoe dat in de praktijk uitpakt.
‘Zeventien jaar terug startte ik in de zorg en kreeg bij een van mijn eerste banen te horen dat in de instelling waar ik was aangenomen ‘cliëntgericht’ wordt gewerkt. Zo zijn er nog steeds instellingen waar een geheel zorgteam tegelijkertijd koffie en lunchpauzes neemt. Geen probleem denken velen, maar als een bewoner gevallen is en ligt te wachten tot de zorg er is die met de lift naar de 11e etage moet komen vanuit het restaurant dan denk je daar toch echt anders over. In de ochtend staat de koffie met melk en suiker al klaar, de boterham met jam keurig in vier stukjes gesneden zodat het perfect in de mond past’. Deze vorm van zorg ontneemt de cliënten volgens Cynthia keuzes en de drang tot zelfredzaamheid. Als de betutteling te ver wordt doorgedreven, leidt dat vaak tot agressieve reacties, terwijl de zorgverlener het toch zo goed bedoeld had. ‘Ik weet nog hoe verbaasd en verbolgen ik was toen ik op mijn eerste dag op een dagopvang voor mensen met dementie de medewerkers de koffie in de koffiepotten zag doen. Een pot zwarte koffie en een koffie met melk. In plaats van te vragen wat de bewoners wilden werd de koffie ingeschonken zoals iedereen dat ‘wilde’. De maat was voor mij vol toen in de ochtend iemand thee wilde en de dienstdoende schenker doodleuk meldde dat in de ochtend koffie gedronken werd en in de middag thee. Het is niet zo dat ze het slecht bedoelen maar sommige mensen in de zorg begrijpen gewoon niet waarom ze het werk doen wat ze doen. Dit kan te maken hebben met het niveau maar ook met de sfeer op een afdeling. Toen we invoerden dat de bewoners die dit konden zelf hun ontbijt klaar zouden maken en de anderen eerst een keuze kregen voor het ontbijt klaargemaakt werd, was dat een proces dat meer tijd in beslag nam dan ik had verwacht. Voor bewoners was het wennen dat ze opeens zelf hun brood weer moesten smeren, sommigen vonden het wel lekker om zo betutteld te worden. Vooral medewerkers vonden het tijdrovender en waarom mochten ze die lieve mensen niet meer verwennen met een kant en klaar ontbijtje? De ene dag deden ze het, de andere dag was er een zieke op de afdeling en verviel de zorg uit gemak meteen weer in het oude patroon. Er zijn enorm veel cursussen hierover te vinden maar naar mijn idee zijn er te weinig instellingen die daadwerkelijk cliëntgericht kunnen werken in deze tijd. Cliëntgericht werken betekent voor mij dat je je handelingen afstemt op de wensen en behoeftes van de cliënt met het in acht nemen van, en het in stand houden van zijn eigenwaarde en zelfredzaamheid. Bij alles wat je doet (elke handeling!) moet je je eerst afvragen waarom je het zo doet’.
Cliëntgericht werken hoeft niet altijd een groots gebaar te zijn. Dat schuilt volgens Cynthia meestal zelfs in het kleine. ‘In een blog gaf de welzijnswerker al aan dat het maken van een gebakken eitje in een setting waar gegeten moet worden wat de pot schaft al een heel mooi gebaar is. Privacy is ook een woord waarvan veel instellingen de betekenis niet kennen. Hoe vaak loopt het personeel niet zonder kloppen binnen bij de bewoners of wacht domweg niet af tot het groene licht wordt gegeven om binnen te komen. Dat soort gedrag geeft bewoners het gevoel dat ze niets meer of minder dan een levend nummer met onbeperkte toegang zijn. Mocht het ooit zover komen dat ik mijn eigen 24 uurs instelling start dan zal dat gebakken, gekookte, geklutste of gepocheerde eitje in ieder geval op tafel komen, ik zal het met liefde voor ze maken zoals ik dat altijd heb gedaan’, aldus Cynthia die daarbij erkent dat het niet altijd mogelijk is om deze filosofie toe te passen.
‘Dat kan gebeuren wanneer het niveau van de medewerkers te laag en de werkdruk te hoog is en wanneer het clientenbelang bij de zorgmedewerkers niet op de eerste plaats staat en de aansturing door het management te wensen overlaat. Als directie, Raad van Bestuur en management te ver van de cliënten af staan en geen idee hebben wat de dagelijkse gang van zaken is op de afdelingen kan dat betutteling eveneens in de hand werken’. De professionals kunnen nog zoveel noten op hun zang hebben, maar als de cliënt het anders wil moet daar wat Cynthia betreft redelijkerwijs zoveel mogelijk gehoor aan worden gegeven.
Maar als de ander weet wat goed voor je is en vanuit eigen perceptie zaken voor je gaat invullen, adviseren, voorschrijven, regelen of doen zonder te vragen of je dat ook zo zou willen en of je dat ook belangrijk vindt, is het in de visie van Cynthia tijd om in te grijpen. De cliënten zijn daartoe vaak zelf niet meer in staat, het is dan aan de contactpersonen en de familieleden om ongewenst en te ver gaand gedrag van de zorgmedewerkers te corrigeren. ‘Het mag dan om een ‘lieve vorm’ van agressie gaan, maar met het ongevraagd keuzes maken voor de ander, ontneemt het personeel deze persoon een stuk regie over het eigen leven. En wel precies dat stukje dat een mens nog tot mens maakt. Betuttelen is een valkuil. Er zit iets bij van: waardering halen uit wat je allemaal voor de ander doet. Betuttelaars halen een grote mate van zelfwaardering uit het feit dat ze altijd voor de ander klaar staan en menen soms dat ze onmisbaar zijn. De voornaamste reden dat dit ongewenste gedrag toch wordt gepikt, is de vrees om de betuttelaar voor het hoofd te stoten, waardoor deze zich mogelijk afgewezen voelt’. Door de boodschap met de nodige tact te brengen, liefst vergezeld van een begripvolle glimlach, is deze angst volgens Cynthia ongegrond. ‘Maar begrijp dan wel dat ‘nee’ voortaan ook echt ‘nee’ is. 


Dinsdag 19 februari 2019

GLEUF, HOOP EN LIEFDE IN MINEUR DOOR VERTREK NIEDERER

In de uitnodiging voor het bijwonen van de jaarlijkse bijeenkomst belooft het bestuur van de RK Spaarkasvereniging Gleuf Hoop en Liefde bijna plechtig dat er deze middag ook ‘vrolijke onderwerpen’ aan bod zullen komen. Dat klink helaas niet bepaald geloofwaardig, want in tegenstelling tot de optimistische toonzetting die de convocaties van de Spaarkas normaliter kenmerkt is de minieme toelichting nu geheel in mineur gesteld. Het is dan ook niet mis wat dit ietwat mysterieuze gezelschap het afgelopen jaar –net als alle andere Tullepetaonen overigens- allemaal te verstouwen heeft gekregen.  Zo was daar het betreurenswaardige afscheid van twee premiers die tot de beste regeringsleiders worden gerekend die Nederland ooit gekend heeft en het overlijden van Roosendaals carnavalspremier Jan Mol, door de spaarkas terecht omschreven als ‘een grote ramp’.

Maar dat alles werd in de visie van de Spaarkas nog overschaduwd door het nu zo snel naderende vertrek van ‘onze geliefde burgemeester Jacques Niederer’. Gleuf Hoop en Liefde ziet de bui heel donker hangen boven de ex-750-jarige, en vreest chaos en totale ontreddering wanneer Niederer de poort van het Stadskantoor voor het laatst achter zich dicht trekt. ‘Hier dringt zich de vergelijking met Venezuela op waar de evenzeer zo geliefde en gewaardeerde president Madurodam zijn land in grote wanorde dreigt achter te laten’, toont de spaarkas zich een realist pur sang. Hoe captain of industry Wilbert van Woerden en zijn recalcitrante volgelingen Niederer uitgeleide zullen doen tijdens de bijeenkomst blijft tot het moment supreme in nevelen gehuld, maar dat er heel wat krokodillentraantjes geplengd zullen worden, staat wel vast. Ongetwijfeld is de wel zeer persoonlijk getinte uitnodiging om in de schijnwerpers te worden gezet inmiddels veilig geland in de burelen van Niederer, maar of en op welke wijze de geliefde burgervader die gedurende zijn gehele ambtsperiode bij alle mogelijke activiteiten in letterlijke zin voortdurend werd gemist door zijn trouwe ‘onderdanen’  op deze uitnodiging zal reageren, blijft eveneens een bron van speculatie. Onder de vorige burgemeester Michael Marijnen luidde de reactie van het Stadskantoor steevast: Wij danken u voor de eervolle invitatie, wij maken daar echter geen gebruik van, omdat uw humor de onze nu eenmaal niet is. Niettemin wensen wij u wel een alleszins genoeglijke bijeenkomst toe. Hoezeer ‘Offotograaf Leo de Jaeger elk jaar ook probeerde hem mee te tronen naar dit leutige galgenmaal, Marijnen bleef onvermurwbaar. Niet bekend is hoe Niederer zich positioneert ten opzichte van de spaarkas, tot een zichtbare toenadering tussen het stadskantoor en de spaarkas is het gedurende zijn ruim zevenjarige bewind in ieder geval nooit gekomen. Toch kunnen wij ons ter redactie niet voorstellen dat Niederer dit laatste buitenkansje –waarin hij al zijn mogelijke wrevel tijdens dit captainsdinner risicoloos op het bordje van gezagvoerder Wilbert van Woerden kan leggen- zo maar zal laten schieten.

Verrassingen zijn dus absoluut niet uitgesloten tijdens dit gezellige samenzijn op zondag 3 maart in restaurant Oost, het voormalig kerkje Anno 1810, nog beter bekend als, althans in de terminologie van de spaarkas,  ‘de voormalige varkensmarkt van dominee in ruste Pierre Coppens’. Een andere vraag die zich opdringt is of de Roosendaalse stadsredactie van BN/DeStem nu eindelijk journalistiek genoeg van geest is om dit spektakelstuk bij te wonen en er op daverende wijze verslag van te doen. Tot op heden schitterde ‘De Wakkere Krant van West-Brabant’ onder leiding van de niet communicerende hoofdredacteur Hille van der Kaa eveneens voortdurend door afwezigheid. Hoewel er tot 16.00 uur absoluut niets te beleven valt in het oude kerkje aan de Bloemenmarkt, ooit mogelijk gemaakt door een gulle gift van Koning Lodewijk Napoleon, gaan de deuren reeds om 15.00 uur open. De achterban van de spaarkas gebruikt deze tijd doorgaans om zich stevig in te drinken, wat bepaald geen overbodige luxe is. Een stevige ondergrond is absoluut onontbeerlijk om de ‘humor’ van de spaarkas enigszins evenwichtig te kunnen verstouwen. Zeker nu de bijeenkomst grotendeels in mineur zal verlopen, liggen de grappen en grollen anders veel te zwaar op de maag.  Hoewel het woord ‘spaarkas’ anders doet vermoeden, is de toegang tot het merkwaardigste banksysteem van Roosendaal deze middag geheel gratis. Wel wordt geadviseerd al te jonge kinderen thuis te laten dan wel van alles afsluitende oordopjes te voorzien.  Een gewone spaarrekening brengt al lang vrijwel niets meer op, maar van deze spaarkas neem je toch altijd iets mee naar huis! Komt dus allen, wellicht ziet u onze burgemeester dan zoals u hem nooit eerder hebt gezien.


Maandag 18 februari 2019

WANNEER GAAT ZORG IN DE ZORG OVER IN BETUTTELING?

Wie voor een beroep in de zorg kiest, wil in de eerste plaats goed zorgen voor de bewoners/patiënten die aan zijn of haar zorgen zijn toevertrouwd. De vraag die daarbij opdoemt is hoe ver die zorg mag gaan en waar de grens met betutteling moet worden getrokken. Wanneer de cliënten worden belemmerd bij de activiteiten of gewoonten die bij hen thuis de norm waren zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarom het allemaal ineens anders moet, is er duidelijk sprake van betutteling. Vaak is dat een gevolg van het zogeheten klantgericht werken dat in veel verzorgingshuizen uit het oogpunt van efficiency is ingevoerd. Een zekere Cynthia vertelde in mei 2015 hoe dat in de praktijk uitpakt.
‘Zeventien jaar terug startte ik in de zorg en kreeg bij een van mijn eerste banen te horen dat in de instelling waar ik was aangenomen ‘cliëntgericht’ wordt gewerkt. Zo zijn er nog steeds instellingen waar een geheel zorgteam tegelijkertijd koffie en lunchpauzes neemt. Geen probleem denken velen, maar als een bewoner gevallen is en ligt te wachten tot de zorg er is die met de lift naar de 11e etage moet komen vanuit het restaurant dan denk je daar toch echt anders over. In de ochtend staat de koffie met melk en suiker al klaar, de boterham met jam keurig in vier stukjes gesneden zodat het perfect in de mond past’. Deze vorm van zorg ontneemt de cliënten volgens Cynthia keuzes en de drang tot zelfredzaamheid. Als de betutteling te ver wordt doorgedreven, leidt dat vaak tot agressieve reacties, terwijl de zorgverlener het toch zo goed bedoeld had. ‘Ik weet nog hoe verbaasd en verbolgen ik was toen ik op mijn eerste dag op een dagopvang voor mensen met dementie de medewerkers de koffie in de koffiepotten zag doen. Een pot zwarte koffie en een koffie met melk. In plaats van te vragen wat de bewoners wilden werd de koffie ingeschonken zoals iedereen dat ‘wilde’. De maat was voor mij vol toen in de ochtend iemand thee wilde en de dienstdoende schenker doodleuk meldde dat in de ochtend koffie gedronken werd en in de middag thee. Het is niet zo dat ze het slecht bedoelen maar sommige mensen in de zorg begrijpen gewoon niet waarom ze het werk doen wat ze doen. Dit kan te maken hebben met het niveau maar ook met de sfeer op een afdeling. Toen we invoerden dat de bewoners die dit konden zelf hun ontbijt klaar zouden maken en de anderen eerst een keuze kregen voor het ontbijt klaargemaakt werd, was dat een proces dat meer tijd in beslag nam dan ik had verwacht. Voor bewoners was het wennen dat ze opeens zelf hun brood weer moesten smeren, sommigen vonden het wel lekker om zo betutteld te worden. Vooral medewerkers vonden het tijdrovender en waarom mochten ze die lieve mensen niet meer verwennen met een kant en klaar ontbijtje? De ene dag deden ze het, de andere dag was er een zieke op de afdeling en verviel de zorg uit gemak meteen weer in het oude patroon. Er zijn enorm veel cursussen hierover te vinden maar naar mijn idee zijn er te weinig instellingen die daadwerkelijk cliëntgericht kunnen werken in deze tijd. Cliëntgericht werken betekent voor mij dat je je handelingen afstemt op de wensen en behoeftes van de cliënt met het in acht nemen van, en het in stand houden van zijn eigenwaarde en zelfredzaamheid. Bij alles wat je doet (elke handeling!) moet je je eerst afvragen waarom je het zo doet’.
Cliëntgericht werken hoeft niet altijd een groots gebaar te zijn. Dat schuilt volgens Cynthia meestal zelfs in het kleine. ‘In een blog gaf de welzijnswerker al aan dat het maken van een gebakken eitje in een setting waar gegeten moet worden wat de pot schaft al een heel mooi gebaar is. Privacy is ook een woord waarvan veel instellingen de betekenis niet kennen. Hoe vaak loopt het personeel niet zonder kloppen binnen bij de bewoners of wacht domweg niet af tot het groene licht wordt gegeven om binnen te komen. Dat soort gedrag geeft bewoners het gevoel dat ze niets meer of minder dan een levend nummer met onbeperkte toegang zijn. Mocht het ooit zover komen dat ik mijn eigen 24 uurs instelling start dan zal dat gebakken, gekookte, geklutste of gepocheerde eitje in ieder geval op tafel komen, ik zal het met liefde voor ze maken zoals ik dat altijd heb gedaan’, aldus Cynthia die daarbij erkent dat het niet altijd mogelijk is om deze filosofie toe te passen.
‘Dat kan gebeuren wanneer het niveau van de medewerkers te laag en de werkdruk te hoog is en wanneer het clientenbelang bij de zorgmedewerkers niet op de eerste plaats staat en de aansturing door het management te wensen overlaat. Als directie, Raad van Bestuur en management te ver van de cliënten af staan en geen idee hebben wat de dagelijkse gang van zaken is op de afdelingen kan dat betutteling eveneens in de hand werken’. De professionals kunnen nog zoveel noten op hun zang hebben, maar als de cliënt het anders wil moet daar wat Cynthia betreft redelijkerwijs zoveel mogelijk gehoor aan worden gegeven.
Maar als de ander weet wat goed voor je is en vanuit eigen perceptie zaken voor je gaat invullen, adviseren, voorschrijven, regelen of doen zonder te vragen of je dat ook zo zou willen en of je dat ook belangrijk vindt, is het in de visie van Cynthia tijd om in te grijpen. De cliënten zijn daartoe vaak zelf niet meer in staat, het is dan aan de contactpersonen en de familieleden om ongewenst en te ver gaand gedrag van de zorgmedewerkers te corrigeren. ‘Het mag dan om een ‘lieve vorm’ van agressie gaan, maar met het ongevraagd keuzes maken voor de ander, ontneemt het personeel deze persoon een stuk regie over het eigen leven. En wel precies dat stukje dat een mens nog tot mens maakt. Betuttelen is een valkuil. Er zit iets bij van: waardering halen uit wat je allemaal voor de ander doet. Betuttelaars halen een grote mate van zelfwaardering uit het feit dat ze altijd voor de ander klaar staan en menen soms dat ze onmisbaar zijn. De voornaamste reden dat dit ongewenste gedrag toch wordt gepikt, is de vrees om de betuttelaar voor het hoofd te stoten, waardoor deze zich mogelijk afgewezen voelt’. Door de boodschap met de nodige tact te brengen, liefst vergezeld van een begripvolle glimlach, is deze angst volgens Cynthia ongegrond. ‘Maar begrijp dan wel dat ‘nee’ voortaan ook echt ‘nee’ is. 


Zondag 17 februari 2019

ZORG OM DE ZORG LIJKT BIJ DE SP VERDWENEN TE ZIJN

Mijn pleijdooi richting de Tweede Kamer om minister Hugo de Jonge te bewegen de extra 2,1 miljard die hij voor de zorginstellingen heeft uitgetrokken geheel anders te besteden, heeft een week na dato slechts een reactie opgeleverd en wel van SP-lid Maarten Hijink. Zie onderstaande. Zijn partij pleitte in het recente debat met De Jonge voor een betere beloning van het huidige personeel, opdat zij de zorg niet de rug toekeren. Die noodzaak heb ik echter niet geconstateerd. Zorgmedewerkers worden redelijk tot goed gehonoreerd voor hun inspanningen. In verhouding tot management en directie, waar ik geen toegevoegde waarde in heb kunnen ontdekken, is het bedrag dat ze maandelijks bijgeschreven krijgen op de bankrekening inderdaad vrij pover, maar in de zorg dient de aandacht natuurlijk wel in de eerste plaats naar de doelgroep, zeg maar de bewoners, uit te gaan. Zorgmedewerkers behoren vaak tot de categorie ‘tweeverdieners’, wat een betere salariëring nog minder urgent maakt. Bovendien kies je als medewerker met je hart voor de zorg.

Uit de reactie van de heer Hijink spreekt helaas geen enkele zorg voor de financiële positie van de doelgroep, terwijl de SP onder Emile Roemer lange tijd slechts een agendapunt leek te hebben: de zorg (door hem altijd charmant uitgesproken als ‘de zurg’).  In mijn ‘pleijdooi’ aan de Tweede Kamer heb ik duidelijk kenbaar gemaakt dat de eigen bijdrage die de bewoners voor hun vierkante kamertje zonder eigen sanitair moeten betalen schandalig hoog is, niet zelden zien ze vrijwel hun gehele AOW-uitkering verdisconteerd worden door de uitkeringsinstantie, die ‘de vrijheid’ heeft genomen om de eigen bijdrage direct met de AOW te verrekenen. En denk maar niet dat ze daarvoor eerst netjes om toestemming hebben gevraagd. En nogmaals, het is natuurlijk de onrechtvaardigheid ten top dat bewoners van zorginstellingen geen recht hebben op huursubsidie, terwijl ze maandelijks een vermogen betalen voor dat ondermaatse kamertje in een zorginstelling. Daarom roep ik de SP en natuurlijk ook de andere partijen die kennelijk de tijd nog niet hebben gevonden om te reageren op zich sterk te maken voor een forse vermindering van de hoge eigen bijdrage en recht op huursubsidie voor bewoners van zorginstellingen.

Gelukkig geeft Hijink wel aan oog te hebben voor de noodzaak van klimaatbeheersing, maar helaas verbindt hij daar geen consequenties aan. Natuurlijk ken ik de persoonlijke situatie van dit kamerlid niet, maar het lijkt me niet dat hij zoals ondergetekende dagelijks bij een zorginstelling over de vloer komt, anders had hij wellicht met eigen ogen kunnen zien hoe agressieve bewoners hun medebewoners een langdurig of zelfs constant gevoel van onveiligheid kunnen bezorgen, ongeacht hoeveel tijd de medewerkers aan deze ‘stoorzenders’ besteden. Alleen de constante aanwezigheid van de agressieve bewoner geeft hen al een unheimisch gevoel. Zorginstellingen moeten dus verplicht worden om zogeheten afzonderingsruimten te creëren waar de overlastgever tijdelijk in kan verblijven, zodat de andere bewoners even tot rust kunnen komen. Met de werkdruk valt het overigens ook erg mee. In zorginstellingen waar het goed geregeld is (en volgens de wet moet het nu overal goed geregeld zijn), kunnen medewerkers nu voldoende tijd vrijmaken om de bewoners de noodzakelijke persoonlijke aandacht te geven. Gezien de snel naderende robotisering in de zorgsector zullen die taken er alleen maar gemakkelijker op worden. Jammer dat de SP totaal geen oog heeft voor de inkomenspositie van de bewoners, die zeker wanneer ze geen goed pensioen hebben opgebouwd, in hun kamer op een houtje moeten bijten. Uitgerekend van ‘de zurg’ partij bij uitstek had ik meer bezorgdheid op dit punt verwacht.



Beste heer Pleij,
 
Hartelijk dank voor uw uitgebreide mail over de verpleeghuiszorg. Goed te lezen dat u zo betrokken bent bij het verpleeghuis waar uw moeder verblijft. Ik ben het met u eens dat er op meer plekken in e verpleeghuiszorg extra investeringen nodig zijn. Klimaatbeheersing is er één van omdat er zeker zo is dat hete zomers tot grote problemen kunnen leiden. Helaas is de situatie qua personeelsbezetting en salarissen niet bij alle verpleeghuizen op orde. De extra 2,1 miljard komen voort uit het kwaliteitskader verpleeghuiszorg, waarin de personeelsbezetting een belangrijke rol speelt. Dit geld is dus met name bedoeld om de werkdruk in verpleeghuizen te verlichten. De SP is van mening dat dit geld dan ook bij de werknemers terecht moet komen omdat zij uiteindelijk ook voor een belangrijk deel de kwaliteit van de geleverde zorg bepalen. Uw oproep tot het inrichten van isoleerruimten in verpleeghuizen kan ik niet onderschrijven. Het vergt heel veel tijd, kennis en aandacht om met ouderen om te gaan die vanwege hun ziekte agressief worden. Juist daarom is het van belang te investeren in voldoende personeel aanwezig te hebben zodat ook deze mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben.  
 
Met vriendelijke groet,
Maarten Hijink
Tweede Kamerlid SP


Vrijdag 15 februari 2019

STOPPEN MET VOORTPLANTEN IS DE BESTE MILIEUMAATREGEL

In haar rubriek ‘drammer’ in het AD hekelt Irene van den Berg de zogeheten klimaatsceptici  en stelt in navolging van het merendeel der wetenschappers dat we als mensheid snel iets moeten doen aan ons consumptiegedrag, dus minder vliegen, minder vlees eten, minder spullen kopen en minder autorijden.  Ze ziet daarbij de meest voor de hand liggende-, tevens de meest draconische oplossing over het hoofd. Niet het consumptiegedrag is het grootste probleem, maar het idioot hoge aantal mensen dat op deze planeet rondloopt en dus vanzelfsprekend ook consumeert.
Wat echt zoden aan de dijk zet, is een wereldwijd verbod op de menselijke voortplanting. Een verbod dat zeker vijf tot tien jaar van kracht moet blijven wil het effect ressorteren. Maar zie dat maar eens te realiseren. Dat is de grote uitdaging waar de internationale gemeenschap nu voor staat. Heel interessant is de rechtszaak die een man in India is gestart tegen zijn ouders omdat ze hem geboren hebben laten worden. Als twintiger is hij tot de conclusie gekomen helemaal geen zin in het leven te hebben. Het recht om niet geboren te worden, is de inzet van deze rechtszaak. Op de wereld worden gezet is iets waar je zelf geen zeggenschap in hebt, terwijl je na eenmaal in de wieg te zijn beland wel geacht wordt een zo succesvol mogelijk leven te leiden. Een weg die doorgaans geplaveid is met ‘levens’grote obstakels, zoals het kiezen van de juiste opleiding, carrière maken, de concurrentiestrijd op de arbeidsmarkt, het vinden van een partner, het opbouwen van een gezin en gezond van lijf en leden zien te blijven. Om over het recht op geluk maar te zwijgen! De generatie die nu opgroeit, moet daarnaast antwoorden zien te vinden op het dreigende wereldwijde voedsel-, brandstof en watertekort, en het oprukkende wassende water als gevolg van het verdampen van de ijskappen. Zo gek is het dus niet om recht te doen aan het recht om niet geboren te worden. Dat kan tevens een adequaat middel zijn in de strijd tegen de overbevolking, waarmee het klimaat optimaal is gediend. Bovendien moet Van den Berg, van wie niet duidelijk is uit hoofde van welke functie ze deze rubriek toegewezen heeft gekregen,  zich maar eens afvragen hoeveel mensen bereid zijn minder te gaan vliegen. Met de constante uitbreidingen van vliegvelden helpt onze regering dapper mee om dit aardbolletje kapot te vliegen.  Wat de regering voorts zou moeten doen, is direct stoppen met maatregelen die de voortplanting juist stimuleren. De kinderbijslag en zwangerschapsverloven dienen onmiddellijk te verdwijnen, net als de gesubsidieerde kindercrèches. De bewust kinderloze singles en paren dienen daarentegen allerlei belastingvoordelen te krijgen als waardering voor het ingeperkte aantal voetstappen dat ze op de aarde zetten.      


Donderdag 14 februari 2019

BERTOLF AF EN TOE HARTVERWARMEND IN IJSKOUDE KRING

Soelaas. Het is zo’n woord waar Sylvia Witteman in haar taalrubriekje in De Volkskrant een mooie beschouwing aan kan wijden. Soelaas staat voor hulp, verlichting, ontlasting, opluchting, verademing, vergemakkeling en verzachting en sinds kort ook voor het tweede theaterprogramma van singer/songwriter Bertolf. De verwarming moest deels van zijn muziek komen, want het was met name in het tweede gedeelte van het concert bitterkoud in de kleine zaal van De Kring. Ik zag me halverwege zelfs genoodzaakt mijn shawltje uit mijn bescheiden journalistentasje te peuteren en stevig om te knopen, want in letterlijke zin ging er een ijskoude wind door het vertrek. Waarschijnlijk had iemand ergens een verbindingsdeurtje naar de boze buitenwereld laten openstaan of niet helemaal goed gesloten, het kwam de theaterbeleving in ieder geval niet ten goede. En het is natuurlijk altijd jammer als de technische- en logistieke aspecten afbreuk doen aan de voorstelling, zoals eerder bij het toneelstuk ‘Heisenberg’ van Theater Rotterdam (nauwelijks te verstaan) het geval was. 
Bertolf was tot voor dit samenzijn voor mij een onbekende grootheid. Die vallen doorgaans juist mee, dus ik nam verwachtingsvol plaats op de tribune, en gelukkig bleef de plek naast mij vrij, zodat ik wat meer armslag had dan waar ik krachtens mijn ticket recht op had. Wederom jammer, want Bertolf is een artiest die je in een wat meer ontspannen ambiance –tafeltjes en stoelen- hoort te beleven. Ik zal de dag prijzen waarop die verschrikkelijke tribune eindelijk is afgeschreven.
Voor wie hem nog niet kent en er dus niet bij was in De Kring: Bertolf is een uitstekende gitarist die zo in het tweede gedeelte bleek ook met de banjo wel raad weet, en zoals ze in Brabant zeggen ‘unne goeie gast’ met een leuke, vlotte babbel, en een redelijk zanger bovendien. Het eerste deel is wat statisch van karakter, maar door voor wat meer variatie te kiezen, maakt hij dat na de pauze meer dan goed. Je mag tegenwoordig al blij zijn dat er na de pauze überhaupt nog een voorstelling is. De term ’hartverwarmend’ was af toe zelfs van toepassing, wat gezien de ijselijke, klimatologische omstandigheden meer dan welkom was.
Bertolf presenteerde het gelijknamige album gesteund door een grote band, voor de concerten in het land heeft hij bewust voor een intieme setting gekozen.  De jonge muzikant heeft soms ter inleiding zoveel te vertellen dat je het gevoel krijgt een college bij te wonen over de troost die muziek kan bieden. Dat had een dag eerder tevens een tegeltjeswijsheid van de Meisjes met de Wijsjes kunnen zijn: Muziek is voor iedere emotie de juiste remedie. Het is goed om te horen dat Paul McCartney door de jaren heen een grote muzikale inspiratiebron voor Bertolf is geweest. Niet alleen qua muziek en teksten, de wijze waarop McCartney naar muziek kijkt en ondanks zijn roem en rijkdom daar zelf ook vaak troost, zeg maar soelaas, uit put, was voor Bertolf een mooie opsteker.  Het concert bestaat echter voor het overgrote deel uit eigen composities,  met als uitschieter  ‘Already Down’, een nummer dat geïnspireerd is door de veerkracht die oude bluesartiesten aan de dag weten te leggen om zich via nieuwe songs uit de problemen te zingen. Een mooi persoonlijk verhaal, verteld na de pauze, is dat over zijn overleden gitaarleraar als introductie op de Amerikaanse traditional ‘I’ll Fly Away’. Achter zijn eerste hit ‘Another Day’ gaat ook een interessante gedachtengang schuil.
Zo jong als hij is, schuwde Bertolf niet om op de nostalgische tour te gaan via een terugblik op de band waarmee hij in 2014 het album ‘Color Reporters’ opnam.  Een van de nummers op dat schijfje, ‘Even The Bad Ends Badly’, is zowaar geïnspireerd op een uitspraak van schrijver  Harry Mulisch, niet bepaald een tijdgenoot van Bertolf. Hij verraste het publiek door deze ‘klassieker’ in een aanstekelijke bluegrassversie te spelen. Dat voerde mij in gedachten terug naar een legendarisch optreden van The Flying Burrito Brothers ergens begin jaren zeventig in de Rotterdamse Doelen. En dan met name naar het aandeel dat de Country Gazette, bestaande uit Byron Berline (viool), Roger Bush (gitaar, basgitaar), Kenny Wertz (gitaar), Alan Munde (banjo), in dat concert had. Country Gazette nam verscheidene songs op voor de film Welcome Home, Soldier Boys (1971), inclusief Further Along. Wikipedia leert voorts dat de leden van Country Gazette zich slechts eenmalig met The Flying Burrito Brothers verenigden voor het live-album The Last of the Red Hot Burritos (1972). Aan dat album werd een Europese tournee gekoppeld. Dat concert in De Doelen was dus vrij uniek. Wat mij betreft mag Bertolf op het podium wat vaker de banjo ter hand nemen, en wellicht spoort dit stukje hem aan om zich eens in de muziek van de Country Gazette te verdiepen. Ik weet zeker dat hij er dan naast Paul Mc Cartney heel snel een mooie inspiratiebron bij heeft. Memorabel in ‘Soelaas’ zijn voorts de covers ‘American Tune’ van Paul Simon en ‘Me and My Guitar’ van James Taylor. Jammer alleen dat hij diens ‘Fire and Rain’ ook niet even meenam. Kortom, de eerste kennismaking met Bertolf is me best bevallen. Ik zie hem graag terugkomen, maar dan wel graag in een wat warmere ambiance, wat deels al bereikt kan worden met de genoemde setting van tafels en stoelen, en uiteraard met een substantieel aandeel bluegrass.


Bertolf – Soelaas. Een intieme show met naast Bertolf alleen Rolf Verbaant op pedal steel en zijn buurman, maatje en chauffeur Dirk Schreuders op contrabas.  Gezien door Jaap Pleij op 13 februari in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 13 februari 2019

DE MEISJES MET DE WIJSJES HINKEN OP TWEE GEDACHTEN

Nog voor er ook maar een noot is gespeeld heeft een van de programmeurs van de dinsdagmiddagserie in De Kring de eerste recensie al mogen incasseren.  ‘Bij binnenkomst is het veel te donker in de kleine zaal. Die kleine lichtjes bij de trappen werken daarbij nog eens extra verwarrend. Doe toch gewoon het volle licht aan’. Mijn rechterbuurvrouw voor deze dinsdagmiddag heeft daar zeker een punt. De dinsdagmiddagreeks is vooral in trek bij een wat ouder publiek en ook ik moet met lede ogen de ene struikelpartij na de andere op weg naar de bovenste treden van de tribune met lede ogen aanzien.  Die tribune, toch al allesbehalve mijn favoriete plek voor een theaterbeleving, kan wat mij betreft beter helemaal achterwege blijven. ‘Wie tot de stok ter ondersteuning veroordeeld is, moet het onnodig traplopen bespaard blijven’, heb ik daarmee mijn eerste ‘tegeltjeswijsheid’ al te pakken. Lekker los zitten op verplaatsbare stoelen, dat is voor deze doelgroep veel beter.  Bovendien varen mijn al snel door die knellende tribune getergde benen daar ook wel bij. Aandachtspuntje voor directeur Jan-Hein Sloesen, die deze middag elders in het gebouw een lezing verzorgt in het kader van ‘Vijf Jaar Cultuurlinq’, althans zo hoor ik later onder de borrel van oud-wethouder Jacqueline Chamuleau.

Ik heb dan net met een andere programmeur, Eddy Haers, de mogelijkheid besproken van een eenmalige reunievoorstelling van toneelgroep Variant die in november 1989 door mij en Lia Wierickx is opgericht. Dat zou tevens een mooie gelegenheid zijn om mijn vorig jaar geschreven toneelstuk ‘Koning Willem III en het verdwenen kistje van kroonprins Alexander’ ten uitvoer te brengen. Als Maarten van Rossem dan ook nog bereid is om de historische inleiding voor zijn rekening te nemen, kan dat een heel mooie toneelavond opleveren. Wordt wellicht vervolgd!      

De tegeltjeswijsheid. Al sinds het korte voorproefje van deze voorstelling in mei 2018 ben ik benieuwd hoe Simone Breukink, Arianne Abbestee, Tessa Jimmink en Fardoe Swaanswijk met dit thema aan de slag zijn gegaan. Bijzonder aardig, moet ik al snel constateren. De meisjes hebben allen een guitige uitstraling en met de ‘cliches die Nederlanders tot Nederlanders maken’  weten ze muzikaal ook wel raad. 
 
Aan de hand van bekende nummers als  ‘Ademnood’ en liederen uit het repertoire van Marco Borsato en Ramses Shaffy en via een vraag-en-antwoord-spelletje doorlopen ze het hele spectrum van het Nederlanderschap en gaan daarmee lijnrecht in tegen het betoog Van Maxima, die toen nog als prinses, tot de conclusie kwam dat ‘De Nederlander niet bestaat’. De voorbeelden die de tegeltjeswijsneuzige meisjes aanhalen zijn nogal oubollig en door de tijd ingehaald. Het woord clichés is hier dus wel op zijn plaats. En welke provinciaal is dan de meest rechtgeaarde Nederlander? Via allerlei drogredenaties komen de dames uiteindelijk bij de Zeeuw uit. Die onzinnige rode draad mogen ze wat mij betreft best uit het programma verwijderen, om zich volledig te concentreren op wat zij het beste kunnen: het publiek verblijden met prachtige close-harmony. Een komisch uitstapje is natuurlijk wel gepermitteerd, zeker wanneer ze de Nederlandse man onder de loep nemen en daar exact het juiste voorbeeld voor uit de zaal plukken, maar in deze vorm hinkt het programma nog wat te veel op twee gedachten. Een beetje cabaret en veel serieuze close harmony. Gevoelsmatig is dat niet juist en ook de choreografie had wel iets meer aandacht mogen krijgen. Ik vond het daarnaast jammer dat de meisjes zich bedienden van de originele teksten van ‘Het Dorp’ (Friso Wiegersma, Wim Sonneveld) en ‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’ (Ramses Shaffy) en ‘Ik mis je armen om me heen’ (Marco Borsato). Ik heb na afloop bij twee van de dames nog geïnformeerd of ze de alternatieve teksten op deze liedjes van Alex Klaasen weleens hebben gehoord. Dat bleek helaas niet het geval te zijn. Een gemiste kans, want dat extra komisch effect had wel goed in deze show gepast. Het slotlied, waarmee ze het publiek naar hun verkoopstand lokten, was echter een waar juweeltje. Met de merchandising doen de meisjes aan crowdfunding. Ik hoop toch dat ze een wat steviger fundament onder hun theaterbestaan weten te leggen, want dat verdienen ze ten volle. De meisjes moeten in ieder geval nog een keer terugkomen in De Kring. Tijdens het voorproefje zat een van de meisjes aan mijn rechterschoen te fröbelen, als onderdeel van de complete voorstelling werd mijn enigszins kalende kruin liefdevol onder handen genomen. Daar tussenin ligt nog een geheel braakliggend terrein dat door deze meisjes graag ook eens onder handen genomen zou willen worden, dus ik verwacht wel dat ze het karwei nog eens af komen maken. Wat deze voorstelling voorts definitief heeft bewezen is dat er een duidelijk theaterpubliek is voor doordeweekse voorstellingen. De dinsdagmiddagserie kan door Jan-Hein met een gerust hart verder worden uitgebouwd, van zes naar minstens acht, maar liever naar tien, en ook op andere dagdelen mag De Kring best wat vaker opengesteld worden voor het hooggeëerde publiek. De vrijdagochtenden met toneel van DrieMaalPlankenkoorts wachten immers nog steeds op een opvolger. Maar laat die verschrikkelijke tribune dan alsjeblieft ingeklapt staan!  


De Meisjes met de Wijsjes – Tegeltjeswijsheid. Gezien en meebeleefd door Jaap Pleij op dinsdag 12 februari.


Zondag 10 februari 2019

MEER INTERACTIEF VERMAAK IN ST. ELISABETH IS WENSELIJK

In het AD van zaterdag 9 februari staat onder de noemer ‘Gouwe Ouwe Dansen en Zingen’- wegdromen naar de tijd van elastieken benen’ een leuk artikel over stichting De Tijdmachine. Deze stichting organiseert jaarlijks tussen de tachtig en honderd middagen waarbij de bewoners van onder meer zorginstellingen letterlijk mee worden terug genomen in de tijd. De recreatiezaal wordt dan allereerst omgetoverd in een typisch bruin café uit hun jonge jaren. Dat gevoel wordt nog eens versterkt door de natjes en droogjes die op de tafels worden uitgestald. Het artikel rept over ‘jonge klare, zilveruitjes, dikke plakken leverworst, advocaat met slagroom en pepsels’.
De muziek wordt verzorgd door een band, louter bestaande uit op-en-top professionele muzikanten. ‘Ze begeleiden ook theaterdieren als Freek de Jonge en Claudia de Breij’, meldt verslaggever Jeroen Schmale. Dan ga je je toch afvragen wat dit middagje vermaak precies kost, want ‘professioneel’ verdraagt zich doorgaans niet met ‘vrijwillig’ en ‘voor een prikkie’. Ook voor artiesten staat de tijd niet stil en zo stonden de muzikanten enkele jaren terug oog in oog met Adele Bloemendaal. Ze woonde in het verzorgingshuis waar Gouwe Ouwe die middag was neergestreken en kampte al met een broze gezondheid. Toen de band zijn nostalgische repertoire inzette transformeerde Adele binnen een paar minuten in de topartieste die ze ooit was. Het artikel vermeldt dat niet expliciet, maar ongetwijfeld was haar zo kenmerkende schaterlach ook voor even weergekeerd. Anne Elschot, directeur van De Tijdmachine, onderstreept wat een diepgaand onderzoek naar muziekbeleving onder ouderen en dementerenden in 2018 ook al aantoonde. ‘Een middag zingen en dansen maakt ouderen vitaal. En het brengt herinneringen boven aan de meest krachtige jaren van hun leven. Mensen voelen zich weer even jong. We zagen Adele Bloemendaal veranderen dankzij de muziek. Dat was zo bijzonder, daar hebben we het nog vaak over. Het muzikale deel van het geheugen van dementerenden is zo helder als maar zijn kan’, aldus Elschot. Mijn eigen moeder, die zoals bekend ruim acht maanden (zie boek ‘Ma in Huize St. Elisabeth’) in St. Elisabeth verblijft, stond recentelijk perplex van zichzelf toen er in de centrale huiskamer allemaal plaatjes van weleer werden gedraaid. ‘Mevrouw heeft genoten van Muziek op Maat. Zij vond het zelf onvoorstelbaar ´hoeveel liedjes er nog in haar hoofd zaten en vanzelf naar boven kwamen´,  zo werd opgetekend in het Carenzorgdossier van die avond. Natuurlijk legde Schmale zijn oor ook nog even te luister bij diverse deelnemers. Een mevrouw bewoog hevig heen en weer op ‘Foxy Foxtrot’ van Nico Haak (vandaar die verwijzing naar elastieken benen)  ‘Thuis waren ze nogal streng. Van mijn ouders mocht ik niets, behalve op zondagmiddag naar de dansschool’. Daar raakte deze 85-jarige Jopie Tillemans-Weijers een gevoelige snaar. In St. Elisabeth wordt van allesgeorganiseerd, maar uitgerekend op zondagmiddag is er helemaal niets te beleven. En van een interactieve muziekbeleving is helaas ook geen sprake. Regelmatig treedt er op donderdagmiddag een zangkoor aan, maar dat reikt niet verder dan passief vermaak, al wordt er hier en daar wel driftig meegezongen. Nadeel van een doordeweekse middag is bovendien dat op dat tijdstip slechts seniorenkoren beschikbaar zijn. ‘Het kleine café aan de haven’ van Vader Abraham is best een aardig nummer, maar in St. Elisabeth is het nu wel net zo grijs gedraaid als de baard van dit Pierre Kartner-typetje. Het zou leuk zijn als er ook eens jongerenkoren of dansgroepen langs komen voor een optreden, maar dan moet je toch echt die lege zondagmiddag bij het  activiteitenprogramma betrekken. Uiteraard heb ik bij Anne Elschot nadere informatie opgevraagd over de activiteiten van stichting De Tijdmachine, met name het kostenaspect heeft mijn bijzondere belangstelling. Voorwaarde is natuurlijk wel dat hun reikwijdte tot West-Brabant uitstrekt.          


Zaterdag 9 februari 2019

MARCEL DE GROOT GAAT OP RUSTIGE WIJZE 'DOOOORRR'

Thuis is waar het vuur brandt’. Dat was het thema van Marcel de Groots eerste solovoorstelling onder de noemer ‘Held’. Centraal in deze productie stond een man die jagend op (menselijke) warmte  tot het besef komt dat thuis is waar het vuur brandt. De titel lag dus voor de hand. Het programma werd lovend ontvangen en met zijn lied Woordenman sleepte Marcel zelfs een nominatie voor de prestigieuze Annie M.G. Schmidtprijs in de wacht. Een reprise kon dus niet uitblijven.
Nu ook die extra klus is geklaard heeft Marcel de Groot alle tijd en ruimte in de agenda om met de opvolger DOOR  langs de theaters te trekken. Onbedoeld bevat dit programma een wijze levensles voor de doorgedraaide Matthijs van Nieuwkerk. Je kunt ook op een heel rustige wijze je carrièrepad vervolgen. Dat bewees ‘de zoon van’ vrijdag in De Kring met een programma dat uit louter rustige luisterliedjes bestaat. Sommige nummers zijn nog meegelift uit ‘Held’,  maar dat stoort geenszins. Ze zijn naadloos in te schuiven in het nieuwe repertoire. Liedjes van vader Boudewijn zingt hij al lang niet meer, maar alleen door zijn verschijning roept hij al associaties met de voormalige protestzanger op. Qua uiterlijk is Marcel de Boudewijn van circa dertig jaar geleden. Voor dit programma is pa hem zelfs even te hulp gesneld met een fraaie tekst waar Marcel de muziek onder gezet heeft. ‘Tsja, zo breng ik hem ook weer eens onder de aandacht van het publiek’, zei hij met een milde glimlach.  ‘Het gaat overigens heel goed met hem. Met mij ook, dank u wel’, voegde hij er in één adem aan toe. ‘Moeite om dingen gezegd te krijgen tijdens de aankondigingen’ is een eigenschap die Marcel naast die donkerbruine stem eveneens van zijn vader heeft geërfd. Maar alles wat hij aan muziek de kleine zaal in slingert klinkt even smaakvol als oprecht.  De boodschap is duidelijk.  De held van toen heeft zijn leven nu volledig op de rit. Die hobbel op de weg is ook als bij toverslag verdwenen. Dat is voor een belangrijk deel bassist Bart de Ruiter ‘aan te rekenen’. Deze muzikant, die het podium deelde met Fay Lovsky, Ellen ten Damme, Freek de Jonge, B-Movie Orchestra en Concordia met Huub van der Lubbe, zorgt zeer bescheiden op de achtergrond voor een waardevolle bonkende aanvulling. Marcel durft na diverse geslaagde try-outs voorzichtig te spreken van een geslaagd project. 

‘De samenwerking met Bart de Ruiter pakt bijzonder goed uit en de reacties uit de zalen zijn weer zeer positief’, laat hij via zijn website weten. De tekstbijdragen voor dit programma zijn naast zijn eigen hand afkomstig van Boudewijn Spitzen, Rob Chrispijn, Wouter Planteijdt en Boudewijn de Groot. Tot zijn spijt moest Marcel voor het laatste nummer (er waren geen toegiften) bekennen dat het nieuwe repertoire nog niet op cd verkrijgbaar is, maar gelukkig had hij heel ‘toevallig’ nog wat CD’s van ‘Held’ in zijn koffer aangetroffen. Schijfjes die bovendien voor een zacht prijsje de deur van De Kring uit mochten.  Ook is sinds 2 november 2018 de single ‘Komen en Gaan’ op alle bekende kanalen te downloaden en/of te streamen.

Marcel de Groot – DOOR – Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 8 februari in de kleine zaal van De Kring.


Vrijdag 8 februari 2019

GELD VOOR EXTRA ZORG MOET NAAR KLIMAATBEHEERSING EN LASTENVERLICHTING GAAN

Journalist Hugo Borst kreeg ruim twee jaar geleden voor elkaar waarvan de oppositie in de Tweede Kamer alleen maar kon dromen. Met zijn ‘J’ accuse’ op de voorpagina van het AD wist hij 2,1 miljard euro extra voor de ouderenzorg los te weken. Minister Hugo de Jonge, die dit bedrag mag gaan besteden, heeft alleen voor dit jaar al 600 miljoen euro uitgetrokken ‘waarmee een eerste stap van tienduizend extra zorgmedewerkers kan worden gezet’.  Het kabinet wil koste wat koste voorkomen dat zorginstellingen het extra geld in andere zaken steken dan extra handen aan het bed, en heeft daarom 85 procent van dat geld geoormerkt voor het aantrekken van extra zorgpersoneel. Geld is dus het probleem niet, menskracht wel. 
De krapte op de arbeidsmarkt doet zich ook in de zorgsector gelden. Zorginstellingen zien de bui derhalve al hangen en vrezen dat het geld ongebruikt op de plank blijft liggen. Belangenorganisatie Actiz van zorgondernemers heeft daarom gepleit voor een minder strikte bestedingsnorm. Stringent vasthouden aan de 85-procent norm is in de visie van Actiz contraproductief, en stelt dat de kwaliteit van zorg in zorginstellingen deels ook kan worden verbeterd door de inzet van technologie, waarmee ongetwijfeld wordt gedoeld op de oprukkende robotisering.  De SP-fractie heeft in de discussie met Hugo de Jonge bij monde van Maarten Hijink eveneens gepleit voor minder strenge voorwaarden aan de besteding. ‘Als het niet lukt om voldoende mensen te werven, kunnen we het geld beter besteden aan betere arbeidsvoorwaarden en hoger loon voor het huidig personeel. Want een van de grootste problemen die we hebben in de zorg, is de leegloop bij het personeel’, aldus deze Hijink in het AD. Hier slaat de SP de plank echter behoorlijk mis. Over de salarissen heeft het verplegend personeel weinig tot niets te klagen. In zorginstellingen die hun zaakjes goed op orde hebben, valt het met de werkdruk ook reuze mee. In Huize St. Elisabeth in Roosendaal, waar mijn negentigjarige moeder sinds ruim acht maanden woont, hebben de zorgmedewerkers momenteel voldoende ruimte om de bewoners dat te geven wat ze het hardste nodig hebben: tijd en aandacht. Een tijdje terug heeft de SP hartstochtelijk gepleit voor het aanpakken van teveel verdieners in de zorg. Dat is volkomen terecht, want management en directie zijn doorgaans volstrekt onzichtbaar op de werkvloer. Die kunnen best met een tandje minder toe. Maar het is niet nodig om de huidige handen aan het bed een hogere honorering in het vooruitzicht te stellen. Die 2,1 miljard kunnen veel beter besteed worden.
In mijn recent verschenen boek ‘Ma in Huize St. Elisabeth’ heb ik gewezen op drie enorme omissies. Zo zijn zorginstellingen nog op geen enkele manier toegerust op horrorzomers, zoals we die in 2018 hebben mogen beleven. Een deel van die 2,1 miljard zou geoormerkt moeten worden voor de aanschaf van klimaatbeheersingssystemen van hoge kwaliteit. In 2018 zijn de bewoners de bloedhete zomer door geholpen met lapmiddelen als verplaatsbare vennetjes en mini-airco’s, ijsjes en kletsnatte doeken in de nek. Ik zie de zomer van 2019 nu al met het nodige angstzweet tegemoet, want er is in Den Haag nog geen begin van beleid gemaakt om hier op in te spelen. Van directie en management is in deze helaas ook weinig tot niets te verwachten. In St. Elisabeth stond dit niet eens op de prioriteitenlijst.
Voorts weten zorginstellingen zich geen raad met agressieve bewoners die fatsoenheidshalve niet meer in de reguliere huiskamers te handhaven zijn. Iedere zorginstelling zou dan ook de beschikking moeten krijgen over isoleerfaciliteiten, voor kortere tijd uiteraard, en indien verhuizing naar een GGD-instelling geen uitstel verdraagt zou ook daar veel sneller gevolg aan moeten worden gegeven. Van pappen en nathouden wordt niemand iets wijzer.
Het grootste deel van die 2,1 miljard zou echter moeten gaan naar lastenverlichting voor de bewoners.  De schandalig gemiddelde hoge eigen bijdrage is navenant even hoog als de maandelijkse AOW-uitkering. Wie geen behoorlijk pensioen heeft opgebouwd, moet dus letterlijk op een houtje bijten. Voorts is het ronduit onrechtvaardig dat bewoners in zorginstellingen geen recht hebben op huursubsidie, terwijl ze voor een vierkant kamertje (zonder eigen sanitair) net zoveel huur moeten betalen als mensen die het beter getroffen hebben voor een eengezinswoning. Ik pleit voor een beduidend lagere eigen bijdrage en de invoering van het recht op huursubsidie voor bewoners van zorginstellingen. In een schrijven dat heel lang op zich liet wachten, heb ik van minister De Jonge te horen gekregen dat er geen plannen zijn om de eigen bijdrageregeling aan te passen. Hier is dus  werk aan de winkel voor de SP. Dit geluid zou ik graag zo snel mogelijk door de SP in de Tweede Kamer vertolkt zien, wat uiteraard ook geldt voor de 50Plus-fractie, maar die partij is in dit debat al nagenoeg net zo onzichtbaar als het management en directie op de werkvloer.  Eerlijk gezegd denk ik dat een tweede manifest van Hugo Borst in het AD meer zoden aan de dijk zet. Maar nu is allereerst de politiek aan zet. 
Zoals de Actiz terecht aangeeft kan het vermeende personeels tekort op korte termijn worden opgelost door de inzet van technologie. Het geld dat daarmee wordt bespaard kan aangewend worden om de entertainment-activiteiten een forse impuls te geven, want op dat gebied hebben zorginstellingen ook al teveel ingeleverd. En dat terwijl diverse recente onderzoeken hebben aangetoond dat muziek het ideale levenselixer is om bewoners van zorginstellingen een flinke geestelijke oppepper te geven.  Zo moeilijk is het dus niet om minister Hugo de Jonge van die 2,1 miljard euro af te helpen.            


Vrijdag 8 februari 2019

LAAT 'DE LAATSTE' NIET DE LAATSTE VAN JACK WOUTERSE ZIJN

Hein Janssen vroeg zich in zijn recensie in De Volkskrant af of ‘De laatste’, door hem omschreven als ‘origineel, af en toe vervreemdend en ontroerend theater’ , een verhaal van ‘een zoekende, eenzame man met zijn trouwe hond’ wellicht over acteur Jack Wouterse zelf gaat. Gelukkig constateert Janssen zelf direct dat het er ook niet toe doet, want het beantwoorden van die vraag zou de magie van het theater inderdaad alleen maar doorbreken.  Gelukkig leert de bijbel ons dat de laatsten de eersten zijn. Er zijn voorbeelden te over van het waarheidsgehalte van deze profetische woorden. 

In een sportwedstrijd waarbij het er om gaat als eerste over de finish te komen, heeft de laatste op het oog altijd minder kans om te winnen dan de eerste. Wie vooraan ligt, hoeft namelijk minder meters af te leggen tot de finish dan degenen die achteraan zitten of rijden. Maar de mysterieuze, verborgen krachten in de sport leren ons dat er meer aan de hand is. 

Wanneer twee schaatsers met een behoorlijke snelheid vlak op elkaar rijden, dan komen er onvermoede oerkrachten los. Twee gaan daadwerkelijk harder dan één, waarbij de tweede er minder moeite voor hoeft te doen omdat hij een duidelijk doel heeft om zich op te richten. Bij het wielrennen is dat nog beter te zien. Als er zes renners een groepje vormen, en ze rijden achter elkaar, dan levert de voorste veel meer energie dan de anderen. Hij moet meer luchtweerstand overwinnen dan de directe belagers, er is niemand die voor hem de wind breekt. En luchtweerstand is het grootste obstakel voor de wielrenner. Daarbij valt de wrijving van de banden en het asfalt in het niet. Hoe lager de luchtweerstand, hoe minder energie nodig is om snelheid te maken. De derde renner in het groepje hoeft zo’n dertig procent minder energie te leveren dan de eerste. Tel uit je winst. De eerste wordt dus laatste omdat de anderen profiteren van zijn harde, zware werk.
Gelukkig telt dit competitie-element niet in de verheven wereld van het toneel. ‘De Laatste’ is vooral een ware tour-de-force van een rasacteur. Als Wouterse toch zoals Janssen voorzichtig suggereert een verhandeling over zijn eigen leven heeft geschreven, waarbij het nog maar de vraag is of die zoekende man het rechte pad weet terug te vinden, voor zover hij die ooit bewandeld heeft, is dat voor mij stof tot overpeinzing.  Wouterse loopt immers slechts twee dagen korter op aarde rond dan uw verslaggever, misschien moet ik mij zelf dan ook wel zorgen gaan maken over de toekomst. Onze levens hebben echter allesbehalve parallel gelopen. Daar put ik dan maar moed en vertrouwen uit. 



Een felle, kleine lichtbundel tast het witte laken af. In het aardedonker trekt een straaltje licht vierkanten en cirkels. Op het filmdoek verschijnt het bont geschminkte luid bulderende hoofd van Jack Wouterse. Dat geeft de voorstelling al direct iets onheilspellends. Het wordt zeker geen gezellig avondje toneel. Dat is dan wel duidelijk. Waren we als publiek maar wat eerder in zijn leven verschenen, want als beminnelijke jongeling was hij een rasecht zondagskind. Circus, toneel, film, het kwam hem tegen een fikse vergoeding ogenschijnlijk allemaal vanzelf aanwaaien. Die fikse vergoeding ging echter grotendeels op aan het spul dat hij in grote hoeveelheden in zijn neus stopte. Op dat punt aanbeland is de suggestie van Janssen wel verklaarbaar, want Wouterse heeft nooit een geheim gemaakt van zijn langdurige cocaineverslaving.
Autobiografisch of niet, De laatste is los van dat alles een indrukwekkend en boeiend portret van de oude Jacob, een man die toch nog zo graag iets tastbaars wil nalaten voor het nageslacht. Dat levert een aandoenlijk beeld op van een uitgebluste man die op zijn zolderkamertje met primitieve middelen een film over zijn leven in elkaar probeert te draaien. Naast de vele mensen die hij in zijn succesperiode heeft leren kennen, belicht Wouterse vooral de onvoorwaardelijke liefde die de oude Jacob voor zijn hond Alibaba koestert.  Jacob laat zich desondanks niet afleiden van zijn hoofddoel, hij wil de film opdragen aan zijn door een tragisch ongeval in Spanje om het leven gekomen vrouw Laura. Kennelijk had Laura een voorgevoel dat ze vroegtijdig van haar man moest scheiden,  want als een van de meest waardevolle- en nuttige  herinneringen heeft ze hem een to do-lijst nagelaten, bedoeld om te voorkomen dat hij in een diep, zwart gat weg zou sukkelen. Jacob kreeg de opdracht aan de wandel te gaan, en zich ook dansend en zingend door het leven te slaan. Ondanks dat Laura wist dat hij daar helemaal geen talent voor heeft,  moest Jacob van haar ook het schilderspalet ter hand nemen, Zijn toekomstige kunstzinnige uitingen zag ze het liefst bewonderd worden door een nieuwe hartsvriendin. Uit de verhalen die hij al schilderend en filmend ophoest, wordt duidelijk dat Jacob een lange weg te gaan had om zijn leven weer enigszins op de rails te krijgen. Met de film wil het ondertussen niet vlotten. Hij worstelt teveel met het script en het scenario om zijn heilige missie te voltooien. Te vrezen valt bij het doven der toneellichten dat Wouterse het uiteindelijk toch niet zal redden in deze harde maatschappij. Dat hoort inderdaad bij de magie van het theater, maar je moet er toch niet aan denken dat  ‘De Laatste’ inderdaad het laatste is dat het theaterpubliek van deze rasacteur te zien krijgt. De vrees is gerechtvaardigd dat zijn gezicht bij de grote massa daarna alleen nog maar associaties oproept met die alleszins geestige reclamefilmpjes van de C1000 waarin Wouterse destijds zo schitterde. Dat deze eens zo aantrekkelijke super inmiddels is opgeslokt door  grote concurrent Jumbo  stemt ook al niet bepaald vrolijk met betrekking tot de mogelijke roem die nog verzilverd kan worden. Wijlen cabaretier Fons Jansen liet in een act een acteur tegen een collega zeggen: ik vond jou in de Sunil beter dan in de Hamlet. In deze tragiek schuilt wellicht een mogelijk nieuw toneeldrama voor Wouterse. Onbekend maakt onbemind, maar louter bekend van ondergeschikte prestaties is ‘de komiek’ en ‘de tragiek’ van Freek de Jonge ineen.


 De Laatste – Jack Wouterse   Gezien door Jaap Pleij op woensdag 6 februari in de kleine zaal van De Kring. 


Vrijdag 8 februari 2019

JAMMER DAT HUGO DE JONGE ZIJN STRIJD NIET BREDER TREKT

Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid heeft de strijd aangebonden  met de eenzaamheid onder ouderen. De minister erkent dat hij ondanks de krachten die hij wil bundelen er niet in zal slagen de gevoelens van eenzaamheid helemaal weg te nemen, maar met een substantiële vermindering is hij al tevreden. Uiteraard vindt hij bij deze krachtproef Jan Slagter,  voorzitter/presentator/commentator/columnist en zelfbenoemde Robin Hood van Omroep Max aan zijn zijde.  Op een prominente plek laat Slagter via zijn lijfblad MaxMagazine weten dat hij op 12 februari hoogst persoonlijk aanwezig zal zijn bij een bijeenkomst op het ministerie ‘om te komen tot een Nationale Coalitie tegen de Eenzaamheid’. Wordt vervolgd dus!
Het is jammer dat Hugo de Jonge zijn strijd niet wat breder trekt. Ik heb de minister er herhaaldelijk op geattendeerd dat ouderen die de pech hebben op een zorginstelling aangewezen te zijn ten gevolge van een absurd hoge bijdrage hun gehele maandelijkse AOW-uitkering direct kunnen inleveren bij het CAK. Sterker nog, zonder de betrokkene ook maar iets te vragen verrekent de uitkeringsinstantie de bijdrage meteen met het uit te keren AOW-bedrag. Na lang aandringen heb ik eindelijk een reactie ontvangen op mijn vele brieven van de plaatsvervangend directeur Zorgverzekeringen die mij namens de minister laat weten dat ‘er geen plannen zijn om de eigen bijdrageregeling verder aan te passen’. Het hoge peil van de zorg in Nederland kan volgens mevrouw de plaatsvervanger, zelf ongetwijfeld een grootverdiener,  alleen maar gehandhaafd blijven ‘indien ook de verzekerden daaraan in financiële zin een steentje bijdragen’.  Een steentje? Hoe groot denkt de bewindsman dat het steentje is dat deze ouderen maandelijks overgemaakt krijgen? Met andere woorden, de minister heeft geen boodschap aan de financiële noden van deze kwetsbare doelgroep. Wat hem betreft mogen ze rustig tot hun overlijden op een houtje blijven bijten, terwijl uitgerekend financiële draagkracht een prima middel is om de eenzaamheid onder ouderen te verminderen. Het blijft dus bij mooie maar lege woorden bij deze minister. Helaas kan ik zelf op 12 februari niet aanwezig zijn bij die Haagse bijeenkomst waar Slagter zo hoog van opgeeft, maar wellicht kan Mister Max dit pijnpunt nog eens bij zijn vriend Hugo –ze zijn inmiddels aardig close- aan de orde stellen. Als het gesprek dan toch een kritisch karakter heeft, moet Slagter de minister ook maar eens vragen waarom bewoners van een zorginstelling geen recht hebben op huursubsidie, terwijl ze voor een vierkant kamertje (vaak zonder eigen sanitair) net zo veel moeten dokken als de bewoners van een ruime eengezinswoning. Die vraag had ik zelf uiteraard ook gesteld aan de minister, maar daar liet hij zijn plaatsvervangend directeur Zorgverzekeringen niet op ingaan. Ik ben benieuwd of Slagter ook op dit punt wat wijzer wordt in Den-Haag. Ik lees het graag in zijn lijfblad.


Donderdag 7 februari 2019

'APOCALYPSE HOW' SCHREEUWT OM EEN VERVOLG

Ik betrapte mezelf erop dat ik na afloop van de voorstelling ‘Apocalypse How’ in restaurant Over de Tong al bezig was het vervolg te schrijven. Gelukkig bracht oud-wethouder Kees Jongmans mij bijtijds weer terug in de realiteit, want het moet er nu eindelijk maar eens van komen dat ik het boek ‘De nieuwe verlosser die niet voor de Oranjes wenst uit te komen’ga schrijven. Een tweede ‘Apocalypse’ kan ik daar echt niet bij hebben. Bovendien denk ik dat tekstschrijver Simon Weeda en regisseur Ivar van Urk daar zelf heel goed toe in staat zijn. Hun eerste ‘Apocalypse’ leverde een alleszins boeiend schouwspel op. 
Het publiek heeft bij binnenkomst al direct zicht op Nel uit Spijkenisse (Julia van de Graaff), die onderuitgezakt in een stoel met een koptelefoon op de ronde toet lekker in haar sas naar een filmpje ligt te kijken. Heel lang duurt die lieve vrede niet, Haar dochter Foekje (Elisa Beuger) komt samen met haar echtgenoot Evert (Stijn Westenend) moeder inlichten over een naderend onheil. De regering heeft namelijk het nietsontziende besluit genomen om het Uiterwaardengegebied onder water te zetten en dat betekent dat Nel ter voorkoming van een zekere verdrinkingsdood haar woning stante pe dient te verlaten. Een stapel ongeopende post wijst er op dat Nel al lang afscheid heeft genomen van de gangbare wereld. Foekje is echter niet geheel gedreven door moederliefde naar deze zuidelijke voorpost van Rotterdam gekomen. Mede door het cynische commentaar van echtgenoot Evert wordt al snel duidelijk dat eigenbelang een zeker net zo’n grote rol speelt. Het leven is Foekje niet bepaald gunstig gezind geweest en nu aast ze op de opbrengst van het huis en de oprotpremie die de regering wil betalen om Nel haar huis uit te krijgen. Die voorstellen liggen ongetwijfeld allemaal verborgen in die stapels brieven. Of Nel bereid is het leven van haar dochter op die manier weer op de rails te zetten, is zeer onwaarschijnlijk. Tussen beiden is niet veel liefde verloren gegaan. Foekje rekent dan ook op de onvoorwaardelijke steun van Evert die op deze manier zijn overspel enigszins goed kan maken.  Evert wekt niet bepaald de indruk een liefdevolle door spijt overmande  echtgenoot te zijn. Foekje is dus uiteindelijk op zichzelf aangewezen om haar dromen waar te maken. Na diverse fysieke- en mentale botsingen ontdekt Evert dat de gehele kelder vol ligt met hoogwaardige medische apparatuur. Aanmaningen om de bijbehorende rekeningen te betalen maken ongetwijfeld ook substantieel deel uit van de stapel ongeopende post. Opvallend verlekkerd vertelt Evert zijn gade dat er bij Nel helemaal niets te halen valt, en dat ze slechts een berg schulden achterlaat. Nel zelf lijkt inmiddels de geest te hebben gegeven, maar dat dachten we een scene eerder van Foekje ook. Stel dat Nel de moeder-dochter-confrontatie niet heeft overleefd, dan wacht Foekje ook nog eens een jarenlange gevangenisstraf. Er is minder voor nodig om compleet doorgedraaid te raken. En dan heeft Evert ook nog een onheilsbericht voor haar in petto. Foekje neemt Nels plaats in de luie stoel in en lijkt zich op haar beurt van de boze buitenwereld af te willen zonderen. Van Evert heeft ze niets te vrezen. Die stelt doodleuk hier absoluut niet aanwezig te zijn geweest. Daar kan het vervolg beginnen. Komt Foekje nog in beweging voordat het wassende water zijn vernietigende werk doet, of begint deel 2 met een poolshoogte nemende Evert die met een nieuwe liefde een geheel ander bestaan heeft opgebouwd. Heeft Nel echt het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild, of krijgen we een onnavolgbare wederopstanding voorgeschoteld?  Het toneelspel is gedurende de gehele voorstelling bijzonder boeiend en kent geen zwakke punten. De drie acteurs zijn ook uitstekend aan elkaar gewaagd. Helaas schelen Beuger en Van de Graaff te weinig jaren voor een geloofwaardige moeder-dochter –relatie, maar dat is de artistieke leiding graag vergeven. Komen ze er met het vervolg toch niet (helemaal) uit, dan mogen ze mij altijd even bellen.  Een vervolg is zeker nodig om duidelijk te maken waardoor het in deze levens zo gruwelijk mis is gegaan.      

Tg. Lynx – Apocalypse How. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 5 februari in de kleine zaal van De Kring. De technische versterking blijft een aandachtspunt voor De Kring, want dat had beduidend beter gekund.  


Maandag 4 februari 2019

DE KRING STELT THEATERLIEFHEBBERS VOOR MOEILIJKE KEUS

Om met het goede nieuws over De Kring te beginnen. Zoals bekend heb ik mijn vaste recensentenhoekje in restaurant Over de Tong geruime tijd moeten missen. Het met twee stoelen uitgeruste tafeltje maakte in december plaats voor de veel te lang gehandhaafde kerstboom, maar na het optreden van de ‘Fiere Vrouwen’ afgelopen zaterdag constateerde ik tot mijn genoegen dat mijn vertrouwde werkplek weer in ere was hersteld. Ik werd zowaar zelfs verwelkomd met een glaasje van die overheerlijke Kring-knabbelnoten. Jammer alleen dat de voorstelling van de Fiere Vrouwen nogal tegenviel, om het maar heel mild uit te drukken. Net als een dag eerder ‘Fresku’, die in het geheel niet leuk of puntig was en niet veel meer te bieden had dan een persoonlijke familiegeschiedenis, waarvan je constant dacht ‘wat moet ik hier mee?’ Maar na binnenkomst gaf hij de bezoekers op de eerste rij wel keurig een hand, wat hij na het matige slotapplausje nog eens herhaalde. Dat dan weer wel! 
Wat me met het oog op de naaste toekomst niet bepaald vreugdevol stemt is dat De Kring op 19 maart Freek de Jonge met ‘De Suppoost’ heeft geprogrammeerd tegenover de verhandeling over Baruch Spinoza, Nederlands bekendste filosoof, op tekst van Tineke Beeckman, opgevoerd door Han Kerckhoffs namens het Zuidelijk Toneel. Een vrij ongelukkige programmering, om het wederom mild uit te drukken, je mag er van uitgaan dat beide voorstellingen appelleren aan een gelijk gestemd publiek, dat zich nu voor een lastige- zo niet onmogelijke keuze geplaatst ziet. Waarom ‘Spinoza’ bij voorbeeld niet ’s middags gespeeld als extra voorstelling in de dinsdagmiddagreeks? Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Creativiteit mag je in een schouwburg toch op het podium en in de burelen verwachten!
Maar wat kunnen we op 19 maart van Freek de Jonge verwachten? Ik verwacht toch dat de meeste belangstelling deze avond naar Neerlands beste cabaretier ooit zal gaan.  Als Gidi Heesakkers van De Volkskrant gewoon haar werk had gedaan, was me dat als proefabonnementlezer nu wel enigszins duidelijk geworden. Twee dagen na de door haar bezochte voorstelling in Utrecht op maandag 21 januari ging echter de telefoon in Huize Heesakkers. ‘Met Freek de Jonge’, kreeg ze te horen toen ze na twee gemiste oproepen terug belde. Hoe ze het had gevonden?, wilde de notoire recensenten-nabeller van Gidi weten. Haar recensie was op dat moment nog niet geschreven, laat staan gepubliceerd, dus ze verwees naar een opmerking die Freek had gemaakt in de voorstelling: ik ben mijn oordeel aan het uitstellen. Met de lezers deelt Gidi haar gevoel dat ‘veel in de lucht bleef hangen’. Het was Freek niet gelukt om haar voldoende duidelijk te maken waar hij heen wilde met ‘zijn vurige pleidooi voor bevrijdende kunst, zijn bespiegelingen op een uit elkaar groeiende maatschappij, zijn analyse van een begrafenishit van Frans Bauer waarmee taaltechnisch van alles mis is, verhalen over het onderscheid tussen de ratio en de macht van het gevoel, hoe al die dingen met elkaar zouden samenhangen’. Wellicht in vertrouwen, dat nu dus beschaamd is, vertelde Freek dat het wat hem betreft een beroerde avond was geweest, onder meer omdat hij hele stukken had overgeslagen, essentiële stukken met name, wat hij toeschreef aan een voorval met een technicus voor aanvang. Of Gidi dus zo vriendelijk wilde zijn om nog een keer te komen kijken, smeekte hij haar bijkans. Aan zo’n verzoek recht uit het hart, geuit door de grote maestro, kon en wilde Gidi geen weerstand bieden. De keuze viel op schouwburg De Meerse in Hoofddorp, en dat pakte goed uit, omdat Freek in haar ogen deze keer wel een helder en samenhangend betoog hield. De lezers van De  Volkskrant bleven echter opnieuw onwereldkundig van haar bevindingen, want ze schreef wederom geen recensie, maar maakte een afspraak met Freek om te praten over het verschil tussen Utrecht en Hoofddorp. En daar deed ze uiteraard wel verslag van, dat terug is te vinden in De Volkskrant van vrijdag 1 februari. 
‘Ik wil altijd weten wat een recensent gezien heeft, wat hij misschien gemist heeft, wat het misverstand kan zijn. Ik heb een recensent natuurlijk niks te verwijten, maar ik ben wel afhankelijk van die recensies. Bij sommige anderen zitten de zalen vanzelfsprekend vol, bij mij is dat niet zo’. Zo verklaarde Freek tijdens het witte wijn sippen zijn obsessie met recensentenbezoek. ‘Het is onherroepelijk duidelijk dat ik de zaak aan het afronden ben. Dat is mede de reden dat ik je gebeld heb. Het zou wel heel akelig zijn als een van mijn meest ambitieuze voorstellingen in de kiem gesmoord zou worden. Als ik tot slot alles ga bederven’, gunt Freek bij het afscheid Gidi een wel heel ruime blik in zijn gemoedstoestand. Ik ben benieuwd hoe Gidi en Freek die avond uit elkaar zijn gegaan. Zou ze hem nog even hebben geknuffeld of een klein kneepje in de wang hebben toegediend? Zo vaak ben je als recensent immers niet in de gelegenheid om een artiest van deze statuur zo intiem te interviewen.
Freek zegt in dit gesprek dat de zalen bij hem niet vanzelfsprekend vol zitten. ‘Niet meer’ en ‘Niet altijd’ is meer overeenkomstig de waarheid. In zowel Utrecht als Hoofddorp waren er nog wel kaarten beschikbaar, maar veel konden dat er in de waarneming van Gidi niet geweest zijn. Het zou mij eerlijk gezegd ook niet verbazen indien de grote zaal van De Kring op 19 maart slechts enkele lege plekken vertoont. Het is goed denkbaar dat dit de laatste kans is om Freek in levende lijve op het podium te zien, want hij heeft immers gedurende de laatste levensfase van zijn schoonvader Eli Asser van dichtbij meegemaakt hoe dramatisch de doodstrijd kan uitpakken. ‘Het niet willen afhaken. De manier waarop je losgelaten wordt door je omgeving. Dat mensen simpelweg niet meer in je geïnteresseerd zijn. Je hele leven heb je de glorie meegemaakt van de aandacht en opeens voel je het wegglijden’. Freek lijkt me er de man niet naar om die gifbeker van het artiestenbestaan helemaal uit te drinken. Het is dus verstandig om op 19 maart het zekere voor het onzekere te nemen. Ik ben intussen wel benieuwd of hij mij op 20 maart ook zal nabellen. Het zou dan wel verstandig zijn om dat zo vroeg mogelijk te doen, want ik ben niet van ‘het uitstellen van mijn oordeel’. Althans niet te lang. Ik heb echter zo’n donkerbruin vermoeden dat ‘de geschreven media’ in Freeks gezichtsveld beperkt blijft tot De Volkskant, Trouw en het NRC. Maar het blijft voor mij natuurlijk wel jammer van ‘Spinoza’.  Hoe die voorstelling was, zal ik misschien van de Roosendaalse Spinozakenner bij uitstek, Jan Boerma, vernemen.
Een kleine aantekening nog: ik doe graag een beroep op de techniek in De Kring om deze avond zeer alert te zijn. Het toneelstuk ‘Heisenberg’ door Theater Rotterdam ging op woensdag 23 januari behoorlijk de mist in. Niet alleen was het verhaal veel te mager, beide acteurs, Hans Croiset en Elsie de Brauw, waren nauwelijks te verstaan. Dat mag Freek natuurlijk niet overkomen!                  


Maandag 4 februari 2019

BIBLIOTHEEK VANNU MIST EEN ROOSENDAALSE BOEKENPLANK

Sinds lange tijd was ik maandagochtend eindelijk weer eens in de gelegenheid om even binnen te lopen bij bibliotheek VANnU. Dat probeerde ik te doen met de ogen van een buitenstaander. Stel dat ik een wat diepgaander belangstelling heb voor Roosendaal dan louter verpozing, wat kan ik hier dan op een toegankelijke manier allemaal te weten komen over de stad en zijn geschiedenis? Een presentatiehoek gevuld met boeken over Roosendaal en van Roosendaalse schrijvers en uit het verdere verzorgingsgebied waar je bij binnenkomst direct tegenaan loopt zou een mooi proza/poëzie-visitekaartje voor het belevingsgevoel zijn dat de gemeente zo graag propageert. Die boeken zullen ongetwijfeld ergens te vinden zijn in de collectie, maar van een overzichtelijke tot lezen stimulerende presentatie is helaas geen sprake.
Aan de huidige inrichting kun je amper zien in welke stad je je precies bevindt. Slechts de stapeltjes huis-aan-huis-blaadjes wijzen enigszins in die richting, maar dat is niet het eerste waar de echt geïnteresseerde buitenstaander naar op zoek gaat. Zoals bekend overwegen de bibliotheken VANnU en Het Markiezaat om per 1 januari 2020 te fuseren. Dat is een uitgelezen kans om de presentatie nog wat breder te trekken.  In Roosendaal een tweede, wat kleinere hoek voor de boeken met een Bergs karakter. In Bergen op Zoom uiteraard precies andersom. Die presentatiehoeken laten zich gemakkelijk vullen. Alleen Jac Linders, Rien Broere en Jan Cartens hebben al een indrukwekkend oeuvre bij elkaar geschreven.  Het VVV zou ook op deze literaire Roosendaalpresentatie kunnen inhaken door verschillende boekpakketten tegen een voordelige prijs aan te bieden. Op het lijstje van plaatselijke producten ontbreekt het literaire aandeel volledig. Ik weet zeker dat wanneer iemand in de bieb ‘De Verloren Tuin’ van Jan Cartens openslaat direct naar de VVV snelt om het boek aan te schaffen. Zeker wanneer dit prettig geprijsd is. Dit meesterwerk grijpt je direct bij de strot en als je er eenmaal in begonnen bent, wil je ook weten hoe het de hoofdpersoon verder vergaat. Na ruim vierhonderd pagina’s heb je als lezer ook een zeer goede indruk gekregen van het recente verleden van Roosendaal. De titel ‘De Verloren Tuin’ verwijst naar het Emile van Loonpark dat in de ogen van Cartens in de loop der jaren alleen maar aan statuur heeft verloren.   
Over de mogelijke fusie met Het Markiezaat zei bestuurder Frederique Assink van VANnU het volgende: ‘Bibliotheken zijn meer dan plekken waar boeken uitgeleend worden. Het zijn ontmoetingsplaatsen, plekken waar leerlingen komen om te studeren. Daarnaast is de bieb een grotere rol gaan spelen in de aanpak van bijvoorbeeld laaggeletterdheid. We zijn nu allebei te klein om al die veranderingen aan te kunnen’. Zelf heb ik deze maandagochtend gemerkt dat er ook veel mensen binnenlopen die na enig speurwerk een boek ter hand nemen en gezellig een tijdje gaan zitten lezen. Bij de heropening van VANnU  vorig jaar zei Assink het denkbaar te achten dat je als bezoeker gewoon een boekenlegger in het boek stopt op de bladzijde waar je gebleven bent, om op een nader geschikt tijdstip de draad weer gewoon op te pakken. De ruimte ademt nu inderdaad de huiskamersfeer die de architect voor ogen stond. Ook voor bezoekers uit de regio is een complete Roosendaalplank een middel om de eigen stad te herontdekken en op een andere manier te leren kennen. Bovendien biedt een boek over Roosendaal al snel voldoende gesprekstof om een praatje met je buurman aan te knopen. ‘Zeg, Jan, wat ik hier nou toch lees….!!’ Deze spontane kreet klinkt me nu al als muziek in de oren.
Tevens krijgen de Roosendaalse auteurs en samenstellers met een gerichte opstelling de eer, de aandacht en het respect dat ze ten volle verdienen. Bibliotheek Het Markiezaat is actief in de gemeente Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht. VANnU is de bieb voor Roosendaal, Halderberge, Moerdijk, Rucphen en Zundert. Samen hebben de biebs een verzorgingsgebied van zo'n 300.000 mensen. Een uitermate substantiële doelgroep dus die best wat meer en nadrukkelijker met het eigen literaire cultuurgoed geconfronteerd mag worden! Daarnaast hoop ik dat het bestuur van VANnU ook kans ziet om het interne theater nieuw leven in te blazen. Sinds het betreurde vertrek van Ad Huijzers als uitbater van de Roosendaalse Huiskamer is daar maar bitter weinig te beleven.


Zondag 3 februari 2019

ER WAAIT EEN GURE WIND DOOR ST. ELISABETH

Mijn boekje ‘Ma in Huize St. Elisabeth’ is inmiddels een afgerond project, maar daarmee is het gehele verhaal over deze zorginstelling natuurlijk nog niet verteld. Mijn ‘pleijdooi’ richting minister Hugo de Jonge in het boek bestond grofweg uit drie delen: een betere klimaatbeheersing in zorginstellingen– met name met het oog op nieuwe horrorzomers zoals we in 2018 hebben beleefd, bewoners in zorginstellingen zouden gezien de absurd hoge eigen bijdrage net als zelfstandig wonenden recht moeten hebben op huursubsidie, en het ontwikkelen van een beleid gericht op bewoners die door toenemend agressief gedrag niet meer te handhaven zijn in een reguliere huiskamer. De minister heeft nog steeds niets van zich laten horen, en dat is zo langzamerhand bijzonder schandalig.
Nog een maand te gaan en dan dient het prille voorjaar zich weer aan, terwijl er in Den Haag zelfs nog geen begin gemaakt is met een klimaatbeheersingsbeleid voor zorginstellingen. De bewoners zullen dus straks ongetwijfeld weer met lapmiddelen –windvennetjes, aircootjes, ijsjes, natte doeken in de nek, schaduwplekken – door de zomerperiode heen geholpen moeten worden. Stel dat we hier Australische toestanden krijgen (temperaturen die kunnen oplopen tot 46 graden celcius, om over fahrenheit dus maar te zwijgen). Het afgelopen jaar heeft dat in St.Elisabeth gelukkig nog niet tot problemen geleid, maar te vrezen valt dat die temperaturen van 2018 (tot 37 graden celsius) nog maar een voorproefje was van de ‘hel op aarde’ die ons nog ruimschoots te wachten staat. Het is dus te hopen dat De Jonge tijdig ontwaakt uit zijn winterslaap.
In deze betrekkelijk koude periode lopen de bewoners van St. Elisabeth een gevaar van een andere orde, maar wel gerelateerd aan het klimaat. Het is het eerste wat mijn moeder opvalt wanneer ze aan mijn zijde of in een rolstoel de gang opgaat om een activiteit bij te wonen in restaurant ’t Trefpunt. ‘Goh, wat is het koud hier’, zegt ze dan rillend, terwijl ze haar sjawl en lendedoek nog wat vaster aansjort. Dat is niet zo verwonderlijk. Laantjes 1 is heel dicht bij een zij-ingang gesitueerd en als deze deur open vliegt waait er letterlijk een gure wind door St. Elisabeth. Iets verderop is het risico op kou vatten nog veel groter. Een heel kritisch punt voor ouderen in het gebouw is de zij-ingang die leidt naar de centrale keukenvoorziening in het restaurant. Doordat leveranciers af en aan rijden, gaat deze deur om de haverklap open, waarbij doorgaans geen rekening wordt gehouden met passerende, overwegend dun geklede bewoners. Het zijn niet alleen de personeelsleden van de vervoersbedrijven die zich daar aan bezondigen, ook diverse vaste medewerkers van St. Elisabeth hebben geheel geen oog voor deze zwakke schakel in de gezondheidszorg. Afgelopen donderdag, na afloop van de bingo, heb ik het treintje van rolstoelen even halt moeten laten houden toen een onattente medewerker zonder aanzien des persoons de deur open liet zwaaien, met als gevolg dat er een enorme koudegolf binnen stroomde. Uitgerekend medewerkers van zorginstellingen zouden daar op bedacht moeten zijn, zou je denken. Niet dus. Tenminste niet allemaal.
Structurele maatregelen zijn hier dan ook geboden. De huidige verbindingsdeur zou plaats moeten maken voor een kleine entree met een dubbele deurvoorziening, waarbij de ene deur pas open gaat als de andere is gesloten. Net als bij de hoofdingang dus. Het probleem is dat –zo heb ik me laten vertellen- directie en management van St. Elisabeth geen zeggenschap hebben over het gebouw als zodanig. Als ze wensen hebben op het gebied van aanpassingen moeten ze daarvoor aankloppen bij de zusters, en ik heb geen idee of en in hoeverre deze daar voor open staan. Maar omdat ook heel wat zusters geregeld van deze verbindingsroute gebruik maken, zal de leiding van de congregatie daar toch wel gevoelig voor zijn, lijkt me. Maar wie betaalt dat? Die aardse vraag zal bij het overleg ongetwijfeld als eerste op tafel worden gelegd.  Voorkomen dat bewoners onnodig verkouden worden of nog erger –een ‘griepje’ oplopen, kan in deze situatie van levensbelang zijn. Geld dient hier dan ook geen rol te spelen. Maar het zou wel prettig zijn indien minister De Jonge zijn stilzwijgen eindelijk doorbreekt. Naar verluidt reist hij zich suf voor het afleggen van werkbezoeken. Wanneer mogen we minister De Jonge eens in St. Elisabeth verwachten? Hij hoeft in ieder geval niet bang te zijn -zoals in Rotterdam bij Hugo Borst-  dat hij met de verfkwast moet gaan zwaaien, zelfwerkzaamheid is in dit stukje Roosendaal namelijk al prima verzorgd.     


Vrijdag 1 februari 2019

VOLLEDIGE MARKERING OP HET KADEPLEIN DRINGEND GEWENST

Bakker Nagelkerke boert goed op het Kadeplein. Vooral op zondagochtend rijden de auto’s af aan. Er zijn kennelijk veel mensen die ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ op elke dag van de week, zelfs de dag des heren, van toepassing willen zien. Die (extra) omzet is Nagelkerke uiteraard van harte gegund, maar jammer is het wel dat velen die van ver komen en gebruik maken van het Kadeplein voor het stallen van het stalen ros hun auto helemaal tot op de rand van het plein parkeren. 
Met als dramatisch gevolg dat de doorgang voor passanten in een rolstoel is geblokkeerd. De gemeente kan daar middels een eenvoudige ingreep iets aan doen. Het Kadeplein is namelijk niet geheel gemarkeerd voor de geparkeerde auto’s. Trek de lijnen door tot het denkbeeldige voetpad, waarbij uiteraard genoeg ruimte moet overblijven voor mensen in een rolstoel, en de situatie is in een klap overzichtelijk. Wie dan nog op het Kadeplein met zijn automobiel buiten de lijnen treedt, moet wel een hele grote, lompe hork zijn. Naar aanleiding van een eerdere melding heeft Parkeerbeheer toegezegd extra op ongewenst parkeergedrag te letten, maar ‘rechtlijnigheid’ in de goede betekenis des woords is hier een veel doelmatiger oplossing.