Vrijdag 29 juni 2018

DE WITTE MENS BESTAAT NIET

Het aan museale taalzuivering gewijde artikel in de Volkskrant van 28 juni heeft terecht veel kritiek opgeroepen. Niet gehinderd door enige kennis van zaken maar wel door een tunnelvisie wordt in dit artikel gesteld dat de term ‘blank’ voort komt uit de raciale wetenschappen in de 18e en 19e eeuw. Een oplettende lezer uit Amsterdam had niet veel tijd nodig om deze bewering volledig onderuit te halen. De vermaarde Jacob van Maerlant geeft in zijn uit 1287 daterende boek ‘Der Naturen Bloeme’ de enige juiste omschrijving van de huidskleur van ‘lieden hutermaten lanc die de hut ebben sere blanc’, oftewel lieden met een uitgesproken, blanke huid. De westerse mens dus!

De term ‘blank’ is dus van alle vermeende raciale smetten vrij. Een zekere Schoonderwoerd waagt het in dit stompzinnige artikel zelfs ‘blank’ op een lijn te plaatsen met modewoorden als ‘mieters’ en bastaardwoorden als ‘sapristi’. Linkse drammers en kortzichtige taalzuiveraars willen dat er in het taalgebruik alleen woorden worden gehanteerd die de doelgroepen zelf gebruiken. ‘Prima’, reageerde de verontwaardigde briefschrijver gevat. ‘wat denkt u van het woord ‘blank’?  ‘Dat woord gebruiken blanken al eeuwen zelf voor hun huidskleur’.

De redactie van de Volkskrant stapt helaas met zulke slappe knieën door het journalistieke bestaan dat hoofdredacteur Philip Remarque gezwicht is voor de druk van deze taalterroristen, met als gevolg dat de gezaghebbende binnen de Volkskrant de onterechte term ‘Witte Mens’  heeft opgedrongen aan de  redactieleden. Wie even nadenkt weet dat dit klinkklare onzin is. De Witte mens bestaat net zo min als de Witte neushoorn. Als een mens inderdaad wit is van kleur (hoewel wit eigenlijk geen kleur is), dan wijst dit op een ernstige ziekte of dat de persoon in kwestie te weinig zonnestralen op zich neer laat dalen. Zong de Vlaamse bard Herman Vermandere, die toch echt niet van rechtse sympathieën beticht kan worden, niet heel nadrukkelijk over de ‘bange, blanke man’?      
En moeten we het woord ‘blanke’ in onderstaande tekst echt vervangen door ‘wit’. 

Waar de blanke top der duinen,
Schittert in de zonnegloed,
En de Noordzee vriend'lijk bruisend,
Neêrlands smalle kust begroet,
Juich ik aan het vlakke strand: (bis)
'k Heb u lief, mijn Nederland! (bis)

Duinen zijn van oudsher blank en niet wit, als de slappe knieën media nog meer toegeven aan deze taalverdwaasden dan kan deze tekst dus ook de vuilnisbak in. Ik heb overigens nog wel een nuttige tip voor Taalondeskundig en Co. Als de Volkskrant alleen woorden gaat gebruiken die de aangesprokenen ook zelf hanteren, schrap dan eindelijk eens die walgelijke uitdrukking ‘laag opgeleiden’, waaronder doorgaans ook technisch opgeleiden worden gerangschikt. Wim Kan had in zijn glorietijd al de tegenwoordigheid van geest om te constateren dat driehonderdduizend doctorandussen misschien wat veel is, en dat de maatschappij wat meer respect dient op te brengen voor degenen die het kraantje komen repareren bij deze witte borden-horde, en dat ‘zij die het vuile werk verrichten schoon veel te weinig verdienen’.


Woensdag 27 juni 2018

TEGENSTANDERS NIEUWE BIOSCOOP STAPPEN NAAR DE RECHTER

In een brief aan de gemeenteraad kondigt wethouder Cees Lok van Mobiliteit aan dat de bezwaarmakers tegen de geplande bioscoop aan de Nieuwstraat, vrijwel recht tegenover De Kring, na overleg met de gemeente hebben besloten ‘juridische vervolgstappen te doorlopen’.
‘Naast de bezwaarprocedure is er gesproken over het verkeersplan Nieuwstraat en zijn de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het terrein aangekondigd. Het verkeersplan maakt geen onderdeel uit van de vergunningsprocedure, maar is toegezegd aan de raad en bewoners van de Nieuwstraat. Op 3 mei en 28 mei zijn er werksessies over het verkeersplan geweest met bewoners en andere stakeholders. Het resultaat van deze werksessies is vertaald in een eerste concept-verkeersplan dat de werkgroep Nieuwstraat heeft ontvangen. Op verzoek en in samenspraak met bewoners vindt de bespreking van het rapport na de zomervakantie plaats. Zo hebben de leden van de werkgroep Nieuwstraat meer tijd om het rapport goed te bestuderen. Zoals aangekondigd start in de week van 2 juli het bouwrijp maken van het terrein, dit behelst het verwijderen van de muur tussen het Kuiperstraatje en het terrein naast het polítiebureau. Aansluitend wordt ook het gedeelte met openbaar groen ontmanteld. Na de vakantie start Enexis met het aanpassen van het nog aanwezige transformatorhuis. Omwonenden en bedrijven in de omgeving worden in de week van 25 juni met een brief geïnformeerd over deze werkzaamheden’, aldus Lok.


Dinsdag 26 juni 2018

GEEN KINDEREN, DAN WAS HET MAAR ZO

Nu Ma dankzij de goede zorgen in Huize St. Elisabeth zowel geestelijk als fysiek flink is opgeknapt, vond ik onlangs een geschikt moment om met haar over de inhoudelijke zaken des levens van gedachten te wisselen. Haar huisgenoten op het adres Laantjes 1 zijn nauwelijks aanspreekbaar, en daarom nam ik de kans liever te baat nu het nog kan. Zoals bij ieder bezoek stelde ik de hamvraag of ze de nacht goed was doorgekomen.  Het antwoord kon ik inmiddels wel dromen.  ‘Ja, ik heb vannacht heel goed geslapen, maar wat ik gisterenavond heb gegeten, al sla je me dood’.  Dat laatste deed ik uiteraard niet. Maar zonder dat vooraf te hebben gepland, informeerde ik hoe ze in de vijftiger jaren kort na haar in 1954 gesloten huwelijk, dat Ma transformeerde van juffrouw Proost in mevrouw Pleij, tegen gezinsvorming aankeek. ‘Stel dat jullie geen kinderen hadden kunnen krijgen, was adoptie dan een optie geweest? Ma hoefde daar geen seconde over na te denken. 

‘O nee, geen denken aan. Kinderen van een ander voelen toch nooit aan als eigen. Ik zou het niet krijgen van kinderen wel jammer gevonden hebben.  Maar dan was het maar zo. Waarschijnlijk zouden je vader en ik dan veel eerder aan een hond –van katten moest hij toen niets hebben-  zijn begonnen. Ongetwijfeld zou hij zijn heil hebben gezocht in het houden van vogeltjes. Toen we pas in de Potgieterstraat woonden, had je vader zelf een volière in een van de slaapkamertjes gebouwd. Later kregen jullie (mijn broer en ik) beiden een eigen kamer en toen was daar geen ruimte meer voor. Anders had hij dat kamertje uitgebouwd tot een volledig vogelhuis. Dat weet ik zeker’. Die krappe behuizing voorkwam ook verdere gezinsuitbreiding. Volgens mijn broer hebben wij van Pa en Ma – ik herinner me daar niets van-  begin jaren zestig de vraag voorgelegd gekregen hoe we het zouden vinden indien er nog een broertje of zusje bij zou komen. Fons Jansen had zijn antwoord meteen paraat: ‘het zal nou wel te laat zijn om nee te zeggen’. Hoe wij reageerden, herinnert mijn broer zich niet meer.  Zo gevat als Fons Jansen zullen we wel niet geweest zijn. Het verstand won het uiteindelijk van het hart, want ze zullen die vraag zeker niet zonder bijbedoeling hebben gesteld. Achteraf had ik toch wel graag een zusje gehad. Daar zou Ma in haar huidige situatie veel steun van ondervonden hebben. Steun die zoons van nature nooit kunnen geven.  Dat ze nooit over zou zijn gegaan tot adoptie toont aan hoe wijs ze toen al in het leven stond. Al die misselijkmakende emo-programma’s op tv met aangenomen zonen en dochters die op latere leeftijd zo nodig op zoek moeten naar hun biologische ouders, die ze eenmaal getraceerd hartstochtelijk om de hals vallen, geven mij telkens een vieze smaak in de mond. Zelden was ik het zo met een opinie-artikel eens als dat waarin Jef Rademakers de hypocrisie van het KRO-programma  ‘Spoorloos’ genadeloos aan de kaak stelde. Zonder verdere aanmoediging liet Ma weten dat vrijwel geen der jong gehuwden in de jaren vijftig grote gezinnen zag zitten. ‘Thuis waren we met zijn zessen. Dat nooit meer, stond voor mij bij voorbaat vast. Altijd zaten we boven op elkaars lip. Met alle ruzies van dien’. Twee kinderen werd in die periode zo kort na de oorlog als ideaal gezien. Nu ik zo eens na ging, vrijwel alle gezinnen van ooms en tantes kenden die ‘ideale’ samenstelling. Een enkel nakomelingetje uitgezonderd. Die zes kinderen van grootouderlijke huize produceerden bij elkaar maar net twee nichtjes. Onze familie heeft dus altijd een groot vrouwentekort gekend. Alle emancipatiegolven ten spijt, op kinderloosheid rust tot op de dag van vandaag een klein taboe. Veel bewust kinderloze paren worden ook nu voor hun gevoel te vaak geconfronteerd met de vraag waarom ze geen kinderen willen. Alsof ze iets uit te leggen hebben!  Het lijkt mij heden ten dage echter veel logischer om te informeren waarom mensen wel voor gezinsuitbreiding kiezen. Tien miljard mensen op die kleine blauwe Aardbol, is toch wel erg veel. 

Volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is circa één op de vijf vrouwen kinderloos. Veertig procent van hen is een 'OK-vrouw', een ongewenst kinderloze vrouw, een begrip dat door actrice Halina Reijn bekendheid kreeg. Zij beschreef in haar columns en later in de documentaire 'OK-vrouw' het verdriet dat ze met zich mee torst vanwege haar kinderloosheid. Dat doet eerlijk gezegd nogal naïef aan. In de theaterwereld is het nu eenmaal vaak zo dat je moet kiezen tussen gezin en carrière. Halina Reijn fladdert bovendien graag de wereld over. Met kinderen is dat lastig zo niet onmogelijk in haar positie.

De overige zestig procent is volgens het CBS vrijwillig kinderloos. Sommige vrouwen zijn zo zeker van hun zaak dat ze zich laten steriliseren. Vooral jonge vrouwen moeten daarvoor soms flink onderhandelen met hun arts. Volgens een officiële richtlijn van de landelijke gynaecologenvereniging NVOG dienen vrouwen jonger dan dertig bij een intake 'gewezen te worden op een verhoogde kans op spijt'. Dat heeft wel een reden. Twintig procent van deze vrouwen wil het later weer ongedaan maken. Er zijn gevallen bekend van artsen die jonge vrouwen hebben geweigerd. Toch is het surrealistisch dat een arts zonder de vrouw in kwestie te kennen zo’n standaard oordeel velt over een puur persoonlijke keuze. Na de vraag ‘weet u het echt heel zeker?, waaruit nog een zekere empathie spreekt, dient hij daar verder over te zwijgen.  

‘Twee weken geleden hebben we gehoord dat mijn moeder ongeneeslijk ziek is. Mijn zusje, vader en ik staan klaar te helpen waar het kan. Soms bedenk ik dan wel hoe het straks voor mij is, mocht ik in zo'n situatie komen. Geen kinderen die zich om mij bekommeren. Maar ja, of dat nou zo'n goede reden is om kinderen te 'nemen'? Mijn moeder vertelt ons hoe moeilijk ze het vindt ons achter te laten. Zal dat voor mij straks makkelijker zijn?, ’bracht een Bewust Kinderloze Vrouw in een interview met Trouw haar gevoelens omtrent dit dilemma onder woorden. 

‘Deze wereld is geen plek waar mijn vriend en ik graag een kind in willen plaatsen. Er komen barre tijden aan. Deskundigen verwachten dat er binnen twee generaties vijftig miljoen klimaatvluchtelingen zullen zijn. Voedseltekorten zijn bijna onvermijdelijk, en op plaatsen waar het slecht gaat, krijg je onherroepelijk onrust en opstanden. Ik zie nu al zoveel haatzaaierij. Door IS, maar vooral de reacties daarop: de opmars van anti-islam-organisaties als Pegida en de angst die overheden creëren door bijvoorbeeld de boerka te verbieden. Ik weet dat ik pessimistisch ben, maar het zou me niets verbazen als dit alles leidt tot een nieuwe wereldoorlog’, aldus een ander. 

Veel mensen denken volgens een aantal geïnterviewden te gemakkelijk over het ouderschap.  ‘Ze doen het omdat het erbij hoort, maar onderschatten de impact die het ouderschap op je leven heeft. Zo'n kind kan heel isolerend werken. Dan ben je 24 en staat je leven vijf jaar stil. Zelfs als je af en toe een oppas hebt om uit te gaan, kun je niet de drank of drugs gebruiken die je misschien gewend bent, want stel dat de oppas belt met de mededeling dat je kind van de trap is gevallen, dan moet je er wel zijn’, zo tekende Trouw op

In de Tweede Kamer bepleitte Dilia van der Heem namens de PPR (Politieke Partij Radicalen) destijds voor een zogeheten moederschapsexamen. ‘Opgevoed als net katholiek meisje was het een logische stap: trouwen en kinderen krijgen. De gedachte dat ik ook kinderloos kon blijven, kwam pas bij me op toen ik net getrouwd was. Dat was eind jaren zestig - kinderen krijgen betekende altijd: stoppen met werken. Ik had net de sociale academie afgerond en dacht: waarom moet ik eigenlijk kinderen krijgen? Wil ik dat wel? Nee, bleek het antwoord, en mijn partner dacht er ook zo over. Mensen behandelden me of ik niet van deze wereld was. Kinderen waren de norm. Voor de buitenwereld moest ik vaak het ontbreken van een kinderwens verantwoorden. Dan zei ik: "Er zijn genoeg kinderen op de wereld; daar hoeven wij er niet nog meer bij te zetten. De pil, die toen gloednieuw was, kregen mijn man en ik niet zomaar. Onze arts zei: ‘Voor u als katholieke vrouw is er de periodieke onthouding’. Voor de pil had ik een briefje nodig van de pastoor. Toen ik me op mijn 29ste wilde laten steriliseren, heb ik stevig moeten praten. Ze vonden me te jong.

In de jaren zeventig kwam ik voor de PPR in de Tweede Kamer. Ik zette me in voor carrièrekansen voor vrouwen met kinderen en bepleitte de legalisering van abortus. Bij dat laatste ging het hard tegen hard. Zo kreeg ik uit protest ooit een grammofoonplaat thuisgestuurd met het geluid van krakende schedeltjes. Mij stoorde het dat vrouwen pas een abortus konden krijgen als ze aan allerlei zware eisen voldeden.

In het Kamerdebat betoogde ik dat je aan het moederschap vergelijkbaar hoge eisen zou kunnen stellen. Het is opvallend dat ouders zich nooit hoeven te verantwoorden waarom zij een kind willen. Kinderen mag je zomaar krijgen, leven maken mag je zomaar. Een opleiding in liefde geven en opvoeden is niet vereist’.  Ik kreeg applaus van de tribune, maar enkele van mijn fractiegenoten waren ontsteld: dat kon je toch niet zeggen? Ik sta nog steeds achter die woorden. Iedere vrouw zou zich moeten afvragen: heb ik wel de goede eigenschappen om een moederrol te vervullen?
Wat veel kinderloze paren en singles voorts mateloos irriteert, is dat vaders en moeders zoveel in de schoot geworpen krijgen door de overheid. Kinderbijslag, kinderopvang, verlof om te bevallen, vaderschapsverlof, het lijkt niet op te kunnen met de kind bevorderende maatregelen. . En dat terwijl mensen die zich bewust niet voortplanten veel minder milieubelastende voetstappen op Moeder Aarde zetten. Eigenlijk zou dit gedrag aangemoedigd en beloond moeten worden met extra belastingvoordelen. ‘Als jij straks oud en zorgbehoevend bent, wie  gaat jou dan die zorg bieden?’, was een standaardvraag waarvan voorstanders van kinderrijke gezinnen zich vroeger graag bedienden. Tegenwoordig ligt het antwoord voor de hand: de robots. Who else?’ 


Zondag 24 juni 2018

WELKE ZIEKE GEEST STEELT ACCU EN BEDRADING SCOOTMOBIEL?

In de centrale hal van wooncomplex Marktstede aan de Markt hing zondag een hartekreet op het briefpapier van vakcentrale FNV.  Een bewoner liet op sarcastische wijze weten dat iemand het nodig had gevonden om de accu en de bedrading uit zijn/haar scootmobiel te halen en nu kennelijk veel plezier beleeft aan deze wandaad.  Het is niet aannemelijk dat de dader op alternatieve wijze aan de Halve Marathon wilde meedoen, de conclusie kan dus slechts zijn dat hier een wel heel zieke geest aan het werk is geweest. 
Deze trieste gang van zaken onderstreept weer eens wat ik enkele maanden geleden al aan de orde stelde.  Wie op een scootmobiel is aangewezen, beschikt doorgaans niet over andere vormen van vervoer en is bij een defect of een daad van vandalisme meteen weer volledig  aan huis gebonden. Het veilig kunnen stallen van scootmobiels dient alle aandacht te krijgen van de politiek en woningcorporaties. In het complex Marktstede moet het in principe mogelijk zijn om de scootmobiels van de bewoners en hun bezoekers een afgesloten en afgeschermd onderkomen te bieden. Jaren geleden werden de bewoners praktisch van de ene- op de andere dag overvallen door het bericht van de gemeente dat de groepscontainers per vrijwel onmiddellijke ingang zouden worden ingeruild voor ondergrondse containers. Consequentie van deze ingreep was dat de bergruimte waar voorheen de groepscontainers stonden opgesteld geheel vrij kwam. Ik heb daarom verhuurder/woningbedrijf AlleeWonen (tegenwoordig AlWel) geadviseerd om deze gemakkelijk afsluitbare ruimte geschikt te maken voor het stallen van scootmobiels. De ruimte is zoveel jaren later eindelijk opgeknapt, maar AlWel lijkt nog geen aanstalten te maken om deze suggestie te honoreren. Het is bepaald niet de eerste keer dat ik een ernstig gebrek aan daadkracht bij het woningbedrijf  moet vaststellen, maar ik hoop vurig dat manager Marc van der Steen aangespoord door deze misselijkmakende wandaad daar nu eindelijk eens werk van maakt. Onder meer in het AD heb ik in februari een artikel gepubliceerd met als kop ‘Waar laat ik mijn scootmobiel?’ (zie hieronder). Een probleem dat de komende jaren steeds grotere vormen zal aannemen.  Het is nu aan de politiek en de woningcorporaties om snel actie te ondernemen. Te beginnen in Roosendaal.  

Waar laat ik mijn scootmobiel?
Ergens in de jaren zestig stelde Wim Kan de prangende vraag ‘Waar laten we straks onze auto?’ aan de orde. Het particulier autobezit groeide met de gestegen welvaart zo snel dat de algemene vrees ontstond dat er al ras geen plek meer zou zijn om al dat blik te parkeren. Met behulp van parkeergarages, garageboxen en alternatieve vormen van vervoer (trein, bus, fiets) is dat probleem redelijk binnen de perken gebleven. Nu staat de samenleving voor de uitdaging om een zorgvuldige parkeerwijze te bedenken voor het snelst groeiende vervoermiddel van dit moment, de scootmobiel, waar een groeiend aantal ouderen en mensen met een mobiele beperking nu al sterk van afhankelijk zijn. In sommige woonsituaties leidt de scootmobiel nu reeds tot knetterende conflicten.
In de uitzending van De Rijdende Rechter van dinsdag 20 februari kreeg Mr. John Reid nu eens niet te maken met buurlijke twisten over de tuingrens, maar met wat sommigen reaguurders betitelden als de ‘minidictatuur’ die heerst in appartementencomplex Loevestein in Heemskerk. Een zekere mevrouw Geba Kolijn was daar zielsgelukkig tot ze besloot een scootmobiel aan te schaffen, waardoor ze onder meer zelfstandig boodschappen kan doen in het winkelcentrum. Zich van geen kwaad bewust parkeerde ze haar aanwinst na het eerste ritje in de gemeenschappelijke hal van Loevestein, maar dat was buiten de waard -in dit geval de bestuursleden Dicky Huyser en Marijke de Koning van de Vereniging van Eigenaren (VVE) gerekend. Zij gaven Kolijn te kennen dat het ding zo snel mogelijk weg moet.
Want, zo redeneerde het bestuurlijk smaldeel:  in het halletje staat al een booster geparkeerd; die van Marijkes invalide man. Meneer Koning kan met zijn rolstoel moeilijk bij zijn karretje komen als deze wordt geblokkeerd door de booster van zijn buurvrouw. De blik op de situatie die ons door de camera van de Rijdende Rechter werd gegund, maakte direct duidelijk dat met een iets andere indeling van de aankleding in de hal voor de scootmobiel van Kolijn best een plekje gecreëerd kan worden. Maar plaatsing zonder nadrukkelijke toestemming van de VVE is nu  
eenmaal tegen de regels van het huishoudelijk reglement en daar hielden de dames Huyser en Koning strikt aan vast. Na een kijkje ter plaatse te hebben genomen en de gebruikelijke hoorzitting velde Mr. John Reid het Salomonsoordeel. Hij stelde tot verrassing van veel kijkers, zoals niet veel later zou blijken, onomwonden dat de scootmobiel daar niet mag blijven staan. ‘Als er alternatieve stallingsmogelijkheden zijn, dan mag de VvE toestemming weigeren. Ik heb kunnen vaststellen dat mevrouw de scootmobiel na een kleine herinrichting prima in de eigen woning kan stallen. Bovendien zijn er mogelijkheden om het ding buiten te parkeren. Dat dit bij u slechts op bezwaren van financiële aard stuit, valt buiten de verantwoordelijkheid van de VVE en die hoeft daar dus ook geen rekening mee te houden. Wel moet de VVE maatregelen nemen om beschadiging van de lift te voorkomen. Mevrouw Kolijn vreest nu terecht dat ze daar straks ook op aangesproken wordt als ze enigszins onhandig manoeuvreert. Dit is mijn uitspraak en zo zit het’. Het gezicht van Kolijn en dat van haar bepaald niet op het mondje gevallen dochter stonden ondertussen op onweer. De bestuursleden reageerden echter opgetogen op de uitspraak, wat ze bekrachtigden met een stevige high five. Dat overwinningsgebaar viel niet bepaald in goede orde bij het kijkersvolk. Facebook en Twitter ontploften zowat. ‘Die twee heksen van Loevestein zijn een reminder om nooit in een koopappartement met VvE te gaan wonen', concludeert ene Wilma. Kijker Carola vindt het jammer dat 'de Gestapo' gelijk kreeg en een ander vindt de high five 'echt onder de gordel'. En dat waren dan nog de meest milde reacties. Zelden oogstte een uitspraak van Mr John Reid zoveel kritiek. Het gevolg is dat Kolijn de enige hobbykamer in het appartement nu moet opofferen en moet ombouwen tot een stallingsplek voor haar karretje. Met ‘de mogelijkheid om buiten te parkeren’ doelde Reid op een zogeheten scootmobielparkeerbox, waar volgens een gebruiker een prijskaartje hangt van 3500 euro (op jaarbasis neem ik aan). Zo’n parkeerbox neemt een volledige parkeerplaats in, aan de veiligheid kan ook getwijfeld worden, en bovendien moet de gemeente daar nog eens expliciet toestemming voor geven. Allemaal zaken waar Mr John Reid, die na de uitspraak vrolijk weg reed in zijn dure automobiel, geen rekening mee had gehouden bij het schrijven van zijn vonnis. Kort voor die uitspraak nodige zijn side-kick, de immer begripvolle Jetske van den Elsen, de kijkers nog eens op burenproblemen aan de Rijdende Rechter voor te leggen, want zo sprak ze wervend ‘wij lossen het graag voor u op!’. In dit Trumptijdperk kan die uitspraak gerust betiteld worden als nepnieuws, want De Rijdende Rechter lost helemaal niets op. De vaste volgers van dit programma weten wel beter. Hij zorgt niet zelden juist voor extra wrevel. Huize Loevestein ontpopt zich als Slot Loevestein voor Kolijn, en niemand hoeft gek op te kijken als ze zo snel mogelijk naar een buurt verhuist waar waarden als naastenliefde en empathie nog wel in zwang zijn.

Ongetwijfeld zal niet alleen Mr. Reid maar de gehele maatschappij veel vaker met dit soort botsende boosters te maken krijgen. Momenteel zijn er al 300.000 scootmobiels in omloop en naar verwachting zijn dat er in 2020 al 600.000, de prijs die we betalen voor het langer thuis laten wonen van ouderen en mobiel beperkte medeburgers, zoals de verschillende kabinetten Rutte hebben nagestreefd . Vreemd dat koning Willem-Alexander, die wel zo snel de mond vol had van participatiemaatschappij, de vraag ‘Waar laten we onze scootmobiels?’ in zijn troonrede nog niet aan de orde heeft gesteld.

Als ik naar ‘mijn’ eigen appartementencomplex Marktstede in Roosendaal kijk, moet ik constateren dat ook hier de situatie binnenkort urgent wordt. Vrijwel alle interne ‘parkeerplekken’ voor scootmobiels zijn reeds vergeven en als ‘we’ in de pas lopen met de landelijke ontwikkeling, zal in 2020 ook in dit hartje Roosendaal sprake zijn van botsende boosters. Voor Parkeerboxen is in de naaste omgeving (lees = het Emile van Loonpark) geen ruimte, de woningen zijn logistiek niet bereikbaar met een scootmobiel (moet je hier ook niet willen) en gewoon buiten weg zetten (op de Markt) is natuurlijk helemaal geen optie. De enige oplossing is een aanbouw, waar in  het Emile van Loonpark ter hoogte van het vroegere groepscontainerhok wel volop ruimte voor is. Woningbedrijf AlleeWonen heeft op een eerdere suggestie van mij in deze richting helaas nog geen enkele reactie gegeven. Om dit te realiseren is het woningbedrijf afhankelijk van de gemeente. Ik roep beide partijen daarom nogmaals op om snel rond de tafel te zitten. Marktstede mag daarbij niet het enige gespreksonderwerp zijn, dit probleem speelt uiteraard ook in andere appartementencomplexen. Maatwerk is in alle gevallen geboden.                 


Zaterdag 23 juni 2018

B&W ERKENT EINDELIJK COMMUNICATIEVE TEKORTKOMINGEN

De PVC weet het al jaren. De overgrote meerderheid in de gemeenteraad is er pas na de verkiezingen achter gekomen. En nu geeft het College van B&W hetzij schoorvoetend dan eindelijk ook zelf toe dat er communicatieve tekortkomingen zijn in het gemeentelijk apparaat. Met name wethouder Cees Lok heeft de laatste tijd zoveel flaters geslagen op dit terrein dat de gemeenteraad wel in actie moest komen.
Eerder deze week werd de PVC al verblijd met het bericht dat de gemeente zich gaat inzetten voor een reizende milieustraat, wat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen een voornaam speerpunt was van de PVC. Ik heb geconstateerd dat veel ouderen die na een lang zelfstandig bestaan uiteindelijk min of meer gedwongen verhuizen naar een zorginstelling kampen met een volle zolder, waarvan ze geen idee hebben hoe die ooit leeg moet komen. Een reizende milieustraat kan, mits goed opgezet, een uitkomst bieden voor dit probleem.
En nu ook de opvatting inzake de communicatieve tekortkomingen van het gemeentelijk beleid raadsbreed en collegebreed gedragen worden, kijkt de PVC uiteraard met een tevreden gevoel terug op de afgelopen week. Jammer blijft het wel dat de PVC bij de verkiezingen die erkenning niet kreeg van het kiezerscorps. Lachwekkend blijft wel om in de antwoorden op de raadsvragen te lezen hoe B&W zich in alle bochten wringt om niet al te diep door het stof te kruipen. Het gedrag en de mentaliteit van wethouder Lok staan hier wel heel erg haaks op. De PVC hoopt en verwacht dat het College na deze Mea Culpa nu eindelijk overgaat tot het beantwoorden van een aantal lang geleden gestelde prangende vragen door de PVC. Zo weet ik nog steeds niet wat burgemeester Niederer bewogen heeft om mij als hoofdredacteur van de nieuwssite www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com  van de gemeentelijke persinformatielijst te laten schrappen. Ik nodig hem dan ook graag uit om ten langen leste de daad bij het woord te voegen. Oftewel: open kaart spelen, Jacques!!!!
Onderstaand de gestelde vragen en de reacties van B&W.  Jammer genoeg belooft het College niet om brieven en mails van burgers veel serieuzer dan nu het geval is te gaan beantwoorden. De raad moet vooral op dit punt de vinger aan de pols houden.     

Bent u van mening dat de communicatie met inwoners in diverse stadia van beleid en uitvoering voor verbetering vatbaar is? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo niet, waarom niet?
De laatste jaren is een fundamenteel veranderingsproces gaande binnen onze samenleving. We gaan van een hiërarchische top-down samenleving steeds meer naar een duurzame bottom-up netwerkmaatschappij. De verhouding tussen de gemeente en haar bewoners verandert. We hebben inmiddels een participatieve wijze van werken doorgevoerd (Strategische Verkenningen, md art 2078, p.72). Uitgangspunten hierbij zijn onder meer:  1. Meer ruimte geven voor initiatieven vanuit de samenleving en het vergroten van burgerparticipatie 2. Vanaf de oorsprong van planvorming invloed voor inwoners, ondernemers en instellingen. 3. Een bestuursstijl waarin actief wordt samengewerkt met inwoners, bedrijven, verenigingen, lokale-  en (sub) regionale samenwerkingspartners 4. Eigen initiatieven en (burger-) participatie vragen ook om een andere manier van communiceren. Het bestuursakkoord geeft aanleiding om nieuwe afspraken te maken over communicatie. U als raad heeft daar een kaderstellende rol in. Graag werken we samen een nieuw kader en werkwijze voor communicatie uit, zoals we dit ook hebben afgesproken over het onderwerp 'lnvulling informatieplicht college'.
Kunt u zich vinden in de suggestie om alle raadsstukken voortaan te voorzien van een compacte communicatieparagraaf waar bovengenoemde punten aan de orde komen? Zo ja, wanneer kunnen we dit verwachten? Zo niet, waarom kunt u zich hier niet in vinden?
Het is een goede suggestie om de raadsstukken voortaan te voorzien van een verbeterde communicatieparagraaf. We gaan hier na het zomerreces invulling aan geven en zullen u hierbij betrekken. Met het aanpassen van de communicatieparagraaf alleen, zouden wij (raad en college) onze inwoners te kort kunnen doen. Het is de ambitie van ons college om de lat hoger te leggen. Samen willen we werken aan een communicatievere gemeente. We zien dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van uw raad, ons college, de griffie, het ambtelijk apparaat en de partnerorganisaties in onze gemeente.
ls er op dit moment een gericht communicatiebeleid rondom het betrekken van inwoners en op welke wijze wordt er nu (pro)actief gecommuniceerd met inwoners over een te doorlopen proces en de procedures? Graag een toelichting op deze aspecten.
Op dit moment voeren we beleid dat gericht is op het betrekken van inwoners (participatief werken). ln het licht van de beantwoording van de vorige vragen, maar ook met het oog op ontwikkelingen zoals de invoering van de Omgevingswet en het veranderde medialandschap, kunnen nieuwe beleidskaders ons daarbij (raad en college) helpen. Wat betreft de huidige situatie kunnen we u het volgende melden. Wij hechten grote waarde aan het goed, duidelijk, volledig en op tijd communiceren met en informeren van onze inwoners. We zetten dagelijks een uitgebreide middelenmix in waarmee we inwoners, bedrijven, instanties en verenigingen van Roosendaal zorgvuldig informeren. Onze website www.roosendaal.nl is het portaal voor onze ingezetenen. Daarnaast informeren we via Stadserf actief over procedures, besluiten en lopende projecten. Vio www.overheid.nl kunnen inwoners geautomatiseerd en op basis van persoonlijke wensen berichten bericht krijgen over bekendmakingen, procedures, besluiten etc. binnen hun eigen postcodegebied. Dagelijks wordt geanalyseerd wat er extern speelt en of er (communicatieve) punten zijn die nadere aandacht behoeven.


Vrijdag 22 juni 2018

KLEUR ROOD STAAT BIJ GAZET NIET VOOR INHOUDELIJKE VERBETERING

‘Meneer de voorzitter, het is net als met het nieuwe kapsel van de heer Andriessen. De verpakking is anders, maar inhoudelijk is er in het beleid van de KVP niets veranderd’. Aan dit schimpscheutje van de toenmalige communistenvoorman Marcus Bakker aan het adres van de katholieke fractievoorzitter Frans Andriessen in de Tweede Kamer moest ik even denken toen ik las en zag dat het Persgroep huis-aan-huiskrantje Gazet, het hedendaagse slappe aftreksel van de eens zo fiere West-Brabant Koerier,  letterlijk van kleur is verschoten.  Van flets blauw naar fel rood. Op de voorpagina wordt de reden van deze koerswijziging redactioneel toegelicht.
Tal van klachten over de leesbaarheid, of liever gezegd de onleesbaarheid (los van de inhoud) van in kleurvlakken afgedrukte stukken tekst raakten een gevoelige, commerciële snaar bij de beleidsmakers. De inleidingen zijn vanaf nu niet meer in kleur en ook is het aantal kleurvlakken tot een minimum beperkt. En dan wat iedereen met eigen ogen heeft kunnen zien: ‘En uw krant is rood geworden’. Daar blijkt in de burelen van de Persgroep over nagedacht te zijn. ‘Rood is niet alleen de kleur van liefde, verleiding en vitaliteit. Rood activeert en stimuleert: je voelt dat je iets moet doen. Precies hoe wij denken over kranten maken: we willen informeren, inspireren en amuseren’ . Er is ontegenzeggelijk het nodige te zeggen voor deze beweegredenen, ongetwijfeld verwoord door een ingehuurde tekstschrijver. Rood.  Zowel Benny Neyman als Marco Borsato hebben een lied gewijd aan deze van oudsher zo tot de verbeelding sprekende kleur. Borsato overigens met beduidend meer succes dan de betreurde Neyman, en daarom maar een strofe uit zijn songtekst aangehaald. Dat lied kent bepaald geen vrolijk begin.
Rood is al lang het rood niet meer
Het rood van rode rozen
De kleur van de liefde van weleer
Lijkt door de haat gekozen

Zo liet de succeszanger  doorleefd uit volle borst in menig voetbalstadion klinken. Hij gaat daarna nog even verder op de negatieve toer.
En alle beelden op TV
Van bloed en oorlog om ons heen
Werken daar ook niet echt aan mee
Dus ik neem heel bewust het besluit
De krant leg ik weg
En de TV Gaat uit

Aai, aai, met dit soort gekwetste gevoelens die vrijkomen na een mislukte liefdesaffaire en van negatieve invloed zijn op het leesgedrag hebben de notabelen van De Persgroep vast geen rekening gehouden. Of zouden ze er gemakshalve maar van uitgaan dat alle lezers uitsluitend gelukkig zijn in de liefde.  Oogkleppen die toch echt niet meer van deze tijd zijn. Uit eigen ervaring weet ik hoe gevoelig de overgang van blauw naar rood kan zijn. Als redacteur van de kabelkrant TV Gazet kreeg ik eens een ‘alarmerend’ telefoontje van de gemeentelijke woordvoerder  Elly Hollestelle. Dat was in de tijd dat er met het Stadskantoor nog normaal te communiceren viel. Heel lang geleden dus! ‘Jaap, je hebt wethouder Jan Hoogendoorn van politieke kleur laten verschieten’, meldde ze met een ingehouden lach. Achter de naam van liberale Jan had ik in de haast PVDA geplakt, in plaats van het zo kenmerkende VVD-blauw. In allerijl corrigeerde ik het bericht. Het ‘kwaad’ was echter al geschied. BN/DeStem-collega Jos Hack informeerde al snel bij Hollestelle of Hoogendoorn een persconferentie zou houden om zijn opmerkelijke switch toe te lichten.
In de toelichting van de Gazet zocht ik helaas tevergeefs naar de mededeling dat de verandering van kleur hand-in-hand zou gaan met een kwaliteitsverbetering. Een logische eerste stap zou zijn om eindelijk dat vervelende rubriekje van het zelfbenoemde kunstenaartje Frank Roks uit het krantje te verwijderen. Maar helaas, ‘kwalitatief’  blijft alles zo als het was. En Frank mag dus ongehinderd doorgaan met het beledigen van personen uit Roosendaal die zich wel maatschappelijk verdienstelijk hebben gemaakt.  Dat doet hij vanuit het veilige gevoel dat zijn ‘slachtoffers’ van de ‘democratisch ingestelde redactie van De Gazet toch geen redactionele ruimte krijgen voor een weerwoord, wat natuurlijk tegen alle journalistieke principes indruist. Uiteraard krijgt Dennis Rijsbergen, de redactioneel eindverantwoordelijke voor de huis-aan-huisbladen in deze regio, ook deze column ter gratis plaatsing aangeboden. Maar het lijkt me sterk dat u deze tekst de komende week zal tegenkomen in de Gazet. Een beetje hoofdredacteur moet toch immers wel inzien dat alle rubriekjes van Roks bol staan van ongebreidelde zelfverheerlijking. Zelf beschouwt hij zich als een godsgeschenk aan de mensheid. Een ieder die daar anders over denkt, en dat zijn er heel wat, zo is mij uit de reacties op straat wel gebleken, deelt hij automatisch in bij het vijandelijke kamp. In mijn geval was daar nog veel minder voor nodig. In 2008 toen alles nog pais en vree was tussen ons, moedigde ik Roks aan om een gooi te doen naar de functie van eerste stadsdichter van Roosendaal. Dat hij het in de finale moest afleggen tegen Anneke Lips beschouwde hij als een vernedering, waar hij mij om onbegrijpelijke redenen mede verantwoordelijk voor hield. In een later stadium richtte hij zijn gram op Leo Lotterman, de derde stadsdichter van Roosendaal (na Anneke Lips en Rene Spruijt). Toen ik dit vreemde gedrag in een scherpe column veroordeelde, waren de rapen echt gaar. Dat deze column van alle kanten bewierookt werd, gooide nog eens extra olie op het vuur. Van een columnist mag een brede maatschappelijke kijk op de gang van zaken worden verwacht. Rok misbruikt zijn rubriekje al jaren om met zijn ‘vijanden’ af te rekenen en zichzelf egotrippend op de borst te slaan. Slim is hij ook niet bepaald, al denkt Roks daar zelf ongetwijfeld anders over.  Wie 35 euro neertelt voor een kaartje om charlatan Freek Vonk aan het werk te zien, geeft blijk van het tegendeel.  Jammer dat hoofdredacteur Dennis Rijsbergen de verandering van kleur niet heeft aangegrepen om de Gazet inhoudelijk ook een wat frisser aangezicht te geven. Wat je noemt een gemiste kans. Rood gemengd met gifgroen levert immers onheilspellende donkere bagger op.  Vooralsnog is het met de Gazet hetzelfde gesteld als destijds met het kapsel van Andriessen.    


Vrijdag 22 juni 2018

ROOSENDAALS TONEEL BELICHT "DE ZENUWEN VOOR ZO'N VOORSTELLING"

"Achter de façade van glitter en goud
Staat elke dag dezelfde lach dezelfde sleur
Je wordt veel sneller oud
Als je van theater houdt
Van op- en afgaan door diezelfde deur
Achter die deur hoor je ze kermen
Een artiest lijdt wat af achter de schermen
Toch komt hij op met een lach en een pasje
Hij zingt van rozengeur en maneschijn
Maar als je kon kijken in zijn hart onder zijn jasje
Zou je zeker minder vrolijk zijn
In zijn kleedkamer zet de komiek zijn kraaienpoten aan
Wat zou er van hem zijn als hij zijn vak niet had
Hij repeteert zijn repertoire
Hij doet het al dertig jaar
Bakken die niet leuk zijn en gejat
Hijzelf heeft zelf het beste in de smiezen
want daar staat hij trillend tussen de coulissen
Toch komt hij op met een lach en een pasje
Als het publiek niet lacht houdt hij zich schijnbaar groot
Maar diep in zijn hart onder zijn jasje
Gaat hij elke keer een beetje dood

En het publiek kijkt niet door de coulissen heen
Ze zoeken naar snoepgoed in hun tasje
Je staat in het theater zo alleen
Je zingt van rozengeur en maneschijn
Maar diep in je hart onder je pasje
Zul je altijd eenzaam zijn."
Ik ben benieuwd hoeveel volgers deze tekst nog (her)kennen. In een van hun eerste programma’s stonden Bram (Vermeulen) en Freek (de Jonge) met dit fraaie lied stil bij welke heftige stemmingswisselingen een artiest doormaakt voordat het doek uiteindelijk wordt opgehaald of open geschoven. Oftewel: de zenuwen voor zo'n voorstelling, plankenkoorts, kriebel in je maag, je gaat overgeven, klef braaksel, zichtbare etensresten, diarree, je lacht wat af op de bühne.
Het Roosendaals Toneel leeft echter op een andere wijze naar hun jaarlijkse voorstelling toe dan Freek en Bram destijds, als wat wij voorafgaande aan de eigenlijke voorstelling ‘Op naar Macbeth’ tenminste een waarheidsgetrouwe versie is van het toegezegde kijkje in de keuken van een toneelvereniging’. We zien weliswaar hoe acteurs zich voorbereiden en zich gedragen kort voor aanvang, maar aangezien de voorgeschotelde tekstvorm ontsproten is aan de pen van de toneelschrijver Barry Hofstede moeten we het gebodene met flinke korrels zout nemen. Twee van de castleden maken uitsluitend grapjes met elkaar, niet zelden ten koste van de overige acteurs. Ad stofmeel heeft uitsluitend oog voor zijn tekstboek, afgewisseld met het voorlezen van stukjes uit het jubileumboek ‘Ik dank u voor uw volgzaamheid’, dat op 17 maart ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het RT in aanwezigheid van burgemeester Niederer in de achterzaal van Zeelandia werd gepresenteerd. ‘Dieptepunten’ waren er zeker ook. Een van de acteurs herinnert zich nog als de dag van gisteren dat het RT samenwerkte met een regisseur uit Bergen op Zoom. ‘Toen ging het dus echt Berg-Af-Waarts’, laat ze zich op Priense Swaree-achtige wijze ontvallen.  Merkwaardig is wel dat regisseur Erol Struijk ontbreekt in dit ‘inkijkje’, terwijl het voor een regisseur toch van levensbelang is om zich er van te vergewissen dat ‘die zenuwen voor zo’n voorstelling’ niet met de acteurs op de loop gaan. Het zou nog leuker geweest zijn indien er met een verborgen camera gemaakte beelden te zien waren van hoe het er echt aan toe ging bij het RT kort voor aanvang van het ‘inkijkje’. Wanneer de laatste acteur (Rini Jongeneelen)  het ‘repetitielokaal’ verlaat, heeft het publiek aanvankelijk niet door dat daarmee tevens de pauze is aangebroken. Na een korte onderbreking vangt het eigenlijke stuk aan in de foyerruimte van De Kring. ‘Op naar het slagveld, Macbeth tegemoet’, roepen drie in het wit gehulde mysterieuze, edele jonkvrouwen. Het publiek volgt gedwee en ziet vervolgens hoe de klassieke Shakespeare-versie van ‘Macbeth’ in ruim een uur wordt verteld. In die tijd vloeit er heel wat bloed. De opgeworpen vraag ‘Gaat de kracht van het goede winnen?’ wordt in de slotscene met een sausje girlpower beantwoord.   

     
Op naar MacBeth – Roosendaals Toneel. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 21 juni in de kleine zaal van De Kring. 


Zondag 17 juni 2018

MÈRE JOSEPH RUST NU OP BEGRAAFPLAATS VAN ST. ELISABETH

Het is nu tien dagen geleden dat Ma verhuisde van het Roosendaalse Bravis Ziekenhuis naar Huize St. Elisabeth aan de Wouwseweg. De verhuizing ging in geestelijk opzicht grotendeels aan haar voorbij, en dat is maar goed ook, want de afdeling cardiologie van het Bravis had er zoals eerder uiteengezet een behoorlijk potje van gemaakt. Een ‘potje’ dat niet zonder gevolgen mocht en kon blijven. Een lijvig rapport is momenteel in behandeling bij het Patiënten Service Bureau van het ziekenhuis.  Het cultuurverschil tussen beide instellingen is enorm. Bravis is sinds deze huiveringwekkende ervaring synoniem voor koud, kil, zakelijk en afstandelijk.  Huize St. Elisabeth is in vrijwel alles het tegenovergestelde. Warm, vriendelijk, hartelijk, gezellig, ongedwongen en bovenal betrokken.
Dat kan ook niet anders als je beziet aan wiens naam dit ‘Thuis met Karakter’ ontleend is. St. Elisabeth werd in 1927 gesticht als een klooster voor religieuzen behorende tot de congregatie Zusters Franciscanessen van Mariadal in Roosendaal. De communiteit maakte het mogelijk dat zieke-  en oudere zusters – ongeacht of ze uit Roosendaal, andere plaatsen in Nederland of één van de missiegebieden afkomstig waren – hier verzorgd en verpleegd konden worden. Eind jaren zeventig kreeg St. Elisabeth de status van een Klooster-Bejaarden-Oord (KBO), een erkende bijzondere instelling voor zorg en verpleging. Sinds 2000 staat St. Elisabeth ook open voor medemensen buiten congregatieverband die zorg en/of verpleging nodig hebben. In 2007 springen de lichten op groen en kan na zeven jaar van gedegen voorbereiding worden gestart met de transformatie naar een modern woonzorgcentrum.  Het complex, dat aan de voorkant volledige authenticiteit uitstraalt,  bestaat uit een verzorgings- en verpleeghuis voor in totaal 130 bewoners en 66 appartementen voor zelfstandig wonenden. Het klooster Mariastede en de bestuurszetel van de zusters Franciscanessen van Mariadal is eveneens in het complex gehuisvest. St. Elisabeth is vernoemd naar St. Elisabeth van Thuringen. Het logo is een duidelijke verwijzing naar de filosofie die deze bijzondere vrouw haar korte leven lang heeft uitgedragen. .
Elisabeth van Thüringen werd in 1207 geboren in de Hongaarse plaats Sárospatak als dochter van Andreas van Hongarije (1175-1235) en zijn vrouw Gertrudis van Andechs-Meranië die in 1213 om het leven kwam bij een laffe aanslag. Reeds op vierjarige leeftijd werd voor Elisabeth een huwelijk ‘geregeld’. Haar toekomstige schoonouders lieten er geen gras over groeien. Toen alle papieren waren getekend, werd ze opgenomen in het Duitse gezin van haar toekomstige echtgenoot. In 1221 trad ze nog maar veertien jaar jong daadwerkelijk in het huwelijk met Lodewijk IV van Thuringen. Ondanks het gedwongen- en gestuurde karakter van deze verbintenis was ze zeer gelukkig met haar Lodewijk. Al snel schonk ze hem twee dochters en een zoon.Tijdens de hongersnood van 1226 trok Elisabeth zich het lot van de armen zodanig aan dat ze haar dagen geheel gaat vullen met het bakken en uitdelen van broden aan de paupers. Lodewijk ziet deze daden van barmhartigheid met lede ogen aan en zegt haar de wacht aan. De barmhartigheid wint het bij Elisabeth echter van de liefde voor haar echtgenoot en ze gaat onverdroten door met haar heilzame werk. De legende wil dat ze op een dag op straat de graaf tegen het lijf loopt. Als zijn oog valt op haar gevulde schort gebiedt hij haar letterlijk opening van zaken te geven. In plaats van broden geeft haar schort rozen prijs. Dat past dus helemaal goed bij Roosendaal. Aan het huwelijk komt abrupt een einde als Lodewijk in 1227 op kruistocht met keizer Frederik II in Otranto sterft aan de pest. Overmand door verdriet verklaart Elisabeth: ‘De wereld en alles wat het leven aangenaam maakt, is nu dood voor mij’.

Maar het wordt Elisabeth nog moeilijker gemaakt. Omdat ze Lodewijk gezworen had nooit meer te hertrouwen, legt ze een huwelijksaanzoek van haar zwager naast zich neer. Deze voelt zich zodanig in zijn wiek geschoten dat hij haar kinderen afneemt. De adel laat zich ook niet onbetuigd en berooft Elisabeth van haar gehele bezit,   en zij wordt door de adel beroofd van al haar bezit, met inbegrip van het kasteel de Wartburg waaruit ze wordt weggejaagd. Van Paus Gregorius Paus krijgt ze echter een schadeloosstelling in geld en goed en ook mag ze op slot Marburg gaan wonen.
In 1229 wordt ze lid van de Derde Orde van Franciscus van Asisi. Haar laatste levensjaren staan geheel in het teken van het verzorgen van de zieken medemens in het Franciscaanse ziekenhuis dat ze liet bouwen bij het slot Marburg. Door deze ontbaatzuchtige handelwijze zijn tot in de 19e en 20e eeuw honderden hospitalen naar haar vernoemd. Een Nederlands voorbeeld hiervan is het St. Elisabeth's of Groote Gasthuis in Haarlem dat in de 14e eeuw werd gesticht. In het wapen van dit ziekenhuis de drie kronen (Hongarije, Bohemen en Thüringen) van Elisabeth. Op 24-jarige leeftijd blaast ze in 1231 op slot Marburg de laatste adem uit. Haar biechtvader Konrad van Marburg liet haar drie dagen lang opbaren, wat zeer ongebruikelijk was in de 13e eeuw. Hieruit valt af te leiden dat hij waarschijnlijk vrijwel onmiddellijk na haar dood het plan had opgevat te pleiten voor haar heiligverklaring. Elisabeths lichaam werd in een kapel van het door haar opgerichte ziekenhuis bijgezet, waar het in toenemende mate werd vereerd. De legende leert verder dat ze sinds de dag van haar dood op 17 november 1231 wonderen heeft verricht. In 1235  werd ze door paus Gregorius IX  effectief heilig verklaard in aanwezigheid van keizer Frederik II Hij schonk een kroon voor de vervaardiging van een reliekschrijn. Haar vita, de Vita sancti Elyzabeth landgravie werd in 1236 en 1237 op schrift gesteld door de monnik Caesarius van Heisterbach in opdracht van de prior en broeders van Duitse Huis in Marburg. In 1234 werd het door Elisabeth gestichte hospitaal met toestemming van paus Gregorius IX overgedragen aan de Duitse Orde. Haar zwager Konrad zette zich dusdanig in voor de verering en canonisering van Elisabeth dat zij een van de patroonheiligen werd van de Duitse Orde. Zo werd zijn rol binnen de Orde als het ware gelegitimeerd door een verbinding met het Thüringense vorstenhuis. Hierbij dient wel vermeld dat hetzelfde Thüringense vorstenhuis Elisabeth verstootte toen zij na de dood van haar man weigerde te hertrouwen met haar zwager. Elisabeth werd de patrones van de caritas, van Hongarije, van ziekenhuizen, verpleegsters, bakkers, bruiden, kantklossers, gravinnen, stervende kinderen, bannelingen, bedelaars, wanhopige mensen, weduwen, wezen en weduwnaars, en van de Derde Orde van Franciscus. Ook in Nederland en Vlaanderen zijn  zieken- en verpleeghuizen naar haar vernoemd. Zo dus ook in Roosendaal.
Maar van dit alles is Ma nog volkomen onwetend. Na een lange gewenningsperiode, die ze grotendeels in haar kamer op de Laantjes 1 heeft doorgebracht, begint ze zich zowaar een klein beetje thuis te voelen. Van de uiterst empathische verzorgers op de afdeling hoor ik de laatste dagen dat ze zowaar met een vrolijk gemoed aan de dag begint, ‘Je moet je om mij niet zo druk maken. Je hebt je eigen leven, ik heb een mooi leven achter de rug, dus ik heb niets meer te vertellen’, krijg ik echter bij vrijwel elk bezoek te horen. Als ik haar dan vraag waarom ze zich zo druk maakt over de uiterste houdbaarheidsdatum op diverse voedselproducten kijkt ze me enigszins verbaasd aan. Ma peinsde er nooit over om voedsel tot zich te nemen dat deze ‘uiterste’ datum had overschreden. Ik kreeg haar nooit aan het verstand gepraat dat uiterste verkoopdatum en uiterste consumptiedatum twee verschillende zaken zijn, en ik heb er een hard hoofd in dat dit alsnog gaat lukken. Zelfs als het product maar één dag de tijdslimiet was gepasseerd, kon het wat haar betreft zo de kliko in.
Eten blijft een belangrijk aandachtspunt. Ze heeft weinig tot geen trek en haar gewicht blijft steken op een miserabele 44 kg. Voor een vrouw van 1.69 meter is dat beduidend weinig. Van Huize Elisabeth kreeg ik daarom het advies om uit de Jumbo Supermarkt zogeheten gebak van het merk Bouwsteentjes voor haar mee te nemen. Deze caloriegebakjes zijn hun gewicht in goud waard. Voor vier onooglijke gebakjes durft Jumbo vijf euro te vragen. Maar goed, je doet natuurlijk alles om je moeder letterlijk aan gewicht te laten winnen. Maar dat ze het erg lekker vond, nou nee. Bovendien verbaast het me dat deze Bouwsteentjes in een achterafhoekje zijn weggestopt in het Jumbovriesvak. Aanvankelijk kon ik ze niet vinden. Een te hulp geroepen winkelbediende keek me met verbaasde ogen aan toen ik mijn onvindbare boodschap kenbaar maakte. ‘Zegt me niets, maar ik zal het even vragen aan de chef’. Onder het weglopen zag ze iets verderop het licht. ‘O kijk, meneer, hier liggen ze’. Achter het groentenvak lagen daar inderdaad de Bouwsteentjes te wachten op een nieuw fundament. Overeenkomstig Ma’s smaak besloot ik het maar eens met de aardbeiensmaak te proberen.  Ze heeft ze alle vier opgegeten, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Een wat magere oogst voor de prijs van vijf euro.
Na twee weken gastvrijheid begin ik me een beetje schuldig te vinden. Al op de eerste dag liep ik pardoes tegen ouwe Sjaak op. Sjaak heeft zijn hele leven bij het ‘spoor’ gewerkt. Een groot deel daarvan was hij actief als werkvoorbeider en werkverdeler. Zijn dag begon steevast met het uitdelen van de orders aan de hem toevertrouwde manschappen. Eenmaal uitgewerkt zette hij zich met hart en ziel in voor de Vereniging van Oud Spoorwegmensen die toen nog zetelde in de SSVR-ontspanningsruimte, gevestigd in de nok van het station. Omdat Sjaak van organiseren hield en wat media-aandacht voor die activiteiten op zijn plaats achtte, nodigde hij het journaille geregeld uit voor een persbijeenkomst. De wijze waarop Sjaak de opgetrommelde journalisten ontving en te woord stond, maakte duidelijk hoe hij destijds als werkverdeler te werk ging. ‘Mannen van de pers (het waren er doorgaans drie), om het voor jullie zo gemakkelijk mogelijk te delen, heb ik op naam gestelde informatiepakketjes samengesteld. Die ga ik allereerst even uitdelen. Pleij!!!!  Is Pleij aanwezig? Mooi. Pleij is aanwezig. Alsjeblieft’. In zijn glorietijd was het spoor enigszins op militaire leest geschoeid, en dat kon je aan Sjaaks intonatie op oudere leeftijd nog duidelijk merken. Residerend in St. Elisabeth zijn ook die laatste scherpe kantjes er inmiddels wel van af. ‘We zouden vandaag een uitstapje maken. Maar wat denk je, er is niemand komen opdagen om ons op te halen. Nou ja, dan maar niet’, kon hij zijn onvrede met de gang van zake toch niet verbloemen.      
Ik heb het complex inmiddels geheel verkend, terwijl Ma amper van haar kamer is geweest. De Eerst Verantwoordelijke Verzorgende of Verpleegkundigen (EVV-er), zoals de leidinggevende teamleden binnen Huize St. Elisabeth officieel worden aangeduid, zien net als ik deze ontwikkeling met lede ogen aan. Ze doen er letterlijk en figuurlijk alles aan om Ma over de streep te trekken. Tot op heden met weinig succes. ‘Kom toch lekker televisie kijken in de huiskamer. Ga even lekker in de tuin zitten. Zullen we u eens in een rolstoel door het gebouw rijden?’ Ma weerstaat alle smeekbeden. ‘Ik voel me nu eenmaal het prettigst op mijn kamer’, smoort ze bij voorbaat iedere discussie. Ik besloot daarom dan maar als haar ogen en ogen te fungeren. Uitvoerig deed ik verslag van mijn bevindingen opgedaan tijdens de verkenning van het parkje achter de muren van St. Elizabeth. Ik vertelde haar over de keurig bijgehouden begraafplaats waar alle zusters van de congregatie tot een bepaald jaartal begraven liggen. Geïnteresseerd en met een milde glimlach om de mond hoorde ze hoe de konijntjes hier overdag vrolijk rond huppelen. Niet altijd tot genoegen van de tuinman, die heel wat tijd spendeert aan het dichten van de holletjes die de knaagdieren constant graven. Voor het eerst in jaren stond ik weer eens oog in oog met de graftombe van stichteres Mère Marie Joseph Raaymakers. Met het afstoten van het kloostercomplex Mariadal moest er in de nazomer van 2011 een nieuwe plek worden gevonden voor de herbegrafenis. Niet geheel toevallig viel de keuze op 1 september, de dag dat de congregatie de stichtingsdatum herdenkt. Het moet een bijzonder moment zijn geweest. In aanwezigheid van de bisschop, een groot aantal zusters (ook die van overzee) werd voor de tweede keer sinds haar overlijden een nieuwe bestemming gevonden voor de stoffelijke resten. 
Mère Joseph begon op 1 september 1832 aan de Molenstraat in Roosendaal een meisjesschool. Een beschermde omgeving voor die meisjes werd nodig geacht omdat er in Roosendaal tussen 1830 en 1839 nogal wat 'losbandige' soldaten waren ingekwartierd. Een gevolg van de hardnekkige weigering van Koning Willem 1 om zich bij een zelfstandig verklaard  Belgie neer te leggen. Het verhaal deed al snel de ronde dat deze soldaten het met name hadden voorzien op meisjes 'uit de lagere standen'. Marie Joseph stierf op 8 december 1867 en werd in 1954 van het oude Sainte Marie aan de Molenstraat herbegraven in de kapel van Mariadal. De tombe van marmer, dat het daglicht slecht kan verdragen, met daarin het kistje, staat sinds die 1e september in 2011 in een nieuw kapelletje op de begraafplaats van St. Elisabeth aan de Theresiastraat. Een plechtigheid bestaande uit een eucharistieviering, voorgegaan door bisschop Van den Hende die ook de kapel en het kistje met de stoffelijke resten van Mère Marie Joseph inzegende, ging hier aan vooraf. Aanvankelijk was het ook de bedoeling om de originele kapel van Mariadal naar St. Elisabeth te verhuizen, maar dat bleek technisch een te riskante zaak. In november 2011 verruilden de laatste zusters het klooster Mariadal voorgoed voor woonzorgcentrum St. Elisabeth.
Om de religieuze identiteit van het woon/zorgcomplex aan den lijve te ervaren, woon ik zondag 17 juni de kerkdienst bij. ‘Dat is best bezochte dienst van de week. Ook diverse omwonenden, voor wie de O.L.Vrouwekerk net iets te ver is, bezoeken deze kerkdienst vrij frequent. Dus als u in de gelegenheid bent, wat let u”, lachte een van de EVV-ers uitdagend. ‘Waarom niet en waarom dingen uitstellen terwijl je ze net zo goed direct bij de hoorns kunt vatten?’, zo vulde ik mijn zondagochtend in gedachten al in. Exact om kwart voor tien stijgt deze zondag de eerste hemelse muziek op vanuit de kapel. Niet veel later gevolgd door de binnenkomst van een vrouwelijke voorganger, in gezelschap van twee oudere zusters. Het zaaltje, voorzien van gerieflijke stoelen in plaats van kerkbanken, is voor ongeveer driekwart gevuld, veelal met bewoners in een rolstoel. Net als ik in De Kring gewoon ben kies ik voor een plekje op de hoek, pal voor het kerkkoor en de pianiste. Enkele stoelen voor mij ontwaar ik een zuster die mij vriendelijk en zeer indringend blijft aankijken. Aanvankelijk beantwoord ik haar vriendelijke blik van mogelijke herkenning met een dito glimlach. Maar uiteindelijk kan ik het toch niet laten om te vragen: ‘Weet u wellicht wie ik ben?’ Zonder blikken of blozen antwoordt ze: ‘Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Maar vraagt u het eens aan die zuster daar (wijst met ferme hand naar achteren). Die kan het u ongetwijfeld wel vertellen’. Zo komt een humorist dus aan zijn teksten. Ondertussen heeft de voorganger alle aanwezigen en ook zij die ‘de dienst meevieren via de televisie’ van harte welkom geheten. In haar preek houdt ze het gehoor voor dat we ‘ons menselijk tekortschieten met een gerust hart kunnen toevertrouwen aan Gods barmhartigheid’.  En natuurlijk vergeeft de Heer ons die pijnlijke momenten toen we onze ogen sloten voor degenen die het leven niet meer zien of zagen zitten’. Bij de aanhef van het evangelielied ‘G.v.L. 66 Hiernaast’ (letterlijk overgenomen uit het kerkboekje) constateer ik dat deze interne kapel over een mooie akoestiek beschikt, die voldoet aan alle eisen die voor breder opgezette concerten worden gesteld. Met mijn driftig geschrijf trek ik opnieuw de aandacht van de zuster voor mij. ‘U mag het kerkboekje gerust meenemen hoor. Dan hoeft u het niet helemaal over te schrijven’, zegt ze geruststellend. De voorganger schetst intussen het gemak van het moderne leven, waarin we alleen nog maar op knoppen hoeven te drukken om onze verlangens ingewilligd te zien. Het zaaien van leven dreigt in haar visie daardoor in verdrukking te komen. ‘Met alleen op knoppen drukken leer je de ander niet kennen. Dat vereist tact, geduld en empathie. Helaas hebben veel mensen moeite om geduld op te brengen voor de zaken waar het werkelijk om gaat. Wie een boom wil zien groeien, moet wel geduld betrachten. Net als voor de groei van het zaadje dat we in andermans hart willen plaatsen. Gelukkig heeft elk zaadje voldoende kiem- en groeikracht in zich om tot wasdom te komen, maar daar moet het wel de tijd voor krijgen’, spreekt ze wijze woorden. Het delen van het brood gaat zoals in vrijwel iedere katholieke kerkdienst hand in hand met het overbrengen van een groet aan de naast gezetenen. Vanwege de gebrekkige mobiliteit van veel toehoorders brengen de voorganger en de twee oudere zusters het brood naar de mensen toe. Het stukje deeg kraakt tussen mijn tanden. Dat herinner ik me niet van vroeger. Na drie kwartier viering vindt na de slotzang ‘Het lied van alle zaad’ ieder op zijn eigen manier de weg naar de uitgang. Het valt me nu pas op dat de dienst voornamelijk door vrouwen was bezocht. De heren waren ver in de minderheid. Na afloop word ik aangesproken door Zuster  Margriet die mij nog kent van vroegere journalistieke tijden. Uiteraard informeert ze waarom ik zo stevig zat te schrijven tijdens de viering. Nadat ik haar –en de tussentijds aangeschoven zuster Albertina- heb verteld dat mijn negentigjarige moeder sinds twee weken in Huize Elisabeth verblijft, ontspint zich een geanimeerd gesprek, waarbij ik volledig word bijgepraat omtrent de laatste ontwikkelingen rond Mariadal. Er ligt een bouwplan van BVR klaar om het vroegere kloostercomplex om te bouwen tot een appartementencomplex, maar uit vrees voor aantasting van de privacy en verminderde parkeergelegenheid hebben diverse omwonenden bezwaar tegen het plan aangetekend. Er is dus een stevige patstelling ontstaan, waar nog maar weinig beweging in valt waar te nemen.
Aangekomen op haar kamer in Laantjes 1 tref ik Ma in redelijk wakkere stemming aan. Ze oogt relatief fit en vertelt zonder enige aansporing dat ze wederom goed geslapen heeft en dat het eten haar beter begint te smaken. Nu nog zien dat ze ook de smaak te pakken krijgt van de andere boeiende facetten die St. Elisabeth te bieden heeft. 


Zondag 17 juni 2018

ROOSENDAALS TONEEL TOONT MACBETH IN AL ZIJN FACETTEN

Kort na de officiële viering van het honderdjarige bestaan met een receptie in Zeelandia en de uitgave van het daar aan gekoppelde jubileumboek staat het Roosendaals Toneel wederom voor een grote uitdaging. Als onderdeel van ‘Roosendaal 750 Jaar’ heeft het RT zich vastgebeten in ‘Macbeth’, een van de bekendste door Shakespeare gecreëerde personages. Onder leiding van regisseur Erol Struijk gaat een tiental leden van Roosendaalse oudste toneelgezelschap ‘Op weg naar Macbeth’. Dat heeft geresulteerd in een geheel eigen bewerking van het klassieke verhaal.    
Macbeth, een generaal in het leger van de Schotse koning, raakt gecorrumpeerd door zijn ambitie om zelf vorst te worden. Daartoe begaan zijn vrouw en hij zware, bloedige misdaden. De schrijver heeft geprobeerd duidelijk te maken dat er goed en kwaad in ons allen zit, en dat de menselijke ziel het constante strijdtoneel is tussen harmonie en chaos.
Gaan de krachten van het licht winnen, als we het kwaad – met name in onszelf – onderkennen en bestrijden? De werktitel is niet ‘Macbeth’, maar ‘Op weg naar Macbeth’. Zowel de regisseur als Roosendaals Toneel wilden namelijk meer dan louter een repertoirevoorstelling. Voordat het klassieke verhaal begint, wordt de toeschouwer eerst een kijkje in de keuken van een toneelvereniging gegund en is hij er getuige van hoe acteurs zich voorbereiden op en zich gedragen vlak voor aanvang van het op te voeren stuk. Omdat dit een andere speel- en tekstvorm vergt, heeft de toneelschrijver Barry Hofstede speciaal voor Roosendaals Toneel dit gedeelte voor zijn rekening genomen. Nadien wordt  (een bewerkte versie van) Macbeth gespeeld. Bernadette Dam, Dymphna van Croonenburg-Belt, Lisanne Jongeneelen, Wouter Stroop, Saskia van Merrienboer, Derk Koole, Rini Jongeneelen, Ad Stofmeel, Corina Veldhoven, Jos van Dorst, Maricoline Vermeulen, Cocky van Meer en Fleur Stroop-Schoones zijn de castleden die deze zoektocht ondernemen. ‘Op naar Macbeth’ wordt gespeeld in De Kring op 20, 21 en 22 juni, aanvang 20.15 uur. Uiteraard verschijnt er ’s anderendaags een uitgebreid verslag van de premièrevoorstelling (20 juni) op de nieuwssite www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com en op Jaap Pleij/Facebook.  
‘Macbeth’ , daterend uit begin zeventiende eeuw, is deels gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de Schotse koning Macbeth die op de troon belandde door in 1041 koning Duncan te doden. Shakespeare vertelt het verhaal van generaal Macbeth die van drie heksen de voorspelling te horen krijgt dat hij op een dag koning van Schotland zal worden. Verteerd door ambitie en aangezet door zijn meedogenloze vrouw doodt hij de koning.  Angst, wroeging, meer bloedvergieten en krankzinnigheid zullen zijn leven beheersen. Shakespeare ziet het kwaad alom: in de mens, in de maatschappij, in het bovennatuurlijke. Het welbekende gevecht dus tussen harmonie en chaos. Kunnen we het slechte in onszelf onderkennen en bestrijden? Gaat de kracht van het goede winnen? Het  jubileumboek ‘Ik dank u voor uw volgzaamheid’  is nog steeds te bestellen via de site www.roosendaalstoneel.nl.  Na afloop van de voorstellingen is het boek verkrijgbaar voor 7,95 euro.


Zaterdag 16 juni 2018

ROOSENDAALSE COMEDIE TEKENT VOOR EEN SOLIDE OPVOERING

Dat zelfs een ervaren regisseur als Peter Jonckheer nog verrast kan worden, bleek donderdag tijdens de première van ‘Een wankel Evenwicht’, een stuk gebaseerd op een tekst van Edward Albee en opgevoerd door de Roosendaalse Comedie. Kort voor aanvang van de tweede voorstelling op de gedenkwaardige vrijdag 15 juni blikt hij ontspannen terug op deze gebeurtenis. ‘Een bulderlach klonk tot onze verrassing op tijdens een moment in de scene waarop wij dat helemaal niet hadden ingecalculeerd. Gelukkig bestaat de cast uit ervaren spelers die de kunst van de improvisatie goed verstaan. Het betekende wel dat ze even wat gas terug moesten nemen alvorens de scène te hervatten. Maar goed, dat hoort er allemaal bij’.
Ondanks dat het verhaal geen grote wendingen kent, weet de Roosendaalse Comedie de aandacht van het publiek toch moeiteloos vast te houden. En dat is best een prestatie voor een opvoering die inclusief korte pauze circa 2,5 uur in beslag neemt. Cynisme, ironie en humor voeren de boventoon. Actie is er niet of nauwelijks. ‘Een wankel evenwicht’ draait puur op de teksten en de personages en vooral op heel veel alcoholische versnaperingen. Het huwelijk van Tobias (Marco van Loon) en Agnes (Anneke Lips) heeft duidelijk betere tijden gekend. De invloed en het sarcasme van Claire (Conny de Rooij-Schrauwen), de inwonende zus van Agnes, draagt niet bepaald bij aan de ‘harmonie’ binnen het huishouden. Slechts door overmatig alcoholgebruik weet Claire zich zij het met wankel evenwicht enigszins staande te houden. Op een kwade dag krijgen Tobias en Agnes bezoek van hun beste vrienden Harry (Jakkob Scheepers) en Edna (Sonja van den Biggelaar). Het is geen gezelligheidsbezoek. Edna is ergens bang voor, maar voor wat precies blijft mistig. De ‘beste vrienden’ nemen hetgeen hen bedreigt echter zo ernstig dat ze maar meteen aankondigen definitief te blijven. Tobias ziet dat niet zitten, maar durft geen ‘nee’ te zeggen.  Probleem is wel dat er nog maar een kamer vrij is in het huis, en laat dochter Julia nu net besloten hebben om na een mislukt huwelijk eveneens definitief terug te keren in het ouderlijk huis. Tobias en Agnes staan dus voor een zware keuze. De spanning loopt zo hoog op dat dochter Julia na een zware zenuwinzinking gewapend met een pistool terugkeert in de huiskamer. Als een rode draad door het spel loopt de muziek uit ‘Pagliacci’ van Leoncavallo. In naslagwerken wordt deze opera beschreven als een werk over jaloersheid en dood, maar in de opera staan personages centraal die gedoemd zijn tot samenleven, terwijl ze elkaar niet kunnen of willen begrijpen. Het is dus logisch dat regisseur Jonckheer zijn oog op deze opera heeft laten vallen ter omlijsting van de confrontaties. Agnes is door de regie wel erg lange lappen tekst in de mond gelegd. Anneke Lips weet daar overwegend goed mee om te gaan, maar hier en daar klinkt het meer als declameren dan als tekstinterpretatie. ‘Een wankel evenwicht’ had ongetwijfeld aan gewicht gewonnen indien de teksten wat bondiger waren samengesteld en het stuk als geheel met minstens een half uur was ingekort. En helaas zat er net als vorig jaar weer een pauze in de voorstelling. Dat zou de Roosendaalse Comedie toch echt niet moeten doen. Want net als bij de voorgaande productie kwam het stuk na de hervatting wat moeizaam op gang, en was dit gedeelte geen logische voortzetting van het voorgaande. Pauzes in een toneelstuk verstoren doorgaans de concentratie van zowel de spelers als het publiek. En waarom zou je kiezen voor een onderbreking als het tweede gedeelte maar amper veertig minuten in beslag neemt?  Bovendien was Agnes ineens heel wat moeilijker te verstaan dan in het eerste gedeelte, wat waarschijnlijk is terug te voeren op de techniek.  Deze bemerkingen nemen niet weg dat de Roosendaalse Comedie onder regie van Peter Jonckheer kan terug kijken op een uitermate verdienstelijke productie. Er zijn nog voorstellingen op 16 en 17 juni in Cultuurhuis de Suite aan de Burgerhoutsestraat. Het publiek zit in de concertzaal als het ware rond het toneel. Vanuit vrijwel elke gezichtshoek is het verhaal goed te volgen. Dankzij het cynisme van met name Claire valt er ondanks de zware lading af en toe ook te lachen bij de opvoering.  

 

Een Wankel Evenwicht – Roosendaalse Comedie, regie Peter Jonckheer, Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 15 juni in Cultuurhuis deSuite.


Vrijdag 15 juni 2018

PVC STELT ASOCIAAL PARKEERGEDRAG FIETSERS AAN DE KAAK

Het gemeentebestuur vond het een groot aantal jaren geleden nodig om het ‘tunneltje’ tussen de Bloemenmarkt en het parkeergedeelte van het Emile van Loonpark te voorzien van zogeheten verkeersremmers. Dit was bedoeld om het fietsverkeer letterlijk te laten afremmen voor nietsvermoedende, passerende voetgangers. Op zich was daar wel het nodige voor te zeggen, ware het niet dat de remmers al vrij snel na de vestiging van een eethuis op de hoek dienst gingen doen als extra ‘aanlegsteigers’ voor fietsend bestemmingsverkeer. De PVC heeft het College van B&W en het team Handhaving jaren geleden al verzocht erop toe te zien dat de doorgang vrij wordt gehouden, zodat fietsers en voetgangers ongehinderd hun weg via deze route kunnen vervolgen. Het College heeft zoals zoveel van door de PVC aangedragen problemen (en oplossingen) nooit gevolg willen geven aan dit verzoek. De laatste tijd is de situatie echter bar en boos. Donderdagochtend was de doorgang geheel geblokkeerd door geparkeerde fietsen, terwijl de eigenaren voor de etalageruit glimlachend en smikkelend en smullend zaten toe te kijken.
De PVC verzoekt het College en met name het Team Handhaving met een (diepe zucht) hierop toe te zien en zonodig handhavend op te treden. Team Handhaving en het gemeentebestuur zouden er bovendien verstandig aan doen om de eigenaar van de eetzaak te wijzen op zijn morele verplichtingen in deze en dat hij zijn  klanten er op moet attenderen dat fietsen in de doorgang niet overeenkomstig de fatsoensregels in het openbaar gebied is. De gemeente zou de APV zodanig kunnen aanpassen dat er een verbodsbord wordt geplaatst. De PVC vertrouwt erop dat het College en Team Handhaving snel handelend zullen optreden.        
Overigens heeft de PVC het College tevens gevraagd om de dezelfde verkeersremmende maatregelen te treffen in de tunnel onder de spoorwegovergang Stationsstrraat/Kade, waar een dergelijke blokkade veel dringender gewenst is. Ook op dat verzoek is negatief gereageerd. Met als gevolg dat voetgangers vrijwel dagelijks van de sokken worden gereden door (gemotoriseerde) tweewielers. Het PVC verzoekt het College derhalve dit verzoek in heroverweging te nemen.


Donderdag 14 juni 2018

COMMUNICATIEPROBLEEM B&W NU OOK ONDERKEND DOOR RAADSFRACTIES

Al onder het vorige College van B&W constateerde de PVC dat het dagelijks (gemeente)bestuur kampte met een communicatieprobleem van niet geringe omvang. De bevindingen waren zelfs zo schokkend dat de PVC zich genoodzaakt zag om dit probleem onder de aandacht van de CdK, Wim van den Donk, te brengen. Deze ondernam helaas geen actie, maar raadde de PVC aan om zelf in contact te treden met B&W.
Was het voorheen zo dat de antwoorden die de communicatiemedewerker namens B&W mocht geven bitter weinig voorstelden, op de laatste vier brieven die de PVC aan het Stadskantoor richtte, is zelfs helemaal geen reactie gekomen. Ook brieven die rechtstreeks aan burgemeester Niederer waren gericht, bleven bij herhaling onbeantwoord. Eindelijk is nu ook tot de politieke partijen die wel in de raad zijn vertegenwoordigd het besef doorgedrongen dat het zo niet langer kan. Alle raadsfracties hebben een voorstel ondertekend dat reeds op korte termijn moet leiden tot een betere communicatie met de burger. Opvallend genoeg – of juist niet- valt een groot aantal gesignaleerde hoofdpijndossiers onder portefeuillehouder Cees Lok. Met name in het dossier ‘Nieuwstraat in relatie tot de beoogde bioscoop’ heeft hij in de communicatieve sfeer flater op flater gestapeld. De PVC is blij met dit gelijk achteraf, maar vraagt zich wel af waarom de partijen niet in actie kwamen toen de eenmanspartij dit zo duidelijk aan de orde stelde.  De PVC zal opnieuw een verzoek aan de CdK richten om in actie te komen, want in het zelfreinigend vermogen van dit college heeft deze partij geen vertrouwen.  

Het voorstel zoals verwoord door: de Roosendaalse Lijst, D66, CDA,  VVD, PvdA, VLP, Nieuwe Democraten, ChristenUnie. GroenLinks en SP ontbreken merkwaardigerwijs genoeg in dit rijtje.
De Nieuwstraat en de bioscoop, de problemen bij Kerncentrale Doel, overlast rondom een Poolse supermarkt; de laatste tijd veranderen allerlei zaken in en rondom onze gemeente in de uitvoering al snel in hoofdpijndossiers. De oorzaak volgens ons? Gebrekkige communicatie. Enerzijds over het proces aan de voorkant (mocht ik als inwoner nu meedenken of meebeslissen?) en anderzijds is er minimale of geen communicatie over het proces als een voorstel tot uitvoering komt (wanneer gebeurt er wat en welke mogelijkheden heb ik nog als inwoner?). Met het recente bestuursakkoord in de hand, waarin de intentie wordt uitgesproken om te zorgen voor betere verbinding met inwoners, lijkt de tijd rijp voor een betere communicatieve aanpak. In een steeds complexere en snellere communicatiesamenleving, moet communicatie geen ondergeschoven kindje zijn maar een prominente plek krijgen in beleid en uitvoering. Dat scheelt tijd, geld, bezwaarschriften en frustratie. Om de communicatie op korte termijn te verbeteren stellen we voor om ieder raadsvoorstel/raadsmededeling te voorzien van een compacte communicatieparagraaf. In deze communicatieparagraaf die primair gericht is op het betrekken van inwoners en de wijze waarop, zouden volgens ons de volgende zaken minimaal aan de orde moeten komen: - In welke mate worden inwoners betrokken bij dit voorstel? Dit kan aan de hand van de rollen die inwoners kunnen invullen aan de hand van de participatieladder: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen. In het kader van de nieuwe Omgevingswet wordt dit eveneens een belangrijk aspect. - Welke communicatiemiddelen (folders, bijeenkomsten etc) worden ingezet in de diverse stadia van het project of voorstel? Bijkomend voordeel van een dergelijke paragraaf is dat er geen dubbel werk wordt gedaan. Politieke partijen weten namelijk nu vaak niet in welke mate inwoners betrokken zijn bij een voorstel, waardoor ook zij in de weer gaan met het betrekken of bevragen van inwoners. Naast het beter communiceren aan de voorkant, willen we tevens graag meer aandacht voor communicatie in de uitvoering. Ondanks dat inwoners zelf ook een verantwoordelijkheid hebben om zich te informeren over zaken als bestemmingsplannen, bezwaar- en beroep, is dit voor veel mensen ‘ver-van-hun-bed’. Zij weten vaak niet welke wegen ze moeten of kunnen bewandelen en wanneer er belangrijke momenten aankomen om invloed uit te oefenen of meer informatie te verkrijgen. Een dienstverlenende gemeente in deze tijd moet volgens ons hier een meer pro-actieve rol in spelen. Over het bovenstaande hebben we de volgende vragen: 1. Bent u van mening dat de communicatie met inwoners in diverse stadia van beleid en uitvoering voor verbetering vatbaar is? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo niet, waarom niet? 2. Kunt u zich vinden in de suggestie om alle raadsstukken voortaan te voorzien van een compacte communicatieparagraaf waar bovengenoemde punten aan de orde komen? Zo ja, wanneer kunnen we dit verwachten? Zo niet, waarom kunt u zich hier niet in vinden? 3. Is er op dit moment een gericht communicatiebeleid rondom het betrekken van inwoners en op welke wijze wordt er nu (pro)actief gecommuniceerd met inwoners over een te doorlopen proces en de procedures?


Woensdag 13 juni 2018

BERICHTGEVING BN/DESTEM LAAT WEER VEEL TE WENSEN OVER

In een openbare reactie laat burgemeester Niederer weten het niet eens te zijn met de wijze waarop BN/DeStem heeft bericht over de discussie in de commissie over het handhavingsbeleid. ‘Tijdens deze vergadering hebben wij een constructief debat gevoerd over het handhavingsbeleid in al z'n facetten en zijn we ingegaan op de specifieke aandacht die het thema arbeidsmigratie in toenemende mate vraagt. Op een tweetal locaties, namelijk de Stationsbuurt en rondom de supermarkt op de Gastelseweg speelt dit met name omdat er sprake is van overlast. ln BN De Stem van vrijdag I juni is een klein stukje van ons debat helaas uit z'n context getrokken. Het artikel en de reacties daarop suggereren dat ik de problemen bagatelliseer en bewoners niet serieus neem. Sommige woorden kregen hierdoor een zelfstandige, negatieve betekenis, niet passend in mijn totale betoog’.
‘Dit beeld spreekt het college met klem tegen. Het correspondeert niet met hetgeen is gewisseld in genoemde commissievergadering. Ook de situatie rond arbeidsmigranten aan de Gastelseweg neemt het college uiteraard serieus. Met nadruk wil ik zeggen dat het team Veiligheid, Toezicht en Handhaving zeer intensief toezicht houdt op de openbare ruimte, en handhaaft op overtredingen, en dit zal blijven doen. Het college wil dieper ingaan op de extra inzet die wij sinds begin dit jaar plegen. De contacten met bewoners vonden veelal op formele wijze plaats. Overwogen werd dat een meer persoonlijke benadering van melders wenselijk was. Daarom heeft het college extra ambtelijke capaciteit vrijgemaakt om in overleg te gaan met iedereen die zich bij deze kwestie betrokken voelt, om te beginnen met de bewoners. Op 28 februari en 29 maart 2018 hebben gesprekken plaatsgevonden in deze nieuwe constellatie. Daar is uit voortgevloeid dat er twee sporen bewandeld gaan worden: Allereerst oplossing(en) voor de langere termijn onderzoeken, voorts treffen we kortetermijnmaatregelen tegen overlast’.

Wie overlast wil melden kan contact opnemen met de gemeente via: Gemeente Roosendaal Stadserf 1, postbus 5000 Roosendaal Telefoon 14 01ô5 Telefax 0165 579 338 E-mail info@roosendaal.nl lnternet www.roosendaal. n I bladaanduiding ons kenmerk 2t2
Niederer: ‘Overigens hebben andere bewoners van de Gastelseweg die anoniem wensen te blijven (hun identiteit is mij wel bekend) gemeld dat zij wel degelijk verbeteringen zien en de voorgestelde- en uitgevoerde aanpak waarderen. Beide sporen worden tegelijk bewandeld, en concrete acties waren: Het sluiten van het drugspand Gastelseweg 33a voor een periode van 3 maanden (van 26 april tot 26 juli 2018). Een bewonersoverleg ter plekke over de verkeerssituatie. Dit overleg vond op 31 mei jl. plaats. De daar afgesproken fysieke maatregelen zijn binnen enkele dagen gerealiseerd. Ambtelijke gesprekken met de directies van een tweetal relevante uitzendbureaus, een gesprek met de bedrijfsleider van de supermarkt, en een gesprek met één van de eigenaren van de panden. Hierin zijn kansen verkend om op de langere termijn te komen tot een eventuele structurele oplossing. Het uitgeven van waarschuwingsbrieven aan nieuwe arbeidsmigranten. Het aanschrijven van de eigenaren van voertuigen die bekeurd werden. De bestuurders kregen in voorkomende gevallen een bekeuring. De eigenaren werden in een brief op de hoogte gesteld van de verkeersovertreding en dringend verzocht toe te zien op het correct gebruik van de auto en juiste toepassing van de verkeersregels. De inzet van handhaving is gedurende deze periode onverminderd hoog geweest, en zal zo blijven. Bewoners hebben in vrijwel ieder contact twijfels geuit over de juridische juistheid van het gemeentelijke optreden. ln maart is daarom aan bewoners voorgesteld om nogmaals in te gaan op al hun vragen. Begin mei hebben wij26 vragen ontvangen. ln een overleg op 5 juni2018 met vier bewoners, waarbij gemeentelijke deskundigheid van de teams Veiligheid, Toezicht en Handhaving, Ruimtelijke Ontwikkeling, Economische Zaken & Detailhandel, Data (kadaster en BAG-|nformatie) en Vergunningen is diep ingegaan op alle vragen onder gespreksleiding van een senior jurist uit de organisatie. Een drietal zaken kon niet ter plekke tot volle tevredenheid beantwoord worden. Deze punten zijn genoteerd en worden in juni alsnog beantwoord. Aan het verslag wordt gewerkt’.
Er is door de burgemeester ook een verbod op het nuttigen van alcohol íngesteld rondom de Gastelseweg om de overlast terug te dringen. Een van de bewoners stuurde nagenoeg dagelijks een uitgebreid verslag met alle overtredingen en problemen die er die dag opgetreden waren. Aan deze persoon is gevraagd om de bekende problemen niet meer nagenoeg iedere dag te herhalen maar om de gemeente vooral op de hoogte te stellen van bijzonderheden en nieuwe toevoegingen. Niederer wil daarmee voorkomen dat zijn mensen door een overdaad aan reeds bekende informatie juist essentiële dingen gaan missen. ‘Resumerend kunnen wij stellen dat onze inzet de afgelopen periode juist verstevigd en verbreed is, zowel vanuit openbare orde en veiligheid (sluiten drugspand en handhaving) als vanuit leefbaarheid (participeren van álle belanghebbenden in het verbeteren van de situatie)’, aldus een stevig in zijn wiek geschoten Niederer. 

Dit is niet de enige flater die BN/DeStem recentelijk geslagen heeft. In de krant van dinsdag 12 juni bericht de redactie Roosendaal dat bewoners van de Marktstede en de Bloemenmarkt genoeg hebben van die afzichtelijke openbare toiletten waar ze gedurende het weekeinde ongewild tegenaan kijken. De PVC heeft dit echter vorige week al aangekaart bij wethouder Toine Theunis, met daarbij gevoegd de suggestie om het grasveldje tussen De Biggelaar en het (inmiddels gesloten) blues café aan het Tongerlotuin te benutten om daar een volwaardige openbare toiletvoorziening te plaatsen, waarin de mannelijke bezoekers met hoge nood niet langer te kijk staan voor de omgeving. Het trieste van de situatie is dat het structureel boycotten van de PVC onderdeel uitmaakt van het redactiebeleid van BN/DeStem. Door dit bericht van de PVC moedwillig terzijde te schuiven doet BN/DeStem zijn reputatie van ‘miserabele rotkrant’ weer eens ‘eer’ aan.


Dinsdag 12 juni 2018

LAAT JEF RADEMAKERS IN GESPREK GAAN MET LAATSTE DRIE ROOSENDAALSE MOHIKANEN

In mijn toenmalige radioprogramma Spotlight op Radio Stad FM ontving ik in mijn laatste uitzendjaar kort achter elkaar acteur Piet Ekel (Malle Pietje in Swiebertje) en Tobi – toeterix – Rix. Deze vertegenwoordigers van de laatste der Mohikanen van het Nederlandse amusement zaten zo boordevol leuke verhalen dat ik het jammer vond indien dit niet verder zou gaan dan de lokale zender. Daarom heb ik Omroep Max voorgesteld om al deze veteranen nog eens samen te brengen in een televisieprogramma waarin ze uitgebreid de tijd zouden krijgen voor hun verhalen van toen, maar natuurlijk mocht hun kijk op het huidige amusement ook niet ontbreken. Om het Omroep Max gemakkelijk te maken had ik al vast het lijstje met illustere namen samengesteld. Naast genoemde Tobi Rix en Piet Ekel waren dat: Ad van der Geijn (Cocktail Trio), Annie de Reuver (zangeres) en Eddy Christiani (zanger/gitarist). Niet veel later berichtte Omroep Max mij dit weliswaar een aardig idee te vinden, maar geen kans te zien om dit op korte termijn te realiseren. En dat was gezien de leeftijd van deze Mohikanen wel cruciaal, zoals al snel zou blijken. Piet Ekel overleed korte tijd later, dus ik waarschuwde Omroep Max dat haast nu echt geboden was. De ouderenomroep dacht daar kennelijk anders over, want op dat tweede bericht heb ik nooit een reactie ontvangen. Inmiddels is geen van dit illustere groepje nog in leven. 
Nu Roosendaal druk bezig is het ‘750-jarig bestaan’ te vieren, is het wellicht denkbaar om ‘onze’ laatste drie nog levende Mohikanen op deze wijze terug in de spotlights te zetten. Ik denk daarbij aan een tafeltjesgesprek in De Kring. Dat kan in de kleine zaal, maar wellicht zijn de Tongerlotuin, de Rabobankgalerie en restaurant Over de Tong daar beter geschikt voor. Ik heb zelf recentelijk mogen ervaren dat ze alle drie nog redelijk tot zeer helder van geest zijn. Met de oudste van hen, Arnold Verkouteren (, 1920, oud-journalist Brabants Nieuwsblad) had ik tijdens de laatste Kindercarnavalsmiddag nog een zeer geanimeerd gesprek, waarbij zijn helderheid van geest me weer eens aangenaam verraste. Oud-Prins Jan Mol (1926) zag ik voor het laatst op Koningsdag bij het hijsen van de Nederlandse driekleur als slot van de lintjesbijeenkomst in het Raadhuis. Wim Schutz (1921), nog zeer actief als beeldend kunstenaar, belde me rond de gemeenteraadsverkiezingen met de mededeling dat hij voor mij ‘getekend’ had, waarmee hij doelde op het invullen van een ondersteuningsverklaring voor de PVC ten gemeentehuize. Gelukkig heb ik de gemeente tijdig weten te bewegen Verkouteren en Schutz te eren met een Roosenspeld, bij Jan Mol kwam het initiatief van burgemeester Niederer zelf. Mol en Verkouteren beschikken over de nodige ervaringen met spreken in het openbaar, dat zal dus geen enkel probleem zijn. Anders ligt dat met de bescheiden en introverte Wim Schutz. Hij is zijn hele leven liever wat op de achtergrond gebleven. Daar kan op ingespeeld worden door hem uit te nodigen ter plaatse een schilderij te vervaardigen waarin hij zijn visie op ‘Roosendaal 750 Jaar’ kan weergeven. Videoclub Ersa zou van tevoren gevraagd kunnen worden om een video-impressie van het hedendaagse bestaan van de drie Mohikanen te maken. Want een talkshow, hoe geanimeerd ook, zonder visuele ondersteuning kan heden tendage echt niet meer. Ook zijn optredens denkbaar van bij voorbeeld Smidje Verholen en/of Mien Oostvogels.
In mijn visie is oud-televisiemaker Jef Rademakers de aangewezen persoon om als interviewer/gastheer te fungeren. De nu zeventigjarige levensgenieter en kunstkenner heeft alle drie de heren van zeer nabij meegemaakt, en heeft zelf ongetwijfeld ook kostelijke anekdotes te vertellen. Het zou natuurlijk helemaal top zijn indien ook burgemeesterszoon Joost Prinsen hierbij betrokken kan worden. Uit publicaties heb ik begrepen dat hij zich nog zeer betrokken voelt bij het Roosendaal ten tijde dat zijn vader hier burgemeester was. Van een DNA-lezing wilde hij destijds helaas niets weten, dus ook die schade kan een beetje worden ingehaald. Ik hoop dat het comité Roosendaal 750 Jaar en De Kring kans zien om deze extra programma-activiteit op korte termijn te realiseren. Want zeg nou zelf, Roosendaal 750 Jaar is natuurlijk niet compleet zonder dit uitzonderlijk boeiende gesproken woord.


Zondag 10 juni 2018

JUBILEUM ZONDER ROOSENSPELD VOOR HENK VAN DER VLIET

De gemeente Roosendaal heeft in een week tijd drie kansen voorbij laten gaan om burgers met een Roosendaals heden of verleden op gepaste wijze te eren voor hun verdiensten. Liet burgemeester Jacques Niederer vorige week zaterdag de jazzgiganten Jack van Poll en Hein van der Geyn al met lege handen vertrekken na een daverend optreden op ParkJazz in het Vrouwenhof, afgelopen zondag verzuimde hij de negentigjarige componist/musicus Henk van der Vliet te eren met een Roosenspeld. Vanwege zijn 90-e verjaardag kreeg Van der Vliet  van de Academy of Music and Performing Arts een concert met vier door hem gecomponeerde werken aangeboden in de kleine zaal van De Kring. Door deze bestuurlijke blunder van formaat kon er na afloop geen foto worden gemaakt van de kersverse Roosenspelddrager op het bengske, dat een dag eerder zo triomfantelijk was onthuld door Commissaris der Koning, Wim van de Donk.

Henk van der Vliet mag dan in 1928 het eerste levenslicht hebben aanschouwd in de Rotterdamse Schippersstraat (zijstraat van de bekende Schiedamseweg), hij is ook geruime tijd actief geweest vanuit Roosendaal. Zo heeft de bekende manager/muzikant John Zwetsloot, vooral bekend van zijn Rolling Stonesprojecten, hem een tijdje als buurman gehad. De laatste keer dat Van der Vliet een jubileumconcert mocht ondergaan, was bij de viering van zijn 85e verjaardag, nu dus vijf jaar geleden. Er was Martyn Smits uiteraard alles aan gelegen om dat feest van toen in muzikaal opzicht nog wat meerwaarde mee te geven. Voorafgaande aan dat concert onderwierp Smits de jubilaris aan een kort interview. Zo kwam het publiek (circa een half gevulde kleine zaal) aan de weet dat Van der Vliet zich ruim vijftig jaar van zijn rijk gevulde leven aan het componeren van kamermuziek heeft gewijd. Dat zijn muziek voor studenten zo lastig te vertolken is, zoals Smits suggereerde, deed hij af met een milde glimlach. ‘In mijn idee is het vrij eenvoudig, maar ja, dat is nu eenmaal de eigenheid van de componist’. Smits stond ook nog even stil bij de imposante carrière van de speciale gast. Hij begon zijn carrière destijds bij het Rotterdamse Kamerorkest, waar hij werd onderwezen door Jan van Dijk. In zijn Canadese periode was hij lange tijd actief bij een militair orkest’. Een gemis was wel dat er geen video-impressie van zijn huidige leven (met historische beelden) kon worden vertoond. Dat had de middag heel wat levendiger gemaakt. Gezeten op de hoekplaats van de eerste rij luisterde Van der Vliet met volle aandacht hoe de studenten van de Academy zijn composities ‘Strijkkwartet no 3,  Divertimento voor hobo en piano, Sonatine voor 2 violen en Divertimento voor hobo en strijktrio’ zouden gaan uitvoeren. Na vijf kwartier, waarin Smits iets over de te spelen composities vertelde, beloonde hij de aankomende musici spontaan met een spontane ovatie, daarin al snel gevolgd door de gehele zaal. Smits liet Van der Vliet uiteraard niet met lege handen vertrekken. Onder luid applaus mocht hij een fraai boeket in ontvangst nemen. Het blijft jammer, als de gemeente en met name burgemeester Niederer wat alerter was geweest, had Van der Vliet met nog veel meer voldoening teruggekeken op de muzikale invulling van zijn 90-e verjaardag. Het zou het Stadskantoor sieren indien ze deze omissie –als daar dan nog aanleiding toe is- in 2023 ten volle compenseert.   

 
Kamermuziekconcert – Met composities van Henk van der Vliet t.g.v. zijn 90ste verjaardag, uitgevoerd door de Academy of Music and Performing Arts, Tilburg o.l.v. Martyn Smits. Gezien door Jaap Pleij op zondag 10 juni in de kleine zaal van De Kring.

Henk van der Vliet volgde van 1938 tot 1942 accordeonles op de Toonkunstmuziekschool. Zijn eerste compositieprobeersels uit die tijd werden aan de directeur van de muziekschool, Willem Pijper, voorgelegd. Deze raadde hem een muzikale vakstudie aan. In overleg met Willem Pijper werd voor de fluit gekozen en in 1945 begon hij zijn studie aan het Rotterdams Conservatorium. Jan van Dijk had daar de grootste en meest vormende invloed op hem. Na het eindexamen in 1950 ging hij fluit studeren bij Johan Feltkamp in Amsterdam.
Vanaf 1950 gaf Henk van der Vliet les en speelde hij in het pas opgerichte Rotterdams Kamerorkest. In 1953 emigreerde hij naar Canada waar hij fluitist was in een military band. In 1956 keerde hij terug naar Nederland. Hij gaf weer fluitles, speelde weer in het Rotterdams Kamerorkest en nam ook weer les bij Johan Feltkamp. In 1961 verhuisde hij naar Noord-Brabant waar hij met zijn vrouw (piano) en de cellist Jan Wisse een trio vormde en in kleinere plaatsen optrad. Als componist is Van der Vliet autodidact. Vanaf 1965 begon hij regelmatiger te componeren, vooral voor amateurs. In 1974 componeerde hij in opdracht van de gemeente Breda Vijf etudes voor orkest. In 1975 verschenen een Sonatine voor fluit en piano en de Passacaglia per pianoforte . Tevens componeerde hij in opdracht van Nederlandse zangverenigingen in 1981 Beestenboel, voor jeugdkoor en ensemble en in opdracht van de Stichting ter bevordering van de Brabantse scheppende toonkunst een Concert voor harmonieorkest, xylofoon en 2 piano's. De Sinfonia Concertante voor fluit, althobo, harp en orkest (2007), de 1ste Sinfoniëtta (in 1987 voor het Brabants Orkest gecreëerd) en de Preambulum e Variationi werden door de Russische dirigent Mikola Sukach tijdens een driedaagse tournee in 2007 naar Chernigov (Oekraïne) met de Philharmonia uitgevoerd. Recente werken zijn o.a. een hoorntrio Scherzo (2005), de door Tannie van Loon op haar eindexamen gespeelde Sonata da Chiesa voor fluit, hobo en orgel (2000) en de 1ste bundel met 6 Preludes en Fuga’s voor orgel (2005), de door Daniël Kramer uitgevoerde 3de Pianosonatine ( 2006) en de in Wenen, tijdens de 'Residenz Conzerte' op de Nederlandse ambassade uitgevoerde Divertimenti (respectievelijk voor klarinet en piano, 2006 en gitaar, 2008).


Vrijdag 8 juni 2018

BRABANTS BENGSKE BLIJKT DIVAN VAN DE PSYCHIATER

Een waar kunstobject als een cadeau voor het 750-jarige Roosendaal. Met die belofte was de commissaris van de Koning, Wim van de Donk, zaterdag afgereisd vanuit de provinciestad naar het jubelstadje aan de Vliet om hoogstpersoonlijk op het Tongerloplein zorg te dragen voor de overdracht. Van te voren was al bekend gemaakt dat het hier om een zogeheten ‘Brabants Bengske’ van 2.24 meter zou gaan. Het bankje moet volgens het provinciebestuur niet alleen beschouwd worden als een kunstobject, ‘maar heeft daarnaast ook de functie van ontmoetingsruimte’. De huis-aan-huis-blaadjes hebben al deze bla-bla uit het persbericht keurig netjes over geschreven uit het persbericht,  maar zelfs de meest kritiekloze onbenul had toch op zijn klompen kunnen aanvoelen dat hier sprake was van schromelijke overdrijving. ‘Zo’n buurtbankje is niet alleen een plek om uit te rusten tijdens een wandeling. Het is vooral een plek waar je elkaar ontmoet, een praatje  maakt en vrienden wordt’, ronkte het persbericht hoogdravend verder.
Een ding moet de CdK worden meegegeven. Met dit gulle gebaar herstelde hij in zijn eentje de historische blunder die voormalig wethouder Hans Verbraak had gemaakt bij de renovatie van het cultuurplein. Naast groen was hij tevens ‘vergeten’ om het plein met openbaar meubilair uit te rusten.  Wat nogal in tegenspraak is met het gastvrije karakter dat de gemeente Roosendaal beweert na te streven, maar zelden waarmaakt in de praktijk. Het ‘bengske’ werd door de commissaris aangeboden tijdens de Leerlingenmuziekdag, die eveneens in het kader van 750 Jaar Roosendaal was georganiseerd. ‘Leuk dat dit bengske op zo’n mooi plekse staat’, ging de CdK monter van start. Van der Donk stond even kort stil bij de historische gebeurtenis die aanleiding was voor deze viering (de bouw van de kapel) en verontschuldigde zich voor zijn afwezigheid bij de nieuwjaarsreceptie eerder dit jaar in de St. Jan. De techniek liet het helaas weer eens afweten, met als gevolg dat zijn toespraak nauwelijks was te verstaan. Ergens in zijn betoog viel de naam ‘Bergen op Zoom’ en dat is in Roosendaal nog steeds vragen on afkeurende geluiden. Waar Van de Donk dan ook niet lang op hoefde te wachten. Wel was duidelijk hoorbaar hoe hij de bevolking uitnodigde om te hooi en te gras op het bengske te gaan zitten en elkaar daar zo vaak mogelijk te ontmoeten. Het klonk een beetje als de kandidaat Miss Universe die met uitgestreken gezicht beweert voor wereldvrede te zijn. Nadat het zwarte zeil was weggetrokken van het object werd meteen duidelijk dat de ontwerper niet zozeer een bengske maar een heuse divan van de psychiater heeft ontworpen. Inclusief aflopend zitvlak. Niet zo’n gek idee overigens, gezien de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen waarbij de partij van de in communicatief opzicht volkomen falende wethouder Cees Lok zowaar een zetel winst wist te boeken. ‘Tegen beter weten in’, zong Rob de Nijs ooit tot groot genoegen van oud=koningin Juliana. ‘Tegen iedere logica in’, is hier beter op zijn plats. Het bengske, of de divan zo u wilt, is uitgerust met de beeltenis van de Nederlandse Leeuw. Het opschrift is niet bepaald origineel.  Op het grijze plaatje aan de zijkant van het rood-wit gekleurde bankje staat slechts vermeld dat dit een cadeau is van de CdK, aangeboden aan de Roosendaalse bevolking via burgemeester Niederer.  Het tweede bordje waarmee de naam van Niederer verbonden is aan het Tongerloplein. Bij de opening na de volkomen mislukte renovatie van het Tongerloplein onthulde Niederer een bordje met de twijfelachtige tekst ‘Cultuur Verbindt Mensen’. ‘Tsja’, reageerde oud-wethouder Kees Jongmans, ‘dat doet verband ook’. Na de onthulling was het tijd voor de selfies. Vrijwel iedere aanwezige –wethouders zijn in dat opzicht net mensen- kon het niet laten om zichzelf te (laten) vereeuwigen op het bengske, dat dus een doordenkertje a la Rembrandt van Rijn bevat. Cameraman Cor Claassens sloeg het schouwspel lachend gade. ‘Burgemeester en de Cdk kunnen nu wel denken dat zij als eerste op het bankje hebben plaatsgenomen, maar bij het maken van het videofilmpje voor de website van ‘Roosendaal 750 Jaar’ was ik hen gisteren toch te snel af’, kon Claassens een triomfantelijk gebaar niet onderdrukken. Het leerlingenkoor bracht samen met solist Martine van de Kar aan het slot van de bijeenkomst op speciaal verzoek van de burgemeester het lied ‘Kadans van de Stad’ uit 2013 (ter ere van het koningsbezoek) nog een keer ten gehore. ‘Kippevelmomentje’, constateerde speaker Ruud van Osta na afloop terecht.                


Donderdag 7 juni 2018

KAFKAËSKE TAFERELEN IN HET BRAVIS ZIEKENHUIS ROOSENDAAL

De romans van Franz Kafka kenmerken zich door een nachtmerrieachtige, onheilspellende sfeer (als kafkaësk bekend geworden) waarin de bureaucratie en de onpersoonlijke maatschappij steeds meer greep krijgen op het individu. Ook wel omschreven als een 'uiterst geheimzinnige zakelijkheid' symbolisch voor de ontwortelde mens in de moderne tijd. Ontworteld maar vooral machteloos voelde ik me op de 26e april, de dag dat mijn 89-jarige moeder met een delier als uitvloeisel van een ‘simpele’ blaasontsteking werd opgenomen in het Bravis Ziekenhuis in Roosendaal. Twee dagen daarvoor was de nieuwe huisarts langs geweest en ze dacht het probleem te kunnen attaqueren met een simpel pillenkuurtje. Wie kampt met een delier mist echter het inzicht om de pillen op tijd in te nemen. Sterker nog, überhaupt in te nemen. Dat had de beginnende huisarts even over het hoofd gezien.
Op de ochtend van de 26e april constateerde ik dat het helemaal mis was. In elkaar gedoken zat ze op de bank, pulkend aan haar nachthemd, niet bij machte om te communiceren. De jongen van de Thuiszorg West-Brabant meldde zich enkele minuten later. Gekomen om Ma’s onderbenen te zwachtelen als voorbereiding op het aanmeten van steunkousen deed hij zijn werk naar behoren, maar zag ook wel meteen in dat hier een heel ander soort hulpzorg was geboden. ‘Ik zou maar heel snel de huisarts inschakelen, meneer’, sprak hij bij het verlaten van de woning met welgemeende bezorgdheid. ‘Uw vaste huisarts is er niet, maar ik zorg er voor dat haar vervanger binnen twintig minuten ter plaatse is, meneer’, beloofde de dienstdoende praktijkassistente. Die twintig minuten gingen hemeltergend langzaam voorbij zonder dat de plaatsvervanger zich meldde. Daarom maar weer eens opnieuw gebeld. ‘Er kwam een spoedgeval tussen, maar hij komt nu echt zo naar u toe’, sprak de assistente monter. En dan eindelijk, ruim een uur na het eerste telefoontje klonk de deurbel. De plaatsvervanger keek het even aan en sprak toen Ma aan met de volgende woorden: ‘Mevrouw, ga nou toch eens rechtop zitten’. Maar helaas, een stuurloos lichaam laat zich niet gebieden. Ma brabbelde wat voor zich uit en viel opnieuw om. Woorden waar de plaatsvervanger geen touw aan vast kon knopen. Ik ook niet, daarvoor was ze al te ver heen. ‘Het lijkt me duidelijk dat hier onmiddellijke ziekenhuisopname geboden is’, zei ik op mijn beurt gebiedend. De plaatsvervanger leek niet onder de indruk. ‘Tsja, misschien wel. Maar zo gemakkelijk is dat niet. Iemand ter observatie opnemen is door allerlei regeringsmaatregelen zo goed als onmogelijk geworden. Ik zal zien wat ik kan doen, maar als er nergens plaats is, houdt het gewoon op. Dan zullen we hier thuis iets moeten zien te regelen’. Dit horkerige gedrag schoot mij geheel in het verkeerde keelgat. ‘Hoezo geen plaats. Toen de Koningin iets overkwam, was er wel meteen plek in het ziekenhuis’. ‘Tsja’, ging hij verder op de ingeslagen horkerige tour. ‘Maar uw moeder is de Koningin niet’. ‘Nee, dat klopt. Mijn moeder heeft altijd keurig op tijd haar belasting betaalt, terwijl dat mens alles gratis in de schoot geworpen krijgt en ook nog op alle fronten een voorkeursbehandeling geniet’. Nou, nou’, reageerde hij op een Wilfred Genee-achtige sussende wijze. ‘Het is heel simpel, meneer de dokter. U regelt meteen iets of ik bel 112, met het verzoek om onmiddellijk een ambulance te sturen. Ik kan hier uiteraard niet de gehele dag blijven en ik peins er niet over om mijn moeder ook maar een seconde alleen te laten. Begrijpt u dat?’. Mijn woedende blik deed de rest. ‘Dat is duidelijk’. De plaatsvervanger pleegde wat telefoontjes en nam haastig afscheid met de woorden ‘Ik bel u zo terug, ik ga mijn uiterste best doen om wat te regelen’. Deze keer hield hij wel woord. Zeven minuten later meldde hij zich via de autotelefoon. ‘Ik heb een bed voor uw moeder kunnen regelen in het Bravis Ziekenhuis Roosendaal. De ambulance is reeds onderweg. Veel sterkte er mee’. Dat was het laatste wat ik van de huisartsenpost hoorde. Nergens in het vervolgproces heeft de huisarts noch haar vervanger ook maar even de moeite genomen om te informeren hoe het er mee ging.
De ambulance was snel ter plaatse. De mannenbroeders deden op professionele wijze hun werk. ‘Dit is zeker de tas met haar spullen. Die nemen wij wel mee. U kunt ook meerijden, maar we kunnen u niet terug naar huis brengen’. Gezien een eerdere ziekenhuisopname van Ma ruim tien jaar geleden leek me dat ook niet zinvol. ‘Ik pleeg even een paar telefoontjes en kom dan wel op de fiets naar het ziekenhuis. Ondertussen zullen ze dan wel de eerste proefjes hebben genomen, denk ik’. Dat had ik volgens de ziekenbroeder goed ingeschat. ‘We brengen haar naar de afdeling Spoedeisende Hulp. Daar wordt ze toch eerst uitgebreid onderzocht. Afhankelijk van die resultaten wordt dan bepaald op welke afdeling ze wordt opgenomen’. Mijn journalistieke instinct zei me dat dit toch enigszins in tegenspraak was met wat de plaatsvervanger had gezegd. Die had het immers over een bepaald bed’. ‘Ach, die huisartsen’, sprak de ziekenbroeder op smalende toon. ‘Die gaan daar helemaal niet over. Er is altijd plek voor iemand die dringend hulp nodig heeft. En als ik uw moeder zo zie, is dit dringend genoeg’. Na haar directe sociale omgeving telefonisch te hebben ingelicht, meldde ik me een uur later bij de receptie van de afdeling Spoedeisende Hulp. Ik kan niet zeggen dat ik te woord werd gestaan, want het wicht achter de balie vond haar roddelblaadje en aansluitend babbeltje met een collega belangrijker dan het bezorgde familielid tegenover haar. Toen ik eindelijk duidelijk had kunnen maken dat mijn moeder ongeveer drie kwartier geleden moet zijn binnengereden, bestond de enige reactie van het wicht uit het drukken op een knopje waardoor de achterliggende deur open vloog. Achter die deur bevonden zich enkele kleine kamertjes en na enig rondneuzen trof ik mijn moeder zonder enig toezicht in een van die kamertjes aan. In de veronderstelling dat het wicht een medewerker in een witte jas op de hoogte had gebracht van mijn komst, drentelde ik even op en neer. Na een kwartier vruchteloos wachten, ging ik verhaal halen bij het wicht dat nog steeds onverstoorbaar in haar boekje zat te lezen. ‘Niemand aanwezig. Dan zult u even moeten wachten’, reageerde ze laconiek. ‘Zou het niet handig zijn om even iemand op te roepen. Ik neem tenminste aan dat het zo hoort te gaan wanneer een nieuwe patiënt is binnengebracht’. Het wicht leek nu echt beledigd. Zelden een niet functionerende medewerker meegemaakt die zo op de verkeerde plaats zat.
Op dat moment bewoog zich iets op de achtergrond. Twee heren en een dame in een witte jas gingen de kamer in waar mijn moeder nog steeds wat machteloos lag te kreunen. Het bleek in alle drie gevallen ‘slechts’ om verplegers te gaan die ‘slechts’ wat proefjes kwamen doen. Op de eerste echte dokter moest ik nog geruime tijd wachten. Maar eindelijke was ze daar dan. De dienstdoende vrouwelijke blonde geneesheer. Op uiterst zakelijke wijze informeerde ze naar de omstandigheden die tot dit delier hadden geleid. ‘Ik moet dit aan u vragen nu uw moeder zelf niet in staat is om te antwoorden. Wilt u dat ze onder alle omstandigheden gereanimeerd wordt indien het mis dreigt te gaan. Ik moet u waarschuwen dat dan de mogelijkheid bestaat dat ze verder als kasplantje door het ‘leven’ gaat. Gezien alle moeite die ik tot zover had ondernomen om Ma nog wat langer voor deze wereld te behouden, antwoordde ik zonder aarzeling: toch maar alles uit de kast halen om haar leven te redden. Er verscheen een brede frons op het blonde hoofd. ‘Maar wat voor zin heeft dat, als ik vragen mag?’, vroeg ze verbaasd. ‘Dat mag u vragen, maar mag ik dan eerst een tegenvraag stellen. Als medische redding niet meer mogelijk is, waarom is dan nog steeds niet de stekker uit dat jonge Ajaxvoetballertje, getroffen door onherstelbaar hersenletsel,  gehaald? En waarom werd destijds niet de stekker uit Prins Friso gehaald toen het zonneklaar was dat voor hem na zijn skiongeluk nog slechts een bestaan als kasplantje was weggelegd. Als u mij dat kunt uitleggen, verander ik wellicht van mening. Maar nu verwacht ik dat u alles doet wat in uw mogelijkheden ligt om mijn moeder in leven te houden. Dat bent u volgens de eed van Hippocrates ook verplicht’. (De eed van Hippocrates is een eed waarin artsen zichzelf verplichten bepaalde beroepsregels te zullen handhaven. De eed is opgesteld in het Oudgrieks en is vernoemd naar de Griekse arts Hippocrates, die omstreeks 400 v.Chr. zijn leerlingen van het Asklepieion op het eiland Kos deze belofte liet afleggen).
De dokter zag in dat verdere discussie niet zinvol was en reageerde slechts met ‘Zo u wilt’. Dan ga ik nu de uitslagen van de proeven analyseren en afhankelijk daarvan beslissen naar welke afdeling uw moeder gaat. Maar ik waarschuw u, dat duurt geen vijf minuten’. Dat was bepaald een understatement. Ruim anderhalf uur bleef ze weg en in de tussentijd kon niemand de beleefdheid opbrengen om dit ongeruste familielid iets aan te bieden. Een kop koffie was wel het minste. Maar helaas, van de gastvrouw/gastheer functie hebben ze in het Bravis nog nooit gehoord. ‘Cardiologie lijkt mij in deze omstandigheden de beste optie. In combinatie met geriatrie. Maar omdat uw moeder hartpatiënt is, lijkt het me beter dat cardiologie de eerst verantwoordelijke in deze is. Ze wordt zo opgehaald. Sterkte er mee’, en weg was ook deze vertegenwoordigster van de medische sector. ‘Dat ‘zo’ moest niet al te letterlijk worden genomen. De afdeling cardiologie nam er ruim anderhalf uur de tijd voor om langs te komen met een rijdend bed. De overdracht tussen Spoedeisende Hulp en Cardiologie vergde nogal wat administratieve handelingen, maar na nog eens twintig minuten kon mijn moeder dan eindelijk naar haar voorlopige eindbestemming worden overgebracht. Lag ze aanvankelijk te dommelen, het ritje in het bed maakte haar zeer onrustig en toen mij duidelijk werd waar ze haar wilden onderbrengen, kreeg ik voor het eerst dat Kafkagevoel dat later die avond nog een nieuwe dimensie kreeg. Ma werd binnengereden in een kamer voor twee patiënten waar het overduidelijk gezelligheid troef was. De daar reeds aanwezige patiënt verkeerde zo te zien in de eindfase van haar opnameperiode en dat werd door de aanwezige familieleden op voor een ziekenhuis luidkeelse wijze gevoerd. Ma was door al het kabaal om haar heen nog veel onrustiger geworden en de zusters moesten alle zeilen bij zetten om haar in bedwang te houden. ‘Misschien kunt u na het invullen van de vragenlijst nog even bij haar blijven. Als ze een bekende stem hoort, wordt ze misschien wat rustiger’, aldus de verpleegster die het meeste initiatief toonde.
‘Uiteraard wil ik dat, beste mevrouw, maar zou ondertussen iemand het fatsoen kunnen hebben om mij eindelijk eens wat te drinken aan te bieden. Ik ben nu af bijna vijf uur in dit ziekenhuis, ik ga zo langzamerhand zelf van mijn graadje’. Verpleegster keek me aan of ze water zag branden. ‘Daar gaan wij niet over, sorry’. Ter wille van Ma kon ik mijn opkomende woede-aanval binnen boord houden, en besloot de tijd positief te gebruiken door zachtjes met geruststellende woorden op haar in te spreken. Dat leek te helpen. Met een volledig leeggelopen gevoel achtte ik de situatie weer drie kwartier later voldoende onder controle om afscheid te nemen van Ma. Doodvermoeid stapte ik op de fiets en reed naar Ma’s huis om daar nog wat dingetjes voor de dag van morgen te regelen. Bij binnenkomst rinkelde tot mijn verbazing de telefoon. ‘Ja, u spreekt met het Bravis Ziekenhuis’. Ik voelde direct nattigheid. ‘Zou u onmiddellijk terug kunnen komen. Uw moeder is weer bijzonder onrustig’. Deze keer had de witte jassenbrigade mijn woedegrens echt overschreden. Ik keek naar de klok die 21.00 uur aan wees. Ik was gearriveerd in de veronderstelling dat ik ten langen leste dat fel begeerde biertje uit de koelkast kon halen, waarmee ik voor de televisie zou neervlijden om de voetbalwedstrijd van die avond te aanschouwen.  ‘Mag ik eens even vragen. Ik dacht altijd dat het Bravis in Roosendaal staat. Maar nu vermoed ik dat het ergens in de Derde Wereld ligt. Ik ben doodop na de op de meest ondenkbare onachtzame wijze behandeld te zijn in dat fraaie ziekenhuis van jullie’. ‘Ziet u. Er zijn nog meer patiënten die onze aandacht nodig hebben. We hebben vanavond te weinig mensen om de zorg goed te kunnen verdelen’, gooide witkapje nog wat olie op het vuur. Ik begreep nu waar Franz Kafka zijn inspiratie vandaan haalde voor al die onvoorstelbare verhalen, waarin het individu vermalen werd in onmenselijke systemen.
Weigeren was uiteindelijk geen optie. Het ging hier per slot wel om mijn moeder. Dat kopje koffie en dat biertje moesten dan maar even wachten. Ondanks dat het me volkomen duidelijk was dat ik misbruikt werd als onbetaald hulpje hees ik me met mijn laatste krachten toch maar weer op de tweewieler. Als in een soort roes reed ik naar het Bravis waar ik bij de afdelingsbalie al opgewacht werd door het team der cardiologen. ‘We hebben uw moeder een verdieping lager ondergebracht in een eenpersoonskamer. Ze was erg onrustig, daar kreeg haar medepatiënt ook last van’. Dat had ik witkapje bij binnenkomst ook wel kunnen vertellen. In de wetenschap dat patiënten met een delier gebaat zijn bij een rustige omgeving snapte ik al niet wat de verpleegsters bezield had om haar naar uitgerekend zo’n drukke kamer te brengen. ‘Ze zullen wel weten wat ze doen’, was op dat moment mijn eerste gedachte. Na deze eerste Kafkaeske ervaring keerde deze gedachte in relatie tot het Bravis nooit meer weerom. De komende vijf weken zouden in het teken staan van kleine- en grote irritaties. Groot was dan ook mijn opluchting toen Ma op 4 juni, ernstig verzwakt dat wel, haar hartenwens –opname in Huize Elisabeth- in vervulling zag gaan. Het was mij toen al lang duidelijk dat het ziekenhuis veel te lang had gewacht met het revalidatieproces, dat in Elisabeth gelukkig wel vanaf dag een de volle aandacht kreeg. Bravis associeer ik niet meer met een ziekenhuis, maar met een kille, koude en zielloze ziekenfabriek, die nog eens slecht functioneert ook.  Je mag als aanverwant toch verwachten dat je moeder in het ziekenhuis vanaf het eerste moment in goede handen is, en dat de medewerkers bekwaam genoeg zijn om te weten hoe ze met patiënten met een delier om behoren te gaan. Dat telefoontje kwam amper twintig minuten nadat ik het ziekenhuis verlaten had. Erg lang hebben ze de situatie dus niet aangezien. Bravis heeft zijn zaakjes duidelijk niet op orde, en daarom hoop ik vurig dat de Raad van Bestuur mijn gerapporteerde aanbevelingen ten bate van komende patiënten ten volle zal honoreren. Dat het ziekenhuisavontuur op 4 juni eveneens op Kafkaeske wijze eindigde, maakt de situatie nog triester.                                                    


Woensdag 6 juni 2018

SMAKELIJK ETEN MET UITZICHT OP EEN URINOIR

Vorige week donderdag werd met de nodige tamtam het vernieuwde Parrotia heropend. Een zeer wezenlijke plek in het informatiecentrum is echter nog niet ingevuld: het gedeelte links naast de entree waar onder de naam Parrotia Plaza de eetlustige bezoeker straks op zijn wenken wordt bediend. Frederique Assink van bibliotheek VANnU verklaarde desgevraagd met enkele aspirant-uitbaters in gesprek te zijn om de opengevallen plek van de vorige exploitant Ad Huizers in te vullen. Riet van de Beemd, betrokken bij ontspanningscentrum Ons Marie, zag in de feestelijkheden geen aanleiding om haar kritiek binnen boord te houden. Met onvervalste Brabantse tongval nodigde ze wethouder Toine Theunis, belast met de officiële openingshandeling, uit om snel iets aan die schandalige onderdoorgang (verbindingstunneltje tussen Markt en Emile van Loonpark) te doen.
Er is echter nog een probleem dat de gemeente tot nu toe over het hoofd heeft gezien. In de weekenden verrijst pal voor de plek waar Parrotia Plaza komt te zitten een mobiel openbaar urinoir. Er schijnen zelfs al bezoekers letterlijk misselijk te zijn geworden van het onsmakelijke uitzicht waar men tijdens het nuttigen van de gerechtjes toe veroordeeld is. Ook in Hotel Tongerlo ‘genieten’ de gasten zaterdag en zondag van een diner met uitzicht op urinoir. De PVC stelt dan ook: haal die vieze dingen daar weg en zet ze weg in een donker hoekje ver uit het zicht. Of beter nog, de PVC heeft in het verleden voorgesteld het braakliggende grasveldje tussen parkeergarage Biggelaar en het inmiddels al weer gesloten blue café aan het Tongerloplein te benutten om daar een waardige openbare toiletvoorziening (met wasmogelijkheden) te plaatsen. Voor de privacy en de gemoedstoestand van de stappers met hoge nood is dat ook veel prettiger. Het toenmalige College van B&W wenste die suggestie, zoals bij vrijwel alle voorstellen van de PVC, niet te honoreren.  Naar het schijnt is de plek lange tijd in beeld geweest als locatie voor een kunstzinnig natuurparkje. Het veldje doet al weer geruime tijd dienst als extra parkeerterrein, dus dat idee, dat in den beginne zo door wethouder Cees Lok werd omarmd, zal wel vroegtijdig gesneuveld zijn. Dat maakt de weg vrij om de suggestie van de PVC alsnog in beleid om te zetten. De PVC verzoekt wethouder Toine Theunis hier zo snel mogelijk werk van te maken. De openbare (aardappel)eters in het vernieuwde Parrotia en de hotelgasten van Tongerlo zullen hem dat zeker in dank afnemen. Bovendien maakt het de stad weer een stukje completer, en daar staat  Theunis gezien zijn openingswoord altijd voor open. Dus: Stop het gezeik in  het openbaar en verplaats deze niet te voorkomen handeling naar de kleinste binnenkamertjes die Roosendaal te bieden heeft. 


Woensdag 6 juni 2018

VERBLIJF IN BRAVIS ROOSENDAAL AFGESLOTEN MET NIEUWE HORROR-ERVARING

 De rolstoeltaxi – op kosten van het Bravis Ziekenhuis, zo was zondag duidelijk afgesproken- zou maandag 4 juni om 10.15 uur klaar staan bij de centrale entree om Ma naar Huize Elisabeth aan de Wouwseweg te vervoeren. Nadat ik Ma zelf met een rolstoel had opgehaald –wat eigenlijk natuurlijk ook een ziekenhuistaak is – ‘parkeerde’ ik Ma om exact 10.15 uur in de wachtruimte, uiteraard in de veronderstelling dat de rolstoeltaxi ieder moment kon opdagen. Het werd echter 10.30 uur. Geen taxi te zien. Het werd 10.45 uur. Nog geen taxi te zien. Mijn zuurgraad had op dat moment al weer het kookpunt bereikt. Daarom maar eens bij de balie geïnformeerd. De portier was gelukkig van het kordate type en nadat ik hem het een en ander had verduidelijkt nam hij meteen contact op met Huize Elisabeth om te informeren of de rolstoel daar al was opgehaald. Dat bleek zoals ik al vreesde niet het geval te zijn.
Van daaruit schakelde hij door naar de balie van de afdeling cardiologie in de hoop daar wat wijzer te worden. Ma begon ondertussen behoorlijk moe te worden in die bepaald niet comfortabele openbare rolstoel, en daarom richtte ik mijn volle aandacht de volgende minuten op haar welzijn. Met een mistroostig gezicht kwam de portier niet veel later verslag doen van zijn bevindingen. ‘Er schijnt sprake te zijn van een forse miscommunicatie’ (ik had het kunnen weten). Bij het taxibedrijf (De Groen, JP) wisten ze helemaal van niets. Maar inmiddels is er een rolstoeltaxi onderweg naar Huize Elisabeth om daar de rolstoel op te halen, en dan komt hij zo spoedig mogelijk deze kant op. In de minuten die verstreken tussen die mededeling en 11.10 uur was ik niet bepaald trots op mezelf. Zelf gewend om altijd als een professional te werk te gaan kon ik bij de zoveelste opeenvolging van miskleunen binnen wat toch een professionele organisatie moet zijn luidkeels gefoeter niet langer onderdrukken. Maar om 11.10 uur was daar dan eindelijk de rolstoeltaxi, bestuurd door een uiterst vriendelijke maar wel boter bij de vis eisende chauffeur. Van een betalingsafspraak met het Bravis Ziekenhuis was hem in het geheel niets bekend. ‘Als u niet betaalt, dan vrees ik dat we een probleem hebben’. Ik keek in het inmiddels uiterst vermoeide gezicht van Ma en besloot deze frustrerende farcevertoning onmiddellijk te beëindigen door dan maar –met een van woede vertrokken gezicht- de portemonnee te trekken. ‘Als je nog geen hartpatiënt bent, wordt je het in dit ziekenhuis wel’, reageerde ik mijn frustratie nog even af op de portier. Iets waar ik nog veel minder trots op ben, want hij was per slot van rekening de enige in het ziekenhuis die ik in de afgelopen vijf weken op enige daadkracht heb kunnen betrappen. Omdat ik met de fiets achter de rolstoeltaxi aan moest fietsen, rekende ik de 33 verschuldigde euro’s van tevoren af met de chauffeur. Een bedrag dat ik bij thuiskomst uiteraard onmiddellijk zou gaan declareren bij de boekhouding van het Bravis Ziekenhuis. Met daar bovenop een schadeclaim voor de geleverde wanprestatie. De ontvangst niet veel later in Huize Elisabeth verzachtte de pijn zoals ik ook al had verwacht aanzienlijk. Vanaf het moment van binnenkomst werd Ma overladen met menselijke warmte en vriendelijkheid. Geen moeite was de dienstdoende toezichthoudster te veel om het Ma eenmaal gearriveerd in haar nieuwe woonomgeving helemaal naar de zin te maken. Na een uurtje gerust te hebben, leek ze al aardig te acclimatiseren. Ik benutte dat uurtje ouderlijke slaap om haar kamer in te richten en van een enigszins huiselijke sfeer te voorzien. Natuurlijk realiseer ik me dat een ziekenhuis qua opzet en inrichting nooit kan tippen aan een verpleeghuis, maar wederom vroeg ik me af wat het personeel in het Bravis belet om wat meer vriendelijkheid, empathie en betrokkenheid uit te stralen. Op de valreep moet ik wel een uitzondering maken voor de twee koffiedames die doordeweeks dienst hadden op de afdeling cardiologie. Die maakten voor zover de tijd het toeliet altijd wel een praatje en informeerden bij het bezoek (ik zij de gek) of hij ook een kopje koffie wenste. Deze spontaan-positieve houding van deze medewerksters stond in schril contrast met de houding van de ‘dame’ die ik op de dag van binnenkomst achter de balie op afdeling 5 (waar mijn moeder in eerste instantie lag) aantrof. Op dat moment had ik al een fors aantal uren in het ziekenhuis doorgebracht. In eerste instantie op de afdeling spoedeisende hulp, waar het bijna twee uur duurde nadat de dokter had beslist dat ze het beste op cardiologie kon worden opgenomen, voordat ze werd opgehaald.  Zonder een woord van excuses uiteraard. Niemand die ondertussen de beleefdheid had opgebracht om te vragen ‘Goh meneer, u bent hier al zo lang. Wilt u misschien een kop koffie?’. Daarom vroeg ik heel netjes aan ‘brombeer’ die uiterst geconcentreerd op haar computerschermpje zat te staren, ‘Mevrouw, kunt u mij vertellen waar het koffiepunt op deze afdeling is?’ ‘Koffie’, daarvoor mot je beneden zijn’, bromde het kreng zonder van haar schermpje op te kijken. Ze doelde kennelijk op het zelfbedieningsrestaurant in de centrale hal, dat op dat moment al lang gesloten was. Wist dat kreng veel! Ze was er immers niet voor om het bezoek te woord te staan’, zo maakte ze met haar lichaamstaal volkomen duidelijk. Het hoogtepunt van dat horrorverhaal moest op dat moment nog volgen. Maar dat verslag bewaar ik nog even. Ondertussen ben ik alleen maar blij dat Ma die vijf weken zonder al te grote schade is doorgekomen. Ik bewonder haar om haar enorme veerkracht, geduld, verdraagzaamheid en uithoudingsvermogen. Ik zou het als patiënt in dit ziekenhuis nog geen dag en zeker geen nacht uithouden. De uitdrukking ‘Ik zou in dit ziekenhuis niet dood gevonden willen worden’ heeft aangaande het Bravis sinds dit horrorverhaal voor mij een speciale betekenis gekregen. 


Dinsdag 5 juni 2018

HET KAN ZOVEEL LEUKER EN BETER IN HET BRAVIS ROOSENDAAL

Na vijf weken Bravis Ziekenhuis in Roosendaal kwam vrijdagmiddag het verlossende bericht. Er was eindelijk een plekje vrij gekomen voor Ma en wel in het verpleeghuis Huize St. Elisabeth waar haar absolute voorkeur naar uitging. ‘Ze wordt daar maandagochtend rond half elf verwacht’, klarinetteerde de contactpersoon van het transferbureau, zich overduidelijk bewust van de blijde boodschap die ze te verkondigen had. Dat betekende wel dat er in het weekeinde nog een aantal zaken met betrekking tot de overdracht geregeld moest worden, en daar is het weekeinde zeker in dit ziekenhuis niet de meest ideale periode voor. Zo was mij uit eerdere ervaringen al gebleken. ‘De details kunt u regelen met de verpleegsters van de afdeling cardiologie’, meldde de transferdame nog monter.
Dat was volgens mij ietwat te optimistisch ingeschat. Mijn voorgevoel bedriegt me zelden, maar dat dit laatste onderdeel van het ziekenhuisproces zo verschrikkelijk moeizaam zou verlopen, had ik ook weer niet kunnen bevroeden. Zaterdag liet het Bravis zich van zijn meest ongastvrije kant zien. De dienstdoende verpleegsters waren geen van allen aanspreekbaar –druk, druk, druk- en tot overmaat van irritatie was de weekendkoffiejuffrouw te beroerd om voor mij een kop koffie in te schenken. Gelukkig ging dat alles aan Ma voorbij. Die was weer eens in de rol van schone slaapster gekropen. ‘Kunt u vanmiddag niet terug komen?’, informeerde een blond verpleegsterkoppie met nauwelijks verholen ergernis. Helaas. Meneer kon vanmiddag niet terug komen. Blond verpleegsterkoppie realiseerde zich kennelijk niet dat meneer ook zo zijn verplichtingen had en dat nu eenmaal niet alles in het leven om het ziekenhuisbezoek kan draaien. Ik besloot het er voor deze dag maar bij te laten zitten, met het voornemen de volgende dag hoe dan ook duidelijkheid te eisen. Ik benutte de tijd maar om vast wat van Ma’s kleding in te pakken, zodat er in letterlijke zin tenminste sprake was van ruimte scheppen. ‘Er is zeker geen leidinggevende aanwezig?’, vroeg ik op weg naar het trapgat nog tevergeefs naar de figuurlijk bekende weg. Nee, die was er niet. Dat antwoord had ik bij een eerdere vervelende ervaring (zeg maar aanvaring) al gekregen, maar nu het kennelijk structureel zo geregeld is dat het Bravis het in de weekenden zonder geneeskundige leiding moet stellen, was het voor mij klip en klaar dat het Bravis in organisatorische zin de vergelijking met een gatenkaas glansrijk kan doorstaan. Zondag 3 juni zou de dag van de waarheid worden. Aangekomen in de kamer van Ma constateerde ik dat de stoel waarin ze menig uurtjes had doorgebracht spoorloos verdwenen was, en dat niemand van het personeel de moeite had genomen om de kamer van een schone handdoek en washandjes te voorzien. De afbraak was dus kennelijk al begonnen. Dat kwam mijn stemming uiteraard niet ten goede. Al snel bleek dat er qua vervoer wederom nog helemaal niets geregeld was.  Geen verpleegster achter de balie of in het achterliggende kantoortje te bekennen. Verplegend werk werd ook al nergens verricht en dat kon dus maar een ding betekenen. Het verplegend personeel had zich onder het genot van een bakje koffie (die mij een dag eerder was onthouden) weer eens massaal terug getrokken in de teamkamer. Toen ik met ingehouden woede mijn neus om de hoek stak en heel neutraal informeerde of het vervoer voor Ma geregeld was, staarde ik in louter geschrokken gezichten. Verbazing alom. Met duidelijke tegenzin kwam er na verloop van tijd wat beweging in een van de verpleegsters. ‘Ik zal eens gaan kijken’. ‘Alleen als het niet te veel moeite is’, wierp ik enigszins sarcastisch tegen. Ik had het kunnen weten. ‘Uiteraard’ was er nog helemaal niets in gang gezet. In allerijl werd Huize Elisabeth gebeld met het dringende verzoek om een (eigen rolstoel) beschikbaar te stellen voor de rolstoeltaxi, die – de oplettende lezer raadt het al-  ook nog besteld moest worden. Terug in de kamer van Ma kwam een van de verpleegsters een kwartier later tekst en uitleg geven over de procedure. De chauffeur van de rolstoeltaxi zou maandagochtend eerst langs gaan bij Huize Elisabeth om de rolstoel op te halen en van daaruit doorrijden naar het Bravis om Ma op te halen. ‘Want onze rolstoelen mogen het ziekenhuis niet verlaten’, klonk het bijna verontschuldigend. Bijna, want excuses aanbieden voor de uiterst belabberde gang van zaken, daar doen ze in het Bravis niet aan. De wetenschap dat Ma in Huize Elisabeth in een warm bad terecht zou komen – zo veel was mij vrijdag bij het uitermate aangename kennismakingsgesprek wel duidelijk geworden-  maakte de situatie nog net draaglijk. Stel dat ik deze zondag niet was langsgekomen om het ziekenhuispersoneel op zijn verplichtingen te wijzen, dan was er dus helemaal geen actie ondernomen, en had Ma tot St. Juttemis kunnen wachten op vervoer. Mijn gedachten gingen weer even terug naar die dramatisch verlopen vrijdag ervoor. Naar het punt van ergernis van die dag. Ondanks de broeierige zomerse temperatuur  leek het Bravis niet van zins om de kamers van de patiënten van airco te voorzien. De patiënten konden twee armzalige bovenraampjes openen en de gordijnen gesloten houden, maar dat was het dan wel. In de kantoortjes van de medewerkers en de personeelsvertrekken stonden onderwijl de ventilatoren op de hoogste stand te molenwieken. Terecht natuurlijk dat het ziekenhuis goed voor zijn personeel zorgt, maar hoort de patiënt niet centraal te staan in het ziekenhuis?  Voornemens daar een mailbericht richting ziekenhuisdirectie aan te wijden, veranderde mijn dag op slag door het telefoontje van het transferbureau. Nog diezelfde middag kon ik terecht in Huize Elisabeth om de opname te bespreken en de woonvoorziening te bezichtigen. Ik wist direct dat Ma zich hier snel thuis zou voelen. In Huize Elisabeth vond ik ook wat ik in al die weken dat mijn moeder in Bravis werd verpleegd node heb gemist: een contactpersoon dat voor alles aanspreekbaar is. Bravis zou daar onmiddellijk werk van moeten maken. Bij voorkeur in de vorm van een administratief hoofd, die als verbinding fungeert tussen het verplegend persoon enerzijds en de patiënt plus entourage anderzijds, en ook verantwoordelijk is voor de logistieke kant van het ziekenhuisbedrijf, zoals de overdracht van patiënten. Verpleegsters zijn er om te verplegen en die moeten dan ook niet met administratieve taken worden belast. Met zo’n functionaris had ik vrijdagmiddag het hele overgangstraject door kunnen spreken en dan was alles wat maandag diende plaats te vinden nog voor het weekeinde geregeld.  Dat had heel wat onnodige ergernis kunnen voorkomen. Ik verwijt niemand persoonlijk iets –al zou wat meer (klant)vriendelijkheid, betrokkenheid en een beter oog voor het geestelijk welzijn van de patiënt het verplegend personeel niet misstaan- maar dat er organisatorisch een groot gat gaapt in de structuur van de afdeling cardiologie lijkt mij voldoende aangetoond. Overigens kan ik niemand iets persoonlijk verwijten, want gedurende de vijf weken die Ma in het Bravis heeft doorgebracht, nam geen der personeelsleden de moeite zich voor te stellen. Een behandelend arts heb ik ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe ook nooit gesproken, wat natuurlijk helemaal van de gekke is. In het belang van komende patiënten hoop ik dat alle betrokkenen –de directie, het patientenklachtenbureau, de afdeling cardiologie, de behandelende geneesheren, het transferbureau, de afdeling communicatie- snel lering zullen trekken uit bovenstaande, want in tegenstelling tot de belastingdienst ligt het overduidelijk wel in het vermogen van het ziekenhuis om het veel leuker te maken voor de patiënt en diens entourage. Het tonen van goede wil is onontbeerlijk in dit proces, en daar zit hem volgens mij bij het Bravis nou net de kneep.                            


Maandag 4 juni 2018

XXL NEEMT PUBLIEK MEE NAAR STEPPES VAN CENTRAAL-AZIË

Het publiek zat er helemaal klaar voor. De leden van het symfonieorkest XXL eveneens. Doodse stilte die enkele minuten aanhield. Maar plots stond daar Cor van Nispen in de volle schijnwerpers op het podium in de St. Josephkerk om het programma van deze middag toe te lichten. XXL bestaat uit leden van het symfonieorkest Jacob Obrecht uit Bergen op Zoom en het Roosendaals Symfonie Orkest. Als orkest bestaat XXL nog niet officieel, maar dat is volgens Van Nispen waarschijnlijk slechts een kwestie van tijd.
Carlo Nabbe is als dirigent aan Jacob Obrecht verbonden en deze middag was hij in artistieke zin eindverantwoordelijk voor het concert, waarvoor de ‘inspiratie uit de natuur’ was geplukt. Zo werden er delen uitgevoerd van de 6e symfonie van Beethoven, ook wel de “Pastorale” genoemd, en uit de  4e symfonie van Mahler. Dit alles in combinatie met twee tot de verbeelding sprekende stukken van Borodin, namelijk de Polowetser dansen uit de opera Prins Igor en In de steppen van Centraal Azië. Het orkest had zich met name door dat laatste stuk, als tweede uitgevoerd voor de pauze, laten inspireren tot een meeslepende vertolking.  Wie de ogen sloot, waande zich zelfs even op die uitgestrekte steppen van Centraal-Azië. Mahlers uitvoering van ‘Symfonie nr 4’ klonk niet overal even harmonieus, maar zo heeft de schepper het ongetwijfeld ook bedoeld.  Bij het doorbladeren van het programmaboekje viel vooral Mahlers eigentijdse uitstraling op. Hij zou zo door kunnen gaan voor een broer van Mark Rutte. De ‘Polowetser dansen uit Prins Igor’ van Borodin zorgde voor een krachtige afsluiting. Het sfeervolle concert wordt herhaald op zondag 10 juni in de Ontmoetingskerk Bolwerk-Zuid in Bergen op Zoom. Kaarten daarvoor zijn te koop bij Boekhandel Vermeulen in Halsteren, Boekhandel Quist in Bergen op Zoom, via de website www.orkestjacobobrecht.nl en de leden van Symfonieorkest Jacob Obrecht. De kaarten kosten € 15,00 per stuk. De toegang voor kinderen tot en met 12 jaar is gratis.


Zondag 3 juni 2018

HEIN VAN DE GEYN BAKT ALLEEN NOG BROODJES VOOR DE KOST

Het was bijna twee jaar geleden dat ze in De Kring het podium deelden voor een gezamenlijk concert. Bij het jaarlijkse Parkjazzfestival in het park Vrouwenhof troffen de twee muzikale Roosendaalse vrienden (voor het leven) Hein van de Geyn (contrabas) en Jack van Poll (piano) elkaar zaterdag pas weer in een soortgelijke setting. ‘Een gezamenlijke repetitie? Welnee, dat is helemaal niet nodig. We hebben elkaar altijd feilloos aangevoeld. Dat zal deze keer echt niet anders zijn’, zei Hein desgevraagd terwijl hij even een parkeerkaart voor zijn auto ging regelen. Een uur later, na het opwarmertje van een stevig JAM-sessiegezelschap voegden de rasmuzikanten, aangevuld met drummer Bruno Cacceluci, de daad bij het woord.

Onder de noemer Jack van Poll trio spelen ze als vanouds de denkbeeldige sterren van de hemel. Van Poll zit als een vorst achter zijn piano en geeft improviserend letterlijk de toon aan. Het uurtje dat voor hun bijdrage is uitgetrokken, is voor het gevoel in een vloek en een zucht voorbij. Het is in alle opzichten een aardig voorproefje van het Jazz750-concert dat ze op 21 oktober, maar dan aangevuld met drummer Hans van Oosterhout, gaan verzorgen in De Kring. Burgemeester Niederer kwam zaterdag niet met een Roosenspeld naar Parkjazz voor Jack, zoals ik eerder had gesuggereerd. Sterker nog, de eerste burger was op geen van de velden of de wegen die naar het Vrouwenhofpark leiden, te bekennen. Wellicht bewaart hij dat eerbetoon voor die 21e oktober. Laat hij voor Hein dan ook maar gelijk een exemplaar meenemen. 
Van de Geyn en Van Poll delen niet alleen de liefde voor de muziek. Zuid-Afrika loopt als een rode draad door hun beider bestaan. Hein liet in 2010 huis en haard in Dordrecht achter zich om met vrouw Cyrille Carreon en dochter Lulu (acht jaar inmiddels) definitief neer te strijken in Scarborough nabij Kaapstad. Jack van Poll heeft er met zijn vrouw Trudy (ex-Champagne) geruime tijd gewoond en vliegt er nog regelmatig naar toe. Hein kort voordat hij de gang naar het podium maakte: ‘Zes jaar hebben Cyrille en ik een guesthouse gerund in Scarborough. Toen dat contract was afgelopen, zijn we als bakkers ons brood gaan verdienen. Zo rond Scarborough en Kaapstad hebben we nu vier bakkerijen, de laatste is onlangs geopend, en de dagelijkse leiding berust in alle zaken bij echte bakvrouwen uit Zimbabwe. Dat loopt fantastisch. Zuid- Afrika ademt nog steeds een wat Engelse sfeer uit. Er heerst dus niet een echte broodcultuur. Daarom hebben we ons toegelegd op origineel Europees-  en met name Duits brood. Dat is daar echt een delicatesse’.  Ik herinner me plots dat Hein bij ons afscheidsinterview in 2010 opmerkte dat hij in zijn nieuwe vaderland in de toekomst wellicht zou uitgroeien tot ‘King of the Omelet’.  Die voorspelling is dus aardig uitgekomen.  Hoewel hij nog steeds als docent contrabas aan de Universiteit van Kaapstad is verbonden, beoefent hij de muziek tegenwoordig vooral als hobby. ‘Ik heb een mooie carriere achter de rug. Op het laatst begon ik zo tegen het reizen op te zien – zelfs een schnabbeltje om de hoek werd me al te machtig-  dat ik gelukkig tijdig besefte dat ik mijn gezinsleven anders moest gaan inrichten. Mijn vroegere woonhuis is geheel verhuurd en gaat nu door het leven als Theater De Meltbus. Ik kom niet zo vaak meer in Nederland, meestal twee-, soms een keer per jaar. Ik probeer dan zoveel mogelijk zaken met elkaar te combineren.  Door mijn goede vriend Toon Roos werd ik uitgenodigd om enkele gastlessen te verzorgen in Frankrijk. Die plek is niet zo ver van de Nederlandse grens en daarom heb ik de uitnodiging om op Parkjazz te spelen graag geaccepteerd.  Jack en ik zijn ergens in de zeventiger jaren samen gaan spelen in het toenmalig café Den Duysent Vresen aan de Molenstraat. We hebben elkaar sindsdien nooit meer uit het oog verloren. Met hem op het podium staan is telkens weer een feestje. Lekker ongecompliceerd jammen is toch het leukste dat er is. Maar we hebben onlangs ook nog een duoplaat gemaakt in Kaapstad. Old soldiers never die, nou ja, uiteindelijk op het podium’.  Het nieuws dat Jack en Trudy (door Jack steevast aangesproken met ‘Trui’) in de herfst van Jacks leven verhuisd zijn naar hartje centrum Antwerpen heeft Hein dan ook niet verrast. ‘Ik kan me voorstellen dat hij langzamerhand een beetje gek werd van de serene rust in Schoten (zijn vorige woonplaats). Jack is iemand die zo vanuit zijn huis naar de kroeg moet kunnen lopen. Al te ver hoeft hij daar niet voor te gaan, want ik heb begrepen dat ze pal boven een jazzcafé zijn gaan wonen’. De definitieve overstap naar Zuid-Afrika heeft hij nooit betreurd. ‘Zuid-Afrika is in zoveel opzichten een fantastisch land.  Je hebt daar letterlijk en figuurlijk alle ruimte om jezelf te ontplooien. Dochter Lulu blijkt zowaar talent te hebben voor snaarinstrumenten en Cyrille is druk in de weer met een eigen modelijn. Zelf balanceer ik tussen de bakkerijen en de muziek. Met zo af en toe een uitstapje naar Europa is dat heel goed vol te houden. Waar ik bij de muziek wel op moet letten, is dat ik mijn conditie en fysiek goed in de gaten moet houden. Als je niet dagelijks repeteert op de contrabas verlies je ontegenzeggelijk aan spierkracht in de armen. Daarnaast heb ik het eelt op mijn vingers letterlijk verspeeld. Allemaal aandachtspuntjes’, lacht Hein voordat hij met zijn muzikale makkers het podium bestijgt. Het jazzgedeelte in het Vrouwenhof werd deze middag afgesloten met een optreden van de formatie Slick Pitt. In de avonduren was het allemaal blues wat de klok sloeg in het sfeervolle openluchttheater.  


Vrijdag 1 juni 2018

IEDREEN MOET ZICH "MEER DAN THUIS" VOELEN IN HET VERNIEUWDE PARROTIA

De zilver- en roodkleurige stoeltjes stonden al uitnodigend te wenken toen donderdagmiddag de eerste bezoekers voor de officiële heropening zich meldden in Parrotia. Voor de deur stonden enkele ontevreden bewoners van complex Marktstede te overwegen of ze wel of niet naar binnen zouden gaan. ‘We hebben een tijd in de herrie gezeten vanwege die renovatie. Maar een officiële uitnodiging kon er kennelijk niet af. Als buur tel je kennelijk niet mee’, aldus een van hen die zich ook ergerde aan de ‘pracht en praal’ waarmee verhuurder AlWel had uitgepakt. ‘Wat zou die blauwe zuil (veredelde wegwijzer) hebben gekost? Ik denk dat alleen dat ding al meer kost dan een nieuwe lift voor de Marktstede waar we al weken zo niet maanden op zitten te wachten.  Daar trekt AlWel geen geld voor uit. Prestige telt meer dan het welzijn van de bewoners, aldus de man die uiteindelijk besloot om toch maar niet naar binnen te gaan.
De eerste bekende die ik bij de grote alles dominerende trap in het complex tegen het lijf liep, was stadsdichter Eric van Deelen. In zijn dagelijkse kloffie wel te verstaan. En gewapend met een tas vol boeken. ‘Tsja, ze hebben mij niet gevraagd’, antwoordde hij toen ik vroeg of hij met een welgekozen dichterlijk woord een aandeel zou hebben in het openingsprogramma. Merkwaardig, de functie van stadsdichter is toch mede in het leven geroepen om dit soort bijeenkomsten van een andere kant te belichten. Naast het podium was wel reeds kunstenaar /galeriehouder en winnaar van de cultuurprijs 2017 Benjamin Scheltema  hard aan het werk om ter plaatse een schilderij te vervaardigen waarmee de heropening ook kunstzinnig extra cachet kreeg. Later in de middag gaf hij een toelichting op de afbeelding die de titel ‘Langzaam stijg ik op’ heeft meegekregen. Van de beeltenis moet in de visie van Scheltema een geestverruimende werking uitgaan. Hij verwees daarbij nog even naar het optreden van Stef Bos dinsdagavond in De Maagd. ‘Er is altijd een wereld die we nog niet kennen, luidde een van de vele mooie uitspraken van Bos, met dat gevoel kom ik ook altijd een bibliotheek binnen. Zeker nu de Parrotia zo’n herschepping heeft ondergaan, krijgt de geest alle ruimte om nieuwe werelden te verkennen’, aldus Scheltema. Het was heel kies van de organisatie om te kiezen voor deze bescheiden kunstenaar, alles liever in ieder geval dan die ongegeneerde borstklopper Frank –kijk mij eens geweldig bezig zijn- Roks.

Zonder enige aankondiging nam danseres Lili Kok bezit van het podium, of liever gezegd: ze creëerde een podium voor zichzelf tussen het publiek. Het officiële gedeelte ging aansluitend van start met podiumgesprekjes met manager Marc van der Steen namens Awel en Frederique Assink van bibliotheek VANnU, tevens de hoofdgebruiker van het gebouw. ‘Bedrijven trokken weg uit Parrotia. Om te voorkomen dat het helemaal leeg zou stromen, zijn we met alle betrokken partijen over een nieuw concept  gaan nadenken. Daar is de huiskamerformule ‘Meer Dan Thuis’  uitgerold. Elkaar ontmoeten, het liefst in een ontspannen ambiance, leidt ook tot meer welzijn. De bibliotheek is van oudsher een plek waar veel mensen samenkomen, nu alle drempels ook letterlijk zijn verdwenen, zullen die ontmoetingen nog veel soepeler, informeler en spontaner verlopen’, zo verwacht Van der Steen. Assink sprak de hoop uit dat Parrotia mag uitgroeien tot de derde plek in ieders bestaan.  ‘Pal dus na het eigen huis en de werkplek. Je hoeft geen lid te zijn van de bibliotheek om hier binnen te mogen.  Je kunt zo maar een boek uit de schappen pakken, dat op je gemak gaan lezen, en bij het weggaan leg je de houder op de plek waar je gebleven bent. Kun je de volgende keer weer gewoon verder lezen’. 
De vorige wethouder van cultuur, Hans Verbraak, werd na de inleidende podiumgesprekjes afgenomen door presentator Koen Oosterwaal nog even in de bloemetjes gezet vanwege zijn bestuurlijke betrokkenheid in het voortraject. ‘We zijn noodgedwongen door een ingrijpend bezuinigingstraject  gegaan. Dat was voor niemand leuk. Ik ben blij dat we die nare periode voorgoed achter ons hebben gelaten, en dat alle partijen nu kunnen gaan werken aan de verdere uitbouw van Parrotia’, sprak Verbraak waarschijnlijk zijn laatste woorden in de schijnwerpers. Gezeten op de tweede rij werd ik geconfronteerd met een ernstige tekortkoming, die helaas over het hoofd gezien is bij de renovatie. ‘Hadden ze dat transparante dak ook niet gelijk dicht kunnen maken’, verzuchtte ik in het aangezicht  en onder de gesel van de koperen ploert. Marcel van der Veer, de interieurarchitect, gaf een visueel ondersteunde uitleg over de inrichting. ‘Velen van u kunnen zich de Amerkaanse serie ‘Cheers’ ongetwijfeld nog herinneren. Dat café kende een groot aantal vaste stamgasten. Voor met name het karakter Norm was Cheers zo’n beetje zijn eerste thuis. Nu was het niet onze intentie om Parrotia het karakter te geven van een stamkroeg, maar die huiselijke gezelligheid hopen we na verloop van tijd wel hier terug te vinden. Moderne koffietenten beginnen het ook steeds meer in die sfeer te zoeken. Ik weet niet of u wel eens in de Starbucks in Amsterdam ben geweest. Daar betaal je 4,80 euro voor een kop koffie. Voor mij is dat geen probleem, maar niet iedereen kan of is bereid dat te betalen. Parrotia is ook voor die groep een mooi alternatief. Je kunt hier een hele ochtend of middag zoet brengen zonder ook maar een eurocent te makken. Parrotia is er dus voor de Have’s, de Have’s not, maar zeker ook voor de ZZP-er, de jongeren en de ouderen. Van Amerika hebben we ook nog geleerd dat de identiteit van de plek ‘always part of the story’ is. Ging het vroeger echt louter om het product, in deze maatschappij staat de totale belevenis centraal. We komen alleen ons eigen huis nog uit om het huis van de toekomst aan den lijve te ervaren. Het is nu aan de directies van de bibliotheek en AlWel, maar ook aan de gebruikers en bezoekers om hier de juiste programmering bij te bedenken. Vroeger was hier alles dicht en donker. Nu is het gezellig en formeel ingericht, voorzien van alle nodige comfort. Het is nu aan jullie. Maak er iets moois van!’, besloot Van der Veer zijn bijdrage aan het podiumprogramma.
De aanwezigen kregen daarna een voorproefje van de mogelijk toekomstige programmering. Onder de noemer ‘Live-art & music’ namen bassist Sanne Verbogt, trompettist Joost Verbraak en kunstenaar Benjamin Scheltema bezit van het podium. De laatste werd door de twee muzikanten uitgedaagd om onder fraaie muzikale klanken zijn kunstwerk te voltooien. Scheltema slaagde daar niet geheel in, maar niet veel later kon hij het schilderij toch signeren, wat altijd de laatste handeling is van de kunstbroeders. Vijf van de hier gevestigde ondernemers mochten ook nog even toelichten waarom ze voor Parrotia hadden gekozen. De ontspannen ambiance in combinatie met het aangrenzende Emile van Loonpark werden door meerdere ondernemers als pluspunten genoemd. Minder tevreden zijn ze over de parkeermogelijkheden. Riet van de Beemd, actief voor het ontmoetingscentrum Ons Marie in Parrotia, verwoordde de ergernis van velen toen ze de onderdoorgang, oftewel het tunneltje tussen de Markt en het Emile van Loonpark, betitelde als een ‘waor schandaal’, gevolgd door ‘Ut ziet er niet uut. Kan de gemeente dur nou eens wat aan doen?’ Dit eerste op het podium uitgesproken kritische woord kreeg opmerkelijk veel bijval. Wethouder Toine Theunis ontkwam in zijn hoedanigheid als portefeuillehouder cultuur er dan ook niet aan om in zijn slotwoord op deze spontaan geuite kritiek in te gaan. ‘Dat heeft inderdaad onze aandacht. Maar die klus wordt meegenomen in de totale aanpak van de herinrichting buitengebied. Het park ligt er uiterst fraai bij, daar kan en mag het tunneltje niet bij achterblijven’. Of internationaal designer Daan Roosegaarde, plots wereldberoemd geworpen door tussentijds weg te lopen bij het programma College Tour (erin geluisd, klaagde hij later), een opdracht in deze richting uit Roosendaal tegemoet kan zien, wilde Theunis desgevraagd nog niet zeggen. Duidelijk is wel dat met name de bovenzijde van de tunnel net als Parrotia de overgang van donker en dicht naar open en licht moet ondergaan. Theunis dacht voorts met een positieve boodschap te komen door te verkondigen dat vanaf september honderden HBO-studenten, die straks onderdak vinden in Mil-Hill, door de stad gaan paraderen, waarbij Parrotia ongetwijfeld vaak zal worden bezocht. ‘Zo maken we de stad steeds een stukje completer’, motiveerde Theunis zijn opgewekt gebrachte mededeling. 
‘Moeten we daar blij mee zijn? Moet Roosendaal een tweede Amsterdam worden, dat onleefbaar is geworden door de grote aantallen toeristen en studenten? En hoe zit het met de winkelvoorzieningen? Dan moet er toch minstens één supermarkt bij komen in het centrum. De Biggelaar staat nog steeds leeg, dus wat let Theunis om direct actie te ondernemen richting Lidl bij voorbeeld. Die wil maar wat graag een tweede supermarkt openen in Roosendaal. Kom op, Theun, handjes laten wapperen!!’, zag een boze omstander plots wel de humor in van de recente ontwikkelingen.  De openingshandeling was niet bepaald het hoogtepunt van de bijeenkomst. Dat bleef beperkt tot het oplichten van het bordje PARROTIA. Frederique Assink meldde daar naar gevraagd inmiddels in gesprek te zijn met potentiele gegadigden om de koffiebar Parrotia Plaza te gaan runnen. De bij gebruikers en omwonenden uiterst populaire  Ad Huijzers en zijn partner Ingrid Biskop moesten enkele maanden terug het veld ruimen wegens ‘een verschil van inzicht’ met verhuurder AlWel.  Alle bezoekers kregen bij het verlaten van Parrotia een tablet chocolade mee.