Dinsdag 25 februari 2020

STAMGASTEN ST. ELISABETH LATEN DE BALLEN ROLLEN

‘Mannen komen van Mars en vrouwen komen van Venus, Huub Stapel heeft eens een hele voorstelling gewijd aan dit gegeven, waarbij de tegenstelling man-vrouw tot in de kleinste details werd uitgediept.  In Stapels visie begrijpen ze elkaar zelden goed.  Ik heb dit zelf ook wel eens ‘aan den lijve’ mogen ondervinden.
Mijn toenmalige vriendin wilde graag een ‘spannend setje’ hebben voor haar verjaardag.
Ik dacht laat ik haar eens flink verrassen- ik kocht een DVD voor haar met de ‘spannendste set’ die Roger Federer en Rafael Nadal ooit tegen elkaar hebben gespeeld. Maar dacht je dat ze er blij mee was?’.
Dit is zo ongeveer het niveau van de grappen die vrijdagochtend op smakelijke wijze over de stamtafel gaan in St. Elisabeth.  Maar zodra  het koffierondje is gedaan, verplaatst een groepje vaste stamgasten zich naar de buitentuin van de zorginstelling om op de grindbaan elkanders krachten te meten bij het edele jeu-de-boules spel. 
Jeu de boules staat in Nederland vooral bekend als tijdverdrijf op de camping. Lekker een balletje gooien tijdens de vakantie. Maar de laatste jaren is het balspel in toenemende mate een vast onderdeel van het straatbeeld. Voor senioren, waar ons  ‘Omanidoclubje’ van de stamtafel ook toe gerekend mag worden,  is de jeu-de-boulesbaan in de eerste plaats een gezellige ontmoetingsplek, zo fraai gelegen tussen de konijnenkeutels , maar bij ons gaat het toch ook echt wel om de grote knikkers.  De  metalen jeu-de-boulesballen ploffen in rap tempo dofjes op de baan. Naarmate we het spel langer spelen belanden steeds meer ballen zeer close bij het blauwe balletje, zeg maar de haas van het jeu-de-boules.
Al keuvelend wisselen we heel wat wetenswaardigheidjes uit over Frankrijks volkssport nummer 1. Net als wij zijn de Fransen ‘un bietje zuunig’ aangelegd, en dat is een eigenschap die hierbij goed van pas komt. Behoudens de aanschaf van een of meerdere sets ballen zijn er nauwelijks kosten aan verbonden. Een speciaal aangelegd speelveld is natuurlijk het ideaal, maar deze tak van sport kan op vrijwel iedere ondergrond beoefend worden. Op gras speelt niet lekker. De spelers missen daarbij het balgevoel.  Bovendien is gras zeer gevoelig voor vochtigheid. De grindbaan waarover St. Elisabeth beschikt zit vol met butsen en heuveltjes, waardoor de bal nogal eens van de gewenste koers afwijkt. De grootte en de hoeveelheid heuveltjes hangt af van het nachtelijk bronstige gedrag van de konijnenpopulatie, en zo is het voor ons iedere keer weer een verrassing in welke conditie we de baan aantreffen. Sportief en opgeruimd van geest als de Omanido’s nu eenmaal zijn, malen we daar in het geheel niet om. Iedere speler heeft immers dezelfde handicap. Wanneer de afstand van metalen bal tot blauwe wedstrijdballetje met het blote oog moeilijk is waar te nemen, komt de meetlat er aan te pas, in principe dan, maar niet zelden wordt deze handeling door de benadeelde partij vriendelijk weggewuifd. De vraag of pétanque en jeu-de-boules exact hetzelfde is, was ook een keer voer voor discussie. Dat bleek toch niet zo te zijn.
‘Kijk’, zei ik een week later met een interessant gezicht, (met dank aan wikipedia, maar dat zei ik er uiteraard niet bij): ‘Pétanque is de Provencaalse variant op jeu-de-boules. Jeu-de-boules is de term die alle metalen balspellen omvat. Voor pétanque is geen uitrusting of infrastructuur nodig. Het is eenvoudig van opzet. Het accent ligt op behendigheid en niet zozeer op fysieke kracht’.  Naar het schijnt ‘smaakt’ het spel nog een stuk lekkerder wanneer er halverwege wordt gepauzeerd met een baquette. Wij zeggen stokbrood, maar of dat ook exact hetzelfde is, heb ik maar niet opgezocht. 
Ooit hebben we getracht het ons helemaal gemakkelijk te maken door gebruik te maken van een koordje met magneet om de ballen op te tillen. Dat bleek toch iets te omslachtig en daardoor gaan we op vrijdagochtend nog steeds ‘gebukt’ door het leven. Wie gooit, raapt op, is hier een ongeschreven wet. 
Met eventuele beperkingen wordt rekening gehouden. Wie last heeft van een niet goed functionerende arm of hand, mag ook onderhands gooien. Maar die officiële regel hebben we eigenlijk al direct overboord gegooid. We beoefenen de sport geheel volgens eigen inzicht, mits daar volledige overeenstemming over is. Echt fanatiek kun je ons dan ook niet noemen. Wat niet wegneemt dat iemand wel eens met enigszins geïrriteerde blik zijn bal nastaart als deze door de tegenstander wordt verstoten uit de directe invloedssfeer van het blauwe balletje. Kenners zullen opmerken dat hiervoor een klein, houten balletje gebruikt moet worden, maar dat blauwe bolletje behoort tot een spel cadeau gedaan door Eurosport en dat mag je uiteraard niet versmaden.      

Om het jeu-de-boules letterlijk onder de aandacht van het volk te brengen, heeft de gemeente Den Haag het plan opgevat om Het Lange Voorhout met meerdere banen uit te rusten. Ik heb onze burgemeester verzocht hetzelfde te doen op de Markt (op het ‘Midden’terrein wel te verstaan, zo gezellig tussen de terrrassen), het Tongerloplein en de tuin tussen De Kring en museum Tongerlohuys, maar dat antwoord laat nog op zich wachten. Han was de afgelopen weken dan ook volledig in beslag genomen door zijn degelijke voorbereiding op de leutperikelen. Hij is dus nog even geëxcuseerd.  En nu we toch bij de politiek zijn beland. De stamtafel is een proefproject waar de gemeente twee jaar voor heeft uitgetrokken. In die tijd moet de voorziening, waarover naast St. Elisabeth ook Wiekendael en De Bloemsche Vaart beschikken,  zijn levensvatbaarheid hebben bewezen.  Als te weinig bezoekers aanschuiven, in de ogen van het gemeentebestuur althans, bestaat de kans dat de stekker eruit wordt getrokken. En dan staan wij Omanido’s in redeloze, radeloze en reddeloze staat op straat. Dat wil niemand ons toch aandoen?  We hebben echter nog tot 3 juni 2021 om ‘onze’ stamtafel op te stoten in de vaart der volkeren.

KOMT DAAROM ALLEN MET GEZWINDE SPOED NAAR DE STAMTAFEL IN ST. ELISABETH OM OP ALLE MOGELIJKE MANIEREN VERPOZING TE VINDEN. ER LIGT ALTIJD EEN KRANTJE KLAAR (ONGELEZEN INDIEN U SNEL BENT), ER ZIJN VRIJWEL ALTIJD PLESANTE GESPREKSPARTNERS AANWEZIG EN ALS U OP MAANDAGOCHTEND KOMT, IS ER GEGARANDEERD EEN EXPERT AANWEZIG DIE U HELPT MET AL UW COMPUTERPROBLEMEN. EN ZOALS UIT BOVENSTAANDE  BLIJKT STAAN SPORT EN SPEL HOOG IN HET VAANDEL.  NET ALS HUMOR, ZO VALT UIT DE INLEIDING AF TE LEIDEN. HET GRATIS KOPJE KOFFIE SMAAKT UITERAARD OOK NAAR MEER!

En als u mocht denken dat vooral senioren de metalen ballen laten rollen, dan help ik u graag uit de droom. U kunt het geloven of niet, maar millennials gooien tegenwoordig massaal een balletje, maar dan wel in eigentijdse sporthallen.
.
Het zijn vooral twintigers en dertigers die in 2020 de jeu-de-bouleshallen bevolken die in grote steden in rap tempo geopend worden. Rond de banen geen bedaagd gemompel, geen binnensmonds merde. ‘Lekker!’, klinkt het dikwijls uit jeugdig enthousiasme op orkaankracht.

In Amsterdam. Rotterdam, Delft, Groningen en Utrecht zijn inmiddels hallen van Mooie Boules geopend. Volgens het AD, dat daar een uitgebreide reportage aan wijdde, wemelt het met name op vrijdag- en zaterdagavond in die hallen van ‘de jonge, hoogopgeleide en hipbebrilde stedelingen, die onder het genot van een biertje en een bitterbal (bitterboule?) met vrienden en collega’s in de zandbak spelen’. Uitbaters schijnen de vraag amper te kunnen bijbenen. De banen, waarvan er in elke hal tien tot vijftien zijn, zijn meestal tot diep in de avond volgeboekt, voor 15 of 20 euro per uur. Tel uit je winst. Misschien voelt  burgemeester Han van Midden er iets voor om in gezelschap van zijn voltallige wethoudersploeg een excursie te maken naar ‘zijn vorige stadje’ om zijn licht op te steken over dit redelijk nieuwe fenomeen. Wellicht kunnen de Roosendalers binnenkort dan ook lekker ballen bij Mooie Boules. Opvallend genoeg is er niets gedaan om het jeu-de-boules voor jongeren extra aantrekkelijk te maken. Geen extra regels, geen stampende beats, geen technologische hulpmiddelen. Een potje jeu de boules kan voor de in de jaren 90 geboren generatie voelen als een ontsnapping, stelt psychotherapeut Carien Karsten die vaak met millennials over hun zielenroerselen praat. ‘Druk is bij hen namelijk een groot probleem. Dat hoofd blijft maar vol. Misschien kun je het effect van jeu de boules op deze leeftijd wel een beetje vergelijken met dat van golfen bij oudere mensen. Het is een manier om al bewegend het hoofd leeg te maken’.


Maandag 24 februari 2020

"ZING EEN LIEDJE VOOR ME, FRANS" STEMT STEEDS WEEMOEDIG

Maandagochtend 24 februari. Het is erg stil in de stad. De leut is ver weg of nog niet ontwaakt. Op De Markt is op dit vroeger tijdstip wel enige  activiteit te bespeuren, maar het begint er toch op te lijken dat het 61e centrale carnavalsfeest onder auspiciën van de stichting Carnaval als een behoorlijk verregende editie in de boeken zal gaan. Ondanks het constant zonnige gezicht van ons beeldschone Narreke DoReMi weten storm en wind tot dusver van geen wijken. Vroeger -ik schrijf eind jaren negentig, begin deze eeuw-  was het leutfeest op maandagochtend echter geheel immuun voor de weersomstandigheden.
Zo rond 10.00 uur rukte het IQ Aarmoeinieke dan op volle ‘oorlogssterkte’ vanuit de gesloten achterkamer van café De Veestallen op naar het Stadskantoor om het eveneens volledige College van Burgemeester en Wethouders (inclusief de gemeentesecretaris) in de centrale hal stevig de les te lezen en diverse leutigspiegels voor te houden. Zo goed gebekt CDA-wethouder Connie Kerkhof-Mos (DE MOS in Bert Mathijssens belevingswereld) in de commissie- en gemeenteraadsvergaderingen was, zo gedwee hoorde ze de wijze woorden van opperspreekstalmeester Frans van der Groen aan. Slechts één keer en wel in zijn beginperiode had Frans moeite om de juiste hakketak-oorwassing  samen te stellen.  Hij had het in deze periode verre van gemakkelijk. Kort daarvoor was er namelijk een College van B&W aangetreden dat de ene juiste beslissing na de andere nam.  Gelukkig heeft dat niet lang geduurd, want anders was Frans beloftevolle carrière als opperspreekstalmeester wellicht  reeds in de knop gebroken. Na dit snel overwonnen dipje stond ik er steeds weer van te kijken waar Frans het allemaal vandaan haalde. Bewonderenswaardig was ook zijn improvisatietalent.  Op het moment dat Frans zijn donderpreek richting lokaal bestuur bijna  had voltooid en er een niets vermoedend aanstaand bruidspaar zich een weg probeerde te banen door de menigte, schakelde Frans moeiteloos door naar de trouwambtenaar van de burgerlijke stand.  Zodoende kon hij het echtelijk paar in wording nog een aantal wijze adviezen mee geven. Een beetje lastig kreeg hij het pas toen Gommert Jonkers namens de Vrije Lijst zijn entree maakte in het dagelijks stadsbestuur. Gommert wenste al die ‘verwijten’  niet over zijn kant te laten gaan, en begon al bij de eerste confrontatie terug te praten. Met een wel heel treffend gekozen oneliner wist hij zowaar het onmogelijk geachte voor elkaar te boksen:  Frans even met de mond vol tanden zetten. Gommerts weerwoord is me altijd bijgebleven: ‘Bent u niet abuis, meneer Van der Groen? Moet dat niet zijn, rollators voor alle leden van het IQ?  De context waarin hij deze woorden plaatste, is me helaas ontgaan en daarom zal die zin nu zelfs geen glimlach oproepen. Ongetwijfeld had dat betrekking op de jaartjes die ook voor deze  vermoeid ogende zwarte  bolhoeden begon te tellen.  Ik heb het ook in geen enkel van mijn verslagen kunnen terug vinden.  Wel herinner ik me goed dat de lachsalvo’s  die opstegen  uit het voor het merendeel uit ambtenaren bestaand publiek ruim een kwartier aanhielden.     
Toen ik als Gouden Bolhoeddrager editie 2006 in 2007 de nieuwe bolhoeddrager mocht toespreken, kon ik het niet laten om ook enkele woorden aan Frans te wijden. Zijn toespraken bij de aubades in het Stadskantoor  waren daarbij een dankbare inspiratiebron:  
MAAR LIEVE MENSEN, WAT FRANS VOORAL ZO UNIEK MAAKT, ZIJN DIENS TOESPRAKEN
WANT LATEN WE WEL WEZEN, ZIJN TOESPRAKEN LIJKEN NIET OP DIE VAN BERT MATHIJSSEN
ZE LIJKEN NIET OP DIE VAN BURGEMEESTER MARIJNEN
EN ZE LIJKEN AL HELEMAAL NIET OP DIE VAN JAN MOL
NEE DAMES EN HEREN, DE TOESPRAKEN VAN FRANS VAN DER GROEN LIJKEN HELEMAAL NERGENS OP
Er steeg toen na enkele seconden –het kwartje moest even vallen- zowaar een enthousiast, instemmend applaus op,  mijn bijdrage aan deze Gouden Bolhoedavond werd afgerond met een loflied op Frans, getiteld ‘Fransje Boy’ (op de melodie van ‘Danny Boy’), vertolkt door mijn grote vriend Mike Lorentz. Beiden zijn helaas niet meer onder ons, dus als ik aan dat gouden moment terugdenk, stemt dat me altijd ietwat weemoedig.  Deze maandagochtend helemaal, want –of God en niet de spreekwoordelijke duvel er mee speelt- uitgerekend op dit uiterst precaire moment komt zanger The Lau op de radio voorbij met ‘Zing een liedje voor me, Frans’  en dat is dan net ‘even harder dan ik hebben kan’. Naast Jan Mol is er nooit iemand in Roosendaal geweest waar ik een grotere bewondering voor heb gevoeld dan voor onze Gouden Spreekstalmeester.  Onvergetelijk is ook de manier waarop Frans als presentator mijn boek over Jan Mol, getiteld ‘Mol Neust Bovengronds’ eind 2006 ten doop hield in Parrotia. Heel terecht siert de beeltenis van beide giganten in De Kring de nok van het inpandige restaurant Over de Tong. Maar terugkomend op een eerder ‘pleijdooi’:  Het wordt natuurlijk wel tijd dat Jack Jersey daar ook komt te hangen. Ik betreur het dat burgemeester Han van Midden deze ‘Nelson Mandela’s ‘  van Roosendaal nooit de hand heeft mogen schudden. Niet voor niets waren de eerste twee door Jacques Niederer toegekende Roosenspelden voor dit illustere ambassadeursduo. Ze hebben een gat laten vallen in Roosendaal dat nooit meer op te vullen is. Dat zou niemand ook moeten willen. En ja, dankzij hen was het carnaval in Roosendaal vroeger echt leuker.


VIJFTIG JAAR IQ AARMOEINIEKE   
Over twee jaar viert het in 1972 opgerichte IQ Aarmoeinieke het vijftigjarig jubileum. Ter gelegenheid van die heuglijke gebeurtenis moet er in 2022 natuurlijk een gedenkboek worden uitgebracht ter omlijsting van al de leutige IQ-activiteiten van dat moment. Deo Volente, mits het IQ dat ook wil. En het is natuurlijk volkomen logisch dat het ‘boekske’ gepresenteerd wordt als onderdeel van de Gouden Bolhoedavond . Ik nodig een ieder graag uit om nu vast wat kostelijke anekdotes op papier te zetten. Wie weet meldt zich zelfs iemand die nog precies weet hoe de ‘confrontatie’ Gommert Jonkers – Frans van der Groen tot in detail verliep. Misschien laat Gommert zelf wel van zich horen. Want laten we eerlijk zijn: Iedere rechtgeaarde Tullepetaon (en niet alleen zij) wil meer IQ. Laten we dat nu vast met zijn allen gaan regelen!  Eventuele donateurs, want zelfs in de wereld van het IQ gaat de zon niet voor niks op, kunnen zich ook vast warmlopen.  


Zondag 23 februari 2020

H. CARNAVALSMIS GOED BEZOCHT ONDANKS STORMWEER

Tullepetaonen zijn echte bikkels. Die conclusie mag rustig getrokken worden uit de opkomst bij de H. Carnavalsmis in de O.L.Vrouwekerk. Ondanks de niet te miskennen natte- en winderige wenk die Pluvius over de ad-hoc parochianen liet neerdalen om vooral lekker thuis te blijven, was de kerk zondagochtend bijna geheel gevuld. Pastoor Ronald van Bronswijk was uiteraard bijzonder in zijn sas met de hoge opkomst. Maar het zou hem nog vreugdevoller stemmen als de Tullepetaonen ook buiten de leutperiode eens wat vaker naar de kerk komen. Een bede die wel vaker is uitgesproken, maar waar helaas voor de pastoor nog nauwelijks gehoor aan is gegeven.
Uit het motto Draai ’t Mar Om kan Van Bronswijk hoop putten dat de oproep deze keer niet tevergeefs was. De bezoekers werden vanaf een kwartier voor aanvang verwelkomd met warme klanken van Vocal Group Nouveau onder leiding van Christian Blaha en Imelda Hack op het orgel. Zij verving Toni Raats die in het Misboekje stond vermeld. Pastoor Van Bronswijk lijkt de smaak te hebben gekregen van de KermisMis waar hij afgelopen zomer  aalmoezenier Bernard van Welzenes mocht vervangen. Net als de befaamde pater uit Nijmegen waren zijn eerste bijdragen doorspekt met humor. Het motto inspireerde hem de bezoekers op te roepen om zich letterlijk eens om te draaien, maar om al te lang zo massaal met de nek te worden aangekeken,  leek hem toch ook geen goed idee. Toen de ‘Orde’ was hersteld sprak voorzitter Cor Verbogt van de stichting Carnaval eveneens de hoop uit dat het ‘iedere zondag volle bak mag zijn in de O.L.Vrouwekerk. ‘Hoe fijnzinnig het motto ook moge zijn, er is één element in ons fijne feest dat nooit omgedraaid mag worden, namelijk dat we carnaval met zijn allen op een leutige manier  blijven vieren en dat we deze dagen allemaal gelijk zijn’.
‘Da heje mooi gezegd’, oordeelde de geestelijk leidsman. Van Bronswijk borduurde nog even voort op het motto. ‘Mijn beroep is pastoor. En dat heb ik uit nieuwsgierigheid ook eens even omgedraaid. Dan kom ik uit op ‘root sap’. Laat wijn nou aan mij allerminst verspild zijn, wat wel meegenomen is in dit beroep,  dus ik heb alle reden om het motto op mezelf te betrekken’, zei de pastoor terwijl hij het rode vocht rijkelijk liet vloeien op het altaar. Zijn op een droogje zittende gehoor keek goedkeurend toe hoe hij vervolgens diverse eigenschappen van de kleur rood op dreunde. Ondanks dat er naar zijn mening wat bedenkelijke kantjes aan zijn gaan zitten –‘denk aan de bosbranden in Australië’- staat rood in zijn visie toch vooral voor de vrijheid.  ‘Er zijn helaas mensen die alles omdraaien en overal iets achter zoeken en steeds direct klaar staan met hun meninkjes, en daarnaast nog overal wat van vinden. Ze durven jou zelfs te vertellen hoe je moet leven. Daar mag je nooit aan toegeven. Je bent een vrij mens en zo vieren wij Tullepetaonen carnaval en niet anders’. Dat leverde hem een klaterend applaus op. Het laatste woord was uiteraard voor Priens Markus. Hij riep zijn onderdanen weliswaar niet op om hun ‘vijanden’ de andere wang toe te keren, maar hij vertelde wel het verhaal van een pastoor elders in het land dat tot nadenken stemt. ‘Die predikte in het kader van gelijkheid, broederschap en vooral vrijgevigheid om ‘ok us een pilske te geven aan iemand die ge nie zo gerre mag’. Het resultaat was wel dat de pastoor zelf helemaal niets meer ‘aongeboje’ kreeg, maar dat had hij er graag voor over’.
‘Buiten regen, maar toch de zegen’, zo kondigde Van Bronswijk het eind van de dienst aan, om vervolgens een rondgang door de kerk te maken waarbij hij het gewijde water lustig zwaaiend met de kwast op zijn ad hoc-parochianen liet neerdalen.  Aan deze H. Carnavalsmis werd naast Vocal Group Nouveau en Imelda Hack muzikaal meegewerkt door De Gildezonen.


Vrijdag 21 februari 2020

BRAM VISSER GAF CREATIEVE DRAAI AAN HET VROUWENLICHAAM

‘Ik ben zo blij dat mijn neus van voren zit en niet opzij’, was vroeger een bekende carnavalsslogan. Er scheen zelfs een Haagse Binnenhofversie van te hebben bestaan: ik ben zeer tevreje..ik ben zeer tevreje dat mijn hoofd van boven zit en niet beneje’. Bert Mathijssen daarentegen denkt daar geheel anders over, getuige zijn ‘bekentenis’ afgelopen maandag tijdens zijn jaarlijkse donderspeech op de jaarlijkse bolhoedavond van het IQ Aarmoeinieke.  ‘Bertje’ betreurt het dat zijn lichaam 35 centimeter lengte tekort komt.  ‘Daardoor ben ik nooit in aanmerking gekomen voor de rol van Don Juan. Ik moest het doen met Zwarte Piet en het narrenkostuum’, sipte Bert ten overstaan van burgemeester Han van Midden.  Helaas voor Bert is dat ruim zeventig jaar na zijn geboorte niet meer om te draaien. Vlak na zijn geboorte overigens ook niet. Dit is het en daar moet je het mee doen, al denkt de moderne wetenschap daar tegenwoordig geheel anders over.  Met een lichaamsverbouwinkje hier en een transplantatie daar heeft de menselijke maat een geheel nieuwe dimensie gekregen. Vakfotograaf Bram Visser heeft zo zijn eigen gedachten over het motto Draai ’t Mar om. Je hoort relatief veel vrouwen klagen over de zegeningen der natuur waarmee ze geboren zijn. Te grote of juist te kleine borsten, te dikke of juist te dunne billen. Ik ben benieuwd of deze door Bram Visser vereeuwigde  dame tevreden is over de metamorfose die ze onder zijn creatieve handen heeft ondergaan. Ze lacht wel,  waarschijnlijk is ze opgelucht dat een blote billengezicht haar bespaard is gebleven. Het drietal dat langs kwam  voor de jaarlijkse staatsiefoto’s koos voor een heel simpeler oplossing. Die draaiden slechts het plaatje om en niet de lichamen. Je moet er ook niet aan denken dat iemand iets verandert aan dat beeldschone Narreke.


Donderdag 20 februari 2020

BURGEMEESTER VAN MIDDEN HEEFT EEN DUBBELGANGER

‘Soms moet je op iets gewezen worden om je er bewust van te worden’.  Deze ietwat ongelukkige zin hanteerde acteur Harry Piekema in zijn  gedaante als supermarktmanager (2004-2014) van de Albert Heijn om de kijkers via de STER-reclame te attenderen op de artikelen met super lage prijsjes. Ik had donderdagochtend niemand nodig die mij de weg wees. Ik zag het gewoon zelf. Maar ik denk dat het nog maar weinigen, wellicht niemand, is opgevallen dat burgemeester Han van Midden een dubbelganger heeft in Roosendaal. Geheel toevallig verkeerden ze donderdag in St. Elisabeth in elkanders gezelschap. 
Van Midden was deze ochtend als gast van het RAC meegekomen om als onderdeel van zijn leutopleiding getuige te zijn van de carnavalsochtend  in de zorginstelling aan de Wouwseweg. Ik moest even goed kijken.  Zag ik de burgemeester nu wel heel snel achter elkaar twee keer passeren tijdens de rolstoelendans?  Gelukkig herkende mijn brein binnen enkele tellen de alom bekende André Verstijlen in de tweede passant. In de krant is het konterfijtsel  van Van Midden al eens vergeleken met dat van Louis van Gaal, maar gelukkig voor Han ging die vlieger toch echt niet op. André en Han daarentegen zouden wel broers kunnen zijn. Geen tweeling, dat nu ook weer niet, maar als Han ooit eens verlegen zit om een plaatsvervanger bij een publiek optreden, dan kan hij best een beroep doen op Andre, net als hij een man met stijl, dus dat treft goed. André kennen wij onder meer naast RAC van het Invitheater Roosendaal, waar hij voornamelijk gewichtige personages voor zijn rekening neemt, en dat maakt het mogelijk om het motto ‘Draai ’t Mar Om’ ook hier toe te passen.  Han van Midden maakte bij zijn aantreden al meteen furore met zijn kennismakingsfilmpje, waarin hij in de huid kroop van een lokale televisieverslaggever die argeloze burgers  ondervroeg over….de komst van de nieuwe burgemeester. 
Dat deed hij op een dusdanig geloofwaardige wijze  dat André op zijn beurt met gerust hart een beroep kan doen op Han als hij plotseling voor een voorstelling verhinderd is.  Zo zie je maar dat Carnaval op een bijzondere wijze ook plezier voor twee kan zijn.  
Het RAC-bal  in St. Elisabeth leverde gelukkig ook nog wat ‘hard nieuws’ op. Prins Markus toonde zich wederom zeer scheutig met het uitdelen van onderscheidingen.  Zo werd Leo Nieuwlaat geprezen voor de wijze waarop hij het Rijks Ambtenaren Carnaval niet alleen bij elkaar weet te houden, maar dit leutluidruchtige gezelschap steeds weer ook nog in beweging weet te zetten richting ziekenhuis en zorginstellingen.  En dat al jarenlang. Voorzitter Cor Verbogt ontkwam eveneens niet aan zijn zoveelste  ‘moment of fame’ in St. Elisabeth.  Er was ook een bijzonder ereteken voor de 93-jarige inwoner Maas, die rond 1966 actief was als Prins van de vereniging Limburgia.  Fotograaf Bram Visser had dat bijbehorende zwart-wit plaatje van zijn schoonvader paraat voor iedereen die het zien wilde.  Net als vorig jaar genoot mijn moeder met volle teugen van het kleurrijke gezelschap dat telkens in een leutig tempo aan haar voorbij trok. Ze kwam nog enkele goede bekenden tegen waarmee ze grif een praatje maakte. Maar het duurde wel even voordat ik haar aan het verstand gepeuterd kreeg dat we door Han van Midden op de foto zijn gezet. Een  burgemeester die zelf foto’s maakt en dan nog van ‘gewone’ burgers, wilde er aanvankelijk bij haar niet in. Ach ja, opgegroeid in andere tijden toen burgemeesters louter gezag uitstraalden.   Maar wacht eens. Was het bij nader inzien wel de burgemeester die driftig liep te kieken? Of was het toch André?


Dinsdag 18 februari 2020

BERT MATHIJSSEN ZOU GRAAG EENS DE DON JUAN ZIJN

Jarenlang liep hij rond met een groot geheim en een intens, diep verdriet. Maar op dit moment, kort nadat in de kleine zaal van De Kring de 47e Gouden Bolhoed van het IQ Aarmoeinieke aan oud’Ogheid Ruud van Osta was uitgereikt, wil hij van zijn hart niet langer een moordkuil maken. Het hoge woord moet er maar eens uit en welke gelegenheid leent zich daar nu beter voor dan zijn jaarlijkse donderspeech: Bert Mathijssen is in een verkeerd lichaam geboren. Een lichaam dat 35 centimeter te kort is naar zijn zin. Een lichaam dat hem veroordeelde tot het spelen van de Nar en Zwarte Piet, terwijl hij juist zo graag eens in de huid van Sint-Nicolaas en Don Juan was gekropen.  Zo werd er op deze maandag de 17e februari geschiedenis geschreven tijdens deze Bolhoedavond, waar reeds een Gouden Moment aan was toegevoegd voorafgaand aan het spektakel.
Helaas voor de lezers, dat Moment met een verguld randje blijft voorbehouden aan het College van Gouden Bolhoeddragers. Geen lieve moedertje of arts helaas die deze harte wens, zeg maar van Bertje naar Bert, in vervulling kan doen gaan. Iemand een kopje kleiner maken behoort wel tot de mogelijkheden, maar de gevolgen van zo’n chirurgische ingreep zijn helaas onomkeerbaar. En daar is Bertje/Bert nog veel te jong voor. 
Bert zal het dus tot zijn laatste snik met deze krappe lichaamstempel moeten stellen. Wellicht kan dit hem enige troost bieden. Hij moet maar eens terug denken aan wat een van de regisseurs van ROOS –ik meen dat het Ger Groot was-  hem luidkeels heeft ingefluisterd, wat heet, bekans doof getoeterd: Er bestaan geen grote of kleine acteurs, we onderscheiden slechts goede- en slechte acteurs en jij, Bert, behoort duidelijk tot die eerste categorie. Dus waarom zou Bert niet in de huid van Don Juan kruipen? In de tijd van deze vrouwenverslinder was de gemiddelde lengte van de man zo’n 1.65 tot 1.70 meter. Uit historisch oogpunt gezien zou Bert deze rol dus uiterst geloofwaardig kunnen vertolken. Er is echter wel een praktisch probleempje. In het huidige tijdsgewricht zal het niet meevallen om actrices te vinden die letterlijk tegen Bert op moeten kijken.
Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar opvallend vaak richtte Bert zijn donderpreekpijlen op wethouder Cees Lok, ook niet bepaald iemand wiens lichaam tot grote hoogten is gestegen. Een politieke hoogvlieger is Cees in de visie van Bert ook al niet. ‘Het is inmiddels een bekend gegeven. Wat Cees Lok ook probeert, er lukt hem nooit iets. Het is zelfs zo erg dat er al van een Cees Lokje wordt gesproken als er iets fout gaat’.  Presentator Richard Nagtzaam had in de regelmatig onder vuur liggende wethouder ook genoeg inspiratie gevonden voor het vaste item ‘de eigen inbreng van Richard’.  Met de renovatie van het Stadskantoor wilde het aanvankelijk niet vlotten. Het had twee vleermuizen namelijk behaagd om hier onderdak te zoeken, en dat heeft tot een uitstel van ruim een half jaar geleid. De vleermuis is immers een van overheidswege beschermd dier en die mag je dus als lokale bestuurder niet vangen of wegjagen.  ‘Maar dat willen we ook helemaal niet’, zei Cees Lok zonder blikken of blozen voor de camera van Omroep Brabant. Daar had Richard Nagtzaam zo zijn twijfels over. Loks lichaamstaal wees er in zijn visie op dat de wethouder  daar geen woord van meende.
‘Fake News’ dus, dat ligt sinds Trump ook in Tullepetaonestad gevoelig, en daarom aarzelde Nagtzaam niet om Lok te betitelen als ‘de bad man  van Roosendaal, of bedoelde hij wellicht ‘The BatMan from Roosendaal’, de voorman van de Vereniging voor Vleermuizen en Daklozen, oftewel de VVD. Voor de diva van de Bolhoedavond, Mieke Spekman,  was dat alles aanleiding om op de melodie van de ‘Internationale’ het ‘Ontwaak gevleugelden der Aarde’ aan te heffen. Een fraai staaltje samenzang golfde op een gouden ‘Middenweg’ door de kleine zaal van De Kring. Het was mede door deze fortuinlijke samenloop van omstandigheden dus een uitermate gelukkige keus van het IQ om de 47e Gouden Bolhoed uit te reiken aan Ruud van Osta. Want Ruud heeft wat tennisser Roger Federer  ook heeft: de gunfactor. Vrijwel iedereen vindt hem sympathiek en echte vijanden kent hij niet, wat zeker geen vanzelfsprekendheid is binnen het soms uiterst licht geraakte carnavalswereldje. Zelfs korte lontjes krijgen bij Ruud geen kans om vlam te vatten en daarom prees Erik Sturm, de kersverse voorzitter van het IQ, hem als een verbinder pur sang. En Cees Lok? Die kan wat Bert Mathijssen betreft na zijn politieke carrière aan de slag als toeristische attractie in ’t geheel gerenoveerde Zwaaigat. ‘Loch Ness mag dan zijn monster hebben, bij ons zwemt er straks een walrus in het water’. Zelf heb ik nog om een andere reden genoten van Bertje’s zorgvuldig gekozen woorden. Ik weet nu absoluut zeker dat er twee mensen zijn die me nooit zullen vergeten: de belastinginspecteur en Bert Mathijssen.
Zowaar kregen de eerbiedwaardige bolhoeden ook een kleine veeg uit de pan van de dagsluiter.  ‘Ik heb helaas moeten constateren dat het IQ wat achter begint te lopen bij de actualiteit. Het is op zich een mooie geste om de burgemeester een ambtswoning in de nok van café De Veestallen aan te bieden. Maar dat hadden ze eigenlijk bij de vorige moeten doen. Ik weet zeker, nee, ik weet heel zeker dat Jacques het uitermate naar zijn zin zou hebben gehad in een horecagelegenheid’. Hier past echter een kleine kanttekening bij: het is natuurlijk nooit verstandig om de kat op het spek te binden.        


Zondag 16 februari 2020

HET IQ VAN GOUDEN BOLHOEDDRAGERS MAG GEHOORD WORDEN

Zondagochtend 16 februari. Op De Kaai heerst een doodse stilte. Wijlen Ramses Shaffy had hier een klaagzang kunnen aanheffen. ‘Café De Veestallen nog dicht’. Net als zijn favoriete Amsterdamse kroeg, De Gelaghkamer . Maar gelukkig leefden we ook hier nog. Nou ja, leven, dat had De Kaai op deze Storm Dennisdag niet veel te bieden. Een enkele passant slechts die nauwelijks oog had voor de reusachtige zwart-op-wit letters ‘K ZIJN KAAI, recht tegenover De Veestallen. In Amsterdam hebben ze een vergelijkbare promotie-uiting weggehaald vanwege de enorme aantrekkingskracht die de liefhebbende woorden op met name buitenlandse toeristen uitoefenden. Maar in de ogen van het IQ (verdere naamsvermelding overbodig) kan dit historisch stukje Roosendaal wel een toeristische oppepper gebruiken. 

Daarom hebben ze een leus bedacht die zowel ten dienste staat van bureau citymarketing in het algemeen en de IQ-campagne om De Kaai om te toveren in het MiddenPunt van Roosendaal.  De verwachting in Zwarte Bolhoed-kringen was dat burgemeester Han van Midden, aangenaam verrast door zo’n onvoorwaardelijke vertoning van hulde,  spontaan de uitnodiging zou accepteren om zijn intrek te nemen in de ‘ambtswoning’ boven De Veestallen. De burgemeester mag het volk dan wel graag dicht op de huid zitten, maar wijselijk kijkt hij de kat nog even uit de boom. Ongetwijfeld zal hij zich afgevraagd hebben waar vrouwlief vanuit die ‘ambtswoning’ de dagelijkse boodschappen moet doen, want in winkelvoorzieningen voorziet het bouwplan Stadsoevers niet. En waar moet hij met zijn dagelijkse lading brieven heen,  op en rond de Kaai is immers geen brievenbus te bekennen. Waar moeten de Van Middentjes ’s avonds het besturen even moe hun cultureel vertier zoeken?  Het onder Peter Kesseler eens zo levendige Verkadehuis staat al geruime tijd leeg, net als de tegenover gelegen Eratozaal. Natuurlijk kan De Kring uitkomst bieden, maar een burgemeester die ’s avonds de Kaai verlaat om zijn pleziertjes  ‘over de schuiven’ te zoeken is natuurlijk ‘not done’.
Wethouder Toine Theunis heeft ten lange leste het oude Essentgebouw een woonbestemming weten te geven, een alternatief gemeentehuis of Raadhuis is op de Kaai dus ook niet meer voor handen.  Zoals een reportage van Omroep Brabant heeft aangetoond, is het vroegere KPN-postgebouw rijp voor de sloop. Zelfs een burgemeester die bergen weet te verzetten, zal er dus niet in slagen het Kadeplein ook maar iets van bestuurlijk elan te geven.  Wellicht heeft beste Han zich reeds in de bouwgeschiedenis van het IQ verdiept. Dan is hij ongetwijfeld op het ambitieuze plan voor een gigantische woontoren gestuit, waarbij die burgerpaleisjes naast de Rotterdamse Erasmusbrug in het niet vallen. Even doorspeurend zal hij ook ontdekt hebben dat dit voornemen nooit verder is gekomen dan de tekentafel. Alle reden dus voor de burgemeester om zich enigszins ambivalent op te stellen en zo zijn twijfels te hebben bij de daadkracht van het IQ. Als doorgewinterd bestuurder zal hij van het IQ ook inzage verlangen in de tot in detail uitgewerkte onderbouwing van deze utopisch aandoende bedenksels. Hij zal met name benieuwd zijn naar de financiële paragraaf.    
  



De zwarte bolhoeden mogen dan wel ‘bussen vol toeristen’ verwachten op dit nieuwe ‘Middenpunt van Roosendaal’, maar hebben ze al landelijk campagne gevoerd voor deze vermeende nieuwe toeristische trekpleister? Onbekend maakt immers onbemind. Wat krijgt het bezoek na het fotomoment voorgeschoteld? Is dat al aan de orde geweest? Het zal een hele klus zijn, zeker doordeweeks,  om een afwisselend dagprogramma samen te stellen.  Niet voor niets zijn Maarten, Vincent en Sis van Rossem wel op reportage geweest in Dordrecht, Breda en Bergen op Zoom (uitzending a.s. dinsdagavond), maar laten ze Roosendaal vooralsnog links liggen. Is de voorzitter al bij Inge van Aalst van het VVV op bezoek gegaan  om de plannen toe- en door te lichten?, hebben ze de baas van het bureau citymarketing en de binnenstadsdirectie al benaderd voor een reactie?  Ik vermoed van niet. Waarschijnlijk verkeert het plan nog in het stadium van de achterkamertjespolitiek.  Maandagavond, tijdens de eigen presentatie-avond in de kleine zaal van De Kring, zal de aap met tal van antwoorden uit de witte slob moeten komen. Als ludieke actie zijn de inspanningen van het IQ inmiddels wel geslaagd, maar nemen de hoogbegaafde heren daar wel genoegen mee? Hebben we hier wellicht te maken met een ongekende ‘draai’ binnen het beleidsplan binnenstad of betreft het toch fake news, rechtstreeks afkomstig uit Roosendaals eigen Witte Veestallenhuis?  Ik mag hopen van niet. Mijn persoonlijke verwachtingen komen per minuut onder grotere hoogspanning te staan. ‘Fake news’ verwacht ik niet, dat is ver beneden de stand van het IQ. De kans bestaat natuurlijk wel dat het IQ in zijn  ouderlijke overmoed de realiteit enigszins …nou ja grotendeels… uit het oog is verloren,  de jaren gaan zelfs bij dit sjieke gezelschap natuurlijk ook een rol spelen.
Daarom zou ik als Gouden Bolhoeddrager Jaargang 2006 een welgemeende- en realistisch suggestie willen doen. Laat het IQ dat zich in al die jaren binnen het College van Gouden Bolhoeddragers heeft opgehoopt niet langer ongebruikt. Voer vergaande democratisering door binnen de gelederen. Geef dit College de status van de Eerste Kamer. Alvorens de plannen voluit in de publiciteit te gooien, zouden deze  eerst aan dit bonte, erudiete gezelschap ter toetsing voorgelegd moeten worden ter voorkoming van eventuele utopische blunders. En wie weet, komen de Gouden Bolhoeden wel met waardevolle- en praktische aanvullingen en alternatieven op de proppen. ‘Heren Zwarte Bolhoeden,  eens heeft u de leden van dit college uw vertrouwen geschonken door hen te eren met een Gouden Bolhoed. Dat zult u niet zonder redenen hebben gedaan. Laat de leutige Gouden Senaat nu tijdig delen in uw voorpret, zo vraag ik u (op ludieke wijze?)         


Vrijdag 14 februari 2020

WAT DEED DAT WINKELWAGENTJE VAN DE ALDI BIJ DE JUMBO?

‘Snapt u dat nou. Meneer?’  Als ik zo bij de entree van een supermarkt door iemand, in dit geval een dame van middelbare leeftijd, wordt aangesproken is er vrijwel altijd sprake van een misstand van een enorme omvang.  Althans in de beleving van degene die zijn of haar ongerief met mij wil delen. ‘Kijkt u daar maar eens’, wees ze op een winkelwagentje van de Aldi.
Dat zou op zich niet zo vreemd zijn geweest op het parkeerterrein van een supermarkt, ware het niet dat het hier de Jumbo aan de Van Beethovenlaan betrof.  Het Aldiblauw vloekt nogal met het Jumbogeel (dat ze dat bij RKC nooit hebben beseft) , dus ik kan me goed voorstellen dat het Aldivisitekaartje zich daar niet op zijn gemak voelde, zo weggedrukt tegen Roosendaals Beste Cafetaria. Een ideetje van de vorige eigenaar Jan Pollemans, toen hij op deze plek nog een Super-supermarkt exploiteerde en elders in een groenrijke omgeving de scepter zwaaide over de  Roosendaalse Boys Combinatie. Jan mocht graag een beetje creatief spelen met de letters RBC.  Maar de vraag drong zich natuurlijk wel op hoe dit vreemde eendje in de bijt op deze plek verzeild was geraakt. Het winkelwagentje was niet voorzien van een E-bike-aandrijving, hier moest dus wel sprake zijn van een fysiek inspannende  menselijke handeling. Niet dat de afstand  tussen de twee grootgrutters nou zo groot is, maar je gaat toch niet zo maar voor de lol een leeg winkelwagentje van de ene naar de andere super duwen. Onderweg moet de dader haast wel op passanten zijn gestuit. Is de interesse in het menselijk handelen al zo ver gedaald dat niemand  zich heeft afgevraagd: Hé, waarom gaat die meneer (of mevrouw) met dat Aldiwinkelwagentje in tegengestelde richting van de Aldi-supermarkt? Op zijn minst had hij of zij toch kunnen informeren of de tegemoetkomende hij of zij wellicht van het padje was geraakt.  Deze Jumbo is nog niet met een zogeheten Kletskassa uitgerust –speciaal bestemd voor klanten met onthaastingsverschijnselen- maar ik besloot toch mijn burgerlijke plicht te doen en maakte de kassière bij het afrekenen attent op deze verstekeling. Wellicht kon de bedrijfsleider van de gele supermarkt even contact opnemen met zijn evenknie aan de blauwe overzijde om af te spreken elkaar halverweeg te ontmoeten en de overdracht met een stevige handdruk te bekrachtigen. De ene dienst is immers de andere waard. Stel dat een Jumbowagentje , nu op een idee gebracht, besluit van eigenaar te wisselen. Met een vriendelijke, milde glimlach beloofde de kassière zodra ze even een rustig momentje had er werk van te maken.
Je moet er toch niet aan denken dat straks al die bemande kassa’s plaats hebben gemaakt voor die zelfscankassa’s met wie geen enkele vorm van communicatie mogelijk is. Het gegeven dat Jumbo tijdig heeft ingezien dat er klanten zijn die behoefte hebben aan kletskassa’s stelt me enigszins gerust.  Toch betrapte ik mezelf erop dat ik de klanten die gedachtenloos kozen voor de zelfscankassa enige boze blikken toewierp. Nu voelde ik zelf de behoefte om een willekeurig iemand aan te spreken: Snap t u dat nou, meneer? Of mevrouw natuurlijk indien van toepassing. De gekkies mogen in dit huidige tijdsgewricht dan de dienst uitmaken, ik zie mezelf nog niemand ‘risicoloos’ aanspreken met ‘genderneutraal medemens’.  Ook overweeg ik nog niet een protestbord te beschilderen met de letters ‘Uw verfoeilijke afrekengedrag leidt tot werkloosheid’. Maar ik sluit zeker niet uit dat dit binnen afzienbare tijd wel gebeurt. Aan wie moet je je straks mateloos ergeren als die Matthijs van Nieuwkerk en zijn doorgedraaide wereld voorgoed tot het verleden behoren? Vindt nog maar eens zo’n Kop van Jut!
Hé, zowaar een uit de lucht gevallen  Eurekagevoel. Thuisgekomen schreef ik direct naar de zendermanager van de NPO, met als aanhef: Laat Eus en Angela de Jong alstublieft een nieuw presentatieduo vormen.  Daar kan zelfs ‘Tot zover, tot morgennnn’ niet tegenop!                


Vrijdag 14 februari 2020

IS GRATIS KOFFIE IN DE BIBLIOTHEEK WEL VERSTANDIG?

De Volkskrant bracht onlangs een bezoek aan de nieuwe bibliotheekvoorziening in Wognum. Deze kern van het Noord-Hollandse Medemblik heeft het uit bezuinigingsoverwegingen ruim negen jaar zonder deze voorziening moeten stellen. Met activiteiten als taaltraining, een DIGI-lab en voorlezen voor ouderen en bovenal gratis koffie hoopt Marijke van Hees, voorzitter van de Raad voor Cultuur, dit sociale ontmoetingscentrum weer nieuw leven in te blazen. Dat lijkt inmiddels aardig te zijn gelukt. ‘Iedereen komt er, van kinderen tot senioren’, meldt De Volkskrant monter. De verslaggevers laten nog even doorschemeren dat de ‘gratis koffie’ ook een belangrijke trekpleister is gebleken.
Dit alles is te danken aan PvdA-leider Lodewijk Asscher die in 2019 met succes een motie indiende om bibliotheken in kleine gemeenten financieel te ondersteunen. Die ‘gratis koffie’ is dan ook niets meer dan een sigaar uit eigen doos. De belastingbetaler betaalt uiteindelijk altijd de rekening. Maar wie dit gemeentelijk douceurtje laat liggen is ergens natuurlijk ook weer een dief van de eigen portemonnee. Nieuwsgierig geworden door dit lokkertje ben ik even poolshoogte wezen nemen bij mijn onderbuurman Parrotia om te zien hoe de koffievoorziening daar momenteel geregeld is. Hoofdbewoner bibliotheek VANnU mag zich ook graag profileren als ‘De Huiskamer van Roosendaal’, een gratis bakkie hoort daar dus bij, zou je zeggen. Zou je zeggen, ja, maar ik heb zo’n gastvrij hoekje niet kunnen bespeuren. De koffiemachines achter de toonbank lijken hun service alleen tegen betaling te verlenen, bij absentie van bedienend personeel heb ik niet kunnen informeren of en welk prijskaartje daar aan Rita Corita’s favoriete consumptie hangt.  Wel heb ik een goede slag kunnen slaan bij de bak met boeken en DVD’s voor de verkoop, maar dat is uiteraard weer een ander verhaal.
Ik vraag me eerlijk gezegd af of het wel zo verstandig is om als sociale ontmoetingsplek de bezoekers op een gratis bakkie te trakteren. VANnU heeft in het recente verleden het nodige te kampen gehad met zwervers die zich plachten op te houden in het aangrenzende Emile van Loonpark. De situatie is voor zover mij bekend momenteel goed onder controle, maar ik denk dat de bieb deze geurrijke gasten niet graag terug ziet komen. Gratis koffie oefent op velen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Zeker ook op burgers die dit best kunnen betalen. Mede om die reden heeft de AH-vestiging in de Roselaar de koffiehoek een tijdje terug verwijderd. Die werd te populair bij met name hangouderen. Bovendien werden deze vele gratis ‘kleintjes’ grootgrutter Appie iets te gortig. De Jumbo aan de Van Beethovenlaan verleent deze service nog wel. Met die aantekening dat het zitgedeelte aanzienlijk is versoberd. Toen zwervers de bank gingen gebruiken als lig-en slaapplaats maakte het luxe meubelstuk plaats voor een sober vierzits tafeltje.
Zoals bekend wordt het Stadskantoor momenteel omgebouwd tot de toekomstige echte Huiskamer van Roosendaal. Ik ben benieuwd of het gemeentebestuur al over het daar geldende koffieregime heeft nagedacht. Maar een ding is wel duidelijk. Voor een bak koffie kunnen de onderdanen sowieso terecht bij onder anderen beste Han, Toine, René en Cees. De vraag is alleen nog of deze vis (gratis) of (duur) betaald moet worden.
Een klein adviesje alvast. In de hal van de bibliotheek treft de bezoeker een bescheiden opstelling met boeken over West-Brabantse onderwerpen en proza van Roosendaalse auteurs aan. Het spreekt ‘natuurlijk vanzelf’ dat in de bestuurlijke Huiskamer van Roosendaal een onbescheiden stelling met  deze categorie boeken wordt geplaatst. De bezoekers willen immers graag wat te lezen hebben bij dat dampende, zwarte vocht. Van het merendeel van mijn boeken zijn nog exemplaren te koop, ik zie de bestelling dus graag vast tegemoet!          


Donderdag 13 februari 2020

VECHTSPORTEN MOETEN VAKER UIT DE GYMZAAL KOMEN

‘Een burgemeester die slagvaardigheid een nieuwe dimensie geeft’. ‘Een burgemeester die incasseert en uitdeelt’. ‘Een burgemeester die niet de andere wang toekeert’. ‘De aanval is ook bestuurlijk de beste verdediging’. ‘De gouden ‘Midden’ weg is niet altijd de juiste weg’. De ‘krantenkoppen’ dienen zich automatisch aan bij het aanschouwen van burgemeester Han van Midden op de tatami van Do Academie Kenkai in Roosendaal. De burgemeester was daar op uitnodiging van oprichter Kees Langenberg. Van Midden had bij zijn aantreden gemeld met zoveel mogelijk mensen en organisaties kennis te willen maken. ‘Ik zal het hem dan ook maar gelijk aan den lijve laten ondervinden’, zal Langenberg ongetwijfeld hebben gedacht bij het versturen van de invitatie. De burgemeester had tijdens een bezoek aan het Johan Cruyff al laten zien ‘the stare down’ (het elkaar vijandig in de ogen kijken vlak voor aanvang van onder meer een boksmatch) al aardig te beheersen en op 20 januari nam hij zowaar deel aan een groepstraining van Kenkai. De wittebroodsweken mogen na honderd dagen dan al achter hem liggen, je wilt als leidsman toch ook wel ervaren wat die Roosendalers letterlijk in hun mars hebben.
Ik heb het al eerder aangegeven. Zo’n burgemeester was ik ook graag geweest voor Roosendaal, al had ik bij het onderdeel vechtsport toch liever gekozen voor ‘de zachte weg’, oftewel de judosport en dan het liefst bij een budovereniging die grotendeels uit vrouwelijke leden bestaat. Maar een lesje karate is natuurlijk ook nooit weg. Als redacteur van TV Gazet ging ik vroeger graag langs bij demonstraties van Jan Knobel, ik genoot daarbij vooral van de wijze waarop Jan telkens weer genoot van de prestaties van zijn twee karatequeens.  Dat leverde immer mooie plaatjes op. Rond de kerstperiode heeft Van Midden zijn ‘lieve kant’ (althans volgens een van zijn vele Facebookvolgers) al laten zien door voor iedereen die daar zelf niet toe in staat was gezelschap te zoeken om Eerste Kerstdag mee door te brengen. Met het oog op de vele drugscriminelen in de ring rond Roosendaal kan het natuurlijk geen kwaad om te demonstreren dat je indien nodig ook de harde aanpak niet schuwt.
Ik betreur het al geruime tijd dat vechtsportverenigingen altijd maar in die budo’s en gymzalen blijven hangen en vrijwel alleen voor competitiewedstrijden elders op visite gaan, en zo weinig in de openbaarheid treden om hun sport te promoten. Judo, worstelen, boksen, kickboksen, thaiboksen en jiu-jitsu lenen zich mede vanwege de beperkte ruimte die ze nodig hebben uitstekend voor demonstraties en bovendien is dit bij uitstek de gelegenheid om geinteresseerde toeschouwers letterlijk en figuurlijk op de tatami te trekken. Het klinkt misschien gek, maar eind 2018 was er een uitgebreide boksdemonstratie te beleven in verzorgingshuis Elisabeth aan de Wouwseweg ter opluistering van de 91e verjaardag van deze zorginstelling. Dit klinkt misschien nog gekker, maar veel ouwetjes, niet zelden boven de negentig jaar, lieten hun handjes driftig wapperen. De sportschoolhouder kreeg het er zowaar zelfs eventjes benauwd van. Kees Langenberg lijkt mij er wel de persoon naar om samen met andere vechtsportcollega’s zo’n kennismakingstournee voor de Roosendaalse zorginstelingen op de rails te zetten. Wie weet, zien we beste Han dan ook weer terug op de tatami.


Woensdag 12 februari 2020

STRIPTEKENAAR VERLANGT TERUG NAAR LA BELLE EPOQUE

Officieel staat ‘La belle époque’ voor de periode in de Franse- en Belgische geschiedenis tussen het einde van de negentiende eeuw en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In culturele milieus wordt ‘het mooie tijdperk’ vooral gezien als de bloeiperiode van de kunsten en wetenschappen, dat zo wreed de nek werd omgedraaid door de gruwel van het niets ontziende oorlogsgeweld. Voor de Franse zestigplusser Victor (formidabel gespeeld door Daniel Auteuil) was het café ‘La belle époque’ de plek waar hij zijn grote liefde Marianne (Fanny Ardant) leerde kennen.
Wat als een sprookje begon, is twee generaties later uitgemond in een liefdeloze, huwelijkse verbintenis die op springen staat. Psycholoog Marianne is er in tegenstelling tot Victor wel in geslaagd de aansluiting te vinden met de moderne wereld. De krant blieft zijn spotprenten niet meer en om de moed erin te houden doet hij het voorkomen dat hij al jaren aan een stripboek werkt, waarvoor hij nog immer een passend einde zoekt. Victor voelt zich kortom niet meer thuis in de tijd waarin hij gedoemd is de rest van zijn leven te slijten. Na een nachtelijke ruzie zet Marianne hem zonder pardon buiten de deur. Intensief als hij is wisselt Victor direct van woning met de geliefde van zijn echtgenote die nu vrij spel heeft in zijn voormalige echtelijke sponde. Victor verlangt hevig terug naar 1974, toen het leven nog simpel en overzichtelijk was. Er waren slechts twee machtsblokken, handtastelijkheden met de andere sekse werd de man nog niet al te streng aangerekend en er waren nog nauwelijks terroristen actief in Europa. Het totaaltheater van regisseur Antoine, die zijn klandizie historische gebeurtenissen of persoonlijke herinneringen laat (her)beleven, brengt uitkomst. Geld speelt voor Victor daarbij geen rol, hij gunt het zoonlief graag om op deze wijze iets terug te doen voor de zorg die zijn ouders aan hem hebben besteed. Zoonlief is inmiddels aardig bemiddeld. Hij maakt er dus geen punt van, mits hij geregeld mag meekijken naar de avonturen die papa gaat herbeleven.
Victor bestelt bij Antoine de in zijn geheugen gegrifte avond in mei 1974, toen hij als een blok viel voor Marianne, in bistro La belle époque in Lyon. Om wat extra verwikkelingen in het verhaal te stoppen, is de actrice (een sprankelende Doria Tillier) die een jonge, wulpse jarenzeventigversie van zijn vrouw speelt tevens de vriendin van Antoine, met wie hij een knipperlichtrelatie onderhoudt. Om haar geliefde nog eens goed in te peperen dat haar fysieke aanwezigheid in diens leven geen vanzelfsprekendheid is, wijkt ze zodanig van het scenario af dat Victor op slag verliefd wordt op deze Marianne 2.0
‘La belle époque’ is een milde variant op Westworld, de sciencefictionserie over een westernpretpark waarin robots als ogenschijnlijk perfecte kopieën van mensen een soortgelijke geschiedenisbeleving bieden. De intriges in ‘La belle époque’ zijn echter lang niet zo duister en dreigend als in de Amerikaanse tegenhanger en door het expressie spel van de twee hoofdrolspelers heeft de film een satirische ondertoon die geregeld een milde glimlach oproept bij het bioscooppubliek.  Uitgezonderd dan de twee dames naast wie ik deze ochtend had plaatsgenomen in de hoogste regionen van het City Theater. Die schaterden het regelmatig onbedaarlijk uit.  ‘La belle époque’ mag dan een geslaagde satire zijn op de nostalgie-industrie, dat begint zo langzamerhand ook te gelden voor een bezoek aan het City Theater zelf. Over ruim vier maanden sluit dit zalencomplex de deuren om plaats te maken voor een appartementencomplex. In City-Cinema aan de Nieuwstraat wordt vanaf dat moment het filmprogramma verdeeld over zes zalen (winst van twee ten opzichte van de huidige situatie) voortgezet. Ondanks dat de nieuwe cinema van alle servicegemakken is voorzien, zal er best nog eens teruggedacht worden aan al die gezellige filmavonden in het good old City Theater aan de Brugstraat.  Wielrenner Jef van de Vijver werd hier in 1937 feestelijk ontvangen bij terugkomst in Roosendaal nadat hij wereldkampioen baanrennen was geworden. En zo zijn er ongetwijfeld nog veel meer memorabele momenten te noemen, maar dat gaat eigenaar Carlo Lambregts de komende maanden vast nog wel op een rijtje zetten.


La belle epoque
Regie: Nicolas Bedos
Met Daniel Auteuil, Guillaume Canet, Fanny Ardant


Gezien door Jaap Pleij op zondag 9 februari in het City Theater Roosendaal


Dinsdag 11 februari 2020

OPEN DEUR POLITIEK ST. ELISABETH IS NOG EVEN WENNEN

‘Dat hoeft niet meer hoor’ kreeg ik van een zorgmedewerkster te horen toen ik bij het afscheid de code van de huiskamer wilde intoetsen. Natuurlijk had ik wel gehoord van de Wet Zorg en Dwang (Wzd) die samen met de Wvggz (speciaal voor de ggz) per 1 januari 2020 van kracht is geworden, maar in de praktijk is het nog even wennen. Met die ggz-wet heb ik als contactpersoon niets te maken, nauwelijks anders ligt dat met de Wzd die ook van kracht is in de verpleeghuizen, zoals St. Elisabeth. Ik heb nog niet kunnen inschatten wat dit voor de zorgmedewerkers op de afdelingen betekent. Ogenschijnlijk is er niets wezenlijk veranderd.
De Wet zorg en dwang (Wzd) regelt de rechten van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie) die onvrijwillige zorg krijgen. Daarnaast regelt deze wet de onvrijwillige opname. De inspectie houdt toezicht op de naleving van deze nieuwe wet. Uitgangspunt van de Wzd is dat onvrijwillige zorg niet wordt toegepast, tenzij het niet anders kan. De zorg voor ouderen met dementie en mensen met een beperking moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaatsvinden. Soms kunnen mensen met dementie of een verstandelijke beperking niet (meer) zelf inschatten wat goed voor hen is. Zorgverleners helpen ze dan bij die keuzes. In het stappenplan van de Wzd staan de stappen die de zorgverantwoordelijke moet zetten bij de beoordeling of onvrijwillige zorg noodzakelijk is. In het stappenplan staat ook welke deskundigen de zorgverantwoordelijke daarbij moet betrekken. Dat alles heeft dus geleid tot de deels open deur politiek die nu ook in St. Elisabeth van kracht is. Op een kleine handeling na die voortaan achterwege kan blijven verandert er voor mij in de praktijk nauwelijks iets. Mijn moeder peinst er niet over om zonder begeleiding de afdeling te verlaten, maar wel geniet ze ten volle van die keren dat er een plezierige reden is om de boel even de boel te laten. Gelukkig maar, ik zou het ten zeerste betreuren indien ik niet het verschil zou maken. Het rustige leventje blijft in St. Elisabeth dus gewoon zijn rustige gangetje gaan.  
Anders ligt dat voor dementerenden die gedoemd zijn langdurig thuis te wonen.  Het ministerie van WVS, dat de nieuwe wet in rap tempo door de Tweede Kamer heeft gejaagd, heeft deze gepaard laten gaan met een enorme bureaucratische rompslomp. De psychiaters van de ggz hebben bij wijze van ludiek protest in het gebouw van de Tweede Kamer de 25 meter papier (75 A4-tjes) uitgerold die ze per patient moeten invullen voordat ze deze maatregel kunnen uitvoeren. Tot grote ergernis van huisarts Joost Zaat is het met thuiswonende ‘gevallen’ niet veel beter gesteld. In zijn rubriek in de Volkskrant schetst hij wat er komt kijken bij dwangmaatregelen wanneer er zonder ‘vrijwillige’ zorg schade kan ontstaan.  ‘Het gaat dan bij voorbeeld om toezicht via een webcam, een slot op de deur, een beperkte telefoon zodat de betrokkene niet meer vijftig keer daags zijn dochter kan bellen en medicatie die gedrag beinvloedt’. Een zorgverantwoordelijke moet die maatregel in het zorgplan opnemen en dat plan met minimaal een andere deskundige bespreken. De door de organisatie aangestelde functionaris Wzd let erop of alles goed gaat en de maatregel moet bij iedereen om de paar maanden geevalueerd worden. De zorgverantwoordelijke is daarnaast tevens verplicht om de patient te wijzen op het bestaan van een clientvertrouwenspersoon die voor diens rechten op moet komen. Voor al die nieuwe functionarissen die de uitvoering van de Wzd in goede banen moeten leiden is al een kwaliteitskader vastgesteld en ook de inspectie (IG) heeft alvast bepaald hoe ze toezicht gaat houden. Terecht concludeert Zaat dat het ministerie van VWS twee draken heeft gebaard. Draken die gelukkig aan de verpleeghuizen voorbij gaan, maar de kosten voor de zorg als geheel wel op ongekende wijze verder laten oplopen. ‘Dit is gekkenwerk’ zou freule Wttwaal van Stoetwegen hebben uitgeroepen.  


Zaterdag 8 februari 2020

VERVANG DE KINDERBIJSLAG DOOR KINDERBELASTING

In zijn rubriek De Kwestie stelt Volkskrant-redacteur Peter de Waard de hondenbelasting aan de orde. Onderzoek heeft hem geleerd dat de totale opbrengst van deze fiscale maatregel nog maar 51 miljoen euro bedraagt. Peanuts in vergelijking met de onroerendezaakbelasting (4 miljard) en de parkeerheffingen (1 miljard). Veel gemeenten hebben de hondenbelasting inmiddels afgeschaft omdat de kosten van controles door boa’s de baten ver overtreffen. Slechts 193 gemeenten hanteren hier nog het motto: Wij zullen handhaven!  Peter de Waard ziet deze ontwikkeling met lede ogen aan.
‘De 2,2 miljoen honden in Nederland jagen de maatschappij op kosten. Gemeenten moeten geld spenderen aan de installatie van dog cleans, de aanschaf van hondenpoepscooters en hondenpoepzakjes’. De hond als melkkoe is in de ogen van De Waard dus zo gek nog niet. ‘Gewoon 1000 euro voor elke Nederlandse hond. Dat levert 2,2 miljard op’, rekent hij de lezers voor. Niet alleen gaat de columnist met deze redenering voorbij aan het handhavingsprobleem en de betwistbaarheid van de genoemde poepscooters en de poepzakjes, Peter beseft kennelijk niet hoe groot de sociale waarde  is van het fenomeen hond in de samenleving. Niet voor niets investeren steeds meer zorginstellingen in een diervriendelijk karakter van hun instelling. De ervaring heeft geleerd dat honden een wezenlijke bijdrage leveren aan het geluksgevoel van onnoemelijk veel mensen. Dat levert zeker binnen de zorg een enorme financiële besparing op en in de ‘gewone’ maatschappij tempert een hond gevoelens van eenzaamheid.
Jammer dat De Waard geen oog heeft voor een veel grotere potentiele melkkoe. Een melkkoe die in de huidige situatie alleen maar geld kost en dat is om met Calimero te spreken…niet eerlijk. Het hebben van kinderen is namelijk een nog veel grotere luxe. Een luxe waar deze planeet allesbehalve mee gediend is. 

Van kraambed tot studentenkamer kost een enkele dochter of zoon de ouders een kleine ton. Met studiekosten erbij wordt dat toch al niet misselijke bedrag nog eens fors overschreden.  ‘Je kost me een rib uit mijn lijf!’ Elke opvoeder zal zoiets wel eens uitgeroepen hebben als zoon- of dochterlief weer een beroep deed op de ouderlijke kas voor een ‘onmisbare’ luxe aanschaf.  Het weerwoord luidt dan niet zelden: ‘Dan had je me maar niet moeten nemen’. Ondanks dat veel kinderen zich genomen voelen klopt deze redenering als een bus. Het zijn echter niet alleen de ouders bij wie een rib uit het lijf wordt gerukt. De samenleving, c.q. de belastingbetaler doet ook een flinke duit in het zakje ter financiering van toeslagen, onderwijs, zwangerschapsverloven en kinderopvang. Vervang daarom onder meer de kinderbijslag door kinderbelasting en tel uit je winst. Uit deze opbrengst , beste Peter, kunnen heel wat meer zwembaden, bibliotheken en niet te vergeten schouwburgen worden gered, of mogelijk gemaakt. Daarnaast blijft er dan nog genoeg geld over om de bewust kinderloze singles en paren allerlei belastingvoordelen te geven  als waardering voor hun duurzame levenswijze. Menselijke voortplanting is immers het grootste milieuprobleem waar deze planeet mee te kampen heeft en dat mag best door overheden ontmoedigd worden.


Donderdag 6 februari 2020

FRED DELFGAAUW INNEMEND ALS MOPPERENDE POPPENSPELER

Ida van Dril komt op met een oude duidelijk door de tand des tijds ‘aangevreten’ toneelkoffer. Ze ontvouwt dat in deze koffer het gehele theaterleven van haar vader ligt opgeslagen.  Deze mopperende, gepensioneerde poppenspeler, uiteraard gespeeld door Fred Delfgaauw heeft het contact met zijn jongste dochter jaren geleden al verbroken, omdat zij haar vader als de enige van zijn drie dochters de harde waarheid durfde te vertellen.  En dat was onverteerbaar voor zijn ego. In de herfst van zijn leven wil hij zelfs zijn oude poppen niet meer zien en omdat zijn leven in deze eindfase geen andere genoegens kent, kwijnt hij langzaam weg in het verzorgingshuis, waar hij ten prooi is gevallen aan de toorn van een bedilzuchte zuster . Klachten over deze behandeling verdwijnen steevast in de laden van het personeelstekort.

‘Poppen liegen niet. Dat is leuk voor u, maar pijnlijk voor de poppenspeler”, zegt Ida van Dril. Dat blijkt wel als Delfgaauw de verleiding toch niet kan weerstaan om de hem opgedrongen koffer te openen.  De verfomfaaide poppen herinneren hem aan de tijd toen hij met King Lear door het land trok. Lear zelf komt ook weer even tot leven en zo ontspint zich een aardige dialoog tussen pop en poppenspeler over het hoe en waarom King Lear –net als de poppenspeler-  de band met zijn kritische- maar eerlijke  dochter definitief doorsneed.  Zij zou niet genoeg van hem gehouden hebben, hield pop Lear nog steeds voet bij stuk.  Gloucester, die zijn kind verstootte door toedoen van andermans jaloezie, had ook wel het een en ander uit te leggen aan zijn vormgever. Dankzij deze dialoogjes gaat de poppenspeler de consequenties van de ouderdom steeds beter onder ogen zien. In dialoog met zijn poppen probeert hij vat te krijgen op de consequenties van zijn aftakeling waarvan hij zich zo goed bewust is.  Op enige afstand wordt  de voormalige theatermaker nauwkeurig gadegeslagen door zijn dochter die haar vader langzaam begint te doorgronden.  Aus Greidanus sr.  heeft in zijn regie het accent gelegd op de afwisseling tussen geestige- en gevoelige momenten. Helaas gebruiken de personages te grote woorden om echt nader tot elkaar te komen. Het spel van Delfgaauw is zoals altijd adembenemend, Van Dril vult hem uitstekend aan, maar het is jammer dat de tragiek van een man die in zijn bloeiperiode midden in het theaterleven stond en nu veroordeeld is tot een leven achter de geraniums door deze terugblikken ondergesneeuwd raakt. Door het verhaal op Lear te concentreren blijft het drama dat zich tussen de poppenspeler en zijn dochter heeft afgespeeld eveneens onderbelicht. Wil hij nog iets van een leven terug krijgen, dan zal hij toch op deze dochter  aangewezen zijn, want de twee anderen –met wie het contact in stand is gebleven-  blijken achter zijn rug zijn woning reeds verkocht te hebben. Dat Delfgaauw zijn producties altijd letterlijk zo kort houdt, doet nu wel heel duidelijk afbreuk aan het verhaal. In het gedeelte na de pauze (die er dus niet was) had hij de schijnwerpers kunnen richten op het deprimerende leven in een verpleeghuis, met name voor hen die altijd een rijk geestelijk bestaan hebben geleid. Hoe worstelt de poppenspeler zich door de dag heen, tussen louter demente ouderen met wie geen gesprek meer mogelijk is? Van zijn twee dochters die zich als gewetenloze profiteurs ontpopten, zal hij het niet moeten hebben, terwijl de gaten met zijn jongste te groot zijn om in dit late stadium met achterhaalde kracht te overbruggen. De bittere realiteit stemt droef: als euthanasie geen uitkomst brengt, moet hij zijn resterende dagen gewoon uitzitten. Op die manier hadden Delfgaauw en Van Dril met hun voorstelling tevens een boodschap aan de huidige generatie politici kunnen geven.

‘Heb het lef om terug te komen op verkeerde beslissingen. Stop met marktwerking, stop met het decentraliseren van complexe zorg en blaas de verzorgingshuizen oude stijl nieuw leven in’ . In januari stelde een commissie onder leiding van oud-PvdA-leider Wouter Bos vast dat er ‘nieuwe woonvormen’ moeten komen binnen de ouderenzorg. Waarom niet ‘gewoon’  teruggrijpen op een formule die zijn succes ruimschoots heeft bewezen?     

Fred Delfgaauw & Ida van Dril – King Lear. Gezien door Jaap Pleij op woensdag 5 februari in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 5 februari 2020

EXTRA CAMERA NEEMT GEVOEL VAN ONVEILIGHEID NIET WEG

De ‘smeekbeden’ van diverse omwonenden van het Emile van Loonpark zijn verhoord. Ergens in 2020 laat de gemeente hier een extra camera plaatsen ‘om het gevoel van onveiligheid bij de direct betrokkenen weg te nemen. Dat maakt het volgens wethouder Toine Theunis ook mogelijk om handhavers efficiënt in te zetten. De vraag is natuurlijk wel waar je die camera precies moet plaatsen om het beste resultaat te bereiken. Het afgelopen weekeinde hebben vandalen weer eens flink huis gehouden in het verbindingstunneltje tussen de Markt en het Emile van Loonpark, waarbij ook een lantaarnpaal het loodje heeft gelegd. Een camera had dat kunnen registreren, maar omdat voorkomen beter is dan genezen en een extra camera agressors niet kan afstoppen, zijn aanvullende maatregelen onontbeerlijk. 
Wellicht zijn ROBOCOPS te zijner tijd een adequaat middel om dit soort vandalisme tegen te gaan, maar dat is helaas nog even toekomstmuziek. Als partijleider van de PVC heb ik regelmatig bij het College aangedrongen op een vaste, bemande politiepost op de Markt, zeker in de weekeinden hoort er permanent  toezicht te zijn op de ‘stappende lieverdjes’.   Van daaruit zou ook het Emile van Loonpark veel efficiënter in de gaten kunnen worden gehouden. Door die constante agressie heeft het veiligheidsgevoel van de bewoners van de Marktstede, Markt en Pannenboeter een flinke knauw gekregen. Het constante onveiligheidsgevoel waar veel Roosendalers last van zeggen te hebben, was een van de eerste dingen zaken die burgemeester Han van Midden opviel na zijn ambtsaanvaarding. Een permanente politiepost op de Markt is een adequaat middel om daar iets tegen te doen.  Ik heb het College daarom nogmaals verzocht nu eindelijk eens over te gaan tot een verscherpt politietoezicht op de Markt en het Emile van Loonpark middels bovenstaande suggestie. Waar zijn toch al die extra surveillanten gebleven die destijds door de vorige burgemeester Niederer zijn beëdigd? 


Dinsdag 4 februari 2020

WAAROM VREZEN ARTIESTEN DE PEN VAN DE RECENSENT?

Vorig jaar rond deze tijd zou Gidi Heesakkers een recensie voor de Volkskrant schrijven over ‘De Suppoost’, de toen nieuwe solovoorstelling van Freek de Jonge, door haar bijgewoond op maandag 21 januari in de Stadsschouwburg in Utrecht. Voor dat ze een letter op haar laptop had kunnen intikken, hing de maestro himself aan de lijn. Nu staat Freek de Jonge in het kleine kringetje van landelijke recensenten bekend als een notoire nabeller, maar dat hij al van zich liet horen nog voor de recensie was geschreven, laat staan gepubliceerd, was op zijn zachtst gezegd ongebruikelijk.  Hoe ze het had gevonden, wilde hij van Gidi weten. Zelf was hij allerminst tevreden over dit optreden, een akkefietje met een technicus kort voor aanvang, zou daarvan de voornaamste oorzaak zijn. Freek nodigde Gidi dan ook van harte uit om ‘De Suppoost’ voor de tweede keer te bekijken, maar nu in De Meerse in Hoofddorp. 
In plaats van een recensie maakte Gidi een afspraak met Freek, om te praten over het verschil tussen Utrecht en Hoofddorp. Want zij had nu inderdaad een completere, betere, goede voorstelling gezien. Ik zag deze voorstelling op 19 maart in De Kring en wijdde er wel een verslag aan. Kennelijk heeft Freek alleen oog voor landelijke publicaties, want mijn telefoon bleef nadien angstvallig stil.
‘Ik wil altijd weten wat een recensent gezien heeft, wat hij misschien gemist heeft, wat het misverstand kan zijn. Ik heb een recensent natuurlijk niks te verwijten, maar ik ben wel afhankelijk van die recensies. Bij sommige anderen zitten de zalen vanzelfsprekend vol, bij mij is dat niet zo’, tekende Gidi tijdens het afspraakje met Freek als een van de slotakkoorden op.
Heel anders staat de herrezen cabaretier Hans Sibbel (Lebbis) in deze discussie.  Herien Wensink, een andere theatercolumnist van De Volkskrant, citeert in haar rubriek uit een interview met Lebbis dat eerder in De Volkskrant stond. ‘Lebbis bliefde geen recensenten meer in de zaal, zo had hij stoer verkondigd, want hij was ‘na dertig jaar optreden wel klaar met beoordeeld worden.  Recensies? Hij had er geen behoefte aan’. Wensink kan daar wel enig begrip voor opbrengen. ‘De kunstenaar zwoegt maanden (jaren) met hart en ziel aan een meesterwerk, en dan komt dat clubje azijnpissers alles met een lullig stukje kapotmaken’.  Maar dat Lebbis tegelijkertijd te kennen geeft zelf graag recensies te lezen om te weten ‘wat en wie er speelt’  gaat er bij haar niet in. In De Kring heb ik ook wel eens zo’n ervaring opgedaan. Toen werden collega Ben van den Aarsen (destijds van het Brabants Nieuwsblad) en ik er door een manager van een aankomend cabaretier op aangesproken dat we aantekeningen hadden gemaakt.
‘Het gaat hier om een try-out. De pers is officieel pas welkom bij de landelijke première. Ik hoop van deze voorstelling dus geen recensie tegen te komen’, drukte hij ons op het hart, met een zwaar accent op het laatste. Wij wierpen echter tegen dat het voor regionale verslaggevers nu eenmaal ondoenlijk is om landelijke premieres af te lopen en dat een openbare voorstelling waar entree voor wordt geheven per definitie vogelvrij is voor het journaille. Daar had hij wel begrip voor. ‘Goed, maar zet er dan wel alsjeblieft duidelijk bij dat het om een try-outvoorstelling handelt’. Dat waren we toch al van plan dus die ‘concessie’  konden we hem wel toezeggen. Wensink legt nog eens uit wat het nut is van deze discipline.  ‘Een recensie heeft nieuwswaarde: de lezers van de krant worden op de hoogte gesteld van het ontstaan en de kwaliteit van een nieuw kunstwerk. Lebbis ‘behoefte’ eraan is dan ook irrelevant. Wij hebben enkel een verplichting aan de lezer. Die zullen we ook geen nieuwsbericht over minister Grapperhaus onthouden, omdat de minister daar ‘geen behoefte’ aan heeft.
Mijn inziens is hier sprake van een natuurwet. De criticaster vindt het zelden leuk om zelf bekritiseerd te worden. Ooit dacht Paul de Leeuw, nooit te beroerd om een geïnterviewde finaal af te branden, zich in een van zijn vele overbodige tv-shows een prikkelend grapje tegenover oud-minister Udink te kunnen permitteren. Met enkele welgekozen zinnen boorde de gewezen bewindsman de opgefokte komiek geheel de grond in, en omdat deze de mondhoeken al luisterend had opgetrokken, zat De Leeuw letterlijk een aantal seconden met de mondvol tanden. Dat was tevens het laatste huzarenstukje van Udink in het openbaar. Maar een beter slotakkoord had hij zich niet kunnen wensen.  Wensink geeft Sibbel nog iets mee om over na te denken. ‘Een slechte recensie kan gewoon het gevolg zijn van een mislukt kunstwerk’.
Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat ik graag op ik graag op een uitnodiging van Freek de Jonge zal ingaan indien hij mij weet te vinden bij een komende voorstelling van hem in De Kring, ervan uitgaande dat dit er nog een keer van komt. Ja toch, Jan-Hein?  Het lijkt me dan wel zo gemakkelijk om dat gesprek direct na afloop te voeren in bij voorbeeld café De Moriaan, want het is daar altijd lekker vertoeven voor een nazit. Daarom stuur ik Freek deze column nu reeds toe, zodat hij me tijdig kan berichten als het zover is. Om misverstanden achteraf te voorkomen uiteraard. Want ook ik wil zeker weten of ik het naar Freeks zin allemaal goed heb begrepen. 


Maandag 3 februari 2020

GEEN ENKELE REDEN OM BANG TE ZIJN VAN JENS DENDONCKER

Vlaming Jens Dendoncker tourt pas sinds 11 januari met zijn eerste solovoorstelling ‘Bang van Dendoncker’ door Nederland. De voorstelling van afgelopen zaterdag in De Kring was de zesde in deze reeks. Het Parktheater in Eindhoven (6 maart) en het Chassé Theater (14 maart) zijn de enige grote theaters die een plek hebben gekregen in dit bescheiden rondje Nederland. Dat is waarschijnlijk de reden dat de landelijke kranten (nog) geen aandacht hebben besteed aan deze productie en de vraag is gerechtigd of ze dat eigenlijk wel moeten doen. 
In zijn eigen land waren de recensies voornamelijk jubelend van toon, getuige deze aanbeveling in De Standaard.  "Brutaal en grofgebekt maar wel een klein hartje, vlotte interacties met het publiek en een karrenvracht stevige grappen en oneliners. Soms met een kinderlijke naïviteit, dan weer met de allure van een echte 'angry young man' wordt in 'Bang van Dendoncker' een persoonlijk verhaal verteld. Een verhaal over het schijnbaar eindeloos geklungel die jongvolwassenheid met zich meebrengt en de bijhorende nostalgie naar een vervlogen jeugd. Dat alles doorspekt met een hoop grappen én met genoeg aanknopingspunten voor het grote publiek, dat deze jongeling weldra collectief in de armen zal sluiten. Jonge Kempenaar Jeroen Verdick is het vaste voorprogramma van Jens Dendoncker’.
Ik vrees toch dat onze zuiderburen een wat ander gevoel voor humor hebben dan wij. De huidige trend om vanuit de eigen bubble een gehele voorstelling te vullen, is hier helaas al gemeengoed geworden. Doorgaans levert dat stomvervelende vertoningen op waar maar geen eind aan lijkt te komen. Zijn tongval mag dan wat ‘plesanter’ zijn dan die van de beroepsgrappenmakers uit Nederland, maar als je de goede grappen niet hebt, is het eindresultaat eveneens uiterst matig. De vijf kwartier die Den Doncker voor zijn levensverhaal heeft uitgetrokken, wordt aangevuld met inhoudsloze en nutteloze interacties met het publiek, soms op het banale af. Een methode die oud-directeur Leo Kievit uit principe altijd ten zeerste afkeurde. ‘De bezoekers komen naar De Kring om een voorstelling te zien en niet om daar ongewild en ongevraagd deel van uit te maken’, aldus een uitspraak die hij ooit deed in mijn voormalige radioprogramma Spotlight, waarin Leo een vaste theaterrubriek had.   Als voorste rijzitter ben ik ook niet van die aanpak gediend.  Bovendien begin ik me steeds nadrukkelijker af te vragen of de hedendaagse cabaretiers inhoudelijk nog wel iets te melden hebben. De Kring was deze avond zeker voor de helft gevuld met Belgen, en dan vooral uit onze buurgemeente Essen.  Waarom hebben ze daar eigenlijk geen schouwburg?  Dendoncker speelde dus in zekere zin een halve thuiswedstrijd, maar omdat hij nu eenmaal op Nederlandse bodem stond, waren al te Vlaamse woorden en uitdrukkingen vervangen door Nederlandse equivalenten. ‘Opzouten’ blijft echter ongeacht de tongval een misbaksel, niet meer doen dus! Bang zijn voor Dendoncker bleek al snel loos alarm. Het bleef doorgaans bij wat irritante speldeprikjes, bepaald geen coronavirus.  Wat genoemde jonge Kempenaar Jeroen Verdick in het voorprogramma  doet, is mij overigens ook een raadsel. De dertigjarige jongeman is niet bepaald een hemelbestormer. Het geheel was goed voor hier en daar een milde glimlach, meer was er echt niet uit te halen. 
Bij thuiskomst was me slechts één redelijk geslaagde grap bijgebleven. Omdat hij toch niet terugkeert naar deze regio, wil ik die best met de volgers delen:
‘Laatst werd ik uitgenodigd om mee te doen aan een uitgebreid landelijk darmonderzoek.  Van te voren kreeg ik een envelop toegestuurd met daarin een klein buisje waarin ik geacht werd een klein oorstaafje  met een beetje van mijn fecaliën te stoppen. Maar ik had die bijgesloten brief in eerste instantie niet gelezen. Dus nietsvermoedend wist ik met veel moeite een net geproduceerde drol in een eigen potje te manoeuvreren om dat vervolgens met veel moeite in de meegestuurde retourenvelop te proppen. De arts met wie ik de afspraak had gemaakt, kreeg dat potje pas tijdens het gesprek voor het eerst onder ogen. Hij bekeek de inhoud met afschuw en blafte in mijn richting: ‘Ah, wel, wat hedde gij nou gedaan? Wat moet ik met die hoop?  Een oorstaafke war genoeg, hé. Zijde gij een komiek of zo?’  Dat is toch straf, hè, dat zo’n dokter dat zonder enig onderzoek van dat potje stront kon aflezen’. 
Bij nader inzien ook niet echt leuk, maar het was in ieder geval geen ‘smakeloze’ grap.


Jens DenDoncker – Bang van Dendoncker.  Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 1 februari in de kleine zaal van De Kring.     


Zaterdag 1 februari 2020

MOZART KWAM BETER UIT DE VERF DAN MADONNA

Net als de Engelse prins Harry heeft zangeres Tania Kross afstand gedaan van haar ‘officiële’ titel(s). Ze wil niet niet meer aangeduid worden als operazangeres, want met die ‘kwalificatie sta je uitsluitend in muffe zalen te zingen voor bejaarden’. Om haar carrière opnieuw vorm te geven, besloot Tania Kross zoals ze al vaker heeft gedaan geheel nieuwe wegen te bewandelen. Dat resulteerde in een muzikale tijdreis met als startpunt ‘Mozart’ en Madonna als apotheose. Dat zal ongetwijfeld de opzet zijn geweest, maar op het podium komt dat laatste aspect niet goed uit de verf.
Mozart kent weinig geheimen voor haar fantastische stemgeluid. Anders ligt dat met de ‘Queen of Pop’. Madonna mag dan het jeugdidool zijn geweest van de in 1976 op Curaçao geboren Kross, dat betekent niet automatisch  dat ze de meest aangewezen zangeres is om dat repertoire ook te vertolken.  De bijna uitverkochte grote zaal in De Kring moest wel het nodige geduld betrachten alvorens Kross in de huid van Madonna kroop. ‘Als ik met mijn moeder in de auto zat en Madonna was op de radio, dan ging de volumeknop onmiddellijk helemaal open. Mijn moeder kon dat niet echt appreciëren, maar gezien de hartstocht waarmee ik met de liedjes mee blèrde, staakte ze haar verzet al snel. Maria Carey kon ik ook wel waarderen, maar die had meer het imago van een lief meisje, terwijl Madonna in haar hele doen en laten altijd een stoer wijf is geweest, ongeacht de gedaante die ze aan nam. Dat aspect sprak me als kind sterk aan en dat gevoel is eigenlijk nooit meer verdwenen. Ondanks dat ik furore maakte binnen de operawereld, zijn de plannen om in een later stadium iets met mijn idool te gaan doen nooit verdwenen’, zo leidde Kross  haar ‘blokje Madonna’ in. Centraal in dat blokje stond ‘La isla bonita’, in de versie van Madonna een spetterend maar wat ingehouden ode aan de mooie kanten van het leven. Dat had dus gezien haar Curaçaose roots een kolfje naar haar hand moeten zijn, maar het resultaat viel op zijn zachtst gezegd nogal tegen.  Het publiek zong het refrein braaf mee, spetteren deed het allerminst, net als de aansluitende Madonna-medley. Jammer dat de regie haar niet een andere weg gewezen heeft, want een muzikale tijdreis van 230 jaar biedt mogelijkheden genoeg. Wat Kross beoogt met dit programma heeft ze uitgelegd in een interview met het NRC.
‘Ik begreep eerst niets van dat donkere en ingekeerde van de Nederlandse melancholie. In de Cariben beweegt melancholie van binnen naar buiten. Maar op een dag hoorde ik het verstilde lied ‘Phildylé’ van Henri Duparc, over een meisje dat ligt te slapen in het gras onder de populieren op een lome zomerdag. Die ervaring was verhelderend. Zo’n lied staat in Van Mozart tot Madonna naast ‘Forever Young’ van Alphaville. Voor mij twee vruchten van dezelfde boom. In muziek kunnen we even samen ademen, het leven en de sterfelijkheid ervaren. Want die delen we met elkaar’.  ‘Forever Young’ is in haar versie wel een voltreffer. Net als ‘Who wants to live forever’ van Queen.
Twee jaar geleden stond Kross in het televisieprogramma De beste zangers, waarin ze  vooral indruk maakte met ‘Barcelona’ , een duet dat ze samen zong met Dennie Christiaan. Nog altijd schieten volwassen mannen haar in de supermarkt aan om te bekennen dat ze daarom moesten huilen. ‘Onlangs kwam een vrouw naar me toe. Ze pakte de rand van mijn boodschappenkar. Dit wordt een lang verhaal, dacht ik. ‘Ik was televisie aan het kijken met mijn Kees’, zegt ze. ‘Een beste man, hoor, maar ja, ehm…’ In haar stem klonk door dat het leven met hem emotioneel op dood spoor zat. ‘Je zong ‘Barcelona’, vervolgde ze, ‘en plotseling pakte Kees mijn hand. Ik keek opzij en zag dat hij tranen in zijn ogen had.’ Alsof ze voor het eerst ontdekte dat haar man kon voelen. Dat is waarom ik zing’.
Je vraagt je af wat nu het effect zou zijn geweest indien niet Floor Jansen, maar Tania Kross met Henk Poort ‘The Phantom of the Opera’ had bezongen in dat goed bekeken programma . Dan stond ze wellicht in Paradiso,  in een cross-over met Poort, maar ja, ‘als’ heeft geen enkele waarde in het leven. Haar vokalen doen nergens onder voor die van de herontdekte Jansen, dat bewees ze ten volle in de andere gedeelten van de show. Ik betreur het wel dat ze geen halte heeft ingelast bij Shirley Bassey, want gekleed als diva had ‘I am …..what I am’ een waarlijk passend slot geweest van deze verder zinderende show. Dan had het orkest ook eens lekker los kunnen gaan. Het past een diva natuurlijk niet om een concert te beëindigen met een of meerdere bisnummers (met Vlaamse tongval klinkt dit zoveel mooier dan toegift), maar wat was dit een gemiste kans!  

 
Van Mozart tot Madonna – Tania Kross. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 31 januari in de grote zaal van De Kring. De show is op 6 februari nog te zien in het Chassé Theater van Breda, maar die voorstelling is reeds uitverkocht.