Maandag 26 juli 2021

TOVER DE MOLENSTRAAT OM IN "LAAN VAN FLANEREN"

Begin vorige week was het eerst een kort bericht over een bejaarde man die bij een auto-ongeluk in het centrum van Roosendaal om het leven was gekomen. Maar helaas werd al snel duidelijk dat het hier de levende legende Johnny Otis betrof. Net zo bekend als de uitbater  van de Otis Club in de Damstraat was de auto waarin hij zich plachtte te verplaatsen: een enorme Amerikaanse slee waarmee hij overal opzien baarde. In de rubriek stad en Streek van afgelopen zaterdag staat redacteur Wim van de Broek op passende wijze stil bij het overlijden van Otis (vernoemd naar zijn grote voorbeeld Otis Redding) , alias van Johan David Tholen zoals hij 85 jaar geleden ter wereld kwam. Net als collega Wim heb ik Johnny Otis een keer geinterviewd (voor De Gazet) in zijn befaamde nachtbar. Op smakelijke wijze vertelde hoe hij zijn legeropleiding bij de Roosendaaldse commando’s had gekregen, een van zijn ‘slapies’ was ex-legerleider/president van Suriname Desi Bouterse en daar had hij ook wel een paar anekdotes over paraat. Natuurlijk vergat hij ook niet te vertellen over die keer dat de politie plotseling bij hem binnen stond vanwege een overtreding van de sluitingstijd. Johnny had daarvoor naar eigen zeggen een geldig excuus.  Een late klant lag boven in een van de peeskamertjes nog aan zijn trekken te komen, en die kon hij er als gastvrije waard natuurlijk moeilijk van afsleuren. Ondanks dat hij niet zo vaak in het nieuws kwam, hoewel hij ook op bescheiden wijze als zanger aan de weg had getimmerd, kende vrijwel iedereen in Roosendaal hem. Dat was mede te danken aan carnavalscoryfee D’n Enk die Otis altijd noemde in zijn conferences op het Priense Swaree. Aan het slot van zijn column oppert Wim dat ik me wellicht kan inspannen om behalve voor Jack Jersey ‘ook een standbeeld voor de legendarische zanger en horeca-ondernemer op te richten’. Op zich een aardig idee, pal voor zijn gewezen nachtclub is daarvoor de perfecte plek, maar het is vraag of de huidige bewoners daar blij mee zouden zijn.
In het verkiezingsprogramma van de PVC lanceerde ik in 2018 een voorstel om de Molenstraat om te toveren in een ‘Laan van Flaneren’ naar het voorbeeld van het Haagse Lange Voorhout.  Hoewel hij daar toen niet bij name in werd genoemd, past een beeltenis van Otis helemaal in dat plaatje. Molenstraat wordt dan bomenstraat, wat mooi aansluit bij het huidige groenbeleid van het gemeentebestuur.      
Rond de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 kregen alle lijsttrekkers het verzoek van de organisatoren van het slotdebat in De Kring om hun droom voor Roosendaal te ontvouwen. Helaas veroordeelde het lot mij tot de zeepkist en dat betekende dat ik een verhaal moest ophangen dat bol stond van de actualiteit. Bij de extra raadsvergadering van 23 maart 2018 koesterde ik even de hoop dat ik mijn droom alsnog mocht uitspreken. Helaas weigerde de toenmalige burgemeester Jacques Niederer mij in verband met een afspraak elders eerder dan gepland aan bod te laten komen, en daardoor is er nog steeds slechts sprake van een droom op papier gezet.  
Deze droom begint in de Molenstraat, een geheel autovrije Molenstraat wel te verstaan. Een Molenstraat die is omgetoverd in een groenrijk wandelparadijs en uitnodigt om ontspannen te flaneren. Een Molenstraat omgeven door hoge bomen, in de sfeer van het Lange Voorhout in Den Haag, verreweg het meest sfeervolle plekje van Nederland. Een Molenstraat waar cultuur en historie in elkaar overvloeien en versterken, zodat ook de bezoeker van buitenaf zich constant realiseert waar hij zich bevindt. De auto is toch gedoemd om op korte termijn uit het centrum te verdwijnen, waarom zou Roosendaal daar geen voortrekkersrol in spelen?
Roosendaal is groot geworden door de turfvaart. Bij de kruising Molenstraat/Brugstraat moet een klein monument komen te staan, waarmee de relatie Roosendaal – Turf wordt geaccentueerd en gevisualiseerd. Iedereen kent ongetwijfeld de montagefoto van Ben Steffen, waarop de Turfvaart dwars door de Brugstraat loopt. Die foto moet daar natuurlijk een ereplekje krijgen.
Pal daarachter een praalbeeld van de eerste bekende Roosendaler uit onze geschiedenis: admiraal Hendrick Lonck, geboren in 1568 in Roosendaal dat op dat moment een van de belangrijkste zeehavensteden van Brabant was, stond bekend als een zeer capabel admiraal, maar tevens als een van de weinige Brabantse zeehelden in de geschiedenis die zowel als echte kaper en als admiraal de wereldzeeën onveilig maakte. Bij de verovering van de ‘zilvervloot’ was hij de rechterhand van Piet Hein uit Delfshaven. Het ligt in de bedoeling dat Lonck straks vanaf de havenmond in Stadsoevers ‘oogcontact’ maakt met Piet Hein, wiens blik in Delfshaven nu nog gericht staat op Den Haag, de stad waar –althans volgens zanger Peter Blanker-  zijn zilvervloot bij thuiskomst direct werd ingepikt. Het is triest dat het gemeentebestuur in 2018 op geen enkele manier heeft stilgestaan bij het admiraal Hendrik Corneliuszoon Lonck-jaar (1568-2018, dus 450 jaar Lonck). Als Stadsoevers ver genoegd gevorderd is, verkast Lonck uiteraard van de Molenstraat naar de nieuwe havenmond.
Verderop ter hoogte van restaurant Oost, het vroeger hervormde kerkje aan de Bloemenmarkt, later bekend als Anno 1810, komt koning Lodewijk te staan. De jongere broer van de grote Napoleon die Roosendaal in 1809 niet alleen stadsrechten verleende, maar ook grif duizenden florijnen doneerde om de bouw van dit kerkje mogelijk te maken. Hij voelde zich verplicht om een gebaar richting de protestantse gemeenschap te maken toen de katholieken ‘hun’ St. Jan weer in bezit namen. In tegenstelling tot alle Oranjes na hem  was Lodewijk dan ook een koning van het geven en minder van het nemen. Verspreid in de Molenstraat zullen beelden verrijzen van latere grootheden die Roosendaal allemaal op hun eigen manier op de kaart hebben gezet, zoals in willekeurige volgorde Jac, Jan en Toon Mol, Frans van der Groen, Fons Rademakers, Jack van Poll, Mere Joseph, Hein van de Geyn, Joost Prinsen, George Knobel, Gerard Arninkhof, Jan Cartens, Harry Lockefeer, Piet Thielen, Jef Rademakers, Jack de Nijs/Jack Jersey, Carl Ridders, Joost Lagendijk, Cisce Dekkers, Wim Laros, Bertus-de hondenman- Stokker, Theo -de tank-  Laseroms, Harmen Fraanje, Mien Oostvogels, en Wim Schutz. Om al deze grootheden met een beeld te vereren, is waarschijnlijk te hoog gegrepen, het geeft wel aan dat er aan keuze geen gebrek hoeft te zijn bij het karakteriseren van Roosendaal. .
Wethouder Toine Theunis maakte bij de opening van .Open Monumentendag dit jaar bekend dat het braak liggende gebied tussen het oude Koetshuys (waar momenteel een fietsenzaak in gevestigd is), het vervallen theekoepeltje en de achterzijde van De Kring grondig gerenoveerd gaat worden tot een wandelgebied, waardoor het mooi aansluit op de hernieuwde Molenstraat. Het is dat je het de mensen die daar wonen niet kunt aandoen om van adres te veranderen met alle rompslomp van dien, maar eigenlijk zou de Molenstraat dan omgedoopt moeten worden in ‘Laan van Flaneren’ of ‘Het Lange Flaneren’. Die molen is immers toch al lang geschiedenis, net als de wielerbaan die er eens heeft gelegen.