Zondag 30 april 2017

IS EEN LINTJE EEN BELONING VOOR ONBAATZUCHTIG GEDRAG?

‘Wie zich onderscheidt, wordt onderscheiden’, zei Olav Posthumus destijds in zijn hoedanigheid als voorzitter van het Oranje comité ten overstaan van degenen die een dag eerder van de burgemeester te horen kregen ‘dat het (toen nog) Hare Majesteit had behaagd om…’ Op deze wijze worden jaarlijks enkele duizenden burgers in het land beloond die zich in de ogen van de overheid ‘verdienstelijk hebben gemaakt voor onze samenleving’. Dit jaar mochten 2800 mensen zich op deze wijze in de warme belangstelling en waardering van de Majesteit verheugen. Koninklijke onderscheidingen worden op basis van meerdere criteria uitgereikt.
Doorgaans zijn het vertrouwelingen, vrienden of familieleden van de uitverkorenen die zich na een oproep van de gemeente sterk maken voor deze ‘passende beloning’. Gemeenten hebben daarnaast ook zo hun eigen voelhorens om burgers te onderscheiden. Veelal houdt een directe medewerker van de burgemeester nauwlettend in de gaten wie er zijn inziens op positieve wijze aan de weg hebben getimmerd binnen de stadsgrenzen. De vraag is daarbij wat er op het gemeentehuis onder ‘positief’ wordt verstaan. Die criteria zijn op zijn zachtst gezegd nogal vaag. Het is niet waarschijnlijk dat degenen die nogal kritisch zijn op de gemeente snel in beeld zullen komen voor een lintje. Het is ook de vraag of die stadscritici daar op zitten te wachten. De vorige burgemeester Michel Marijnen weigerde categorisch de jaarlijkse carnavaleske bijeenkomst van de RK Spaarkasvereniging Gleuf, Hoop en Liefde bij te wonen, omdat hij van horen zeggen ‘wist’ dat de politici door Wilbert van Woerden en Co niet bepaald met zachte handschoentjes werden aangepakt. Onder het (carnavals)motto ‘Omdat uw humor nu eenmaal de onze niet is’ liet ook de stichting Carnaval Roosendaal die jaarlijkse uitnodiging heel lang ongebruikt aan zich voorbijgaan, totdat diezelfde Olav Posthumus –maar dan in zijn functie van ‘Ogheid van Tullepetaonestad’ – uiteindelijk besloot die ban te breken. Het gemeentebestuur toonde zich heel wat minder sportief. Wilbert van Woerden en zijn mede kasgenoten zijn nooit doorgedrongen tot het notitieboekje van de nijvere ‘lintjes’ambtenaar. Van die 2800 nieuwe lintjeshouders zijn er tien woonachtig in de gemeente Roosendaal. Onder hen geen echt bekende persoonlijkheden, het gaat vooral om mensen die zich (vaak al tientallen jaren) naar hartelust inzetten voor voor een bepaalde vereniging of stichting. Het is de vraag wat deze mensen precies drijft en of ze dit geheel onbaatzuchtig doen. Oftewel: is de mens in principe geneigd tot het goede? Wetenschappers en onderzoekers hebben daar zo hun twijfels over. Ze wijzen allereerst op het verhoudingsgewijs geringe aantal burgers op wie de lintjesregen neerdaalt. Tien op een bevolking van bijna tachtigduizend zielen is inderdaad niet veel, zelfs niet als in ogenschouw wordt genomen dat deze beloning een groot aantal Roosendalers al veel eerder ten deel is gevallen. In plaats van onbaatzuchtig spreken wetenschappers lieven van altruïsme, wat allereerst een natuurverschijnsel is. Moeders (en soms vaders) in de natuur delen hun voedsel met hun kroost net lang genoeg totdat deze op eigen poten kunnen staan. Als dat niet goedschiks gaat, dan aarzelen met name vaders niet om de jongen met harde methoden te wijzen op hun nieuwe, eigen plek in de natuur, waarbij die plek soms letterlijk bevochten moet worden. Hoewel de diersoort mens daar wat minder abstract mee omgaat, krijgen zogeheten nestblijvers uiteindelijk wel een seintje dat het nu toch echt hoog tijd is om een eigen ‘nestje’ te gaan bouwen. Dat ze tientallen jaren zonder noemenswaardige tegenprestatie voor hun kinderen hebben gezorgd, wordt in de samenleving als vanzelfsprekend ervaren. Net als dat kinderen op oudere leeftijd iets terugdoen voor hun ouders als deze behoeftig worden of verzorging nodig hebben. Deze vorm van altruïsme wordt nooit vanuit de overheid gewaardeerd met een lintje. Gezien de voortschrijdende robotisering, automatisering en digitalisering zou de regering het nemen van kinderen nu juist moeten gaan ontmoedigen, maar dat is weer een geheel ander ‘pleijdooi’. Naast verenigingsdieren en lokale- en regionale bekendheden ontsnappen ook de zogeheten en vaak zelfbenoemde Bekende Nederlanders niet aan de warme belangstelling en de ‘goedgeefsheid’ van de Majesteit. Doorgaans gaat het hierbij niet om ingezetenen die bewust iets doen om anderen te helpen, ze excelleren in bezigheden die alom zo gewaardeerd worden dat hun prestaties afstralen op de natie als geheel. Johan Cruijff is nooit gaan voetballen met het doel de allerbeste speler ter wereld te worden. Hij trapte gewoon graag tegen een balletje en bleek dat zo goed te kunnen dat hij vanwege zijn wereldwijde prestaties tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau werd benoemd. Nu Feijenoord het kampioenschap praktisch niet meer kan ontgaan, wordt zijn naam momenteel weer vaak met heilig respect uitgesproken. In 1984 was deze geboren Amsterdammer immers ‘De Verlosser’ die zowaar een van de laatste trofeeen voor de Rotterdamse rood/wit-brigade binnenharkte.  Niet zelden begrijpen de BN-ers zelf ook niet waarom hen deze eer te beurt valt. ‘Ik doe gewoon wat ik leuk vind. Natuurlijk ben ik er blij mee, maar dit soort onderscheidingen hoort eigenlijk te gaan naar mensen die zich ontbaatzuchtig hebben ingezet voor een of meerdere anderen’, merkte TV-presentatrice Astrid Joosten, dit jaar een van de gedecoreerden, terecht op. En weer kwam de term altruïsme voorbij. De bekende antropoloog Marshall Sahlins deponeerde eens de stelling dat een altruïst voornamelijk uit eigenbelang handelt. Anderen help je vooral om jezelf een beter mens te voelen, is de achterliggende filosofie. Omdat dit de ander het gevoel geeft bij de weldoener in het krijt te staan, wat een onprettig gevoel geeft, kiest deze liever voor een relatie op basis van wederkerigheid: Jij doet iets voor mij, ik doe iets voor jou. In de dierenwereld is dit principe ook niet onbekend. De kleine visjes die in de entourage van een mensenhaai verkeren, weten zich door het monster beschermd, omdat ze diens huid beschermen tegen ongedierte. De gehele handel in onze westerse economie zelfs op dit principe gebaseerd. Wie in een winkel iets koopt, zegt bij het afrekenen meestal ‘bedankt’ tegen de verkoper (of andersom), wat slechts een beleefdheidsfrase is. Het komt geen seconde bij hen op de ander voor te dragen voor een lintje. Eigenlijk leidt alleen competitie tot echt altruïsme.  Zonder daar enig financieel voordeel van te ondervinden, zijn veel mensen wel bereid om zich in te zetten voor het groepsbelang, met als gezamenlijk doel je af te zetten tegen een andere groep die hetzelfde najaagt. Samen tegen die ander!, is een uitstekend bindmiddel voor het wij-gevoel. Uitzonderingen daargelaten is een mens nu eenmaal een groepsdier, en omdat dit in de geïndividualiseerde samenleving steeds minder een vanzelfsprekende zaak is (denk aan al die ZZP-ers), wordt de vereniging of stichting als een waardig substituut ervaren. Als je dat maar lang genoeg volhoudt, zie je die inzet voor de groep of het team eind april uiteindelijk beloond met een onverwachte visite van de burgemeester, die op zijn beurt dat  onbaatzuchtige gebaar –mits hij lang genoeg blijft zitten- ook weer beloond ziet met een uitnodiging van de Commissaris der Koning. Zo houdt dat hele lintjessysteem zichzelf moeiteloos in stand. Zolang je het gemeentebestuur of relaties uit je entourage weet te behagen, behaag je uiteindelijk de Majesteit en mag je jezelf rekenen tot het leger der lintjesdragers. Een leger waar kritische burgers als Wilbert van Woerden dus nooit toe zullen behoren.  Vreemd dat er nog geen maatschappelijke reactie op gang is gekomen die juist met bijbehorend eremetaal beoogt de kritische medemens op een voetstuk te plaatsen.  Maar misschien is die doelgroep heel bang om daar rechtstreeks ingegeven door dat gebaar weer snel van af te donderen. De grootste angst van buitenbeentjes is immers om ingekapseld te worden in het systeem dat ze aanvankelijk zo verfoeiden.     


Zondag 30 april 2017

ROB DE NIJS LAAT ZICH VERZOEKEN IN DE KRING

Langzamerhand rijst de vraag wie het langer gaat volhouden: de Engelse koningin Elizabeth II of de Nederlandse zanger Rob de Nijs. Her Majesty zit met haar 65 jaar weliswaar tien jaar langer op de troon dan Robs carrière beslaat, daar staat tegenover dat de 91 jaren van de Queen nu toch wel heel hard gaan tellen, terwijl de zangkwaliteiten en uiterlijke verschijning van de 74-jarige zanger nog nauwelijks slijtageplekken vertonen. Zaterdagavond bewees hij in De Kring weer eens (ogenschijnlijk) moeiteloos dat hij nog jaren mee kan. Een gedeelte van zijn publiek mag dan met hem meegroeien, net als Frank Sinatra voor hem weet De Nijs nog steeds meerdere generaties te overbruggen. Aan blonde, aantrekkelijke meisjes geen gebrek deze avond in de grote zaal die voor ruim 75 procent was bezet.

In een interview dat ik lang geleden met hem voor Radio Stad FM mocht hebben, verklaarde De Nijs best nog eens Frank Sinatra in een gelijknamige musical over diens leven te willen spelen. Dat moet er zo langzamerhand maar eens van gaan komen, want welke thema’s moet hij na vijf decennia nog aan zijn theatershows gaan verbinden? Dit seizoen doet hij het op verzoek (van het publiek) in de theaters, en zo dus ook in De Kring. Op dit punt in zijn carrière zou hij zijn theatershow moeiteloos elke avond gedurende minstens een week met geheel andere nummers kunnen vullen, maar er is niets op tegen om het publiek nu eens letterlijk aan het woord te laten. Zoals ik het kon inschatten werd vooraf een aantal mensen in het publiek aangewezen die in de show als ‘raddraaiers’ in deze gedemocratiseerde voorstelling mochten fungeren. Door een flinke slinger aan het rad, waar het avontuur deze keer bestond uit hitsuccessen van Rob de Nijs, te geven,  werden de uitverkoren liedjes aangewezen. Het mag geen verwondering wekken dat het veelal aantrekkelijke jongedames waren die even het podium op mochten voor een handje (in een enkel geval een dikke kus), een ruk aan het rad en om een CD-tje in ontvangst te nemen.  Henk de Bot, oftewel de Roosendaalse carnavalscoryfee D’n Enk en leutig maatje van bandleider Frank Jansen, was daar een van de weinige (buikige) uitzonderingen op. Het Rad wees overwegend rustige ballads aan, waardoor het tot het slotnummer van het eerste gedeelte – Hé, Speelman- duurde voordat de bezoekers  uit de zetels opveerden  voor de luidruchtige, klappende- en stampende publieksparticipatie. Die ‘schade’ werd na de pauze bij nummers als ‘Zondag’ en uiteraard zijn late nummer 1 Hit ‘Banger Hart’ ruimschoots ingehaald. Natuurlijk kan een uitgebalanceerde theatershow niet uitsluitend bij de gratie van verzoeknummers bestaan, en daarom had De Nijs de inhoud van het programma vooraf zelf voor een groot deel bepaald. Ik had deze avond tevergeefs mijn zinnen gezet op ‘Wieringerwaard’ en ‘Inch Allah’, maar bij Rob de Nijs word je nooit echt teleurgesteld. Of het hem bekend is, weet ik niet, maar ‘Nu het om haar gaat’ uit 1997 (Album ‘Overleven’, muziek Maarten Peters, tekst Belinda Meuldijk) is opgenomen in het boek ‘Zestig Strepen – De Soundtrack van mijn leven’ van Frits Spits, dat ik onlangs door mijn lieve vriendin Simone van den Eertwegh (met de Philips Harmonie te zien op 18 juni in de Wim van Doorne Kiosk in Eindhoven, aanvang 15.00 uur) kreeg toegestuurd. Dit lied, volgens De Nijs zelf ook een van zijn allermooiste, zat er gelukkig wel in. Het is fijn om te lezen wat Frits Spits hierover schreef: ‘Een viool huilt. De man zegt dat hij geen held is geweest bij ziekte en problemen, dat hij huiverde als het woord pijn maar viel, maar nu het om haar gaat, nu het om zijn moeder gaat, kust hij de kleur terug op haar huid, legt hij zijn armen rond haar leven. Nu het om haar gaat, is hij sterker dan de dood.  Mijn vader zie ik als ik dit hoor. Mijn schoonvader. Mijn schoonmoeder. Dierbaren die er niet meer zijn. De woorden zetten een hele film in beweging. Beelden van vroeger buitelen over elkaar heen in een volgorde die loskomt van de tijd. Ze roepen verlangen op en doen het gemis weer voelen. Maar het doet geen pijn. Integendeel. Ze bieden troost (de kenners weten dat Simone iets heeft met ‘TROOST’, JP). Geen moment is er sprake van vals sentiment. Ik zie Rob zitten aan dat sterfbed als hij dat lied zingt’. Mooie woorden van deze legendarische radiomaker die ongetwijfeld Maarten Peters of anders Jan Rot ongetwijfeld kunnen inspireren tot een nieuwe ballad van grote klasse. En gelukkig was die huilende viool in De Kring ook nadrukkelijk aanwezig. ‘Open Einde’, geschreven voor een stervende hond, is van gelijkwaardige (zakdoekjes)klasse, maar die ballad komt wellicht volgend jaar weer aan bod. Wat elke keer weer frappeert is hoe De Nijs zelfs klassiekers als ‘Zet een kaars voor je raam’ en ‘Ritme van de Regen’ steeds weer nieuwe dimensies weet mee te geven, waardoor ze fris blijven klinken. Wat zeker ook gezegd moet worden van ‘Malle Babbe’. Dankzij een uitstekende vakmuzikant heeft dit lied nu zelfs een traan wegpinkend Maxima-sentimentje. Echt hard nieuw leverde deze avond in De Kring ongetwijfeld tot teleurstelling van Naarstige Nieuwsrapers niet op. Het is al weer een half jaar geleden dat De Nijs  tijdens een speciaal rechtstreeks uitgezonden concert in Amsterdam de NPO Radio 5 Oeuvre Award wegens zijn grote verdiensten voor het Nederlandstalig repertoire in ontvangst mocht nemen, het voert dus wat te ver om dit bericht op deze plek als zodanig op te voeren. Met terugwerkende kracht vraag ik me wel af met welk nummer Freek de Jonge hem bij die gelegenheid geëerd heeft. Ik kan me daar niets bij voorstellen. Zelfs het immer zo wakkere medium NU.NL bood geen actueler leesvoer. Aan de verre horizon doemt weliswaar een nieuwe CD op, maar dat is bij de vergezichten van Rob de Nijs altijd wel het geval. Geen nieuws is in zijn geval dus gewoon goed nieuws, en dat dit nog maar lang zo mag blijven. Of het moet zijn dat die musical over Sinatra nu eindelijk eens realiteit gaat worden. Het lied ‘Alles Wat Ademt’ heeft droevig genoeg nog steeds een actuele lading en daarom werd ‘Op Verzoek’ daar als laatste toegift terecht mee afgesloten.  

Rob de Nijs – Op Verzoek. Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 29 april in de grote zaal van De Kring.


Vrijdag 28 april 2017

AD LEEST ALS EEN GESCHREVEN VERSIE VAN "BLAUW BLOED"

Ik probeer me er een voorstelling van te maken hoe de redactievergadering in aanloop naar ‘Het Koningsinterview’ en de ‘Koningdagsviering’ in de burelen van het AD is verlopen. Uit de latere berichtgeving denk ik te kunnen opmaken dat hoofdredacteur Hans Nijenhuis driftig met het opgestoken vingertje heeft lopen zwaaien, en zijn man- en vrouwschappen alsvolgt heeft toegesproken:
‘Alles wat jullie in de schoolbanken over kritische journalistiek hebben geleerd, moeten jullie in de komende week maar even vergeten. Het Nederlandse volk houdt van Oranje, momenteel rondborstig belichaamd door Willem-Alexander  en in iets mindere mate Maxima, en het past ons als de meest algemene krant van Nederland niet om met ook maar een kritisch woord roet in de oranjegebakjes te gooien. Dus denk eraan, geen letter over het Nieuw Republikeins Genootschap, ook geen kritische republikeinse BN-ers aan het  woord laten, en als hoofdredacteur zorg ik er uiteraard voor dat kritische ingezonden brievenschrijvers zorgvuldig uit de kolommen worden geweerd’. Die dreigende taal was niet tegen dovemansoren gericht. De zelfbenoemde columniste Nynke de Jong, bijgenaamd ‘irritant mutsje’, had al een onvoorstelbaar saai zeikstukje over de drie prinsesjes geschreven, en was uiteraard niet te beroerd – zeker niet nu meneer Nijenhuis daar zo nadrukkelijk op aandrong- dat nog even dunnetjes over te doen met een zo mogelijk nog slapper persoonlijk gekleurd verslagje over ‘Het Koningsinterview’ en de ‘Koningsdagviering’. Verslaggever Jeroen Schmale wilde daar ‘uiteraard’ niet bij achterblijven, dat zou weleens nadelig kunnen uitpakken voor de eindejaarsbonus, en ontpopte zich in Tilburg als een ware slijmschrijver.  Voorts werd Wilfried de Jong nog even waarderend over zijn kale bolletje geaaid vanwege zijn ‘losse, eigentijdse interviewstijl’, terwijl hij waarschijnlijk op nadrukkelijk bevel van de RVD de ultieme vraag niet mocht of wilde stellen: Bent u eindelijk bereid om een DNA-test te ondergaan, zodat definitief kan worden vastgesteld of u wel rechtens op de troon zit. De grondwet schrijft immers voor dat alleen bloedverwanten van Koning Willem I daar gerechtigd toe zijn. In uw geval bestaat daar grote twijfel over, omdat het ernstige vermoeden bestaat dat Koning Willem III niet de biologische vader is van uw overgrootmoeder Wilhelmina, en daarmee staat de gehele hedendaagse monarchie op losse schroeven.  Uw moeder heeft een soortgelijk DNA-verzoek steeds geweigerd, u bent dus de aangewezen persoon om hier nu eens en voor altijd duidelijkheid in te scheppen. Durft u?’ Als De Jong die al decennia gonzende koningskwestie aan de orde had gesteld, was hij een echte vent geweest. In plaats daarvan heeft hij zich geschaard in de lange rij der laffe journalisten, met het AD als een van de bedenkelijke koplopers.


Donderdag 27 april 2017

SNOEPJESKONINGIN VOOR ALEX DANKZIJ HOCUS POCUS

Een koning kan in Nederland veel afdwingen. Tegen de grillen van de natuur staat echter ook een vorst machteloos. Willem-Alexander moest woensdagmiddag met knarsende tanden toezien hoe zijn door sprookjesgoochelaar Carlijn ontvouwd verhaal werd verplaatst van het Openluchttheater Vrouwenhof naar de warme beslotenheid van Zaal The Black Horse. Voorzitter Louis Priem sprak terwijl hij druk was met het bedienen van de knoppen van een onoverkomelijke situatie.
‘Dit is in technisch opzicht nogal een gevoelige productie. Ruim een uur voor aanvang moeten we in verband met de voorbereiding beslissen waar de voorstelling gaat plaatsvinden. Binnen of buiten. Op dat moment hingen er nog donkere wolken boven Roosendaal, dus toen was de beslissing snel genomen. En laten we eerlijk zijn, dit is toch een mooie ambiance voor een sprookjesgoochelaar’.  Priem heeft nog meer redenen om tevreden achter de knoppen te zitten. ‘De voorverkoop voor ons gehele zomerprogramma loopt als een trein. Vorig jaar wisten we in totaal zesduizend kaarten om te zetten. Nu met slechts een voorstelling achter de rug zitten we al rond de helft van dat aantal. De show van Edwin Evers is zelfs al geheel uitverkocht. Er staan daarvoor zelfs tientallen belangstellenden op de wachtlijst’. Half mei wordt dan ook nog eens het langverwachte hekwerk rond het openluchttheater geplaatst. ‘Dat zal bij ons voor de nodige innerlijke rust zorgen. Vanwege de openheid is het openluchttheater nogal gevoelig voor vandalisme. In het voorjaar hebben we nog te kampen gehad met grote vernielingen. Daar hopen we straks vanaf te zijn’. In de tussentijd kreeg de zo uit het publiek geplukte Willem-Alexander te maken met een opdringerige heks die haar boze oog op zijn koninklijke glimlach had laten vallen. Tsja, in zo’n geval is koningin Maxima letterlijk een sta-in-de-weg. Kennelijk is deze heks in de leer geweest bij Zwarte Magica uit de Dagobert Duckverhalen, want binnen de kortste keren heeft ze haar Argentijnse rivale met behulp van een vriesmiddel letterlijk op een zijspoor gemanoeuvreerd. Willem-Alexander, die als de prins op het witte paard in haar leven is gekomen, ziet zich nu uitgerekend in The Black Horse voor de zware opgave geplaatst om zijn gemalin het liefst ongedeerd terug te vinden. Een ding is al snel duidelijk. Daar moet witte magie aan te pas komen, anders lukt het nooit. Carlijn is de majesteit daarbij  uiteraard behulpzaam. Via een goedwillende tovenaar komt ze in het bezit van een gigantisch groot Hocus Pocusboek. Met daarin het recept voor het maken van standbeeldpoeder, wat absoluut noodzakelijk is om Maxima weer in het land der bewegenden terug te brengen. Dat verloopt aanvankelijk niet vlekkeloos, maar met ondersteuning van al die kindertjes in de zaal lukt het Carlijn uiteindelijk deze opdracht te volbrengen. Bij de tweede opdracht komt het vooral op de moed van de koning aan. Als W.A. er niet in slaagt om te laten zien dat hij het gevaar van het vuur niet vreest, zal hij zijn Maxima nooit meer in de armen kunnen sluiten. Gelukkig zijn er geen vervelende Damschreeuwers die roet in het eten kunnen gooien in The Black Horse en zonder verder al te veel problemen te ondervinden weet hij de versteende glimlach op het gezicht van zijn geliefde uiteindelijk te ontdooien. Een mooier slot van deze Koningsdag in Roosendaal is uiteraard niet denkbaar en al snel stijgt er een enthousiast gejuich op uit het publiek. Op dat moment wordt duidelijk dat de studie geschiedenis aan toen nog Kroonprins Alexander goed besteed is geweest. Op de dag dat hij Abraham ziet, heeft Willem Alexander de tegenwoordigheid van geest om zijn entourage snoep uit te laten delen aan de gulzige- en grijpgrage kinderhanden. Hij zal zich ongetwijfeld gerealiseerd hebben dat zijn verre voorvader Koning Willem I destijds in Brussel veel hoon over zich heen kreeg toen die het ‘presteerde’ om koperen muntjes te strooien over zijn gehoor. Dat leverde voorvader Willem de niet bepaald vleiende bijnaam De Koperen Koning op. Volgens diverse historici werd door dit misplaatste zuinige gedrag de kiem gelegd voor de latere opstand die uiteindelijk leidde tot de scheiding tussen Nederland en België. Zo dicht bij onze zuiderburen wilde Willem-Alexander uiteraard ieder risico in die richting vermijden – Nederland is immers helemaal niks zonder het Brabantse vlaggenschip- en daarom plakte hij heel schrander zijn echtgenote in Roosendaal het imago van ‘Snoepjeskoningin’ op. Slim en zuinig tegelijk. Snoepjes zijn een stuk goedkoper dan muntjes, zelfs als deze van koper zijn. Daar weten ze bij de spoorwegen alles van. Nu niets een leef-lang-en-gelukkig happy end voor het koningspaar meer in de weg zit, geeft Carlijn na een korte pauze ook nog een klein geheim weg uit het grote sprookjesboek. Aan de hand van een uitgekiende cartoontekening demonstreert ze hoe een heks in een handomdraai in een koningin veranderd kan worden. Zoals Cruyff vele keren heeft aangetoond, zitten aan zo’n truc natuurlijk meerdere kanten. Even simpel verander je de koningin weer in een heks. Waarvan akte!


Carlijn Sprookjesgoochelaar met een speciale Koningsdagvoorstelling. Gezien door Jaap Pleij op woensdag 26 april in Zaal The Black Horse.


Donderdag 27 april 2017

HET ECHTE ORANJE WAS IN 1702 AL HISTORIE

Als je even nadenkt, steun je de Oranjes, aldus Wenno Wagenaar in het AD van 25 april. Jammer dat hij zelf niet even heeft nagedacht alvorens dit naïeve epistel op te stellen. Nederland heeft zich eerder ondanks dan dankzij de Oranjes ontwikkeld tot een staat met een democratisch stelsel. De zogeheten Vader des Vaderlands, Willem van Oranje, is al lang van zijn voetstuk gevallen en ontmaskerd als een genadeloze despoot die indien nodig over lijken ging en alleen uit was op eigen succes. De Nederlandse geschiedenis kent welgeteld twee staatsmannen van formaat. Johan van Oldenbarnevelt, de ware Vader des Vaderlands, en Johan de Witt. Beiden zijn door of door toedoen van een Oranje op een weerzinwekkende wijze ter dood gebracht.
Heel jammer dat Bestevaar Michiel de Ruyter toen het er op aan kwam niet de moed kon opbrengen om zich op te werpen als leider van de Staatsen, dan was het Oranjesprookje met de laatste afstammeling in rechte lijn, stadhouder Willem III, al definitief uitgeblazen. Na jaren van Oranjestilte kwam stadhouder Willem V, oftewel het slappe ‘Gelderse Zwijn’ in beeld. De eerste drie Oranjevorsten die na hem kwamen wilden helemaal niets weten van democratische ontwikkelingen. Willem II wist heel lafhartig zijn hachje te redden door met droge ogen te beweren dat hij ‘in een nacht van een conservatief in een liberaal was veranderd’. Voor zijn zoon Willem III was het een eeuwige frustratie dat hij zelf niets meer te vertellen had en zich de les moest laten lezen door regering en parlement, wat hij altijd met frisse tegenzin heeft ondergaan. Met Willem III stierf in 1890 ook het laatste restantje verdund Oranjebloed uit. Niet hij maar zijn toenmalige, particulier secretaris Sebastiaan Mattheus Sigismund De Ranitz, veelal aangeduid met zijn initiatalen S.M.S, is zeer waarschijnlijk de biologische vader van de latere koningin Wilhelmina.  Willem zou door een combinatie van geslachtszieken, die uiteindelijk tot impotentie hebben geleid, niet in staat zijn geweest om nog nageslacht te produceren. Zie ook mijn recent tot stand gekomen toneelstuk ‘Koning Willem III en het verdwenen kistje van Kroonprins Alexander’. Al jaren gonst het van de geruchten, waar slechts grondig DNA-onderzoek een eind aan kan maken. Dat brengt echter wel het ‘risico’ of de verlossing zo je wilt met zich mee dat onze monarchie op losse schroeven komt te staan. Zijn losbandige leven zou er, zoals opgetekend door J. G. Kikkert in zijn boek ‘Geheimen van de Oranjes’, voor gezorgd hebben dat Willem III geen bastaard- maar ook geen koningskinderen meer kon voortbrengen. 
De vraag luidt dan ook of de eed die koning Willem-Alexander in 2013 bij de troonsopvolging heeft afgelegd, wel rechtmatig was. Onze huidige koning is vaak genoeg uitgenodigd om zijn bloedverwantschap met Koning Willem I, een absolute voorwaarde voor troonsbestijging,   middels een DNA-test aan te tonen. Die uitnodiging heeft hij tot nu toe, net zijn als moeder, halsstarrig naast zich neer gelegd, wat toch te denken moet geven! Van de Nederlander hoeft dus ook niet meer verwacht te worden dat hij Oranjegezind is. Oranje is historie. Dat was het overigens al in 1702, na het overlijden van stadhouder Willem III.


Dinsdag 25 april 2017

AFGHAANS/NEDERLANDSE SOAP ALSNOG TE ZIEN IN DE KRING

Oorspronkelijk stond de Afghaans/Nederlandse soap ‘Zohre’ voor 5 april geprogrammeerd in De Kring. Van uitstel is gelukkig geen afstel gekomen, de voorstelling is nu te zien op woensdag 3 mei, zoals gepland in de kleine zaal. Marjolijn van Heemstra en Zohre Norouzi belichten onder regie van Erik Whien het vluchtelingenvraagstuk op een uiterst persoonlijke wijze in deze productie. 

In november 2015 belt de Afghaanse vluchtelinge Zohre Norouzi aan bij theatermaker Marjolijn van Heemstra met de vraag of ze mag blijven slapen. Na enige aarzeling bij de bewoonster gaat de deur open en wordt er een deken op de bank gelegd. De volgende ochtend leren ze elkaar bij een gezamenlijk ontbijt een klein beetje kennen, er is ongemak en stilte en dan langzaam maar zeker groeit het menselijk verkeer. In Zohre, een Afghaans Nederlandse Soap doen Zohre en Marjolijn verslag van het jaar dat voorbijging sinds Zohre voor het eerst bij Marjolijn op de bank het vermoeide hoofd ten ruste legde. Een jaar vol goede bedoelingen, onhandige pogingen, wederzijdse verwachtingen en verdenkingen. Een jaar vol telefoontjes met onwillige instanties en nachtelijke gesprekken over eenzaamheid en gemis op het dak van Zohre’s flat in Alphen aan den Rijn waar de sterren altijd onzichtbaar blijven. Een openhartige voorstelling over kleine levens in het licht van gigantische problemen. Dat levert volgens het NRC een verhaal zonder (valse) sentimenten op, wat alsvolgt wordt ingeleid: ‘Twee vrouwen zitten ogenschijnlijk zonder last van hoogtevrees hoog op het dak van een huis. Een strook scherp licht valt op hun gezicht. Zohre Norouzi draagt een grijzige joggingbroek, groenig shirt en een felrode sluier. Al snel legt ze die af, als symbool van haar aanpassing aan de westerse wereld. Maar die aanpassing vergt bijna het onmogelijke van haar. Ze vecht al vier jaar een verbeten strijd uit met allerhande bureaucratische instanties, met als dieptepunten de Belastingdienst en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).  Al die papierwinkels tezamen beletten Zohre om als vluchtelinge in Nederland een nieuw leven op te bouwen.
Van Heemstra heeft op alle mogelijke manieren getracht haar daarbij behulpzaam te zijn, maar de eis tot zelfredzaamheid die de regering van Mark Rutte aan de bevolking stelt, gaat ook deze nuchtere Nederlandse geregeld boven de pet. De regisseur probeert duidelijk te maken dat Van Heemstra zich voor een belangrijk deel laat leiden door ingehouden woede. Haar intentie om als een soort reddende engel voor ‘haar’ vluchtelinge te fungeren, loopt al snel een forse knauw op. Die samengebalde woede en frustratie vindt uiteindelijk ontlading in een vlammende monoloog. Deze negatieve emoties hebben ook hun weerslag op de relatie tussen de beide vrouwen. Meningsverschillen leiden al snel tot wrevel. Om meer begrip voor haar positie te kweken, duidelijk ook bij het publiek, laat Zohre als apotheose een korte zwart-witfilm zien over het Afghanistan van voor de Russische inval en de terreur van de Taliban. Ongesluierde vrouwen op straat, elegant en modieus gekleed in westers mantelpak. Wat weer eens voeding geeft aan de stelling dat alles van waarde weerloos is. Zeker als je ziende blind en horende doof bent voor alles wat de vrijheid bedreigt, en als reactie tegen beter weten in de kop in het zand steekt. Een treurige slotconclusie!


Maandag 24 april 2017

"LIEFDE VAN LATER" KLEURT MEE MET DE TIJD

In een programma getiteld ‘Brel & Brass’ mag diens ‘Liefde van Later’  natuurlijk niet ontbreken. De Vlaamse zangeres Micheline van Hautem zong het zondagmiddag in De Kring met de fijnzinnige passie die we zo van haar gewend zijn. Ondanks dat dit uit het Frans vertaalde lied ‘La chanson des vieux amants’ althans volgens de vroegere radiomaker Frits Spits miljoenen versies kent, klinkt het in deze vertaling van Lennaert Nijgh de gemiddelde Nederlandse chansonliefhebber het meest vertrouwd in de oren, en dan met name in de uitvoeringen van Herman van Veen en Liesbeth List. Hoe het uit deze kelen als duet klinkt, zullen we nooit weten. In een ontwapenend interview dat ik lang geleden voor Radio Stad FM met Liesbeth List mocht hebben, verklaarde ze onomwonden dat Herman van Veen daar gewoon niet voor te porren is. ‘Aan mij zal het niet liggen. Herman staat het liefst solo op het podium, uitsluitend omringd door zijn eigen muzikanten, maar mocht de situatie zich voordoen, dan zal ik er niet voor weglopen’.  Inmiddels staat de carrière van Liesbeth List op zo’n laag pitje dat het er waarschijnlijk wel nooit meer van zal komen. Ergens in de jaren zeventig moet ik het Herman van Veen voor het eerst hebben horen zingen.

Die wilde hartstocht lijkt nu heen
Die zoete razernij vergaan
De wapens waar we toen mee streden

Geen idee welke uitwerking die woorden toen op mijn gemoedstoestand uitoefenden. Het is een lied dat met de tijd meekleurt, en zal uiteindelijk sterker blijken dan zijn vele vertolkers. Ik kan me ook niet voorstellen dat Herman van Veen ‘de wilde hartstocht en de zoete razernij’ die nu bij een hedendaagse vertolking door zijn lichaam gieren op dezelfde wijze beleeft als destijds. Hij is de accenten door de jaren heen anders gaan leggen, maar zo mooi doorleefd als ‘Weet je nog’ zal het waarschijnlijk nooit klinken. Toen Micheline haar geheel eigen benadering op de zaal losliet, moest ik de verleiding weerstaan om niet direct ‘een klapke’ met haar te gaan doen. Het liefst had ik Micheline bij de hand genomen om haar mee te tronen naar de kleine zaal waar een klein ensemble haar zou opwachten met als heilige opdracht haar vertolkingen van Brel van de juiste muzikale begeleiding te voorzien. Micheline speelt deze reeks concerten overal in den lande met een ander begeleidingsorkest. Dat hangt geheel van het lokale aanbod af. In Roosendaal viel die eer te beurt aan de Concertharmonie van Muziekvereniging Roosendaal, met als speciale gast, net als overal elders in Nederland,  bastrombonist Jos Jansen.  Micheline zong geweldig, de Concertharmonie trok eveneens alle registers open, alleen, samen op het podium was het geen gelukkige combinatie. Enkele jaren terug zette Micheline de kleine zaal van De Kring in vuur en vlam met haar messcherpe vertolkingen, gadegeslagen door toeschouwers die onder het genot van een drankje en een bescheiden hapje in de juiste ambiance genoten van de combinatie Brel/Van Hautem. Daar had ik haar in gedachten willen terugbrengen. Op het podium in de grote zaal stond ze er wat verloren bij, een ruimte die Jos Jansen met zijn imposante gestalte ook niet geheel kon opvullen. Was de keuze voor deze eenmalige samenwerking op het Roosendaals Symfonie Orkest (RSO) gevallen,  dan zou het geheel ongetwijfeld veel harmonieuzer zijn uitgevallen.  ‘Brel en Brass’. Ik vraag me nog steeds af waarom.  Muziek en zangeres vormden geen eenheid. Nogmaals, dat lag niet aan hun individuele kwaliteiten, sommige zaken mixen nu eenmaal niet. Ontroerend was het even aan het eind toen Micheline een ode bracht aan de veel te vroeg overleden Vlaamse bard Zjef Vanuytsel (overleden 2015), met wie ze in 2014 samen langs de theaters trok met ‘Lief en Leed’, een programma dat De Kring helaas nooit gehaald heeft.  Haar versie van diens ‘Ik weet wel mijn lief’ leverde een waar kippenvelmoment op. Dat soort momenten had ik vaker willen beleven. Lieve Micheline, kom alsjeblieft gauw nog eens terug naar de passende ambiance van de kleine zaal met klein orkest en neem als het even kan Bruno Brel (L’Esprit de Jacques) mee. Wat een onvergetelijke avond was dat destijds in het Zeeuwse theatertje van onze gemeenschappelijke kennis Jacques Boonman.  Micheline is voor mij niet alleen een ‘Liefde van Later’ , wat er ook gebeurt, ze blijft mijn ‘Liefde van de Toekomst’. Voor de pauze speelde de Concertharmonie van Muziekvereniging Roosendaal een instrumentaal programma van circa veertig minuten, inclusief een concertwerk van de Nederlandse componist Johan de Meij. Jammer dat op deze dag van de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen niet was gekozen voor ‘La Marseillaise’, het Franse volkslied. Gelijk Mireille Mathieu (kijk op youtube hoe ze dat strijdlied in 2010 op de Place de la Concorde zong in aanwezigheid van Sarkozy) had een aandeel van Micheline daar ook niet in misstaan.   

Brel & Brass – Micheline van Hautem, Muziekvereniging Roosendaal en Jos Jansen. Gezien door Jaap Pleij op zondag 23 april in de grote zaal van De Kring. 


Zondag 23 april 2017

GEORGE VAN HOUTS SCHETST WEERZINWEKKEND KOM PLOT

‘Bent u niet bang dat u straks ook bij een verkeersongeluk om het leven komt?’, vraagt een toeschouwer die kennelijk heel ver mee gaat in diens Kom Plot Theorie aan het eind van de voorstelling aan George van Houts.  Het is een van de weinige keren dat er een (geruststellende) glimlach om de mond van de theatermaker verschijnt. Kom Plot is eigenlijk een voorstelling zoals nog nooit eerder vertoond. Zijn alle verhalen over de complottheorie rond de aanslagen op 11 september 2001 tot nu toe grotendeels naar het Rijk der Fabelen verwezen, Van Houts belijdt deze als zijnde de ultieme waarheid in een ruim drie uur durend betoog dat geen moment inzakt of verveelt en dat alle verbeelding tart.  De vraag is op zich niet zo vreemd. Een kwartier eerder liet Van Houts op videobeeld een Nederlandse deskundige aan het woord die zijn commentaar gaf op het inzakken van het derde gebouw, ruim zeven uur na de daadwerkelijke aanslag. Zonder dat hij in gaten had dat het om beelden van ‘Nine-Eleven’ ging, betoogde de deskundige vol overtuiging dat dit gebouw van onderaf was opgeblazen. Enkele jaren later kwam hij onder verdachte omstandigheden om het leven bij een eenzijdig verkeersongeval in Zeeland.  Een lichte huivering ging door de kleine zaal van De Kring toen Van Houts deze onthutsende mededeling deed.

Van Houts bouwt zijn voorstelling heel rustig op. Zijn historisch overzicht begint bij de laffe moord op Julius Caesar die in 52 voor Christus dacht dat hij naar een bijeenkomst met vrienden ging, waar zijn heerschappij over het Romeinse Rijk definitief bekrachtigd zou worden. In plaats daarvan werd hij door zijn ‘vrienden’ met tal van messteken doorboord, degene die hem de laatste dolkstoot toediende was Caesars aangenomen zoon Brutus, waarna de verraden legerleider zijn laatste historische woorden ‘Ook gij, Brutus’ sprak.  Kom Plot is in de vorm die George van Houts heeft gekozen geen toneel (zoals De verleiders) en geen cabaret (zoals Van Houts en De Ket). Het is een college in de meest indringende vorm denkbaar. Gekleed in een overhemd met opgerolde mouwen loopt hij heen en weer over het podium met een beamer en aanwijsstok constant in de ‘aanslag’. Het publiek mag hem onderbreken met vragen, wat vaak een storende werking heeft. Zoiets kan beter aan het slot geschieden. Van Caesar maakt hij een enorme sprong naar de nog steeds niet opgehelderde moordaanslag op de Amerikaanse president John F. Kennedy, die tegen het advies van zijn entourage naar Dallas ging om zijn tegenstanders te laten zien dat hij niet bang voor hen was. Durf is niet altijd een goede raadgever.  Zo wijst de geschiedenis uit. Zonder omhalen stelt Van Houts dat diens vicepresident en opvolger Lyndon B. Johnson in het moordcomplot zat. Wat eerder in zijn film J.F.K. door Oliver Stone werd beweerd en dat vreemd genoeg niet tot een aanklacht met gevolgen van de Erven Johnson heeft geleid. Voorts wist de Amerikaanse legerleiding al ruim twee weken van tevoren van de Japanse aanval op de marinebasis Pearl Harbor. ‘In de Amerikaanse pioniersgeest moet je nu eenmaal een aantal van je eigen mensen opofferen om de rest van de bevolking te overtuigen. Eind 1941 was het leeuwendeel van het Amerikaanse volk nog vierkant gekant tegen deelname van de VS aan de Tweede Wereldoorlog. President Roosevelt voorzag dat wanneer Engeland eenmaal zou vallen het gedaan was met de Amerikaanse invloed in Europa. Bovendien liep Amerika daarna een gerede kans om zelf het slachtoffer te worden van Duitse- en Japanse agressie. Daarom wilde Roosevelt niet langer afzijdig blijven. Na de ‘succesvolle’ aanval op Pearl Harbor was de publieke opinie uiteraard direct helemaal omgeslagen. Een dag later was het dan ook officieel oorlog tussen Amerika en Japan’. De vele aanslagen op de Cubaanse leider Fidel Castro komen ook nog even voorbij, dit alles is echter nog maar de opmaat naar de hoofdmoot van het College. In Van Houts visie kende ‘Nine Eleven’ een veel langer voorspel. ‘Na de val van de Berlijnse Muur ging er een golf van pacifisme door Europa, maar ook in de VS zelf werd de noodzaak van verdergaande bewapening niet meer zo ingezien. De machtige Amerikaanse wapenindustrie zag zijn handel instorten en daarom werd al in de jaren negentig besloten  -dus onder Bill Clinton- dat Amerika een nieuw vijandsbeeld nodig had. Dat gebeurde overigens in alle openheid. Dat resulteerde uiteindelijk in de geënsceneerde aanslag op de Twin Towers en de aanval op het Pentagon’, aldus Van Houts.


Het complot dat Van Houts vervolgens in een indrukwekkend met schokkende beelden onderbouwd betoog blootlegt,  komt grotendeels overeen met de gedocumenteerde samenzwering die op internet al jaren de ronde doet. Opvallend is dat deze visie door de 'traditionele media' consequent wordt genegeerd, ‘maar die zitten deels ook in het Kom Plot’, aldus Van Houts. Dat ondersteunt hij met de ronduit meest onthutsende reportage van de bijeenkomst. In een rechtstreekse uitzending doet een correspondente voor de BBC verslag van het instorten van het derde gebouw, zoveel uren na de aanslag. Die mededeling verschijnt ook pontificaal in beeld.  Op de achtergrond is echter duidelijk te zien dat het gebouw op dat moment nog fier overeind staat. Op het moment dat in de BBC-Studio in Londen wordt geconstateerd dat beeld en verslag niet overeenkomen, gaat de rechtstreekse uitzending direct op zwart. De opmerkelijk terughoudende recensies in de NRC en De Volkskrant over ‘Kom Plot’ lijken Van Houts te staven in zijn argwaan ten opzichte van de media. Bij de Publieke Omroep hoef je hier volgens hem ook niet mee aan te komen. Er passeren nog heel wat meer onverklaarbare zaken de revue. Het mag dan geen echte theatervoorstelling zijn, Van Houts weet de spanning wel goed op te bouwen.  Met veel vraagtekens stuurt hij het publiek na twee uur College de pauze in. Na een korte koffiestop worden de bezoekers terug verwacht, met als vette worst dat hij dan uit de doeken zal zijn hoe de vork precies in de steel zit. Die antwoorden geef ik op deze plek uiteraard niet prijs, volgend seizoen wil Van Houts de grote zalen in met zijn Kom Plot Theorie, in de hoop en verwachting dat dit dan zal leiden tot een politiek initiatief om de onderste steen boven te krijgen. Grote vraag die Van Houts ook niet kan beantwoorden, is natuurlijk wat George W. Bush hier allemaal van geweten heeft. De voorganger van Obama, vaak getypeerd als de grootste oorlogsmisdadiger die nog vrij rondloopt,  greep deze terroristische aanslagen, die nog immer toegeschreven worden aan Osama Bin Laden, maar wat gretig aan om eerst Afghanistan binnen te vallen, gevolgd door de heilloze met leugens omgeven inval in het Irak van Saddam Husseyn, wat uiteindelijk geleid heeft tot de opkomst van IS. Wat mij frappeert, is waarom Michael Moore hier nog niet ingedoken is. Het oplossen van een dergelijk gigantisch mysterie ligt toch meer op de weg van een Amerikaanse documentairemaker dan op die van een Nederlandse theatermaker, zou je zeggen! Wordt ongetwijfeld vervolgd! Wie meer over ‘de andere waarheid’ wil weten, kan terecht op www.911deanderewaarheid.nl Je komt dan overigens bij een wat vreemde site uit van een zekere Vincent Kouters. Ook al zo merkwaardig.  Of slaat het Kom Plot Denken nu te ver door?


George van Houts – Kom Plot. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 20 april in de kleine zaal van De Kring.   


Zaterdag 22 april 2017

JOHAN DERKSEN IS AL AARDIG GENESTELD IN GROLLOO

Wat vrijwel niemand voor mogelijk hield, berust kennelijk toch op waarheid. Met het Gelderse Bemmel, sinds 2003 onderdeel van de gemeente Lingwaard, als kloppend bestuurlijk hart schijnt er een heuse landelijke Johan Derksen Fanclub actief te zijn. Nou ja, actief, de bengelse Bemmelse voorzitter ontvouwde vrijdag in het hol van de leeuw, oftewel de studio van Voetbal Inside, dat de club helemaal niets inhoudt en dat het lidmaatschap daarom ook helemaal niets kost.  Toch telt de club maar liefst 450 geregistreerde leden en er dreigt zelfs vanwege aanhoudend succes een ledenstop. De voorzitter durfde het in de studio niet met zoveel woorden toe te geven, maar het is een publiek geheim dat Louis van Gaal en Hans van Breukelen recentelijk benoemd zijn tot ereleden van de Johan Derksen Fanclub.  Wat ongetwijfeld een hele opluchting is voor het lijdend voorwerp, want met zulke fans heb je geen vijanden meer nodig. 
Rijst natuurlijk de vraag welke criteria er gehanteerd worden voor het lidmaatschap. Er zal toch minstens een gemeenschappelijke factor als bindend element moeten zijn. In de Verenigde Staten is een club waar uitsluitend mensen lid van mogen worden die aantoonbaar minstens één keer de hand van Frank Sinatra hebben geschud. Nu is Derksen wel niet zo gemakkelijk benaderbaar (hij beantwoordt zijn mailtjes in ieder geval zelden, JP), maar het is niet voor te stellen dat een nuchtere Gelderse ballotagecommissie met een simpele handdruk als bewijs van genegenheid genoegen neemt. Het is te hopen dat in de volgende aflevering van VI een eind wordt gemaakt aan deze tergende onzekerheid.  Ondertussen is de indruk gewekt dat Derksen er zelf alles aan doet om op de Drentsche Rolderrug voor jonge fanclubaanwas te zorgen. De Telegraaf maakt melding van een  ‘invasie van zwangere buiken’  in het Drentse dorpje Grolloo, sinds tien maanden????? De woonplaats van de familie Derksen. En als het in De Telegraaf staat, de wakkere krant die helemaal niets moet weten van nepnieuws, moet het gewoon waar zijn.  Wat is er aan de hand in dit piepkleine dorp in Drenthe waar kort achter elkaar elf baby’s zijn geboren. Is hier sprake van een Johan Derksen Effect of speelt er iets geheel anders?  Elf baby’s zou in een carnavalsgemeente wel een passend aantal nieuwgeborenen zijn, maar voor een gereformeerde gemeenschap met slechts 1170 zielen is dit toch wel rijkelijk veel. Een van de prille moeders vertelde in De Telegraaf  dat er jaren zijn geweest waarin er maar één kindje werd geboren, terwijl het gemiddelde ligt  op vier geboortes. Toen er ineens zoveel dames zwanger waren, stond het hele dorp volgens deze vruchtbare vrouw op zijn kop. ‘Er werden zelfs grapjes gemaakt dat de voorbehoedsmiddelen van de apotheek gesaboteerd zouden zijn voor het behoud van de basisschool. De kroegbaas hield zelfs bij wie wanneer zou bevallen’. Om er direct haar eigen oordeel aan te verbinden:  ‘Maar er was gewoon een grote groep waarbij het kon gebeuren en toevallig gebeurde het gelijk’. Een niet gering volksdeel meent dat toeval niet bestaat  en dus blijft de vraag zich opdringen of de constant met zijn hoge potentie pochende Johan Derksen hier de hand…nou ja, bij wijze van spreken … in heeft gehad. ‘Je denkt toch zeker niet dat ik echt vier keer per dag met de hond gaat wandelen’, gaf Derksen in VI nieuwe munitie aan het roddelcircuit. Alleen een DNA-test kan klaarheid scheppen in dit mysterie!  De vraag is natuurlijk of de gezaghebbende voetbalanalist daartoe bereid is.


Donderdag 20 april 2017

"DIE BELG WAS EIGENLIJK BEST LEUK"

Op de trappen van het met weinig succes gerenoveerde Tongerloplein werd ik woensdagavond op weg naar De Kring aangesproken door een vage theaterkennis. ‘Ik neem aan dat u ook naar Begijn Le Bleu gaat kijken’, veronderstelde de vage theaterkennis terecht. Ze keek me daarbij aan met bleekblauwe meisjesogen, levend porselein als het ware. Vage theaterkennis kon zich kennelijk wederom terecht niet voorstellen dat ik op weg was naar de ‘T-Splitsing’ van Tineke Schouten, voor wie deze avond de grote zaal in het theater was gereserveerd. Na mijn bevestigende knik vervolgde ze haar vragenlijstje.

‘Weet u iets van hem?’, klonk het oprecht geïnteresseerd uit de mond van de vage theaterkennis. Naar eer en geweten kon ik antwoorden dat ik mijn dagelijkse werkzaamheden die middag had afgerond met het aanschouwen van een korte trailer uit het theaterprogramma van genoemde Begijn op Youtube.  Ongevraagd trakteerde ik vage theaterkennis op een korte voorrecensie. ‘Ik was er niet zo van onder de indruk. Maar dat zegt niets. Er zijn maar weinig theatermakers die op het beeldscherm goed overkomen. Youp en Freek is dat wel gelukt. Maar zij zijn de grote uitzonderingen die de regel bevestigen. Dat is ook de reden dat ik zo vaak naar De Kring ga. Ik zie de artiesten liever in levende lijve. Pas dan kun je een echt oordeel vormen’. Vage theaterkennis knikte instemmend. ‘Goh, wat leuk dat u dat zegt. Dat vind ik namelijk ook. Vroeger toen mijn Erik nog leefde, gingen we minstens drie keer per week naar een voorstelling. Dat leverde de rest van de week genoeg gesprekstof op voor bij de avondmaaltijden’.  Op het levend porselein verschenen enkele tranen. ‘Ach, die arme Erik. Op zijn sterfbed heb ik hem moeten beloven dat ik niet thuis achter de geraniums zou gaan zitten verpieteren. ‘Blijf lekker naar De Kring gaan. Je hebt vriendinnen  genoeg die graag met je mee willen’, drukte hij me op het hart. Die belofte ben ik tot op de dag van vandaag nagekomen. En ik moet u eerlijk zeggen, ik moet er ook niet aan denken om te stoppen met deze uitstapjes.  Iedere avond voor die buis hangen, nee dank je wel’. Vage theaterkennis sloeg enkele seconden stil. ‘Maar zo te zien bent u vanavond wel alleen op pad?’, informeerde ik om het gesprek nog even gaande te houden. ‘Net als u. Maar dat is toch anders. U gaat hier ongetwijfeld weer een leuk stukje over schrijven. Ik wens u in ieder geval een genoeglijke avond’, sprak de vage theaterkennis gangbare afscheidswoorden.  Al bij de entree van De Kring werd het me duidelijk dat het merendeel van het publiek wel voor de ‘T-Splitsing’ van Tineke Schouten was gekomen. Deze vedette met lange adem – dit is al weer haar 23e onewomanshow-  trekt nu eenmaal een publiek dat niet tot de vaste schouwburgbezoekers behoort, en daardoor nogal uit de toon valt. Begijn Le Bleu begint zijn optreden op een wijze die wij Nederlanders zo in onze zuiderburen waarderen. Uitermate bescheiden, al komt dat aspect van de Belgische volksaard wel steeds verder onder druk te staan door de aanhoudende successen van De Rode Duivels, oftewel het Nationale Voetbalelftal, en de vrije val waar het eens zo grote Oranje in verzeld is geraakt.  ‘Ge weet toch wel zeker dat ge hier goe zit, he,  de grote vedette staat immers in de grote zaal’. Maar de vele Vlamingen in de zaal maken alleen door hun aanwezigheid al meteen duidelijk dat er van een vergissing geen sprake kan zijn. Geïnspireerd door deze onverwachte thuiswedstrijd gaat Begijn er direct begeesterd en enthousiast tegenaan. Voor de grote levensvragen moet je bij hem niet zijn. Begijn plukt liever de dag, ook al is die wel enigszins geplaveid met dagelijkse beslommeringen en ongemakken van huiselijke aard. Zijn rijke kinderschare blijkt een dankbare inspiratiebron. Tussendoor pakt hij af en toe op een originele wijze uit. Vooral het zing-zeg-liedje waarmee hij zijn grote landgenoot Jacques Brel enig grijpgedrag richting de vrouwelijke boezem toedenkt, mag er zijn. Door alles tot op het bot te fileren en te relativeren, weet hij zelfs de meest platte grap van een nieuwe laag te voorzien.  Ontwapenend grappig is een passende omschrijving van hetgeen Begijn zijn inmiddels grote fanschare te bieden heeft. Uit informatie van de Vlaamse collega’s begrijp ik dat deze Timothy Begijn (44) uit Sint-Niklaas pas tien jaar geleden zijn baan als leraar inruilde voor het onzekere bestaan van voltijds komiek en acteur.  Daarnaast schijnt hij de laatste tijd bekend te zijn van het comedyprogramma 'Foute Vrienden' op de tv-zender 2BE, hij wordt nu zelfs al betaald om als Bekende Vlaming gewoon aanwezig te zijn op feestje en partijtjes van rijke Belgen die zich dat kunnen en willen permitteren.  Nederland zal het grotendeels ontgaan zijn, maar Begijn is al aan zijn zevende show toe. Tel daarbij op dat zijn CD-tjes (na afloop van de voorstelling) goed verkopen en dan is duidelijk dat de titel 'Met mij gaat alles goed ' zeer treffend is gekozen.  Dat Begijn nu zoveel goesting heeft in het artiestenbestaan, komt ook deels door zijn eerste stappen op de arbeidsmarkt. Toen moest hij voor dag en dauw uit de veren om hard fietsend op tijd voor de trein te zijn, waarin hij de eerste, prille uren van de dag doorbracht in het gezelschap van luid rochelende medepassagiers. Snel trok hij de conclusie dat het werkmansbestaan niets voor hem was, en omdat hij bij zichzelf in die periode nauweijks talent voor wat dan ook bespeurde, besloot hij uit arremoede dan maar docent te worden. ‘Een raar bestaan, het woord zegt het al. LeRAAR’.  Gelukkig kwam het op zijn 34e toch helemaal goed met deze sympathieke Vlaming. Het financieel inzicht van Begijn staat nu ook goed op de rails. Zijn sportfiets heeft hij slechts ingebracht in de voorstelling omdat deze dan als decorstuk belastingtechnisch kan worden opgevoerd. Ik heb zelden een theatermaker gezien die de marginale mens zo mooi weet neer te zetten. Met zijn slotconclusie ‘de baas heeft lang niet altijd gelijk’ kun je het als rechtgeaarde kleine zelfstandige alleen maar eens zijn. Geheel je eigen gang kunnen gaan, is het mooist denkbare bezit. Zeker als je dat ‘bezit’ zoals Begijn kennelijk gelukt is op alle mogelijke manieren ten gelde weet te maken. Geld verzoet immers vrijwel alles, voor een marginaal bestaan kan het zelfs wonderen doen. Op weg naar de parkeergarage zag ik de vage theaterkennis nog even.  ‘Ik vond hem toch wel leuk, die Belg. U ook?’, riep ze bewonderend in mijn richting.
Zonder enige valse schone schijn kon ik de vage theaterkennis bevestigen in haar oordeel. ‘Dat wordt dus vast weer een leuk stukje op de website van het Roosendaals Pleijdooi’, veronderstelde ze. Ik nam afscheid met het voornemen het verwachtingspatroon van vage theaterkennis geen onnodig geweld aan te doen. Waarom zou ik ook? 

Begijn Le Bleu - Met mij gaat alles goed. Gezien door Jaap Pleij op 19 april in de kleine zaal van De Kring.


Donderdag 20 april 2017

TOEKOMST PAPIEREN KRANT OOGT SOMBER

Het Belgische mediabedrijf De Persgroep, eigenaar van onder meer het AD, de Volkskrant en Trouw, heeft vorig jaar meer omzet en winst behaald dan in 2015. Dat was hoofdzakelijk te danken aan overnames, zoals die van de regionale krantengroep Wegener met onder meer BN/DeStem, De Gelderlander en De Stentor in de portefeuille.
De omzet nam ten opzichte van 2015 met 9 procent toe en kwam uit op 1,46 miljard euro. Daarvan werd ruim de helft (52,7 procent) in Nederland behaald. Het bedrijfsresultaat steeg met 13 procent tot 225 miljoen euro. De nettowinst bedroeg 117 miljoen euro, tegen 110 miljoen euro een jaar eerder. De kranten van De Persgroep wisten hun lezersomzet op peil te houden. Tegenover dalende opbrengsten uit papieren abonnementen stond een groei van de digitale verkopen. Deze trend zal zich de komende jaren versneld doorzetten, verwacht het bedrijf. Met de papieren krant ging het daarentegen decrescendo.  De inkomsten uit advertenties in gedrukte kranten vielen maar liefst met 9 procent terug. Het lijkt erop dat De Persgroep de redacties daarop heeft aangepast. De vervlakking en verschraling schrijdt voort, het nieuws wordt steeds vaker vanachter het bureau afgehandeld. De regionale kranten van De Persgroep zijn daardoor verworden tot een lokaal bijproduct van het kopblad AD. Bij de huis-aan-huis-kranten is nauwelijks nog sprake van een echte redactie. Veelal worden persberichten letterlijk overgenomen.  Advertenties op nieuwssites daarentegen brachten meer geld in het laatje. In Nederland en Denemarken was sprake van een lichte stijging, in België zelfs van een sterke groei. Ook de inkomsten uit reclame op radio en televisie namen toe. Met name de prestaties van Qmusic in Nederland vielen in positieve zin op. Volgens bestuursvoorzitter Christian Van Thillo is vooral stevig geïnvesteerd in innovatie en digitalisering, waardoor het financiële plaatje toch nog mooi kleurt. 


Woensdag 19 april 2017

ALEX KLAASEN EN STEEF DE JONG DENDEREN DOOR MODERN ART

Bij de vele juiste dingen die Herman van Veen in zijn leven heeft gedaan, is hij toch op een punt fors in de fout gegaan. Ik heb namelijk nooit begrepen wat hem bezield heeft om de Gouden Heintje Davidsring die hij in een grijs verleden van Wim Kan kreeg  door te geven aan Claudia De Breij. Dat kleinood had al na zijn weergaloze eerbetoon aan Toon Hermans stevig om de vinger van Alex Klaasen moeten zitten. Jammer dat Alex daarna alleen maar (te) bescheiden rollen in theaterproducties heeft vertolkt, het is al jaren wachten op zijn eerste onemanshow.
De Amsterdamse theaterliefhebbers en de Alex Klaasenfans aldaar in het bijzonder mogen zich in deze periode gelukkig prijzen. Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat Marcel Duchamp de kunstwereld op zijn kop zette door een gesigneerde pispot te presenteren als kunstwerk. Algemeen wordt dit zeikwerk beschouwd als het begin van de 'moderne kunst'. Wat is kunst nou eigenlijk?, is sindsdien een veel gestelde vraag.  In een poging om daar een antwoord op te geven, spelen Alex Klaasen en Steef de Jong momenteel een reeks voorstellingen van de ‘Modern Art Revue’ in Theater Bellevue in Amsterdam. Het gaat hier om een zogeheten co-productie.
Aan de hand van een bonte verzameling acts en sketches laat het gelegenheidsduo het publiek ervaren hoe rijk, eigenaardig en wonderschoon de wereld der kunsten is. De show is zo opgezet dat zowel kunstminnenden als  cultuurbarbaren aan hun trekken komen.  Bij binnenkomst krijgen de bezoekers een filmpje te zien van een ‘museumdirecteur’ die poogt duidelijk te maken dat haar museum wil verbinden. Waar hebben we dat in Roosendaal eerder gehoord? O ja, burgemeester Jacques Niederer en wethouder Hans Verbraak zagen na de compleet mislukte renovatie van het Tongerloplein hun kans schoon zich onsterfelijk te maken door hun namen te verbinden aan de plaquette met het opschrift ‘Cultuur Verbindt Mensen’. Klinkklare onzin natuurlijk, cultuur kan mensen ook uiteen drijven of zelfs tegen elkaar opzetten. Het opschrift ‘Cultuur is grenzeloos’ zou van meer tegeltjeswijsheid hebben getuigd. Wie op dat moment vreest met alle clichés over moderne kunst bestookt te worden, kan opgelucht ademhalen. In de vijf kwartier die volgen, brengen Alex en Steef een fijnzinnige hommage aan die kunstvorm, gegoten in wat De Volkskrant omschrijft als ‘verrukkelijk revuetheater’.  We zien hoe Picasso, Matise, Mondriaan, Braque en een courtisane in het Franse café Chagall&Gall (ja, ja, Fons Jansen was ook in de geest aanwezig) het ene glas absint na het andere achterover slaan - de geschiedenis heeft geleerd dat dit geen verstandig handelen is- onderwijl gezellig roddelend over absinte…pardon …absente collega’s.  Alex en Steef gaan na al die achterklap los op Peggy Guggenheim en Gertrude Stein. Alex heeft er ervaring mee om overleden personen uit het graf te laten verrijzen en die heelkunst/kunde komt hem in deze revue goed van pas. Een referaat over het kunstwerk ‘The lights going on and off’ , waarmee Martin Creed in 2001 de Turner Prize won, vormt een mooie climax van deze Modern Art Revue.  De producties is tot en met 13 mei te zien in Bellevue. Te vrezen valt dat het daarna gedaan is met wat De Volkskrant omschrijft als ‘een van de allerleukste en zeker intensiefste theaterproducties van dit seizoen’.   Wat zou het dus leuk zijn als ook de rest van het land van deze  zoveelste  episode in de glanzende carrière van Alex Klaasen kan genieten. West-Brabant is helaas bezig aan het opbouwen van een dubieuze reputatie waar het ‘verrukkelijke theaterproducties’ betreft. In de Kring in Roosendaal ging op 13 april de voorstelling ‘Moszkowicz’ van Toneelgroep Maastricht niet door wegens gebrek aan publieke belangstelling. Dat lot trof deze week ook de toneelvoorstelling ‘Fifa Blatter’ die voor vrijdag 21 april op de rol stond in De Maagd in Bergen op Zoom. Cultuur demotiveert West-Brabanders! Althans soms.   Zorgelijk is deze ontwikkeling wel.


Dinsdag 18 april 2017

HOE NU VERDER MET DE ROOSENDAALSE CULTUURPRIJS?

De PVC heeft bij wethouder Hans Verbraak geinformeerd naar de stand van zaken rond de uitreiking van de Roosendaalse Cultuurprijs.  Vorig jaar ging op 24 juni in De Kring de laatste (toen nog) Rabobank Cultuurprijs naar Theater Reflex. Het laatste teken van leven werd daarna pas in november 2016 vernomen toen de organisatie bekend maakte dat ze op zoek was naar enkele nieuwe vakjuryleden. Niet bekend is of de oproep daartoe resultaat heeft opgeleverd. Voorgaande jaren werden de genomineerden reeds in een vroeg stadium gepresenteerd. Enkele weken voor de uitreiking mochten geinteresseerden dan hun stem uitbrengen voor de publieksprijs.

De uitkomst van die volksraadpleging werd dan bij de juryuitspraak opgeteld en dat leidde tot de uiteindelijke winnaar.  Tot nu toe is het oorverdovend stil aan het cultuurfront, reden voor de PVC om eens in de pen te klimmen. De eenmanspartij wil van wethouder Verbraak weten of de prijs überhaupt nog bestaat, en dat als inderdaad het geval is wanneer en door wie deze uitgereikt gaat worden. Stilte voorspelt doorgaans niet veel goeds, daarom vreest de PVC dat ook dit zoveelste initiatief een stille dood zal sterven. De Roosendaalse Cultuurprijs kent wat je noemt een lange en niet bepaald stabiele voorgeschiedenis. Het eerste initiatief werd in 1989 genomen door de cafetariahouders Piet en Leon Schapendonk.  Na vijf jaar werd deze Schaopskooi Cultuurprijs, waarvan het eerste exemplaar ging naar kunstenaar Wim Schutz,  opgedoekt in de hoop en verwachting dat anderen het initiatief zouden overnemen.  Enkele jaren later stelde Jacques Wezenbeek de Caruso Podiumprijs in. Ook dat initiatief bleek beperkt houdbaar. Toen een nieuwe tussenfase ook in zijn voortbestaan werd bedreigd, besloot de Rabo Bank in dit dreigende gat te springen en stelde de Rabobank Cultuurprijs in. Omdat de PVC het hoog tijd acht dat de cultuurprijs eindelijk eens vaste grond onder de voeten krijgt, dringt de partij er bij wethouder Verbraak op aan dat de gemeente nu eens zijn verantwoordelijk neemt.  De partij pleit voor een vaste gemeentelijke cultuurprijs die door een vaste organisatie op een vast tijdstip wordt uitgereikt.  ‘De gemeente moet zijn boodschap ‘Cultuur Verbindt Mensen’ niet alleen met de mond, maar ook met  de portemonnee beleiden. Want waar praten we over? Met de organisatie is slechts een paar duizend euro gemoeid. Laat de gemeente dat nou gewoon eens goed regelen. Om diezelfde reden is het een gotspe dat het Roosendaals Treffen niet elk jaar, maar slechts om de twee jaar wordt gehouden.  Die laatste editie was in 2015. Vanwege dat nergens op gebaseerde 750 Jaar – Jubileum (recente opgravingen hebben nog eens aangetoond dat hier in de Romeinse tijd al volop mensen woonden, JP) moeten we nu zelfs tot 2018 wachten voordat we elkaar weer op gestructureerde wijze kunnen treffen’, aldus de PVC.

De Roosendaalse Cultuurprijs werd (tot voorheen?) jaarlijks uitgereikt aan personen, instellingen, die op cultureel of artistiek vlak een bijzondere prestatie met een ruime lokale herkenning in of voor Roosendaal leverden.


Maandag 17 april 2017

PETER FABER ACTEERT DE MATTHEUS PASSIE PERFECT

 Jan Rot kreeg drie jaar geleden aanvankelijk vooral lef toegezwaaid toen hij besloot het oratorium de Mattheus Passion uit 1729 van Johann Sebastian Bach van een nieuwe versie te voorzien.  Met ‘De mooiste noten uit de muziekliteratuur’ , dien je immers zorgvuldig om te springen.  Maar het publiek, kwam, zag, luisterde en constateerde vervolgens dat het goed was. Jan Rot kon dus al weer een geslaagd experiment aan zijn toch al niet geringe productie toevoegen. Bovendien was er een nieuwe Paastraditie geboren. In den beginne trad Jan Rot zelf op als de Evangelist die het verhaal vertelde over het leven, lijden en sterven van Jezus. Hij had toen maar liefst vijf jaar gewerkt aan de hertaling.

Rot trok zoveel tijd uit voor dit nieuwe werk omdat hij net als Bach met de tekst in lijn wilde blijven met de melodie.  De Matthäus is een puur passiestuk en dat ligt Jan Rot wel. Als zelfgekozen martelaar liet Jezus zich gewillig aan het kruis nagelen als vergelding voor het kwaad en het verdorvene in de mens. Jezus, binnen gehaald als de messias, zag zich verraden door zijn volk en volgelingen.  Degenen die hem eerst zo hard stonden toe te juichen, keerden zich tegen de verlosser toen de hogepriesters kwaad van hem begonnen te spreken.  Aan het kruis kwam Jezus daar bovenop nog eens tot de pijnlijke conclusie dat zijn vader hem helemaal alleen liet sterven. Dit droevige verhaal mag volgens Paul Witteman nog steeds vele mensen aanspreken omdat ‘De Matthäus Passion erin slaagt ongelovigen één dag per jaar aan de rand van de bekering te brengen’, in Roosendaal was daar zondag niet veel van te merken.
Bij de entree kregen de bezoekers te horen dat de voorstelling vanwege de (te) geringe belangstelling –amper honderd verkochte plaatsen-  was verplaatst van de grote- naar de kleine zaal. En dat is voor zo’n groots verhaal, ook in de alternatieve versie, toch een niet geringe aderlating. De wegblijvers kregen uiteraard ongelijk. Allereerst misten zij de persoonlijke welkomstgroet van Peter Faber, die de rol van Evangelist van Jan Rot heeft overgenomen, schrijnender is dat zij zich een speciale belevenis lieten ontgaan.  De ultieme kracht van de Matthäus Passion is de aansluiting tussen muziek en tekst, en dat was ook bij Peter Faber in goede handen.  De rasacteur  beperkte zich niet tot het vertellen van het verhaal, hij acteerde het lijdensverhaal van begin tot eind.  Muzikaal wist hij zich perfect en uiterst levendig ondersteund door Tango Extremo met solozang van Sharon Kips en Job Hubatka.  Kips is vooral bekend als winnares van het televisieprogramma De X-Factor. Job Hubatka soleerde eerder in opera’s van Salieri, Donizetti en Rossini in binnen- en buitenland. Met eerbied voor Bach werden de arrangementen ragfijn, virtuoos, gevoelig en gepassioneerd vertolkt.  Bach schreef De Matthäus Passion voor twee koren. Het publiek vormde op uitnodiging van Faber even het tweede koor, maar de meeste bezoekers verkozen het toch om louter te luisteren.  Wie deze muzikale vertelling heeft ondergaan, zal echter nooit meer de woorden ‘Vrolijk Pasen’ in de mond nemen. Sterker nog, het was in de goede betekenis des woords om te janken.

De Mattheus Passie - tekst: Jan Rot – verteller: Peter Faber – zang: Sharon Kips, Job Hubatka – muzikale begeleiding: Tango Extremo. Gezien door Jaap Pleij op zondag 16 april in de kleine zaal van De Kring.


Zondag 16 april 2017

"SIMON & GARFUNKEL STORY" LEKKER THEATERCONCERT

Na drie niet geheel geslaagde kleine zaalvoorstellingen in De Kring stapte ik zaterdagavond weer eens met een goed gevoel de theaterzaal uit. Ik moest daarvoor wel afreizen naar De Nieuwe Nobelaer in Etten-Leur. In mijn situatie was dat slechts een pré, want ik was er al jaren niet meer geweest.  Tot mijn genoegen trof ik er al snel een aantal bekende gezichten aan, wat een leuke opmaat was naar een heerlijk avondje nostalgisch vermaak. In dat bescheiden theater, dat in 2019 dan eindelijk plaats maakt voor nieuwbouw, werd niets minder dan de ‘Simon & Garfunkel Story’ tot leven gebracht.

In de praktijk kwam dat neer op een lekker theaterconcert, waarbij alle grote hits de revue passeerden. Nou ja, bijna allemaal. Het was tevergeefs wachten op ‘Bright Eyes’ en ‘El Condor Pasa’. En waarom, vroeg ik me na de laatste toegift af. In ‘the story’ waren wel enkele nummers opgenomen die niemand gemist zou hebben. Of het aan de techniek van De Nobelaer lag of dat er in de technische voorbereidingen iets is misgegaan, weet ik uiteraard niet, feit is wel dat niet alle overgangen even soepel verliepen. Vooral bij de vertoonde filmbeelden was dat hinderlijk. Plots kwam een gedeelte van het geluid uit de achterzijde van de zaal. Dat alles mocht de nostalgische pret uiteindelijk niet drukken. Van het eerste nummer –Sound of Silence- tot de tweede en laatste toegift – The Boxer- was het zeker voor de oudere jongeren onder de bezoekers genieten geblazen. Maar zeker niet voor hen alleen. In de pauze werd ik aangesproken door een bebrilde man die zich voorstelde als een ‘jonger  iemand’,  en me zonder aanmoediging vertelde dat hij deze muziek van zijn ouders had mee gekregen. ‘Het viel me zo op dat vrijwel alle nummers me bekend voorkwamen. Ik kon ze zo meezingen. Een heel bijzondere ervaring’. Zo zie je maar dat goede smaak niet aan leeftijd gebonden is en voor mij was het prettig om te horen dat er nog ouders zijn die hun kinderen de juiste bagage meegeven, waar ze de rest van hun leven nog veel plezier van zullen hebben. De jongeman –ik zag hem niet meer terug- zal ongetwijfeld van het tweede gedeelte nog veel meer genoten hebben, want toen kwam het surplus aan grote hits voorbij. Met het succes kwam echter ook de klad in de onderlinge relatie tussen Paul Simon en Art Garfunkel. Ze hadden toen al zo veel hits op hun naam staan dat hun naam als duo definitief gevestigd was en ze in een adem werden genoemd met andere legendes, zoals hun grote voorbeeld ‘The Everly Brothers (die ze overigens nog eerden met ‘Bye Bye Love’). Een productie als dit moet heel wat voeten in de aarde hebben gehad. Probeer maar eens twee redelijke look-a-likes te vinden die niet alleen goed kunnen zingen en bewegen, maar dat ook nog presteren in de stijl van de beoogde iconen. Met Sam O’Hanlon en Charles Blyth is het productieteam daar uitstekend in geslaagd. Een betere Garfunkel was nauwelijks denkbaar geweest. Tussen de muzikale hits door vertelden ze om de beurt over het leven van hun voorbeelden. Niet te lang gelukkig, daar zou ook geen aanleiding toe geweest zijn, zo dramatisch is het leven van beide artiesten namelijk niet verlopen. Simon & Garfunkel lieten de muziek hun boodschap verkondigen en dat mogen Sam en Charles in deze productie gelukkig ook doen van hun broodheren. Maar goed, the story dan in vogelvlucht: Paul Simon en Art Garfunkel zaten samen op school in Queens, New York. Ze speelden het witte konijn en de Chesire Cat in Alice in Wonderland, de schoolmusical. Geïnspireerd door de Everly Brothers begonnen ze het rock ’n roll-duo Tom & Jerry. Pas toen ze overstapten naar wat folk-rock genoemd werd, boorden ze een groot publiek aan. Ze hadden de mazzel dat hun lied Mrs. Robinson  werd gebruikt als titelsong voor de film The graduate, tevens het debuut van Dustin Hofmann. De rest is geschiedenis. Van het album Bridge over troubled water (1970) werden er 25 miljoen verkocht. Het was echter lang wachten op die titelsong. ‘Garfunkel’ bracht het pas als eerste toegift, op dat moment kwamen de zakdoekjes massaal tevoorschijn in Etten-Leur.  ‘The Boxer’, eigenlijk een luisternummer, werd massaal meegeklapt. Na de voorstelling in Etten-Leur zijn er in Nederland nog vijf van de 46 geplande voorstellingen te gaan. Het tijdsbeeld wordt handig neergezet aan de hand van beeldmateriaal uit de jaren zestig. Kennedy, Nixon, Cassius Clay, Jimi Hendrix en Martin Luther King, tekenfilms van de echte Tom & Jerry, typische jaren zestig-reclames en beelden van de oorlog in Vietnam zijn dankbare, bewegende rekwisieten in het geheel.  Na afloop was ik wel benieuwd hoe Sam O’Hanlon en Charles Blyth als hun echte ik klinken. Nu stond hun performance helemaal in dienst van de droom die weer tot leven moest komen, wat ze zoals gezegd fantastisch deden. Alles wees erop dat deze productie met liefde en oog voor detail is samengesteld. Fantastisch ook hoe Blyth net als de echte Garfunkel niet goed raad wist met zijn handen. Beurtelings in de zakken en aan de riem of gewoon losjes in de lucht. Bekijk het legendarische concert uit 1981 in New York nog maar eens op DVD en het valt je meteen op!  Achter hen speelden Adam Smith (gitaar en toetsen), Leon Camfield (bas) en Mat Swales (drums) hun eigen bescheiden rol, met de aandoenlijke stijfheid die zo kenmerkend was voor de beginperiode van het rock&roll-tijdperk.

The Simon & Garfunkel Story – Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 15 april in De Nieuwe Nobelaer in Etten-Leur. 


Zaterdag 15 april 2017

TOPCINEAST RENÉ ROEKEN OVERLEDEN

Wanneer ik René Roeken pardoes tegen het ranke lijf liep, zat ik nooit om gespreksonderwerpen verlegen. Desgevraagd vertelde hij ronduit over zijn vele filmprojecten die net afgerond waren of nog vol op stapel stonden. René beschouwde de gehele wereld als zijn persoonlijk decor. De laatste film kon hij echter niet zelf regisseren, hij overleed woensdag 12 april op slechts 69-jarige leeftijd. Met zijn eveneens veel te vroeg gestorven echtgenote Corry maakte hij de mooist denkbare- en avontuurlijke wereldreizen. Hoewel beiden volop genoten van het vele natuuurschoon dat hen tijdens de ‘shoot’ omringde, ervaarden ze deze uitstapjes toch ook voor een belangrijk deel als werkvakanties. Van ’s ochtends vroeg tot vroeg in de avond, beiden hielden zeker tijdens vakanties van een stevige nachtrust, waren ze druk in de weer met hun camera’s, en eenmaal terug in de verblijfplaats, wachtte daar het lange montagewerk, een creatief proces waar ze volop van genoten.

Tussen de actieve filmbedrijven door werden René en Corry ook volop in beslag genomen door hun uit de hand gelopen hobby. Graag maakten ze gebruik van de vele uitnodigingen uit den lande om via presentaties en vertoningen belangstellenden deelgenoot te maken van hun wonderlijke wereld.  ‘Praten over alles wat te maken heeft met videofilmen’ gaf hen constant nieuwe energie. René is in 1972 begonnen met Super-8 en is in 1990 overgestapt op video. In die periode probeert hij zoveel mogelijk verschillende genres uit: van documentaire tot speelfilm en van natuurfilm tot sfeerfilm. Hij heeft in de tachtiger jaren vaak met succes geparticipeerd in filmwedstrijden, met menige film wist hij door te dringen tot de Nationale Finalewedstrijd van de NOVA. Ook op andere internationale filmwedstrijden heeft René diverse prijzen gewonnen.
Door drukke werkzaamheden zag hij zich enkele jaren gedwongen de filmwedstrijden te parkeren. Toen de VUT in zijn leven kwam, kreeg zijn levensroeping echter in alle facetten de volledige ruimte.  Zo behaalde hij op de Nationale NOVA Manifestaties vanaf 2003: 1 gouden, 4 zilveren en 2 bronzen medailles. Het geven van videocursussen, het houden van presentaties en het verzorgen van thema-avonden vormden een wezenlijk onderdeel van zijn vrije tijdsbesteding, net als het voorzitterschap van de videoclub ERSA (Roosendaal).  Ook was hij teamcoördinator Opleidingen van NB'80 en lid van diverse beleidscommissies. Bij Ed Tietjes heeft hij destijds zijn eerste jurycursussen gevolgd.  En het is ook vanaf die tijd dat hij veelvuldig als jurylid wordt gevraagd, zowel in Nederland als over de landsgrenzen.  Een aantal van zijn films zijn op de Nederlandse televisie te zien geweest. In 2009 ontving hij voor zijn vele verdiensten binnen de Nederlandse filmwereld de UNICA medaille.

René Roeken kwam begin jaren negentig in mijn leven toen ik hem in zijn hoedanigheid als voorzitter van de ERSA interviewde over het jaarlijkse filmfestival, dat de Roosendaalse filmclub dat jaar ter gelegenheid van een clubjubileum mocht organiseren in De Kring. Toen hij ‘pardoes’ liet vallen dat hij nog iemand zocht om de Persprijs uit te reiken, kreeg onze zakelijke relatie een nieuwe dimensie. Kennelijk was mijn bijdrage hem bevallen, want vijf jaar later mocht ik opnieuw als zodanig aan de bak. Achteraf – maar dat is het altijd-  betreur ik het dat ik niet wat vaker met hem van gedachten heb afgewisseld, en niet alleen over de filmwereld.


Vrijdag 14 april 2017

WAAR BLIJFT BOEK OVER GOEDE DADEN NEDERLANDSE MILITAIREN IN INDIË?

Het emotionele hoogtepunt van een van de hoogtepunten van dit theaterseizoen. Zo kwalificeerde ik enkele weken terug de korte monoloog van Wigbolt Kruiver als (Indië)veteraan Nico in het toneelstuk ‘Veteranen’, gespeeld door Het Volk. Voor degenen die deze voorstelling op dinsdag 6 april in De Kring niet hebben gezien of mijn desbetreffende column op www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com (nog) niet hebben gelezen, hieronder een korte samenvatting: 

Tegen het eind van de voorstelling veert het publiek nog eens extra op als veteraan Nico fulmineert tegen de wijze waarop de Oud-Libanongangers destijds werden opgevangen na het voltooien van hun missie. ‘Wat, die mietjes!, die al na drie tot zes maanden mochten terugkeren, waarna ze gepamperd werden met uitkeringen en psychologische nazorg. Dat was er voor ons niet bij. Zonder dat ons vooraf iets was verteld, werden we op de boot gezet naar Nederlands-Indië, om daar twee jaar te strijden voor volk en vaderland, en toen het eind in zicht kwam, werd daar nog rustig een jaartje aan vastgeplakt. Bij terugkomst werden we direct vanaf de boot in Rotterdam in een aftandse bus met als ‘bestemming’ Buiten Dienst gepropt, onderweg naar huis kregen we één appeltje voor de dorst en bij aankomst werden we zonder enige plichtpleging voor de deur afgezet. Daarna hoorden we lange tijd niets meer van het Vaderland. We moesten zelf maar uitzoeken hoe we ons leven weer op de rit gingen zetten. Het woord ‘nazorg’ kwam in ons woordenboek niet voor’.  Gelukkig zorgde de rechtlijnige Krijn aansluitend voor wat relativerend tegenwicht, maar deze felle aanklacht, recht uit het hart,  tegen het in gebreke blijven van Vadertje Staat zal menig bezoeker in De Kring regelmatig uit de mond van hun eigen vader en grootvader hebben gehoord.

Aan deze onvergetelijke theaterervaring moest ik al snel weer terugdenken bij het lezen van het boek ‘Fons Jansen – Intieme gedachten over God, Liefde en Dood’.  Uitgeverij Balans. Een uitermate leuke vondst gedaan bij De Koopjeshal in Roosendaal. In dit postuum uitgebrachte boek zijn diverse gedachten van de rustige, bescheiden theatermaker vastgelegd, afkomstig uit de briefwisseling die hij van 1972 tot zijn dood in 1991 met zijn vriendin Ricky Mullenders onderhield. Het is bij velen waarschijnlijk niet bekend dat Fons Jansen al een militaire carrière achter de rug had voordat hij het publiek als cabaretier inwijdde in de deels verborgen  wereld van ‘De Lachende Kerk’. Na de Tweede Wereldoorlog begon hij op twintigjarige leeftijd als nieuwslezer bij de KRO. Zijn militaire dienstplicht greep hij in 1946 aan om de officiersopleiding op het KMA in Breda te volgen. Als officier vertrok Jansen in 1948 naar Indië. In Djakarta maakte hij vier uur per dag een radio-strijdkrachtenprogramma, aangevuld met een radio-burgerprogramma. Een jaar later trok hij verder naar Soerabaja met de opdracht om daar een strijdkrachtenprogramma vorm te geven. In 1950 was hij terug in Hilversum, waar hij bij het ANP aan de slag ging. In de briefwisseling rept hij nauwelijks over zijn militair verleden.  Als oud-bevelhebber Raymond Westerling, berucht vanwege de bloederige zuiveringsacties tegen het Indonesische verzet in Zuid-Celebes waar hij leiding aan gaf,  in 1987 op 68-jarige leeftijd komt te overlijden,  maakt Fons Jansen een uitzondering.  

1987 – Ineens zijn door de dood van Westerling de Indië-misdaden weer in het nieuws. Een duistere zaak. Bij het KNIL was het het ergste. Uit een soort wraak op Japanse hardhandigheid. Bij ons dienstplichtigen (120.000 man) was een zekere onverschilligheid of de Indonesiërs nou wonnen of wij, tenslotte was het hun land. Maar de KNIL-soldaten zagen hun land verdwijnen: Nederlands-Indië. Wij zaten met ons radiowerk ‘rustig’ in Djakarta en hoorden wel eens wat. We konden het ons indenken. Als je slapie weerzinwekkend verminkt aan een boom hing midden in een dorp, dan zou ik waarschijnlijk ook het hele dorp hebben platgebrand. Vergeet niet: het was een guerilla-oorlog, geen onderscheid tussen militairen en burgers. De Indonesiërs ondermijnden wegen. De ontsteking van een mijn werd verbonden aan een touwtje. Aan de andere kant van het touwtje zat een vijfjarig kind met de opdracht: als er een auto passeert aan het touwtje trekken. Gevolg: soldaten begonnen op ieder kind langs de weg te schieten. En kwamen bij ons – in de rustige stad – uitrusten en uithuilen. Moest je dan zeggen: oorlogsmisdaden? Oorlog is hoe dan ook dirty. Ik heb slechts een keer hoeven schieten. Toen had ik in Soerabaya een wilde hond overreden. Hij was dodelijk gewond. Ik zette mijn pistool op zijn kop maar het pistool klikte, - want het zat op de veiligheidspal.  Mijn slapie Harry Hofmeester verbeterde me en gaf de hond een nekschot. Het foute dat er gebeurde, gebeurde uit wraak of zelfbescherming. In chaos. Oorlog is altijd chaos. Tenslotte vecht iedereen voor zichzelf: om in leven te blijven. Maar je kunt ook een boek schrijven over het goede dat er door al die dienstplichtigen is gedaan in de gepacificeerde gebieden. Ze hebben de bevrijding van Indonesië versneld doordat ze zich totaal a-koloniaal opstelden. Ze waren uit Schin op Geul overgeplaatst naar een Kampong in Java. Ze hadden niet al die koloniale vooroordelen. Een garagemonteur was opgeklommen tot sergeant en werd de hoogste in rang in een gebied zo groot als de provincie Utrecht. Ik heb wat met mijn oren staan te klapperen.   

Ik vraag me af of een boek ‘over het goede dat er door al die dienstplichtigen is gedaan in de gepacifieerde gebieden’ wel besteed is aan de in 1970 geboren advocaat en hoogleraar Liesbeth Zegveld. In Zegvelds tunnelvisie op de kwestie Nederlands-Indië, ingegeven door een ongezonde dosis anti-patriottisme, zal vast geen ruimte meer zijn voor ‘oog hebben voor de Nederlandse slachtoffers van de misdadige guerillastrijders’. Op die tunnel heeft de constant stappen tegen de Nederland Staat nemende Zegveld waarschijnlijk al lang stevige oogkleppen bevestigd.    


Vrijdag 14 april 2017

ACTEUR MONGIANO TRAD OP VOOR LEGE ZAAL

Hij had de voorgaande nacht vanwege de spanning geen oog dicht gedaan. Hij kon dus ook niet zo maar naar huis gaan toen de kassajuffrouw hem op het moment suprême de voor een rechtgeaarde artiest ‘dodelijke’ mededeling moest doen dat er geen enkel kaartje verkocht was. Lee Towers mag dan ooit de legendarische woorden ‘Je treedt op voor de mensen die er zijn en niet voor de mensen die er niet zijn’ hebben uitgesproken, maar je monoloog afdraaien voor louter lege stoelen is ook weer zo wat. Toch besloot de Italiaanse acteur Giovanni Mongiano tot dit laatste ofschoon niemand zich had gemeld bij de kassa van het Teatro del Popolo in Gallarete. Mongiano greep deze bijzondere voordracht niet alleen aan om zijn ‘pure liefde voor het theater’ te betuigen, tevens benadrukte hij na de voorstelling  ‘dat hij zijn landgenoten met een afnemende interesse voor podiumkunsten’ op deze wijze wilde provoceren.
Maar ook een groot aantal vakgenoten kreeg een trap na. Vooral ‘de luie acteurs die tegenwoordig op de planken uit hun script voorlezen in plaats van hun tekst te onthouden of te improviseren’ mochten zich aangesproken voelen.  Ondanks dat de theaterdirectie twijfelde aan de zin van de missie van deze uiterst principiële acteur liet ze Mongiano toch maar begaan. Iemand naar huis sturen met een levensgroot trauma als mogelijk gevolg was een verantwoordelijkheid die het Teatro niet aandurfde. Met zijn persoonlijke assistente Paula Vigna, tevens zijn licht- en geluidstechnicus, als enige getuige, begon Mongiano vol goede moed aan zijn één uur en twintig minuten durende monoloog ‘Improvvisazioni di un attore che legge’ (improvisaties van een lezende acteur). Niet bekend is of Vigna haar meester na afloop heeft beloond met een daverend applaus. Ook is duister hoe de theaterdirecteur die ongetwijfeld tachtig slopende minuten heeft doorgebracht. Mongiano heeft er in ieder geval een mooie recensie aan overgehouden in de Italiaanse krant Corriere della Sera. In de visie van de afwezige recensent heeft de acteur een ware masterclass gegeven aan alle wegblijvers. ‘Het idee dat er iets gedaan kan worden zonder dat het door iedereen wordt gezien, puur voor het plezier of omdat iemand vindt dat het moet, lijkt bizar en is daarmee heel erg artistiek’, aldus de verslaggever die wijselijk niet vermeldt waarom hij zelf geen (pers)kaart had gereserveerd voor deze voordracht. Zijn slotconclusie roept echter wel vragen op. Ik heb het verwekken van kinderen in ieder geval nooit als iets ‘heel erg artistiek’ beschouwd. Sommige pleziertjes zijn ‘zonder dat ze door iedereen gezien worden’ nu eenmaal leuker dan plein public.


Donderdag 13 april 2017

"ENSCENE 4" VAN DANSSCHOOL ENCORE IN DE KRING

Dansschool ENcore neemt net als vorig jaar jong en oud mee in De Kring in een nieuwe en weer uitdagende voorstelling. De show staat dit jaar in het teken van ‘interculturaliteit en diversiteit’.
‘Anders zijn’ maakt ieder van ons interessant en uniek. Al dansend komen de kinderen en jongeren in aanraking met verschillende culturen, maar ook met het respecteren van elkaars verschillen. Ze ontdekken verrassende muziekstijlen en -instrumenten, nieuwe talen, lokale kledingdracht, verschillende levensstijlen en nog veel meer. We bieden hen een ontmoeting met het onbekende, want onbekend is onbemind. En wat zou het toch mooi zijn om ietsje meer van elkaar te houden. Onze dansers delen graag hun passie met het publiek!’, aldus Encore. Zie voor meer informatie: www.dansschoolencore.be. De voorstellingen zij n op vrijdag 26 mei om 15.00, vrijdag 26 mei om 19.00 uur, zaterdag 27 mei om 15.00 uur, zaterdag 27 mei om 19.00 uur. 


Donderdag 13 april 2017

REPUTATIE ALS TONPRAOTER LEVERT ROB SCHEEPERS EXTRA PUBLIEK

Veel bezoekers in De Kring woensdagavond die je daar doorgaans niet ziet.  Piet Baselier van café The Black Horse heeft de jonge conferencier Rob Scheepers op bezoek gehad tijdens zijn jaarlijkse tonpraotavonden. ‘Ik vond hem toen bijzonder amusant. Ook heb ik hem daarna in een regulier programma aan het werk gezien. Dat beviel me ook wel. Deze kans om Rob in onze eigen schouwburg aan het werk te zien, wilde ik dan ook niet laten lopen’.  De eveneens aanwezige carnavalscoryfee Henk de Bot ( D’n Enk van de Swaree)  zal er ook wel zo over gedacht hebben. Hij is ook bepaald geen regelmatig gezicht in de Kring.  

Het begin van de voorstelling was dan ook een feest der herkenning voor artiest en publiek. In beide gevallen ook letterlijk. En passant deed Scheepers ook nog even uit de doeken waar de benaming ‘tonpraoten’ vandaan komt. “In deze periode kun je als conferencier aardig bij verdienen. Weekeinden van vijfduizend euro zijn geen uitzondering. Als je dat een beetje weet op te rekken tot twintig weken verdien je dus twintig keer vijfduizend euro en dan kom je op een ton uit’, aldus zijn voor de hand liggende verklaring.  Scheepers weet op een zeer natuurlijke manier het gesprek met een aantal bezoekers aan te gaan, waarbij hij iedereen in zijn waarde laat. Dat is ook het leukste onderdeel van zijn eerste solovoorstelling.  Zodra hij aan zijn eigenlijke verhaal begint, dan zakt het allemaal wat in. Amusant blijft het hier en daar wel.  Rode draad in dat ‘eigenlijke verhaal’ is een reis die hij in 1992 met zes vrienden naar het toenmalige Tsjecho-Slowakije maakte. Tegen beter weten in – je moet jeugdherinneringen nooit overdoen, geeft hij zelf aan-  spreken ze af om dat 25 jaar later opnieuw te doen.  Praag is dan al lang de hoofdstad van Tsjechie en ook in andere opzichten is de wereld van toen nogal drastisch veranderd.  Goedkoop is het midden-Europese land nog steeds. Wat toen elf kronen kostte, kost nu bij wijze van spreken 18 kronen (het land behoort nog niet tot de eurozone). Aan de jeugd van nu legt hij graag uit wat destijds de geneugten waren van cassettebandjes en fotorolletjes.  Voor de twintigjarige jongen in het publiek tot wie Scheepers het woord richt, zijn dat ongetwijfeld onbekende fenomenen. De voorstelling kabbelt gezellig zonder hoogte- of dieptepunten anderhalf uur voort. Langer had het ook niet moeten duren. Het is een show zonder liedjes en die afwisseling had ‘Schroot’ best kunnen gebruiken.

Rob Scheepers – Schroot.  Gezien door  Jaap Pleij op woensdag 12 april in de kleine zaal van De Kring.  


Woensdag 12 april 2017

BINNENSTADSDIRECTIE KOST ROOSENDAAL DIT JAAR €183.700

De gemeente Roosendaal  fungeert ook dit jaar als melkkoe voor het bureau StratAct. Uit het WOB-verzoek dat de PVC heeft ingediend op het Stadskantoor blijkt dat de binnenstadsdirectie, bestaande uit Rob de Jong (0,5 dag per week) en Samantha van Rooij (3 dagen per week), de Roosendaalse belastingbetaler in 2017 183.700 euro, exclusief BTW, gaat kosten. Dat is een aanzienlijke stijging ten opzichte van het vorig jaar. Toen bedroeg de maandelijkse vergoeding voor het duo 15.000 euro, dit jaar komt het maandbedrag uit op 16.700 euro. Oftewel  een verhoging van ruim 11 procent. Niet duidelijk is waar deze stijging op is gebaseerd.  De gemeente heeft zich beperkt tot het overleggen van de gevraagde documenten,  en weigert antwoord te geven op de door de PVC gestelde vragen.
De eenmanspartij is dan ook allerminst te spreken over de reactie.  ‘Naast de absurde vergoedingen heb ik de gemeente om een compleet overzicht van de concrete werkzaamheden en beoogde resultaten gevraagd. Het antwoord is ronduit verbijsterend. De gemeente meldt ‘doodleuk’ dat het overzicht niet beschikbaar is en er geen eindrapportage is gemaakt. Voorts weigert de gemeente te vertellen hoe lang de verbintenis na 2017 nog doorloopt en wat nu in de ogen van het College na zoveel jaren de meerwaarde is van deze binnenstadsdirectie. Ik denk eerlijk gezegd dat de gemeente hier gewoon met de mond vol tanden staat en dat de meerwaarde niet aantoonbaar is.  De binnenstadsdirectie zit in het pakket van VVD-wethouder Cees Lok en deze ondermaatse reactie is het zoveelste bewijs dat de VVD een ware ramp is voor Roosendaal. Echt onbegrijpelijk dat de gemeenteraad deze ergerniswekkende alsmaar doorgaande geldverspilling zo maar accepteert’, aldus de PVC.  Uit de informatie van StratAct blijkt datde binnenstadsdirectie  elk kwartaal een updaterapportgage geeft van de voortgang van de activiteiten. Dit staat dus in schril contrast met de bewering van de gemeente dat dit overzicht niet beschikbaar is. De PVC gaat het College hier nader over aan de tand voelen en inzage eisen in deze updaterapportage. Voorts ziet de PVC deze reactie als het zoveelste bewijs van de onwil van de gemeente om op een openhartige wijze te communiceren met de politiek en de burgers. De Commissaris der Koning, Wim van de Donk, zal hiervan dan ook in kennis worden gesteld.  Het dossier dat de PVC bij de Provincie heeft opgebouwd over het ‘functioneren’ van dit dagelijks gemeentebestuur is, heeft inmiddels de omvang van een boekwerk


Woensdag 12 april 2017

"GARE DE LYON" IS IETS TE KORT EN KRACHTIG

Een enkele ondeskundige tong mag dan wel plein public beweren dat Roosendaal en toneel geen gelukkige combinatie is, maar het spannende- en muzikale theaterstuk ‘Gare de Lyon’ bewees in de dinsdagmiddagserie van De Kring het absolute tegendeel. De trotse programmacommissie van de dinsdagmiddagserie mocht kort voor aanvang voor de tweede achtereenvolgende keer constateren dat de voorstelling praktisch uitverkocht was.  Publiciteitsman Henk Raats zette er wederom keihard de schouders onder om extra publiek naar De Kring te lokken en die aanpak werkt wonderwel. Jan-Willem Rozenboom was op 7 maart een voltreffer met het Theatercollege Bach, Gare de Lyon deed daar niet voor onder. Raats vermoedt dat zijn persoonlijke- en gerichte benadering van de doelgroep net als de vorige keer circa zestig bezoekers heeft gescheeld. Wellicht een idee voor de nieuwe clusterdirecteur Jan-Hein Sloesen om hem met de promotie voor het gehele (toneel)aanbod te belasten

De inspanningen van Raats waren niet tevergeefs, deze toneelvoorstelling was absoluut de moeite waard. Tijdens de preview in mei vorig jaar konden Eddy Haers en Freddy van Erven van de programmacommissie de bezoekers een klein voorproefje van ‘Gare de Lyon’ voorschotelen. De reacties waren toen bijzonder lovend en deze levende promotie gaf de kaartverkoop een flinke duw in de goede richting. De nieuwe dinsdagmiddagserie wordt op dinsdag 23 mei vanaf 14.00 uur opnieuw op een feestelijke wijze gepresenteerd.  De veelal oudere bezoekers kregen een verhaal te zien dat in een aantal gevallen tot hun persoonlijke geschiedenis behoort. ‘Gare de Lyon’ is gebaseerd op een ware gebeurtenis over Rachel en Gerard,  twee jong geliefden in het Parijs van 1942. Als de Duitsers de stad der liefde bezetten –hoe wrang-  verlaat Rachel vanwege haar Joodse achtergrond Parijs, terwijl Gerard haar op de trein naar Marseille zet en zelf zijn toevlucht zoekt tot het verzet.  Pas dertig jaar terug zien ze elkaar terug, het publiek is er getuige van hoe ze die drie decennia zijn doorgekomen.   Al die jaren sleept Gerard zich elke eerste dinsdag van het nieuwe kwartaal om klokslag twaalf uur naar het Parijse station Gare de Lyon, in de hoop zijn jeugdliefde Rachel daar weer te zien. Zo hebben ze dat bij het afscheid nu eenmaal afgesproken en die afspraak is heilig voor Gerard. Alle rollen die voorkomen in deze nieuwe toneeltekst van Wies Venmans worden gespeeld door Jette van der Meij en Bartho Braat.  Regisseur Ad de Bont heeft gekozen voor een fragmentarisch karakter, waarbij heen en weer sprongen in de tijd worden gemaakt. Die vormgeving stelt naast de acteurs hoge eisen aan het publiek.
Jette van der Meij en Bartho Braat bedienen zich van ingetogen, sober  spel, afgewisseld met een aantal liederen die de belangrijke gebeurtenissen en emoties extra accentueren.  De rollen kenmerken zich door een miniem verschil in mimiek en stemgebruik. Van fysieke transformaties is nauwelijks sprake. Meer is ook niet nodig om het juiste effect te bereiken. Het tijdsbeeld is gevisualiseerd op een groot projectiescherm op de achterwand met historische filmfragmenten die aangeven of de scene zich in een trein, een dorpsstraatje of aan de voet van de Eiffeltoren afspeelt. Die beelden samengesteld door Michael Helmerhorst zijn een welkome aanvulling op de Franse sfeer en  de ritmische cadans van een trein die via Lyon naar Marseille raast. Het is ook een verademing om twee acteurs aan het werk te zien die constant uitstekend verstaanbaar zijn en over een prima dictie beschikken,  wat helaas al lang geen vanzelfsprekende zaak meer is op het podium.  De eindscène, waarin de twee geliefden elkaar dertig jaar na dato terugvinden, komt voor mijn geval iets te vroeg.  Sommige scenes verdienen een wat diepere uitwerking en ik betreur het dat de door Rachel gebaarde en gedwongen afgestane baby geen fysieke rol in het geheel speelt. Dat zou een mooie aanvulling geweest zijn op het gebodene en op het ten tonele gevoerde talent van de acteurs. 

Gare de Lyon – met Jette van der Meij en Bartho Braat. Regie Ad de Bont. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 11 april in de kleine zaal van De Kring. 


Maandag 10 april 2017

DAMES KRAFTWELL SLUITEN SEIZOEN AF MET VERLIES

Het is het eerste vrouwenteam van volleybalvereniging Krafwell zaterdagavond in de sfeervolle sporthal D’n Dijck niet gelukt om het seizoen met een overwinning af te sluiten. Na een grotendeels gelijk opgaande wedstrijd trokken de dames van Somas Activia met 2-3 aan het langste eind. De veelal blonde schonen uit het Land van Cuijk begonnen voortvarend aan de wedstrijd. Het krachtsverschil was bijzonder groot, maar door onnodige slordigheidjes kon Kraftwell de tegenstander toch aardig bijbenen.
Na een prachtige rally bij de stand 18-24 ging het punt naar de Roosendaalse vrouwen, maar al snel was deze eerste set met 19-25 in de pocket voor  Somas Activia. In de tweede set kwam Kraftwell sterk terug. Dankzij agressief aanvalsspel gingen ze aanvankelijk stevig aan de leiding, halverwege ging de strijd echter gelijk op. Bij 23-23 maakte de serveerster uit Sint Antonis een onnodige opslagfout en daarna trok Kraftwell de stand via een krappe 25-23 weer recht. In de derde set was Kraftwell beduidend sterker, bouwde aanvankelijk een grote voorsprong op, maar bracht zich door onnodige fouten opnieuw in de problemen. De voorsprong slonk zienderogen. Via een uiterste krachtsinspanning ging de winst toch met 25-21 naar de thuisclub. Somas Activia zette daarna alles op alles om te voorkomen dat ze met een nederlaag zou worden teruggestuurd naar het Cuijkse land. Dat lukte wonderwel. Met 21-25 (vierde set) en 12-15 (vijfde en beslissende set) had Kraftwell na twee uur zware strijd toch het nakijken. De sfeer in D’n Dijck was gedurende de gehele wedstrijd uitstekend en ook de scheidsrechters kunnen terugkijken op een nagenoeg vlekkeloos gefloten wedstrijd.  


Maandag 10 april 2017

UITSTEKEND PALMZONDAGCONCERT VAN VOX JUBILANS EN RSO

Gemengd Koor Vox Jubilans en het Roosendaals Symfonie Orkest hebben de handen ineen geslagen om de laatste 7 woorden van Jezus aan het kruis, ofwel ‘Les Sept Paroles du Christ en Croix’  van César Franck, in een muzikale happening om te zetten. Het publiek kon daar op Palmzondag 9 april getuige van zijn in de sfeervolle St. Josephkerk aan de St. Josephstraat.  Bijna honderd jaar is het bestaan van dit imposante werk van de Belgische componist César Franck (1822-1890), voor solisten, koor en orkest, volledig onbekend gebleven. Het werd voltooid in Parijs in 1859  en het is gedurende Francks leven waarschijnlijk nooit uitgevoerd.

De muzikale leiding van dit concert was in handen van Gunita Kronberga en Martyn Smits. Voor de solopartijen waren sopraan Anna Emelyanova,  tenor Pim van Drunen en bariton Marcel van Dieren gecontracteerd. De concurrentie en de verleidingen van het mooie weer ten spijt was de Josephkerk goed bezet. Kronberga wist de uitvoerenden naar grote hoogten te leiden. Vooral in de vurige passages was het voor de toeschouwers genieten geblazen.   Het concert maakte weer eens duidelijk dat dit kerkgebouw uitstekend geschikt is voor dit soort groots opgezette werken. De zichtlijnen zijn vrijwel overal uitstekend en de akoestiek is de instrumenten goed gezind. Dat gold bij deze uitvoering helaas niet voor de microfoonversterking, waardoor het welkomstwoord en de toelichting van Martyn Smits op een door hem uit te voeren orgelwerk navenant onverstaanbaar waren.  
Het is wel heel goed mogelijk dat Franck een uitvoering had gepland voor de passietijd in 1860. Het feit dat Théodore Dubois  inmiddels kapelmeester aan de Ste. Clotilde was geworden belast met de koormuziek zou een verklaring kunnen zijn voor het niet doorgaan van een uitvoering van het stuk tijdens het leven van Franck. Daarna verdween het stuk 95 jaar volledig uit het zicht. Het wordt niet in de Franck-biografieën vermeld.
In 1954 verkocht een particulier het manuscript van een honderdtal pagina's aan de Universiteits Bibliotheek van Luik, Franck's geboorteplaats. Twintig jaar later (in 1975) stuitte Armin Landgraf tijdens zijn onderzoek naar de kerkmuziek van Franck op het voor de muziekwereld volledig onbekende manuscript in de Luikse UB. De publicatie in 1975 van Landgraf's studie over de kerkmuziek van Franck  ontrukte het stuk aan de vergetelheid. De spoedig op die publicatie volgende première in 1977 van Les Sept Paroles 3 was waarschijnlijk de eerste uitvoering ooit. Het stuk verscheen in 1977 bij Carus Verlag in druk onder de Duitse titel Die Sieben Worte Jesu am Kreuz, die vaak slaafs wordt nagevolgd. Volgens de regel van de katholieke kerk -vrouwen mochten niet zingen in de kerk- is Les Sept Paroles geschreven voor een koor van jongenssopranen en driestemmig mannenkoor.
Opvallend genoeg heeft organist Franck in dit stuk afgezien van een orgelpartij, terwijl dat in veel kerkmuziek voor koor en orkest wel gebruikelijk was. Daarnaast koos hij voor opera-achtige ariose delen voor solisten en koor, die de compositie soms een onverwacht frivole wending geven. In de bijbelboeken van de vier evangelisten die het leven en sterven van Jezus bespreken (Lucas, Johannes, Markus, Mattheus) spreekt Christus tijdens de kruisiging in totaal zeven zinnen uit. Aan deze 'Zeven laatste woorden' heeft het Christendom altijd een grote betekenis gegeven. Daarbij werd aan het getal 7 (vergelijk de 7 dagen van de week, de 7 hoofdzonden) een symbolische waarde toegekend. Deze zeven kruiswoorden kunnen worden uiteengezet als: vergeving, heilsverwachting, mede-lijden, verlatenheid, lijden, verlossing, godsvertrouwen.  De bezoekers kregen deze middag dus heel wat emotionele bagage te verwerken. 


Zondag 9 april 2017

FUSE MET CORNELIS VREESWIJK-HOMMAGE NAAR ZWEDEN?

Terwijl de terrasjes op de Markt al langzaam volstroomden met vroege zonaanbidders, togen de cultuurliefhebbers zondagochtend naar De Kring voor een geheel andere lentebelevenis. Ze zijn jong, ze zijn fris, ze zijn zes mens sterk (met drie jongens en drie meisjes keurig in balans) en ze waren deze ochtend al vroeg uit hun woonplaats Amsterdam vertrokken voor hun derde concert van dit weekeinde.
Sinds Fuse als huisband aan het populaire muziekprogramma Podium Witteman is verbonden, gaan ze bovendien als een raket, zo is in de theaterboekjes te lezen. Zo snel raasden ze gelukkig niet over de Rijksweg om Roosendaal te trakteren op een boeiend en afwisselend zondagochtendconcert. Een duidelijke frontman of frontvrouw heeft Fuse niet. Om de beurt, de bassist uitgezonderd, richten ze het woord tot het publiek om de volgende stukken uit het repertoire toe te lichten. Voor de vaste kijkers naar het programma van Paul Witteman herbergen ze nauwelijks geheimen meer. Voor degenen in de zaal die op dit tijdstip doorgaans op Studio Sport afstemmen, was de combi van contrabas, percussie en strijkkwartet misschien wel een openbaring. Recentelijk waren ze in Zweden voor een uitgebreide tournee en hun muzikale verrichtingen werden daar zo enthousiast onthaald dat ze door menig Zweed al als de opvolger van Cornelis Vreeswijk worden gezien. Voor de jongere generatie: de Nederlandse bard Cornelis Vreeswijk was gedurende zijn veel te korte leven mateloos populair bij onze meest noordelijke buren. Het land kent zoveel jaar na zijn overlijden nog steeds een uitgebreide Cornelisherdenking.
Geboren in IJmuiden verhuisde hij op jonge leeftijd naar Zweden, waar hij een van de meest invloedrijke artiesten van de 20e eeuw werd. Tot aan zijn vroegtijdige dood maakte hij er meer dan 30 platen. Folk, blues, rock, samba: de Zweedse muziek van Vreeswijk kent vele kanten. Zijn unieke stemgeluid, zijn ijzersterke teksten en zijn turbulente levenswandel maakten hem tot een uniek fenomeen in de Scandinavische wereld. Het werelddeel stond op zijn kop toen hij in de zestiger jaren een ode bracht aan Celia Lund, waarin de verhouding van een zestienjarig meisje met een veel oudere man wordt bezongen. Uitermate heftige thematiek in die tijd, zelfs in een progressief land als Zweden.
In Nederland is de naam Vreeswijk verbonden aan nummers als ‘De Nozem en de Non’, ‘Veronica’ en ‘Misschien wordt het morgen beter’. In Zweden heeft Vreeswijk inmiddels een legendarische status. Er is een Cornelis Vreeswijk Gezelschap, een Cornelis Vreeswijk Stichting, een jaarlijks muziekfestival rond zijn muziek en een Vreeswijk cultuurprijs. In Stockholm is zelfs een park naar hem vernoemd. Wellicht een idee voor Fuse om nog eens met een speciaal Cornelis Vreeswijk-programma terug te keren naar Zweden. Het publiek in De Kring moest het deze ochtend onder anderen doen met Bartok, Zappa en Brubeck en vurige Ierse klanken. Shostakovich, Ellington en Coltrane gingen eveneens in de blender. Ook de wijze waarop de muzikanten hun instrument beroeren, is het aankijken meer dan waard. Dat was in ieder geval de reden voor Bep en Leon Linders van slagwerkgroep Rondomtrom om in de pauze van plek te veranderen. Ze wilden per se een vrij zicht hebben op de percussionist/slagwerker. Vanuit hun professie een logische wens. 


Zaterdag 8 april 2017

ONDERWEG NAAR EEN VERDWENEN FABRIEK

Mijn wekelijkse wandelingetje naar De Koopjeshal wordt ’s middags laat ter hoogte van de Westelijke Havendijk met donderend geraas verstoord door een vrachtwagengevaarte.  Het is het ondermaatse gedeelte van het wegdek waar je als voetganger altijd op je hoede moet zijn voor tegemoetkomend, gemotoriseerd verkeer.  Ons gemeentebestuur kijkt qua renovatiewerkzaamheden nu eenmaal niet verder dan de Stadsoeversneus lang is.  Voetgangers die het nabije buitengebied als doel hebben, moeten zelf naar zien hoe ze die risicovolle tocht zonder kleerscheuren overleven. De imposante achtwieler  komt op enkele meters afstand van mij midden op de weg tot stilstand. Het raampje gaat open en kort daarna wappert een officieel uitziend document mij tegemoet.  De chauffeur schijnt in te zien dat dit zo niet werkt en trekt het papier terug. Dan gaat de deur open en strompelt een vermoeid ogende  en armoedig geklede wegslaaf mij tegemoet.
Zijn Oost-Europees gebrabbel doet vermoeden dat hij hier in de buurt moet zijn om van zijn lading verlost te worden en bij gebrek aan andere passanten ziet hij mij nu als zijn messias die het verlossende woord moet spreken.  Het geluid dat hij voortbrengt heb ik vaker gehoord tijdens mijn rondgangetjes door de Molenstraat wanneer ik op weg ben om bij De Koopjeshal aangetroffen sportboeken in de brievenbus van een mij goedgezinde stadgenoot te laten ploffen.  ‘Polski?’ , trap ik een half open deur in.  Hij knikt enthousiast van ‘ja’.  Gesterkt door deze binnenkomer duwt  hij me het document onder de neus dat zojuist nog wapperend voor me op en neer ging. Tussen de Oost-Europese woordenbrij ontwaar ik een adres dat duidelijk maakt dat er met het richtingsgevoel van de  Poolse spullenverplaatser niets mis is. ‘Oostelijke Havendijk….lees ik, waarna het papier even mistig wordt.  Als die mist is opgetrokken, herken ik ook onmiddellijk het bedrijf waar hij met zijn vracht naar toe moet.  Alleen, de fabriek die met dat adres correspondeert is amper een week eerder tegen de vlakte gegaan.   Geen idee waar de bedrijvigheid nu is ondergebracht. Ga dat maar eens uitleggen in het Pools. Ik wijs hem op de lange leegte aan de overzijde en stamel  ‘fabriek foetsie’.  Om er nog op zijn Ruud Gullits aan toe te voegen ‘You Know!’ Hij kijkt me even niet begrijpend aan, maar dan valt plots het kwartje. ‘Ahhhuuu, kaput!’ Nu is het mijn beurt om gezwind van ‘yes’ te knikken. Alleen schiet hij daar geen fluit mee op. Mijn blik richt zich nu op zijn schoenen. Exemplaren waar ik nu niet graag is zou staan en niet alleen omdat ze tot op het laatste spijkertje versleten zijn.   De Pool kijkt verslagen en moedeloos om zich heen. Wat is nu wijsheid? Ik kan die arme drommel natuurlijk niet in zijn sop laten gaar koken en verwijs hem daarom met handen en voeten naar de nabije Vrachtwagenparking aan de Jan Vermeerlaan.  Daar kan hij in ieder geval de nacht doorbrengen, zodat hij de volgende ochtend monter en uitgerust aan zijn nieuwe zoektocht kan beginnen. Wie weet, weten zijn landgenoten die massaal in pensions aan de Molenstraat verblijven, wel raad. Het is me echter te ingewikkeld om dat de chauffeur ook nog aan zijn verstand te peuteren. Als hij aanstalten maakt om weer in zijn stalen ros te klimmen in de door mij gedirigeerde  richting schiet hem plots nog iets te binnen. Uit zijn borstzakje peutert hij een beduimeld kaartje tevoorschijn.  Ook dat adres herken ik.  Mijn nieuwe Poolse vriend is kennelijk niet voornemens om het hoofd nu al ten ruste te leggen.  Op het kaartje staat namelijk het adres van een berucht Roosendaals bordeel afgedrukt, met daaronder in handgeschreven letters, dik onderstreept bovendien, de naam van een ongetwijfeld gewillige Thaise werkneemster van dat dienstverlenende bedrijf.  Hij vraagt of liever gezegd wenkt mij mee te rijden,  zodat ik hem de weg kan wijzen, maar zo ver van mijn eigen bestemming voel ik me ook weer niet geroepen als ad hoc stadsgids.  Deze Poolse Landdag krijgt zodoende een abrupt einde!        


Zaterdag 8 april 2017

ROOSENDAAL HULDIGT ZIJN SPORTKAMPIOENEN

Snowboarder Niek van der Velden en atlete Elizeba Cherono zijn vrijdagavond tijdens het jaarlijkse Sportgala in De Kring uitgeroepen tot respectievelijk sportman en sportvrouw van het jaar. Het zwemteam van Hieronymus mag zich een jaar lang sportploeg van de gemeente Roosendaal noemen. Tot talent van het Jaar werd waterpolospeler Jamie Vlieger uitgeroepen. Daarmee kreeg zijn selectie voor Jong Oranje ook een lokale waardering. Voor de prijsuitreiking was oud-tennisprof Jacco Eltingh ingehuurd. Hij kweette zich op een enthousiaste- en uiterst professionele wijze van zijn taak. Hij schroomde zelfs niet om als het zo uitkwam de rol van presentator op zich te nemen. Wethouder van sportzaken, Toine Theunis, assisteerde Eltingh bij de huldiging van de 84 sporters die in 2016 een of meerdere kampioenschappen in de wacht hebben gesleept. De organisatie was gelukkig zo verstandig om deze keer de grote zaal voor het Sportgala te reserveren, in het verleden is gebleken dat de kleine zaal zich daar niet voor leent. Maar ook op het grote podium kreeg de organisatie met de nodige tegenslag te kampen. De techniek weigerde aanvankelijk alle dienst, waardoor de fotopresentatie de mist inging. Terwijl Jacco Eltingh voor het rode doek zijn peptalk afdraaide, werd er achter de schermen verwoed naar een oplossing gezocht. Dat lukte uiteindelijk, waardoor in ieder geval de filmportretten die Hans Lips van ERSA van de genomineerden had gemaakt, vertoond konden worden. Gelukkig maar, want Lips had er ware kunstwerkjes van gemaakt. Tussen de sportieve bedrijven waren er dansdemonstraties van Dynamo.  

Snowboarder Niek van der Velden werd verkozen boven tennisser Tim van Rijthoven en atleet Eltjo van Mechelen. Bij Van Rijthoven stond het huilen ook vanwege een andere reden nader dan het lachen. Eltingh suggereerde terecht dat hij op dat moment liever in een tropisch oord zijn kunsten zou vertonen. Een hardnekkige polsblessure kluistert de ambitieuze tennisspeler echter al geruime tijd aan huis, waar hij zich ‘doelloos en nutteloos’ voelt. Van Mechelen was al zeer blij met zijn nominatie, zeker toen de presentator hem er fijntjes aan herinnerde dat hij in zijn eentje beduidend ouder is dan zijn twee medegenomineerden samen. De atleet van THOR is als suikerpatiënt tevens ambassadeur van de Bas van de Goor Foundation, een onderwerp waar Lips in het filmportret niet aan voorbij ging.    
Niek van der Velden was bij het Sportgala in 2016 nog het Roosendaals talent van het jaar. De snowboarder, die zich richt op de onderdelen big air en slopestyle, debuteerde via het Rookie Team en de juniorenselectie op het hoogste niveau, oftewel het World Cup-circuit. Hij woont en traint fulltime op Papendal. Bij het WK voor junioren werd Van der Velden vorig jaar 8e in de slopestyle en 7e bij big air. Bij de senioren eindigde hij twee keer als nummer twee bij Europacupwedstrijden in Landgraaf.
Atleet Elizeba Cherono, Roosendaalse sportvrouw van het jaar 2016 en lange afstandsloopster van Keniaanse komaf, liet met charmante tongval weten dat ze  sinds vorig jaar dankzij de liefde in Roosendaal woont. Manlief fungeert ook als haar privécoach, in die hoedanigheid werkt hij al haar trainingsschema’s uit. Ze veroverde al meteen haar eerste Nederlandse titel op de tien kilometer tijdens de Groet uit Schoorl Run, daarnaast won ze de Singelloop Utrecht en werd 10e op het EK veldlopen. Cherono liet bij de verkiezing de winnaar van vorig jaar Manon Vermariën achter zich. De derde genomineerde, speerwerpster Emma van Arendonk, had zich om persoonlijke redenen teruggetrokken van de titelstrijd. Het Sportgala 2016 mag ondanks de technische haperingen als redelijk geslaagd worden beschouwd. Dat neemt niet weg dat dit evenement beter tot zijn recht komt in een sporthal, In De Roos zou daar uitstekend geschikt voor zijn. Hierdoor zou het mogelijk zijn om de huldigingen te ondersteunen met demonstraties van diverse sportdisciplines. Bij sport gaat het immers om de actie. Vanwege de beperkte podiumruimte bleef het actieve sportgedeelte nu beperkt tot een korte demonstratie van een jong meisje dat een tak van Martial Arts beoefent. Het leek wethouder Toine Theunis op dat moment onder goedkeurende blikken van Jacco Eltingh verstandig om een klein stapje opzij te doen.


Vrijdag 7 april 2017

TONEELSTUK OVER KONINGSKWESTIE VOLTOOID

Kort na het uitkomen van de bundel ‘Slotpleijdooi’, enkele maanden terug, is uw trouwe berichtgever  direct gestart met de opvolger, getiteld ‘De Naarstige Nieuwsraper’. Daarnaast zag hij eindelijk ook kans om een start te maken met zijn toneelversie over de laatste levensfase van koning Willem 111, in relatie tot zijn jongste zoon, de in 1884 overleden kroonprins Alexander. Dat schrijfproces is zo vlot verlopen dat de toneeltekst al ‘speelklaar’ is.

Het toneelstuk over de Nederlandse monarchie in de 19e eeuw krijgt als titel ‘Koning Willem III en de zoektocht naar het verdwenen Kistje van kroonprins Alexander’. Het toneelstuk werpt een nieuw licht op wat in Nederland  ‘De Koningskwestie’  is gaan heten. Al jaren gonst het van de geruchten, waar slechts grondig DNA-onderzoek een eind aan kan maken. Dat brengt echter wel het ‘risico’ of de verlossing zo je wilt met zich mee dat onze monarchie op losse schroeven komt te staan. De vraag luidt dan ook of de eed die koning Willem-Alexander in 2013 bij de troonsopvolging heeft afgelegd, wel rechtmatig was. Zijn verre voorvader, Prins Willem-Alexander Paul Frederik Lodewijk, Prins van Oranje-Nassau, koning der Nederlanden (periode 1849-1890) was nogal een (wereld)vreemde- en losbandige snuiter.  Uit het eerste liefdeloze huwelijk met zijn volle nicht, Sophie van Wurttemberg, kwamen drie zonen voort, waarvan de tweede, Maurits, tengevolge van een ongelukkige val in het water, reeds op zesjarige leeftijd kwam te overlijden. Twee jaar na het overlijden van Sophie in 1877 hertrouwde hij met de twintigjarige Duitse prinses Emma van Waldeck-Pyrmont. Hij was toen zestig jaar en zijn losbandige leven zou er, zoals opgetekend door J. G. Kikkert in zijn boek ‘Geheimen van de Oranjes’, voor gezorgd hebben dat hij geen bastaard- en koningskinderen meer kon voortbrengen.  Toch raakte Emma in 1879 zwanger en in augustus 1880 leidde dat tot de geboorte van Wilhelmina, de overgrootmoeder van Willem-Alexander. Bij het overlijden van Willem III in 1890 waren zijn resterende zoons Wiwill en Alexander uit zijn eerste huwelijk reeds overleden en dus werd Emma regentes voor de negenjarige Wilhelmina, het enig overgebleven koningskind.  Als Willem III inderdaad vruchteloos was geworden, betekent dit dat Wilhelmina een andere biologische vader moet hebben. Als mogelijke verwekker wordt zeer vaak jonkheer De Ranitz genoemd, zijn persoonlijk secretaris die later ook de vertrouwelinge werd van Emma en de jonge Wilhelmina. Dit betekent automatisch dat Willem-Alexander ten onrechte op de troon zit, volgens onze Grondwet, vastgesteld onder koning Willem 1. Artikel 24 in hoofdstuk 2 bepaalt namelijk dat het koningschap erfelijk moet worden vervuld door grondwettelijke opvolgers van koning Willem 1, Prins van Oranje-Nassau. Met andere woorden, de negentiende eeuwse Willem-Alexander doet de 20e eeuwse Willem-Alexander met ruim honderdtwintig jaar vertraging de das om. Of koning Willem-Alexander wettelijk recht heeft op de troon zou nader onderzocht kunnen worden via DNA-onderzoek. Maar wie van het koningshuis wil daaraan meewerken?  Willem-Alexander weigert net als moeder Beatrix voor hem pertinent een DNA-test te ondergaan. Zolang daar onduidelijkheid over blijft bestaan, zullen de speculaties niet verdwijnen.  Uw trouwe berichtgever doet in zijn toneelstuk gedetailleerd uit de doeken, grotendeel gebaseerd op historische feiten, hoe de koningskwestie na het overlijden van Willem III in de doofpot is gestopt en tot nu toe is gehouden. Het toneelstuk en de in de afgelopen maanden geproduceerde columns worden in een boekwerk gebundeld, dat binnenkort uitkomt.


Vrijdag 7 april 2017

PUBLIEK HANGT AAN DE LIPPEN VAN "DE VETERANEN"

Tegen het eind van de voorstelling veert het publiek nog eens extra op als veteraan Nico, prachtig vertolkt door Wigbolt Kruijver, fulmineert tegen de wijze waarop de Oud-Libanongangers destijds werden opgevangen na het voltooien van hun missie. ‘Wat, die mietjes!, die al na drie tot zes maanden mochten terugkeren, waarna ze gepamperd werden met uitkerinkjes en psychologische nazorg. Dat was er voor ons niet bij. Zonder dat ons vooraf iets was verteld, werden we op de boot gezet naar Nederlands-Indië, om daar twee jaar te strijden voor volk en vaderland, en toen het eind in zicht kwam, werd daar nog rustig een jaartje aan vastgeplakt.

Bij terugkomst werden we direct vanaf de boot in Rotterdam in een aftandse bus met als ‘bestemming’ Buiten Dienst gepropt, onderweg naar huis kregen we één appeltje voor de dorst en bij aankomst werden we zonder enige plichtpleging voor de deur afgezet. Daarna hoorden we lange tijd niets meer van het Vaderland. We moesten zelf maar uitzoeken hoe we ons leven weer op de rit gingen zetten. Het woord ‘nazorg’ kwam in ons woordenboek niet voor’.  Gelukkig zorgde de rechtlijnige Krijn aansluitend voor wat relativerend tegenwicht, maar deze felle aanklacht, recht uit het hart,  tegen het in gebreke blijven van Vadertje Staat zal menig bezoeker in De Kring regelmatig uit de mond van hun eigen vader en grootvader hebben gehoord. De theaterliefhebbers zijn van de mannen van Het Volk niet anders gewend dan dat de lat uiterst hoog wordt gelegd. Met de in het Nederlands vertaalde versie van dit oorspronkelijk Friese stuk hebben de heren Wigbolt Kruijver en Bert Bunschoten het bijna onmogelijke gepresteerd door zichzelf nog eens fors te overtreffen.  Als twee oud-militairen, de gereformeerde Krijn en de katholieke Nico, ontmoeten ze elkaar bij de Dodenherdenking waar ze een vast onderdeel zijn van de erewacht. Krijn stond daar vroeger met een andere (recentelijk overleden) kameraad, maar bij het doornemen van de adresgegevens met nog levende oudgedienden stuitte hij toevallig op zijn tegenpool Nico. Ondanks dat hun levens en inzichten hemelsbreed uit elkaar liggen, kunnen ze het staande bij het Monument toch redelijk met elkaar vinden.  Die ontmoetingen omspannen de periode 1984-2018, en in die 34 jaar gebeurt er heel wat in de herfst en winter van hun bestaan. Krijn was in de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet. Nico liep na een lange onderduikperiode pardoes tegen de lamp, waardoor hij de rest van de oorlog vanwege de Arbeidsinzet als dwangarbeider moest doorbrengen in een Duitse fabriek. De vrede was amper getekend of de plicht in Nederlands-Indië riep. Nico zegt nooit het gevoel te hebben gehad dat hij daar als onderdrukker rond liep. ‘De Indiërs waren eindelijk verlost van het juk van de Jappen en toen werden ze tijdens de Bersiap-periode door eigen roofzuchtige elementen bedreigd. Wij gingen daar naar toe om de orde te herstellen en de veiligheid te garanderen.
Meer niet’.  Voor oud-militairen als Nico moet het pijnlijk zijn dat de Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach in zijn proefschrift stelt dat Nederlandse militairen ten tijde van de militaire acties structureel geweld gebruikten en dat er dus geen sprake was van excessen. In ‘De Veteranen’ wordt daar terecht niet verder op ingegaan.
Het moet voor deze generatie echter heel wrang zijn dat de aanklachten zich nooit richten tegen het geweld dat door Indische terroristen tegen Nederlandse militairen is gebruikt. Zelfs de Nederlandse regering heeft zich voor het karretje van dit eenrichtingsverkeer laten spannen door spijt te betuigen over het gedrag van voorgaande regeringen en forse schadevergoedingen aan vermeende slachtoffers toe te kennen.  Met name advocate Liesbeth Zegveld speelt een dubieuze rol in dit geheel. Waar blijven de schadevergoedingen van de Indonesische regering voor de nakomelingen van de Nederlandse slachtoffers van de Indische vrijheidsstrijd?  Daar hoor je mevrouw Zegveld niet over.  Het was schrijver Bouke Oldenhof ook niet te doen om de nog steeds politiek gevoelige kwestie.  Zijn verhaal richt zich op de psychische- en fysieke belasting waar ‘onze jongens’ van weleer nog steeds mee worstelen. Na afloop van de voorstelling bleef Wigbolt Kruijver nog even staan om het publiek iets meer te vertellen over de voorgeschiedenis van ‘De Veteranen’. Oldenhof baseerde zijn verhaal op het boek Op klompen door de Dessa van Hylke Speerstra. Zijn eerste versie was het Friestalige Feteranen. Voor Het Volk maakte hij een Nederlandstalige bewerking. ‘We zijn naar de ‘Feteranen’ gaan kijken omdat het onderwerp vanuit de familiegeschiedenis onze belangstelling heeft.  Beiden zijn we het ‘Fries’ niet zo goed meester, we hebben dus zeker niet alle teksten meegekregen. Het viel ons wel op dat het stuk een grote indruk maakte op de aanwezigen, je kon letterlijk een speld horen vallen, en toen we met de toneelschrijver in gesprek raakten, was het besluit voor een Nederlandse versie snel genomen’, aldus Kruijver. Het Volk weet als geen ander gezelschap altijd de juiste mix tussen een lach en een traan te vinden. Ook met ‘De Veteranen’ is  ze daar wonderwel in geslaagd. 
De onderkoelde grappen zijn telkens precies op het juiste moment gekozen in de voorstelling en zorgen voor de nodige verluchting.  Zonder dat element zou het een compleet drama zijn geweest en dat past nu net niet in het straatje van Het Volk. De algemene dodenherdenking kan Nico –zie zijn Libanonuitbarsting- steeds minder bekoren en daarom neemt hij het initiatief voor een specifiek Indië-Monument, dat op het toneel letterlijk de keerzijde vormt van het Nationale Monument.  Krijn wil daar best aan meewerken, maar houdt tegelijkertijd vast aan zijn aandeel in de algemene herdenking.  Gezien de hoge leeftijd van deze lichting bloedt de herdenking uiteindelijk dood.  Nico en Krijn beseffen dat hun tijd erop zit en sjokken elkaar ondersteunend uit beeld.  Het publiek in opperste vervoering achterlatend. De productie toont aan hoe een op zich simpel verhaal perfect te construeren valt.  Het inzicht neemt toe, terwijl de leeftijd zijn tol eist. Hoe herkenbaar wil je het toeschouwer hebben? Als Nico een beroerte krijgt na een krachtige uitval van Krijn heb je even het idee dat er echt iets aan de hand is met Wigbolt Kruijver. Het Tommy Cooper-syndroom dient zich dan op huiveringwekkende wijze aan. Krijn ontsnapt ook niet aan de wetten van Vadertje Tijd en weet het in de aansluitende periodes letterlijk niet droog te houden. Terwijl hij wanhopig zoekt naar doekjes tegen het plassen, waant hij zich terug in de tijd, toen hij als sergeant een patrouille aanvoerde die trachtte zoveel mogelijk ‘ploppers’ in het vizier te krijgen.  Deze 37e voorstelling al weer behoort absoluut tot het beste wat Het Volk ooit op de planken heeft gezet. Heel triest dat dit fijnzinnige gezelschap uit Haarlem constant in hun voortbestaan wordt bedreigd.  Jaren geleden maakte Wigbolt Kruijver aan het eind van een vorige gedenkwaardige opvoering in De Kring bekend dat hun subsidie weliswaar was ingetrokken, maar dat ze bij gratie Gods met behoud van uitkering toch nog een voorstelling mochten maken.  Gelukkig zien deze rasacteurs nog steeds kans om nieuwe producties financieel rond te krijgen en de theaterliefhebbers  te blijven verrassen met hun geweldige talent, waarvoor superlatieven tekort schieten. Het publiek ziet dit Godzijdank ook in. De veelal zelfgeschreven voorstellingen van Het Volk trekken zeker in De Kring een vaste, trouwe schare fans. Dit ‘volkstheater’ zou zo langzamerhand tot cultureel erfgoed uitgeroepen moeten worden, zodat de mannen zich voortaan alleen nog maar op het artistieke aspect van hun hartverwarmende producties hoeven te richten. Een speciaal Volksmonument is in het licht van ‘De Veteranen’ bezien wellicht ook het overwegen waard.  Het siert Kruiver dat hij in Roosendaal ook nog even waarderende woorden uitsprak aan het adres van oud-directeur Leo Kievit, die ‘ons destijds alle kansen heeft geboden in De Kring’. De toch al forse brok in de keel werd er alleen maar groter door.

Toneelgroep Het Volk – Veteranen. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 6 april in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 5 april 2017

BERT WAGENDORP GEEFT LEZING IN PARROTIA

Achteraf kunnen de Roosendaalse fans blij zijn dat ze zichzelf een reis naar Amsterdam hebben bespaard om de door de Volkskrant georganiseerde lezing rond ‘Masser Brock’ van hun columnist Bert Wagendorp bij te wonen. De journalist met de scherpe pen, columnist en romanschrijver komt namelijk op 11 april ‘gewoon’ naar Roosendaal om als gast van de literaire sociëteit De Witte Roos in Parrotia te vertellen over zijn nieuwe roman.
 Wagendorp (1956) publiceert  om de dag een column op de eerste binnenpagina van De Volkskrant. Dat hoekje deelt hij met de eveneens niet malse Sheila Sitalsing, wiens columns voor mij enkele keren aanleiding waren voor een pittige tegenreactie (deels nog terug te vinden op deze nieuwssite).  Jarenlang was Wagendorp (sport)journalist voor dit dagblad. Daarnaast heeft hij enkele boeken op zijn naam staan, waaronder de verfilmde en naar het toneel vertaalde bestseller ‘Ventoux’.  Wagendorp zal in Parrotia een aantal fragmenten uit ‘Masser Brock’ voorlezen en dieper ingaan op zijn eigen zielenroerselen en die van zijn hoofdpersonage. De aanvang is om 19.30 uur en de toegangsprijs bedraagt tien euro (vijf euro voor scholieren).
Bert Wagendorp belicht in ‘Masser Brock’ voor een belangrijk deel zijn jongere ik.  Het boek handelt over een columnist bij de gezaghebbende krant De Nieuwe Tijd, hij is 46 jaar oud, single, hecht veel belang aan structuur en woont in Haarlem. Voor zijn werkgever ging hij in eerste instantie op zoek ging naar de waarheid en niets dan de waarheid. Die scherpe kantjes zijn er inmiddels wel af. Zo op het oog lijkt hij zijn leven redelijk op orde te hebben. Zijn zus, Mia, werkt voor de premier, ‘Tup’. Ze schrijft zijn speeches en zorgt dat de premier goed voor de dag komt. Masser, op zijn beurt, bekritiseert de speeches en de premier regelmatig in zijn columns. Het lijkt een kat-en-muisspelletje waarvan in eerste instantie geen problemen te verwachten zijn. Dat verandert als twee gebeurtenissen roet in het eten gooien. In Pantsjagan komen vier Nederlandse soldaten om het leven. Al snel blijkt het niet een eenduidig ongeluk te zijn. De jonge soldaten hadden heroïne bij zich en de premier staat voor het dilemma: moet hij de waarheid vertellen of kan hij beter voorkomen dat de hel losbreekt? Hij stelt Mia aan als zijn spindoctor en begeeft zich daarmee op zeer gevaarlijk terrein. Tegelijkertijd kampt ook De Nieuwe Tijd met een probleem. Waar de krant lange tijd voor ‘de waarheid’ stond, staat de correctheid van de gepubliceerde nieuwsberichten op de tocht door een bedrieger in de organisatie. Masser krijgt de schone taak uit te zoeken wie dat is.


Woensdag 5 april 2017

ERIK VAN MUISWINKEL MOET HET DOEN MET "EEN KRINGETJE"

Ook voor Erik van Muiswinkel zijn de (theater)tijden niet meer wat ze ooit geweest zijn. In een niet al te ver verleden stonden zijn optredens in De Kring (samen met Diederik van Vleuten) altijd wel garant voor goed bezette grote zalen. Daar stond hij dinsdag 4 april ook geprogrammeerd. Tot verrassing van de bezoekers werden zij echter door de sympathieke gastheer Mon Puttiger bij de ingang vanwege de geringe kaartverkoop naar de kleine zaal verwezen, waar die avond het regime ‘vrij zitten’ van kracht was. Wat door uw recensent als een enorme weldaad werd ervaren. Het is te hopen dat dit onder de nieuwe directeur Jan-Hein Sloesen in het komend seizoen vaste prik gaat worden. Ook in het theater gaat er immers niets boven ‘vrijheid-blijheid’.

‘De Kring is voor mij De Kring niet meer. Ik moet het voortaan kennelijk doen met een ‘kringetje’, het is niet anders’, reageerde de voormalige Hoofdpiet gevat.  Die tegenvallende ervaring inspireerde hem wel om nog eens terug te blikken op de 25-jarigre historie die hij met de Kring deelt. ‘Zijn er mensen aanwezig die mij hier nog met Zak en As aan het werk hebben gezien? Ja, dat moet wel. Sommige gezichten herken ik duidelijk uit mijn beginperiode. Ik zie zelfs een bezoeker (wees daarbij op oud-directeur Leo Kievit) bij wie ik nog eens de nacht heb mogen doorbrengen’.  Aansluitend gaf hij er allerminst blijk van in zak en as te zitten. Van Muiswinkel leek het juist prettig te vinden om zo dicht op het publiek te kunnen spelen.  Als vijftiger lijkt hij de kunst van het relativeren en het leren leven met zijn fysieke beperkingen nu eindelijk helemaal onder de knie te hebben. De feiten, zoals de leeftijd, het bierbuikje met vetrolletjes en de nu sterk wijkende haargrens,  laten zich immers niet verbloemen.  Niet alleen in het publieke leven heeft het begrip ‘klein’ een nieuwe dimensie voor hem gekregen. Nu de kinderen het huis uit zijn, heef het echtpaar Van Muiswinkel afscheid genomen van het plots veel te grote, eigen huis. Een jong, fris paar van in de dertig, met slechts een klein hummeltje in de gelederen, mag daar nu een prachtige toekomst gaan opbouwen. Bij de overdracht speelde toch de oude, geëngageerde cabaretier even op. Hij kon het niet laten om op het gemoed van de jonge man des huizes te werken.  De familie Van Muiswinkel woont nu een stuk kleiner en is daar dus niet meer toe in staat, maar wat let dit frisse, jonge gezin om een Syrisch vluchtelingengezin gastvrijheid te bieden. Ruimte genoeg immers. Jonge drammers worden oud, maar zijn in dit soort situaties nog steeds irritant. Met zijn aansluitend pleidooi voor een ruimhartig vluchtelingenbeleid deed hij daar nog een onnodig schepje bovenop.  ‘Wat zijn nu vijftigduizend Syrische vluchtelingen?  Die kunnen we toch gemakkelijk huisvesten in onze nieuwe wildernis. Geef ze desnoods de middelen en laat ze daar zelf een stad bouwen’. Jammer dat Van Muiswinkel op dat moment een gouden kans liet liggen om het ‘vluchtelingenbeleid’ van schatrijke Arabische landen aan de kaak te stellen.  De kritische cabaretier in hem had ook dit naar voren kunnen brengen: Nederland vijftigduizend vluchtelingen terwijl het ons probleem, dus laat staan onze verantwoordelijkheid niet eens is. Hoeveel vluchtelingen heeft Saoedi-Arabië opgevangen? Antwoord: nul, nul. Hoeveel vluchtelingen heeft Dubai gastvrij onderdak geboden?  Antwoord: enkele tientallen. Waarom laat de internationale gemeenschap dit Arabische wangedrag al zo lang onbesproken? Van Muiswinkel koos echter liever voor de eenzijdige route. Van deze wat simpele pamflettekst schakelde hij wel  lenig over naar de constatering dat wij Nederlanders helemaal niet kunnen vluchten als het water ons aan de lippen komt te staan. De oorzaak? We hebben daar simpelweg te veel spullen voor. Om dat te onderstrepen las hij een schier eindeloze inventarislijst voor die de familie Van Muiswinkel slechts met moeite en veel passen en meten naar het nieuwe, bescheiden optrekje heeft kunnen overbrengen. De moraal van dit verhaal: onze westerse levensstijl leent zich niet voor welke vorm van vluchtgedrag dan ook. We laten ons daarom liever knippen en scheren als het onvoorstelbare eenmaal realiteit is geworden.  De verleiding om zijn typetjes binnen boord te houden, heeft hij niet geheel kunnen weerstaan.  Zijn lezing als Chinees leider die Nederland en Van Muiswinkel de les leest over de mensenrechten hier, wordt door sommigen beschouwd als een grappig staaltje zelfreflectie, maar in deze context is die conference een vreemde eend in het kringetje. 
De titel van deze opvolger van Schettino waarmee Van Muiswinkel de Poelifinario won, ontleent hij aan zijn deelname aan een Turks olieworsteltoernooi. Wat hem daartoe bezielde, bleef helaas mistig. Een sport waarin het niet alleen om winnen en verliezen gaat, maar ook over omgangsvormen en manieren.  Met zichtbaar plezier vertelde hij hoe de olieworstelaar Van Muiswinkel op een slinkse James Bond-achtige wijze twee partijtjes wist te winnen, maar in de derde krachtmeting niet verder kwam dan een gelijk spel. Beide worstelaars tilden elkaar tegelijkertijd de lucht in, en dan zijn de regels onverbiddelijk. De promotiefoto’s wekken een andere indruk, tijdens de voorstelling staat Van Muiswinkel alleen tegen het slot als olieworstelaar op de mat. Dat is een wat te geringe uitwerking van het thema zoals hij dat voor het voetlicht wil brengen. In deze fase van zijn leven kan Van Muiswinkel het best omschreven worden als een onderhoudende theaterpersoonlijkheid. Vanwege de herkenbaarheid hoor je zijn verhalen en statements overwegend met genoegen aan en als je naar huis wandelt, doe je dat in het besef een leuke voorstelling te hebben gezien van een man die beschouwend en relativerend met de nodige zelfspot in het leven staat. In tegenstelling tot een collega-recensent heb ik dat niet als teleurstellend ervaren. Die momenten waren er alleen even toen hij teveel doorsloeg in zijn linkse achterhaalde opvattingen.


Erik van Muiswinkel – De Olieworstelaar. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 4 april in de kleine zaal van De Kring. Die omzetting was mogelijk doordat de voorstelling van Yinka Kuitenbrouwer, die hier oorspronkelijk stond gepland, is verplaatst naar een nog onbekende datum in juni.  


Maandag 3 april 2017

PVC PLEIT VOOR COLLECTIEVE ZORGVERZEKERING

Enkele weken terug heeft de PVC wethouder Corné van Poppel de vraag voorgelegd of een collectieve zorgverzekering naar Rotterdams model in Roosendaal ook haalbaar is. De gemeente acht dat inderdaad zeer goed mogelijk en wijst op de collectieve verzekering van CZ, die Roosendaal samen met de vijf andere gemeenten in het Werkplein Hart van West-Brabant zijn burgers aanbiedt. Het gaat om de uitgebreide verzekering en de extra uitgebreide verzekering.
Beide pakketten hebben een tandartsdekking en een verzekering tegen de eigen bijdrage WMO (in Roosendaal inmiddels afgeschaft). De gemeente tekent daarbij aan dat dit anders is geregeld dan de maatwerkvoorziening begeleiding en Hbhplus, want daarvoor geldt geen eigen bijdrage. Voor beide collectieve pakketten komen burgers in aanmerking die een inkomen tot 120 procent van het minimum inkomen genieten. Daarbij wordt niet gekeken naar het eigen vermogen. De extra uitgebreide verzekering is er speciaal voor mensen met hoge ziektekosten. De premie is met 140,30 euro per maand wel aan de hoge kant. Net als bij het Rotterdamse equivalent geldt dat de deelnemers geen eigen risico betalen. De PVC is blij met deze reactie en pakketten, maar betreurt het dat de gemeente daar niet meer ruchtbaarheid aan geeft.      
Om het verschijnsel ‘zorgmijders’ tegen te gaan wil Rotterdam aan alle inwoners een ziektekostenverzekering aanbieden met een eigen risico van vijftig euro.  Afgezet tegen het huidige wettelijk eigen risico van 385 euro is dat op het eerste gezicht een aantrekkelijk alternatief, maar er zitten wel de nodige haken en ogen aan.
Zo is de maandelijkse premie van 160 euro nogal aan de forse kant. In deze premie is het eigen risico boven de vijftig euro tot het maximum van 385 euro al in de maandelijkse premie verwerkt. Dankzij een collectieve korting van de verzekeraar is de polis toch aantrekkelijk voor wie met hoge ziektekosten kampt of verwacht dat lot binnenkort te treffen. Sinds 2013 heeft Rotterdam een eigen polis voor inwoners met een inkomen tot 130 procent van de bijstandsnorm. Daar maken nu 55000 mensen gebruik van. De verzekering wordt uitgevoerd door VGZ, die een aanbesteding van de gemeente heeft gewonnen. Rotterdam staat niet alleen in deze zorgaanpak. Ook Amsterdam, Den Haag en Eindhoven, bieden met verzekeraars als CZ, Menzis en VGZ een gemeentelijke polis aan voor inwoners met een minimuminkomen. Ook daar is het eigen risico verrekend in de hogere premie. Dat wordt dan deels weer gecompenseerd door een collectiviteitskorting. De gemeentelijke verzekeringen zijn vooral aantrekkelijk voor chronisch zieken en gehandicapten. Rotterdam gaat nu als eerste stad onderzoeken of zorgverzekeraars ook interesse hebben om aan alle inwoners van de stad deze polis aan te bieden. De bedoeling is om vervolgens een aanbesteding te organiseren. De uitbreiding zou vanaf 1 januari 2019 moeten ingaan. De Rotterdamse CDA-wethouder Hugo de Jonge wil daarmee tevens de iets hogere inkomensgroepen een redelijk alternatief bieden. Hij heeft gesignaleerd dat voor deze burgers de zorgkosten de laatste jaren hard zijn gestegen, terwijl ze niet in aanmerking komen voor de zorgtoeslagen.
Met de huidige inkomenseis komt al de helft van de ruim zeshonderdduizend inwoners in aanmerking voor deze de polis. Rotterdam denkt dat zeker honderdduizend van hen hiervoor zullen kiezen. Wie op bijstandsniveau zit, krijgt via de gemeente nog een tientje korting op de maandpremie van 160 euro. In de Rotterdamse dekking zit, EN DAT ONDERDEEL IS MET NAME OOK VOOR ROOSENDAAL INTERESSANT,  tevens een aanvullende tandartsverzekering (met acceptatieplicht). Ook de eigen bijdrage voor de WMO is inbegrepen. Deze is in Roosendaal per 1 februari 2017 echter afgeschaft, met ook hier als doel het verschijnsel ‘zorgmijders’ tegengaan. De Rotterdamse wethouder is er stellig van overtuigd dat geen enkele particulier een dergelijke polis tegen die voorwaarden kan aanbieden. Netto ben je met hoge ziektekosten goedkoper uit. Wie echter verwacht geen ziektekosten te maken in een jaar, is niet gebaat met de Rotterdam-polis. Die kan beter bij de reguliere verzekeraars blijven.
Hoewel de maandelijkse premie in de ogen van de PVC voor veel mensen met een laag inkomen een bezwaar kan vormen, kan de aanvullende tandartsverzekering hen wellicht net over de streep trekken.


Zondag 2 april 2017

"ROAD TO PANAMA" IS WEL ERG KORT

‘Is het leuk?’, vroeg het meisje van de horeca belangstellend in de pauze. Naar eer en geweten antwoordde ik dat de voorstelling eigenlijk nog moest beginnen. Wat we tot dan toe gezien hadden was een alleraardigst opwarmertje. Een kalende heer speelde enkele sfeervolle melodietjes op zijn accordeon, twee heren voerden een koorddansact uit, en een blonde dame bracht een zinneprikkelende dansact ten tonele. Dat duurde bij elkaar een half uurtje, ik had dus echt het gevoel dat we het leeuwendeel van de voorstelling nog tegoed hadden. Een korte eerste helft is op zich immers niet zo ongebruikelijk, mits het in het tweede gedeelte ruimschoots wordt gecompenseerd. Weer een half uur later bleek echter dat we bij het serveren van de drankjes (in de zaal) toch al halverwege waren.

Er volgden nog enkele alleraardigste muziekjes, drie jongens en drie meisjes lieten zich van hun meest lenige kant zien en daarmee was de soep wel zo ongeveer uitgeserveerd. Panama is op de Aardbol een aardig eindje van Nederland verwijderd, maar deze theaterroad in die richting duurde wel erg kort. Met het gebodene op zich was helemaal niets mis. Terecht had het gezelschap voor een ontspannen, ongedwongen entourage met tafels en stoelen gekozen, maar het was, zeker op deze zaterdagavond, leuk ingeweest indien het menu uit wat meer gangen had bestaan. Op zijn minst had die blonde danseres na de pauze toch nog een keer kunnen terugkeren. De mix van circus, dans en live muziek, gedeeltelijk opgevoerd tussen het publiek, is een aantrekkelijk concept. Daar schuilt ook een filosofie achter, getuige de aangetroffen tekst op de website: ‘Soms willen wij je graag dichterbij, zodat je onze adem kunt horen, onze beweging kunt ervaren, de zachtheid van een aanraking kunt proeven, de schwung van een draai kunt mee maken en het risico voelt dat we nemen als we springen, balanceren of aan touwen boven je hoofd hangen’. Klinkt allemaal heel verheffend,  maar de volgende keer wel wat meer kwantiteit graag. Op een zaterdag wil ik niet graag na amper een uur zuivere speeltijd al weer naar huis gestuurd worden! 

Road to Panama – Panama Pictures. Choreografie: Pia Meuthen. Dans/ acrobatiek: Andrea Beugger, Camille Judic, Miquel de Jong, Fabian Krestel. Live muziek: Leon van Egmond. DJ: Luk Sponselee
Compositie: Strijbos & van Rijswijk, Jeske de Blauw.

 

Gezien door Jaap Pleij op zaterdag 1 april in de kleine zaal van De Kring.


Zondag 2 april 2017

"LANGS HET TUINPAD VAN MIJN VADER" NAAR ZUID-AFRIKA

Dat Zuid-Afrika een fantastische reisbestemming is, weten we al lang mede dankzij het juichende verslag van Frans Bauer. Maar dat de ‘South African Road Trip’ langs ‘het tuinpad van mijn vader loopt’  was vrijdag een ware openbaring in de grote zaal van De Kring. Het Khayelitsha United Mambazo Choir, uit de townships van Kaapstad, bleek deze liedtekst van Friso Wiegersma, vooral bekend in de uitvoering van Wim Sonneveld, bijzonder goed onder de knie te hebben gekregen. Natuurlijk hadden ze ook voor de geactualiseerde tekst van Alex Klaasen kunnen kiezen. In die versie, een ode aan Amsterdams transformatie van dorp naar grote stad, luidt deze strofe ‘Langs het tuinpad loopt de dader’. Maar zoveel kennis van de Nederlandse amusementsindustrie kun je van deze verre gasten natuurlijk ook niet eisen.  Ook zonder ‘Het Dorp’ was het niet mis wat dit gezelschap het publiek voorschotelde. Via thema’s als identiteit, taal en afkomst loodsten ze de bezoekers zonder reisdip mee naar het échte Zuid-Afrika.
Heel mooi bezongen in afwisselend het Xhosa, Zulu, Afrikaans, Afrikaaps en Engels door twee stevig heupwiegende zangeressen met als speciale gast award-winnend hiphopkunstenaar Jitsvinger,  Aan het eind van show nam het gezelschap nog een duik in het publiek om twee leuke vrouwen rijker weer terug te keren op het podium.  Een brede glimlach én hier en daar wat kippenvel had zich toen al lang meester gemaakt van de zaal. Natuurlijk had ik deze avond ook voor Sanne Wallis de Vries (in de kleine zaal) kunnen kiezen, maar een artiest die deelneemt aan onzinprogramma’s als ‘Wie is de Mol?’ kan ik als cabaretier niet meer serieus nemen.

South African Road Trip: Celebrating Life is een voorstelling met poëzie, zang, dans en videobeelden. De cast voert je mee langs de Westkaap en laat een mix zien van verschillende culturen en bevolkingsgroepen die hier naast elkaar leven. Wat zijn de verhalen van de mensen die deze talen spreken? Op die vragen kregen de bezoekers in anderhalf uur tijd een ritmisch, muzikaal antwoord.

 

Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 31 maart in de grote zaal van De Kring. 


Zaterdag 1 april 2017

MET ENIGE VERTRAGING KWAM "DE VADER" NAAR DE KRING

Aanvankelijk zagen de Roosendaalse theaterliefhebbers zich op zaterdag 14 januari voor een moeilijke keuze gesteld door De Kring. In de grote zaal stond die avond de toneelvoorstelling ‘De Vader’ met Hans Croiset en Johanna ter Steege geprogrammeerd, het trio Reijseger met oud-stadgenoot Harmen Fraanje, Ernst Reijseger en Mola Sylla zou tegelijkertijd een concert geven in de kleine zaal. Beide voorstellingen gingen wegens ‘persoonlijke omstandigheden’ op het laatste moment niet door. Het Trio Reijseger maakte het verzuim al op 27 januari goed, ‘De Vader’ liet wat langer op zich wachten, tot donderdag 30 maart om precies te zijn.
Hoofdrolspeler Hans Croiset klaagde kort geleden in een column in De Volkskrant over vermoeidheid. Over zijn eigen spel was hij in die laatste voorstellingen allerminst tevreden. Het was wat te mat, ik zat ook niet lekker in mijn vel, luidde zijn klaagzang. Daarom was ik erg benieuwd in welke vorm hij in die echt allerlaatste voorstelling in Roosendaal zou verkeren.  Mocht er nog sprake zijn van vormcrisis, dan wist hij zoals het een acteur van zijn statuur betaamt dat goed verborgen te houden voor het publiek. We zagen de opperste verwarring op het gezicht van de tachtigjarige met Alzheimer kampende Andre  die in hoog tempo de greep op de wereld om hem heen aan het verliezen is.  De toeschouwers kregen de huiselijke situaties voorgeschoteld zoals Andre ze beleeft. Dat is in het begin wel even wennen als twee jonge vrouwen zich kort achter elkaar als zijn enige dochter presenteren. In hetzelfde decor verkeert hij zowel in zijn eigen vertrouwde huiskamer als in het huis van zijn dochter. Niet zo onlogisch dat Andre er niets meer van begrijpt. Dochterlief Anne heeft hem amper verteld dat er een nieuwe liefde in haar leven is gekomen waarmee ze binnenkort in Londen gaat samenwonen, of Andre ziet zich een borrel ingeschonken door zijn vertrouwde schoonzoon die al tien jaar lief en leed met zijn dochter deelt. Een ‘normaal mens’ zou zich in een Kafka-achtig verhaal wanen, en dat is waarschijnlijk de boodschap die regisseur Gijs de Lange tracht over te brengen op het publiek.  Hoe kun je je als mens staande houden in een maatschappij waarin niets meer is of lijkt zoals het ooit was?  De veteraan Hans Croiset is de perfecte acteur om deze visie op het toneel uit te dragen.  Gaande het spel vroeg ik me ook af hoe Andre van Duin deze rol zou hebben ingevuld. De gewezen volkskomiek kan als geen ander in enkele seconden van de ene emotie op de andere overschakelen.  Kijk op youtube nog maar eens naar de sketch  waarin hij als ober de restaurantgasten Donald Jones en Corrie van Gorp de tijding ‘er is geen kaas, de kaas is op’ overbrengt. Denk de komische elementen weg en je ziet een ware top-acteur aan het werk. Om die reden zou ik Andre van Duin dan ook graag de hoofdrol in mijn aanstaande toneelstuk ‘Koning Willem III en het verdwenen kistje van kroonprins Alexander’  zien vertolken. Ik acht niemand beter in staat dan Andre van Duin om de verknipte vorst tot leven te wekken.  De Franse auteur Florian Zeller (1979) schreef met De vader een stuk dat de Werdegang van André schetst van beginnende dementie tot volledig de weg kwijt. Met alles erop en eraan, van vergeetachtigheid tot verlies van décorum. Zo loopt hij uiteindelijk de hele dag in pyjama omdat aankleden geen nut heeft als je straks toch weer naar bed gaat. Dat was een filosofie die Albert Einstein eveneens omarmde. ‘Waarom zou je je vermoeien en tijd verspillen met nieuwe kledingkeuzes als je je ideale combinatie gevonden hebt, zo redeneerde het grootste brein dat ooit op Aarde rond heeft gelopen.  In de sciencefiction-horrorfilm ‘The Fly’ uit 1986 werd daaraan gerefereerd door hoofdrolspeler Jeff Goldblum. Van Albert Einstein is nog een andere anekdote bekend.  In de jaren vijftig ontmoetten Albert Einstein en Marilyn Monroe elkaar op een feestje. ‘Zou het geen fantastisch idee zijn wanneer wij samen kinderen kregen?’, vroeg Marilyn Monroe aan Einstein. ‘Stelt u zich eens voor. Kinderen met uw hersens en met mijn lichaam’. Einstein dacht daar even over na en antwoordde toen dat hij het een slecht idee vond. ‘Waar ik bang voor ben is dat wij kinderen krijgen met uw hersens en mijn lichaam’, liet hij Monroe met stomheid geslagen achter. Net als de Andre in dit verhaal was hij niet van humor gespeend.  Zeller heeft voorgeschreven dat dochter Anne, de hulp, en de man van Anne moeten worden gespeeld door verschillende acteurs, die dan ook nog telkens iets anders beweren. Daarom telt deze productie een brede cast, met als gevolg dat er voor de minder bedeelde acteurs, Rian Gerritsen, Wim Bouwens, Emma Linssen en Christo van Klaveren,  niet veel eer aan deze productie te behalen is. Maar het woord van de auteur is nu eenmaal wet! 


De Vader – Hans Croiset en Johanna ter Steege. Gezien door Jaap Pleij in de grote zaal van De Kring op donderdag 30 maart.


Zaterdag 1 april 2017

JAN-HEIN SLOESEN NIEUWE DIRECTEUR CULTUURCLUSTER

Jan-Hein Sloesen (48) wordt de nieuwe directeur/bestuurder van het cultuurcluster waarin theater De Kring, erfgoedcentrum Tongerlohuys en CultuurCompaan zijn verenigd. Jan-Hein Sloesen heeft een ruime ervaring in de culturele sector onder meer als directeur van Theater de Bussel in Oosterhout.
Momenteel is hij werkzaam bij de Provincie Noord-Brabant als directeur Cluster Service-& Relatiemanagement, daarvoor was hij Hoofd Cultuur en Erfgoed. Hij zal 1 juni 2017 beginnen in Roosendaal. De nieuwe functie van directeur/bestuurder is ontstaan door de wijziging van de bestuursstructuur van Stichting Schouwburg De Kring naar een Raad van Toezichtmodel waarbij de bestuurlijke verantwoordelijkheid verschuift van het bestuur naar de directeur/bestuurder. De Raad van Toezicht zal gaan bestaan uit Jan van Pul (voorzitter), Arno de Brouwer (secretaris) en de leden Tom van Dam, Werner Goorden en Ad Verrest. Er is nog een positie in de Raad van Toezicht vacant. Voor informatie: Jan van Pul 06 53714650. Deze benoeming geeft de Cultuurcluster ook weer een duidelijk gezicht naar buiten. Vorig jaar april meldde de vorige directeur Ad van Terheijden zich ziek. Niet lang daarna kwam aan het licht dat hier een  arbeidsconflict achter schuil gaat. De achtergronden van dat conflict zijn tot op heden niet duidelijk geworden. Trudie Stalpers heeft als adjunct –directeur in de tussentijd op de winkel gepast en enkele initiatieven ontplooid.