Woensdag 31 oktober 2018

'WIE SCHAFT SIE DAS?'

Dinsdagavond. Weer eens niets te beleven op de Nederlandse televisie. De publieke omroep en de commerciëlen delen broederlijk in de misère. ‘Kon het maar alle dagen van de week Zondag met Lubach zijn’, verzucht je dan doorgaans op zo’n avond als ook De Kring niets te bieden heeft. ‘Vette Pech’ om met Paul de Leeuw te spreken, maar die komt pas op 6 november naar Roosendaal. Arjen Lubach laat nog langer op zich wachten. Die maakt pas op 7 december zijn theaterdebuut bij Jan-Hein Sloesen.  Maar bij wijze van hoge uitzondering geen nood deze 30e juli. De Duitse zender ARD heeft een hele avond Fussball-strijd om de DFB Pokal geprogrammeerd, te beginnen met een live-uitzending van het ‘titanengevecht’ SV Rodinghausen vs Bayern Munchen.
Een blamage gelijk PSV blijft de rote manschaft uit Beieren maar op het nippertje bespaard. Na afloop is er dan nog een kort, obligaat interviewtje met enkele ‘helden’  van beide kemphanen. Een beeld dat we helaas zo goed kennen van Studio Sport waar om het even welk evenement helemaal kapot geouwehoerd wordt. Gelukkig heeft de Duitse hoofdredacteur een knappe, blonde verslaggeefster voor die klus ingehuurd. Na nog enkele minuten studiogeleuter, helaas ook al zo Studio Sport-vertrouwd,  worden in hoog tempo de samenvattingen van de overige wedstrijden er doorheen gejast. Ondanks dat de slaap al vat op de geest krijgt, begint een aspect aan al die interviewtjes ter plaatse  me snel op te vallen. Gedurende vrijwel al die gesprekjes wordt de microfoon krampachtig omklemd door diezelfde blonde stoot.  ‘Wie schaft Sie das?’, spookt het mij in schoolduits door het verbaasde hoofd. Wat een merkwaardige ontboezeming doet zich hier voor. Hoe reist ze zo snel van stadion naar stadion, of is blondmutsje er een van een vierling? Misschien heb ik toch gewoon te diep in het glaasje gekeken?    
Vrouwelijke Duitse sportjournalisten weten wel vaker op onverwachte wijze de aandacht op zich te vestigen. Die Sportschau, de Duitse tegenhanger van Studio Sport maar dan met beduidend minder geouwehoer, behaalde vorig jaar op een zaterdagavond met 5,99 miljoen (voornamelijk mannelijke) kijkers een seizoenrecord. Volgens boulevardblad Bild was de fikse stijging niet te danken aan de spannende duels maar aan de kleding van presentatrice Monica Lierhaus. De 37-jarige Lierhaus wekte de indruk de wedstrijden uit de Bundesliga aan te kondigen in een doorschijnend truitje, waaronder zich duidelijk een zwarte beha manifesteerde. In werkelijkheid ging het om een creatie van Dolce & Gabbana uit een kledingzaak in München waarbij een beha op de kleding was gestikt. Sportschau-chef Steffen Simon hield zich op de vlakte over de opmerkelijke outfit van zijn anchorwoman. ‘Publiekelijk doen we geen uitspraken over de kleding van onze presentatoren. Maar de kijkcijfers waren natuurlijk top’. Misschien kan Lierhaus het adres van haar kledingzaak doorgeven aan Dione de Graaff. In dat geval kan het geouwehoer niet lang genoeg duren! 


Woensdag 31 oktober 2018

SUPERMARKT IN O.L. VROUWEKERK IS EEN SCHOT IN DE ROOS

Tijdens onze volgende bijpraatronde zal ik wethouder Toine Theunis onder meer mijn suggestie voor een nieuwe bestemming van de O.L.Vrouwekerk voorleggen. Het kerkgebouw dat door het Bisdom Breda aan de erediensten onttrokken gaat woorden, leent zich uitstekend voor de vestiging van een supermarkt. Naar ik begrepen heb is de Lidl op zoek naar een geschikte plek voor een tweede supermarkt in Roosendaal en door voor deze historische locatie op De Kade te kiezen, wordt direct voorzien in de toekomstige behoefte aan een winkelvoorziening in dit gebied dat met Stadsoevers een forse uitbreiding met woningen en mensen staat te wachten. Mijn persoonlijke voorkeur ging uit naar de komst van een Nettorama, omdat deze supermarkt nog niet vertegenwoordigd is in Roosendaal. De directie van deze keten liet echter weten uitsluitend geïnteresseerd te zijn in locaties dicht bij uitvalswegen.  
Tot nu toe hanteert Roosendaal ter bescherming van de bestaande filialen een beleid van een maximum aantal toegestane supermarktvestigingen. Een zeer vreemde opstelling van een college waarin notabene de VVD, de pleitbezorger van gezonde en eerlijke concurrentie bij uitstek,  is vertegenwoordigd. Laat de markt gewoon zijn werk doen. Dan blijven vanzelf de supermarkten over die optimaal inspelen op de wensen van de klant. Wat wellicht nuttig is voor Toine en zijn ‘lekkerbekjes’ om nu al te weten: de vis wordt doorgaans net als op de Roosendaalse warenmarkten niet duur betaald in de Lidl. In de Rotterdamse Van Lennepstraat (Spangen) is in de jaren zeventig reeds bewezen dat kerkgebouw en supermarkt heel goed samengaan. Beide hebben sociale cohesie hoog in het vaandel staan, en dat is precies wat Roosendaal nu heel goed kan gebruiken. 

In Winschoten werd vorig jaar de omgekeerde weg bewandeld. Waar recentelijk boodschappen werden gedaan bij de Aldi, wordt nu Gods woord verspreid. De vrijwilligers van de Evangelische Gemeenschap Immanuël hebben er ruim twee jaar over gedaan om de voormalige supermarkt aan de Venne om te toveren in een modern, van fraai design voorzien kerkgebouw. Zou het geloof net als de liefde door de maag gaan?

Promovendus Koen Raats onderzocht waarom we lege kerkgebouwen vaker slopen dan herbestemmen. Is een kerk van maatschappelijke waarde of in de eerste plaats eigendom van een gelovige genootschap? Op het online platform VOER (Visies op Erfgoed & Ruimte) werd daar als volgt over bericht:
Religieuze gevoeligheden spelen bijna altijd een rol. In het verleden zijn kerkgebouwen herbestemd als tapijthal (St. Michaelkerk in Blokker), feestzaal (Sint Josephkerk in Den Bosch), supermarkt (Bernadettekerk in Helmond) of moskee (St. Ignatiuskerk in Amsterdam). In veel besluitvormingsprocessen is de angst groot dat een dergelijke niet-profane functie in het kerkgebouw komt. Het besluit een kerkgebouw simpelweg te slopen geef de meeste zekerheid. Voor bepaalde geloofsgemeenschappen is zelfs een buurtfunctie onbespreekbaar omdat dan de kans bestaat dat moslims de voormalige kerk gebruiken. Wat wel of niet als een profane functie wordt gezien hangt af van de visie van de geloofsgemeenschap. Tussen de katholieke en protestantse opvatting bestaan fundamentele verschillen. De katholieke opvatting van een kerkgebouw is dat het een Domus Dei is – het huis van God, een gewijde heilige ruimte.
Zelfs na ontwijding van een kerkgebouw ligt een niet-religieuze functie voor katholieken relatief gevoelig (kijk maar naar de St. Jan in Roosendaal, die na aanvankelijk een cultuurfunctie te hebben gekregen, nu voornamelijk gebruikt wordt voor feesten en partijen, wat door veel kerkgangers nog steeds als een klap in het gezicht wordt ervaren, JP) . De protestantse visie op een kerkgebouw laat meer ruimte voor een eventuele herbestemming. De protestanten zien een kerkgebouw over het algemeen als een ontmoetingsplek, een plek voor discussie over geloof. In de praktijk is duidelijk waarneembaar dat van de leegstaande kerken, een groter aantal voormalig protestante kerken wordt herbestemd.          


Dinsdag 30 oktober 2018

TOINE THEUNIS EN IK MOETEN MAAR EENS SAMEN 'N VISJE ETEN

Het komt niet vaak voor dat een wethouder via Facebook reageert op een stellingname van de PVC. Hoewel ik liever een reactie had gezien op mijn voorstel om de afvalcontainers te omlijsten met rozenperkjes (een adequaat middel om illegale afvallozing tegen te gaan, zo leert de ervaring in Rotterdam) waardeer ik het uiteraard ten zeerste dat Toine Theunis in mijn artikel over de woonwagenkampjes aanleiding heeft gezien om in de pen te klimmen.  Met als voedingsbodem een heerlijke vismaaltijd vers van de Roosendaalse warenmarkt constateert de wethouder dat de auteur ‘de plank volledig heeft misgeslagen’, gevolgd door een welgemeend advies om zich ‘eerst beter te verdiepen in de materie alvorens een dergelijk stuk te schrijven’.  Mijn eerste reactie was – om in Toine’s eigen bewoordingen te blijven-  tut, tut, tut, tut, tut.
Niet alleen is hij wat kort door de bocht in zijn weerwoord, maar bovendien heeft hij de essentie niet goed begrepen. Ik heb vooral geprobeerd duidelijk te maken dat BN/DeStem een half bakken artikel aan de voorgenomen uitbreiding van het aantal woonwagenkampjes heeft gewijd dat heel wat vragen onbeantwoord laat. Zo was en ben ik nog immer benieuwd wat de gemeente Roosendaal bewogen heeft om het beleid ten aanzien van de woonwagenkampjes radicaal te veranderen. Liet het Stadskantoor zich volledig leiden door de oproep van minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken om te stoppen met het tot dan toe gevoerde uitsterfbeleid of lagen er eigen beweegredenen aan ten grondslag? Waarbij het goed is om te weten dat de oproep van de minister is ingegeven door de Nationale Ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Het artikel gaf daar geen antwoord op. Uit het beknopte facebookbericht van Toine blijkt dat zowel de minister als de gemeente zich een uitspraak van het Europees Hof zwaar hebben aangetrokken.  Dat weten we nu dus. Toch weer wat gewonnen. Zo zwaar kennelijk zelfs dat de gemeente niet alleen is gestopt met het uitsterfbeleid,  maar zich roomser toont dan de Paus door zelfs voor uitbreiding met twee woonwagenkampjes te kiezen. Die beweegreden had ik redelijkerwijs mogen aantreffen in het artikel. Ook dat is niet gebeurd.  Ik verwijt de wethouder niets. Althans niet in dit stadium, dat oordeel vel ik pas als de hij zich (in het Raadhuis) nader heeft verklaard tegenover de gemeenteraad, ik stel vooralsnog wel vast dat hij door de dienstdoende verslaggever wel heel slecht en onvolledig is bevraagd.
Wat let Toine om op eigen initiatief  een nadere uiteenzetting te geven in de krant? Ik neem tenminste aan dat hem het lot van de PVC nog niet ten deel is gevallen, te weten een structurele boycot door de ‘Wakkere krant van West-Brabant’. Dat is ook belangrijk ten aanzien van het laatste verwijt dat Toine mij maakt. Ik zou de vestiging van een klein woonwagenpark vergeleken hebben met de komst van een drugshotel (waar destijds onder wethouder Jongmans op de Wouwseweg sprake van was). Op mijn beurt moet ik nu constateren dat de wethouder de plank volledig mis slaat. Ik heb er slechts op gewezen dat de aankondiging van de komst van twee  woonwagenkampjes in Bergen op Zoom heeft geleid tot een kleine volksopstand, die van een dusdanig gewicht was dat een van de kampjes direct werd afgeblazen. De wethouder weet zijn afkeuring slechts te onderbouwen door te wijzen op ‘de in woonwijken liggende kampjes in Roosendaal die goed zijn opgenomen’. Dat betreft dus bestaande woonwagenkampjes, maar daar gaat de discussie niet over. Het handelt hier om nieuwkomers met een geheel eigen cultuur en dat wekt vaak argwaan op van de toekomstige buren.  Slechts in dat opzicht is er enige vergelijking te maken tussen de kampjes en een drugshostel. En hoe je het ook wendt of keert, dit soort kampjes nemen relatief veel ruimte in beslag. Alle onderzoeken wijzen uit dat de woningmarkt in Nederland in de naaste toekomst grotendeels zal bestaan uit eenpersoonshuishoudens. De ruimte om te bouwen wordt dus schaars, en het moet een morele opdracht voor iedere gemeente zijn om daar zorgvuldig mee om te gaan.
Wie nu denkt dat Toine en ik door bovenstaande gebrouilleerd zijn geraakt, kan ik geruststellen. Of juist teleurstellen, dat kan natuurlijk ook. Van mijn kant is daar in ieder geval geen sprake van.  Binnenkort hebben we weer een bijpraatsessie (wellicht onder het genot van een gebakken visje) en dan zullen al deze en andere nog niet beantwoorde vragen zeker aan de orde komen. Bovendien kan ik Toine dan meteen mijn suggestie voor een nieuwe bestemming van de O.L.Vrouwekerk voorleggen. Het leegstaande kerkgebouw leent zich uitstekend voor de vestiging van een supermarkt. Naar ik begrepen heb is de Lidl op zoek naar een geschikte plek voor een tweede supermarkt in Roosendaal en door voor deze historische locatie op De Kade te kiezen, wordt direct voorzien in de toekomstige behoefte aan een winkelvoorziening in dit gebied dat met Stadsoevers een forse uitbreiding staat te wachten. Tot nu toe hanteert Roosendaal ter bescherming van de bestaande filialen een beleid van een maximum aantal toegestane supermarkten. Een zeer vreemde opstelling van een college waarin notabene de VVD, de pleitbezorger van gezonde concurrentie bij uitstek,  is vertegenwoordigd. Laat de markt gewoon zijn werk doen. Dan blijven vanzelf de supermarkten over die optimaal inspelen op de wensen van de klant. Wat wellicht nuttig is voor Toine en zijn hongerige gezinsleden om nu al te weten: de vis wordt doorgaans niet duur betaald in de Lidl. In de Rotterdamse Van Lennepstraat (Spangen) is in de jaren zeventig reeds bewezen dat kerk en supermarkt heel goed samengaan. Beide hebben sociale cohesie hoog in het vaandel staan, en dat is precies wat Roosendaal nu heel goed kan gebruiken.                               

Toine Theunis Op de eerste plaats kan een minister en dus ook een gemeente een uitspraak van het europees hof niet naast zich neerleggen.
Op de tweede plaats is een vergelijking van een klein woonwagenkampje met een drugshostel totaal misplaatst. De kampjes in Roosendaal die in woonwijken liggen zijn goed opgenomen in de wijk.
Op de derde plaats kunnen starters in Roosendaal nog heel goed terecht op de woningmarkt. Zie ook het succes van onze startersleningen.
Dit stuk slaat de plank volledig mis. Beter eerst verdiepen in de materie alvorens een dergelijk stuk te schrijven zou ik zeggen.

Waarom wil Roosendaal twee extra woonwagenkampjes aanleggen?
Het kan verkeren. Tot voor kort spaarden gemeenten kosten noch moeite om van de woonwagenkampjes af te komen. De rijksoverheid legde hen daarbij geen strobreed in de weg. Het zogeheten uitsterfbeleid bestond doorgaans uit het verwijderen van vrijkomende woonwagenstandplaatsen en het aanbieden van een andere woonvorm aan standvastige bewoners, die gelijk het bekende dorpje in Bretagne dat zo onvermoeibaar vecht tegen de Romeinse overheersing,  sterk gehecht zijn aan hun woonwagencultuur. De Nationale Ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens oordeelden echter dat gemeenten en woningcorporaties zich hiermee bezondigen aan discriminatie. 
Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken had deze kritiek naast zich neer kunnen leggen, maar kennelijk wakker geschud verkoos ze het gemeenten op te roepen met dit uitsterfbeleid te stoppen. Roosendaal was een van de gemeenten die snel zwichtte voor de minister. Zo gaf het College van B&W zelfs te kennen twee extra woonwagenkampjes te willen aanleggen, bestaande uit totaal tien staanplaatsen, evenredig te verdelen over de twee kampjes.  BN/DeStem besteedde uitgebreid aandacht aan dit voornemen. Wethouder Toine Theunis gaf te kennen niet mee te willen werken aan het schrappen van staanplaatsen voor woonagens. Waarom de wethouder dat per se niet wil, werd uit het artikel niet duidelijk. Zijn hier principes in het geding of volgt Roosendaal slechts de gewijzigde Haagse richtlijnen?  Een beetje verslaggever zou toch doorgevraagd hebben op dit cruciale punt. In Bergen op Zoom was het verzet van toekomstige omwonenden tegen twee soortgelijke kampjes zo hevig dat een van die kampjes inmiddels is afgeblazen. De zoektocht naar locaties in Roosendaal moet nog beginnen. Wethouder Theunis verwacht hier geen problemen. Waar dat optimisme op gebaseerd is, wordt uit het artikel evenmin duidelijk.  ‘Door die locaties zorgvuldig te kiezen, de kampen klein en beheersbaar te houden en goed te communiceren voorzie ik weinig problemen’, aldus citaat Theunis.  Helaas zet de verslaggever hier een punt.  Onbegrijpelijk ook. De gemeente Roosendaal heeft nogal een ongelukkige hand bij het zorgvuldig kiezen van geschikte locaties. Zeker waar het gevoelig liggende onderwerpen betreft.  Theunis zal zich ongetwijfeld nog herinneren wat zijn ex-collega Jongmans losmaakte toen hij de Wouwseweg wilde opzadelen met een opvanghuis voor drugsverslaafden. En goed communiceren waarover Theunis rept. Hoe vaak is dat al niet fout gegaan in het Stadskantoor? Theunis hoeft op dat gebied alleen maar het track-record van zijn college Cees Lok er op na te slaan. En hoe je ook over woonwagenkampen denkt, ze nemen relatief gezien wel erg veel ruimte in beslag. Ruimte die ook aangewend kan worden voor starterswoningen, om maar eens een nijpend huisvestingsprobleem bij de hoorns te vatten.


Dinsdag 30 oktober 2018

KRIJN VAN OSTA IS MET DE LAATSTE TREIN VERTROKKEN

Mijn eerste interview in de West-Brabant Koerier en mijn laatste bijdrage aan het Stadsblad was in 1988 aan Krijn van Osta gewijd. Als treinpendelaar tussen Roosendaal en Rotterdam leerde ik Krijn in de periode daarvoor kennen als een vaste waarde op het NS-station in Roosendaal. Als ik na een vermoeiende dag op kantoor weer voet op Roosendaalse bodem zette, klonk het overbekende ‘koffie, broodjes, bier en limonaaaadeh’ me telkens weer als muziek in de oren. Ik kocht niet zo vaak wat van zijn koffiekar, maar ik vond het altijd adembenemend om te zien hoe hij in minieme tijd de reizigers in de treinstellen op hun wenken bediende en er altijd weer op het nippertje in slaagde zijn klanten hun wisselgeld terug te geven alvorens de trein zich weer in beweging zette.
Toen ik door de West-Brabant Koerier in de gelegenheid werd gesteld om wat langere artikelen te gaan schrijven, wist ik meteen dat Krijn van Osta mijn eerste onderwerp moest zijn. Omdat ik al zijn wetenswaardigheden desondanks niet in een artikel kwijt kon, besloot ik het restant te gebruiken voor een bericht in het Stadsblad. Omdat twee keer dezelfde foto gebruiken voor twee verschillende kranten ‘not done’ was (en is), besloot ik voor het artikel in het Stadsblad een cartoon te tekenen met een wel heel piepjonge Krijntje van Osta als stralend ..nou ja zeg maar liever blèrend middelpunt. Zoiets is altijd een gok. Ik heb dat later ook wel eens gedaan bij iemand die regressietechnieken toepaste en mijn afbeelding viel bij die therapeute niet bepaald in goede aarde. Althans de bijbehorende boodschap.  Toen ik Krijn een week na het verschijnen van het stukje in het Stadsblad weer tegen het lijf liep op het perron was ik heel benieuwd naar zijn reactie. Ik zal zijn stralende gezicht nooit vergeten toen hij mij direct herkende als de man van de krant. ‘Beste kerel, je hebt het fantastisch gedaan. Ik heb zo ontzettend veel leuke reacties op die tekening gehad. Geweldig gewoon. Ik heb ‘em uitvergroot en laten inlijsten. Bakkie koffie? Gaat er altijd wel in, lijkt me’ klonk het uiterst hartelijk en uitnodigend.  Niet veel later moest Krijn geheel tegen zijn zin zijn werkzaamheden staken.  De NS schakelde ter zijner tijd over van ambulante handel naar een vast koffietentje.  In die tussentijd was hij nog wel eens als invaller actief. Als ik me goed herinner kreeg Krijn samen met zijn twee collega’s  een korte afscheidsreceptie aangeboden in een van de wachtkamers op perron 3. Mijn favoriete koffiemannetje was zelfs landelijk zo’n vertrouwde verschijning dat de toenmalige actualiteitenrubriek ‘Van Gewest tot Gewest’ daar een reportage aan wijdde. ‘Zult u de koffiemannetjes gaan missen?. Met die vraag schoof een meisje met een ragebol  la Robert Long in zijn Unit Gloria-periode mij de toen zo bekende microfoon onder de neus. En uiteraard kon ik de vraag in alle oprecht met een driewerf JA beantwoorden. De uitdrukking was in die tijd nog niet in zwang, maar de koffiemannetjes hadden Roosendaal in al die jaren echt op de kaart gezet. Philip Freriks refereerde daar nog aan tijdens een lezing in Parrotia. ‘Mijn eerste buitenlandse reis was met de trein naar Parijs. Roosendaal was de laatste halte voor de grens en ik raakte direct geïntrigeerd door de aanblik van die driftig met kar paraderende koffieschenkers. Heel lang is dat voor mij nog een vertrouwd beeld en een directe associatie met Roosendaal geweest’, aldus de vroegere anchorman van het NOS-Journaal. Krijn zag ik tot lang na zijn pensionering met enige regelmaat bij activiteiten, vooral waar het oorlogsherdenkingen betrof. Ik herinner me nog goed hoe hij bij een viering van de bevrijding van Roosendaal door de Polar Bears op het Kadeplein een van de bevrijders met een wijds gebaar in de armen viel. Waarschijnlijk heeft zijn zoon en oud-politieman Toon dat prentje nog in het familiealbum zitten.
Aan alles komt echter ooit een eind en zo ook aan het leven van deze markante- en kleurrijke persoonlijkheid, die er in Roosendaal en verre omstreken voor zorgde dat het woord ‘koffie’ niet met Rita Corita maar met een echte uit de klei getrokken West-Brabander wordt geassocieerd. Na 92 jaar, die voor een belangrijk deel in het teken van het spoor stonden, is de laatste trein met Krijn aan bord vertrokken voor een enkele reis.
De vraag is nu hoe Roosendaal zijn legendarische koffiemannen op (w)aardige wijze kan eren? Te denken valt aan een naamsverandering: herdoop het stationsplein in Plein der Koffiemannen. Nog passender is wellicht om een standbeeld van deze drie-eenheid te laten verrijzen op het Stationsplein, het toekomstige Plein der Koffiemannen. Met als onderschrift  ‘KOFFIE, BROODJES, BIER en LIMONAAADEH’  Gelukkig heeft Krijn dat ruim 47 jaren mogen roepen.                   


Maandag 29 oktober 2018

WAAROM WIL ROOSENDAAL TWEE EXTRA WOONWAGENKAMPJES?

Het kan verkeren. Tot voor kort spaarden gemeenten kosten noch moeite om van de woonwagenkampjes af te komen. De rijksoverheid legde hen daarbij geen strobreed in de weg. Het zogeheten uitsterfbeleid bestond doorgaans uit het verwijderen van vrijkomende woonwagenstandplaatsen en het aanbieden van een andere woonvorm aan standvastige bewoners, die gelijk het bekende dorpje in Bretagne dat zo onvermoeibaar vecht tegen de Romeinse overheersing,  sterk gehecht zijn aan hun woonwagencultuur. De Nationale Ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens oordeelden echter dat gemeenten en woningcorporaties zich hiermee bezondigen aan discriminatie. 
Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken had deze kritiek naast zich neer kunnen leggen, maar kennelijk wakker geschud verkoos ze het gemeenten op te roepen met dit uitsterfbeleid te stoppen. Roosendaal was een van de gemeenten die snel zwichtte voor de minister. Zo gaf het College van B&W zelfs te kennen twee extra woonwagenkampjes te willen aanleggen, bestaande uit totaal tien staanplaatsen, evenredig te verdelen over de twee kampjes.  BN/DeStem besteedde uitgebreid aandacht aan dit voornemen. Wethouder Toine Theunis gaf te kennen niet mee te willen werken aan het schrappen van staanplaatsen voor woonagens. Waarom de wethouder dat per se niet wil, werd uit het artikel niet duidelijk. Zijn hier principes in het geding of volgt Roosendaal slechts de gewijzigde Haagse richtlijnen?  Een beetje verslaggever zou toch doorgevraagd hebben op dit cruciale punt. In Bergen op Zoom was het verzet van toekomstige omwonenden tegen twee soortgelijke kampjes zo hevig dat een van die kampjes inmiddels is afgeblazen. De zoektocht naar locaties in Roosendaal moet nog beginnen. Wethouder Theunis verwacht hier geen problemen. Waar dat optimisme op gebaseerd is, wordt uit het artikel evenmin duidelijk.  ‘Door die locaties zorgvuldig te kiezen, de kampen klein en beheersbaar te houden en goed te communiceren voorzie ik weinig problemen’, aldus citaat Theunis.  Helaas zet de verslaggever hier een punt.  Onbegrijpelijk ook. De gemeente Roosendaal heeft nogal een ongelukkige hand bij het zorgvuldig kiezen van geschikte locaties. Zeker waar het gevoelig liggende onderwerpen betreft.  Theunis zal zich ongetwijfeld nog herinneren wat zijn ex-collega Jongmans losmaakte toen hij de Wouwseweg wilde opzadelen met een opvanghuis voor drugsverslaafden. En goed communiceren waarover Theunis rept. Hoe vaak is dat al niet fout gegaan in het Stadskantoor? Theunis hoeft op dat gebied alleen maar het track-record van zijn college Cees Lok er op na te slaan. En hoe je ook over woonwagenkampen denkt, ze nemen relatief gezien wel erg veel ruimte in beslag. Ruimte die ook aangewend kan worden voor starterswoningen, om maar eens een nijpend huisvestingsprobleem bij de hoorns te vatten.


Maandag 29 oktober 2018

JOHAN DERKSEN HOUDT DE BLUES LEVEND

‘Ach, dat was mijn eerste singletje’, laat een oudere dame zich ontroerd ontvallen als bij de merchandise haar oog valt op ‘She likes Weeds’ van The Tee Set. Daarmee is de toon direct ook in figuurlijke zin gezet. Het belooft een middag vol nostalgie te worden bij het programma ‘Johan Derksen – keeps the blues alive’ deze zondagmiddag in schouwburg De Kring. Kort na zijn pensionering als hoofdredacteur van het blad Voetbal International zag Derksen de bui al hangen. ‘Als ik niet snel iets ga doen, verveel ik me de rambam’. Dat resulteerde in de theatershow  ‘Johan Derksen en de Pioniers van de Nederpop’.

Toen ik de toenmalige directeur van De Kring Ad van Terheijden adviseerde deze show in het programma op te nemen, was scepsis aanvankelijk mijn deel. ‘Zou daar in Roosendaal  wel een publiek voor zijn?”, vroeg de directeur zich af. Gelukkig zou hij zich toch laten overreden om deze pioniers naar Roosendaal te halen en daar kreeg hij bepaald geen spijt van. Opgezweept door het massaal opgekomen publiek maakten Derksen en zijn crew van oldtimers er een geweldige show van, met bal na. Hij had het lange tijd erg druk met allerlei bijboekingen en verlengingen, maar uiteindelijk doemde toch het gevreesde zwarte gat op. ‘Dat nooit’, besloot de bon vivant en hij zag zowaar kans om met een opvolger te komen. In de flyer van de productie staat het keurig maar wat statig omschreven: ‘Johan Derksen Keeps The Blues Alive’ neemt u mee naar de jaren zestig waar grote bands als ‘The Rolling Stones’, ‘Them’ en ‘The Animals’ een breed publiek lieten kennismaken met de muziek van Amerikaanse blueslegendes’.
Met zo’n obligate promotie verkoop je natuurlijk geen enkel ticket extra . Derksen besefte al snel dat er wat meer energie in de productie moest worden gestoken. Het fundament bleef onveranderd gelegd worden door de band The Clarks uit Den Haag. Dat is nog lang niet voldoende, concludeerde snorremans al snel. Derksen besefte dat het oog ook wat wil en voegde de beeldschone A.J. Plug aan zijn line-up toe. In De Kring heel fijntjes geïntroduceerd in de volgende bewoordingen. ‘Nou zijn er wel enkele wij….eehhhuu… vrouwen die de blues kunnen zingen. Maar veel van die meiden schreeuwen alleen maar en maken zich vervolgens wijs dat dit de blues is. Mijn ex-vrouw behoorde heel duidelijk tot die categorie’, kreeg hij de macholachers op zijn hand. A.J. Plug is in de ogen van Derksen echter de beste blueszangeres die er momenteel in Nederland rond loopt. Haar entree mocht er in ieder geval wezen. Gestoken in een kort en spannend rokje riep ze direct herinneringen op aan Bonnie St. Clair in haar gloriedagen. Qua zang heeft ze veel weg van die andere Bonnie –Total eclips of the heart – Tyler. Het geluid dat The Clarks produceerde deed aanvankelijk wat pijn aan de oude oortjes, maar op het moment dat A.J. Plug losbarstte in gezang manifesteerden zich heel andere zintuigen.

Natuurlijk ging Derksen niet voorbij aan de vraag waarom de blues zonodig in het theater moet worden beleefd. ‘Kijk, nu ik wat meer vrije tijd heb, ga ik regelmatig naar festivalletjes waar je voornamelijk van die flutbandjes te zien en horen krijgt. Je moet heel wat geduld betrachten alvorens de grote jongens het podium bestormen. Daarbij sta je dan ook nog eens tot je enkels in de modder. Nee, laat mijn generatie de blues maar lekker in de schouwburg beleven. Kopje koffie, comfortabele stoelen, een pauzedrankje, en dan maar lekker achterover leunen, en de muzikanten doen de rest. Die luxe positie hebben we na een leven van hard sappelen wel verdiend’. Het optreden van A.J. Plug betekende tevens de redding van het gedeelte voor de pauze, want dat kende tot dan toe een wat statisch en saai verloop. Het gedeelte na de pauze was veel evenwichtiger van samenstelling. Smaakmaker na de heropening was in eerste instantie de Amerikaanse zangeres Kat Riggens, orkaankracht negen was er niets bij. Ze overdonderde het publiek met haar krachtige stemgeluid, met dank aan Erwin Java, een van de beste bluesgitaristen van Nederland. Jammer alleen dat ze de neiging tot naïeve prietpraat over een betere wereld niet kon onderdrukken. Aan het gezicht van Derksen was te zien dat ook hij dat niet bepaald het sterkste gedeelte van Riggens optreden vond. Absoluut hoogtepunt van de show was het optreden van Theo van Es. Zijn oude hits met The Shoes kwamen nu niet aan bod. Derksen was tot de ontdekking gekomen dat Van Es altijd bij het verkeerde bandje had gespeeld en dat zijn stemgeluid veel geschikter is voor de blues. Waarvan akte. Met ‘Unchain my hart’, waarvoor  beide dames ook nog even uit de kleedkamer moesten opdraven, werd het einde van dit nostalgische middagje blues ingeleid. Of Derksen hiermee de blues levend zal houden, is een vraag die zich in De Kring niet zo gemakkelijk liet beantwoorden. Maar zolang er nog zestigers zijn, is er nog hoop.

Wie had verwacht dat Derksen zijn gebruikelijke tirade over de publieke omroep achterwege zou laten kwam bedrogen uit. ‘Ik zit bij een van de commerciëlen in een lullig talkshowtje over voetbal. Als ik het waag om een internationale bluesartiest die op dat moment in het land is mee te nemen maar de studio kijkt de directie me argwanend aan. De vrees is dan dat er op dat moment 300.000 van de achthonderdduizend kijkers zullen zappen naar een andere zender. Maar de publieke omroep is zo mogelijk nog veel vreselijker. Zoals we hier als bluesliefhebbers bij elkaar zitten, betalen we allemaal mee aan de publieke omroep. Maar we zien –of liever gezegd – horen nooit iets terug van ons belastinggeld. Op de radio hoor je alleen maar flutmuziek, gepresenteerd door schijtlollige discjockeys en hun irritante sidekicks. Ze draaien alleen nog maar John de Bever en aanverwanten. Nou moet ik er wel bij zeggen dat John de Bever deze middag ook in de zaal zit. Hij heeft later nog een optreden in Vlissingen, dus hij dacht ‘ik pik dit even mee’. Ik prijs De Bevers muzieksmaak, jammer alleen dat daar in zijn eigen repertoire niets van is terug te vinden’. Dus wat mij betreft mag die hele publieke omroep liever vandaag dan morgen verdwijnen’. Veel van die oudere jongeren in de zaal dachten er gezien het klaterend applaus dat opsteeg net zo over. Je kon de tanden van Omroep Max-baas Jan Slagter bij wijze van spreken horen knarsen!   

Johan Derksen – Keeps the blues Alive, gezien door Jaap Pleij op zondag 28 oktober in de grote zaal van De Kring.  


Zondag 28 oktober 2018

OMROEP MAX IS DUS INDERDAAD TE KONINGSGEZIND

Naar aanleiding van Prinsjesdag stelde ik in een column het gebrek aan kritisch denkvermogen van de media, waaronder Max Magazine,  aan de kaak waar het de Oranjes betreft, vergezeld van een uitnodiging aan het adres van hoofdredacteur Peter Contant om deze uiteenzetting zonder enige financiële tegenprestatie te plaatsen. Een reactie bleef uit, plaatsing eveneens. Wat mij gezien eerdere ervaringen met Max Magazine ook niet verbaasde. Tot mijn verrassing besteedt Contant in nummer 40 toch aandacht aan dit ‘pleijdooi’, waarbij hij zich echter wel van een vreemde invalshoek bedient. Ik word in zijn persoonlijk statement aangeduid als ‘een van onze abonnees’, wat niet alleen uitermate schofferend is, maar ook nog eens strijdig met de journalistieke basisregels.
Het ging hier overduidelijk om een column en een kenmerk van een column is dat het een persoonlijke visie van de auteur op een actueel thema betreft. Het geeft dan ook geen pas zijn naam zomaar weg te laten en zijn stukje proza op deze manier te behandelen.
In de intro van zijn rubriek ‘Max te Koningsgezind?’ plukt Contant slechts een paar elementen uit mijn column, om de rest van zijn rubriek te gebruiken voor een uiteenzetting van het eenzijdig koningsgezind gekleurde standpunt van Max Magazine. In een bindend referendum, waarbij de bevolking zich voor het eerst in de 203 jaar oude geschiedenis van het Koninkrijk mag uitspreken over de handhaving van de monarchie, ziet hij niets. ‘Uit het grote jaarlijkse NOS-onderzoek blijkt dat koning Willem-Alexander en koningin Maxima elk jaar een hogere waardering krijgen van het volk. Zegt dat niet genoeg?, sluit hij zijn pleidooi op demagogische wijze af. Nee, beste meneer Contant. Dat zegt niet genoeg. Sterker nog. Dat zegt helemaal niets. Een NOS-onderzoek is niet synoniem voor de wil van het volk. Ik ben bij voorbeeld nooit geraadpleegd voor zo’n onderzoek. U ook niet, neem ik aan. Aan een bindend referendum hoort een uitgebreide verkiezings- en voorlichtingscampagne vooraf te gaan. Dat is een goed democratisch gebruik. De republikeinen kunnen een eventueel referendum met vertrouwen tegemoet zien. Ze hoeven slechts het vernietigende, historische  betoog van Arjan Lubach van een aantal seizoenen terug uit ‘Zondag met Lubach’ nog eens af te stoffen en in de campagne duidelijk in de spotlights te zetten. Geen weldenkend mens zal dan nog een ja-stem geven aan dat verdorven en volkomen achterhaalde systeem, waar Thorbecke gezien de escapades van Koning Willem III ook al snel na invoering geheel genezen was. Zijn pleidooi voor een terugkeer naar de republiek is echter altijd angstvallig verborgen gehouden. Grondwettelijk had Willem I zijn rechten voor zover hij daar ooit over had beschikt als staatshoofd al lang verspeeld, toen hij in 1813 opgehitst door een drietal Haagse notabelen besloot naar Nederland terug te keren. Evengoed was hij na de ‘landing’ gearresteerd door Franse troepen en hadden we van de Oranjes nooit meer iets vernomen. Op het balkon van het Johan de Witthuis in Den Haag kreeg hij echter de gelegenheid om uit te roepen ‘Ik ben de souverein van Nederland’ en omdat niemand hem tegensprak is dat maar geaccepteerd. Van Willem-Alexander staat niet eens vast dat hij een bloedverwant is van Willem I, en dat maakt zijn koningschap bij voorbaat al dubieus. Van al deze argumenten is geen woord terug te vinden in ‘Max te Koningsgezind?’
Contant riep zijn lezers nog wel op te reageren op de stelling ‘Is Max te koningsgezind?’.  In het nummer van deze week zijn drie van de binnengekomen reacties geplaatst. Als deze representatief zijn voor de ‘volksraadpleging’ luidt het antwoord onomwonden ‘Ja, Max is te koningsgezind’. Een inzender uit Den Haag, daar waar deel 2 uit de Oranjehistorie begon, sprak van een stuitende, blinde verering die de familie Von Amsberg ten deel valt. ‘Als we nu een keer de gelegenheid krijgen om te stemmen voor of tegen de monarchie’, stelde hij voor, zonder daar veel fiducie in te hebben, getuige het vervolg. ‘Maar zo’n stemming wordt angstvallig vermeden. Stel je voor dat blijkt dat er niet zo veel voorstanders zijn als ons steeds wordt voorgehouden’. Een andere inzender stelt terecht dat ‘troonopvolging door geboorte niet kan’. Ik keek vervolgens naar links, in de verwachting dat Constant zijn persoonlijke column ook wel aan deze kwestie gewijd zou hebben. De kop ‘Excuses’ en het veelvuldig gebruik van de naam ‘Jaap’ sterkte mij in die gedachte, maar het bleek om een openbare oorwassing van financieel verslaggever Jaap Roelants te gaan. In een van zijn columns wees deze Jaap een door de belastingdienst onevenredig hoog aangeslagen 94-jarige dame op een omweg om toch recht te hebben op de felbegeerde huurtoeslag. Die omweg vond geen genade in de ogen van ‘Baas’ Contant die zich roomser dan de Paus opstelde tegenover de alom gewaardeerde columnist.          
Ik roep Contant dan ook graag op ter compensatie van zijn eerdere verzuim dit artikel in zijn geheel te plaatsen, en ruiterlijk toe te geven dat hij het bij het verkeerde eind had en met zijn ‘journalistieke’ benadering de plank volledig heeft misgeslagen. Ook zou het hem sieren indien hij voortaan structureel ruimte geeft aan een republikeins weerwoord op al die door Marc van der Linden gebezigde koningsgezinde onzin in Max Magazine. Maar dat zal hem wel niet gaan worden, nietwaar meneer Contant? Die regentenmentaliteit is waarschijnlijk onderdeel van de Omroep Max-cultuur. Iets verderop in het magazine pleit omroepbaas Jan Slagter ervoor dat elk huishouden jaarlijks rechtstreeks 80 tot 90 euro gaat meebetalen aan de financiering van de publieke omroep. Jammer dat Slagter zich niet eerst afvraagt of de burgers daar uberhaupt wel toe bereid zijn. Misschien kan de publieke omroep de bevolking wel gestolen worden? Getuige de bagger waarmee de drie publieke netten dagelijks gevuld worden, zou dat niet zo verwonderlijk zijn. Buiten ‘Zondag met Lubach’ heeft de PO geen enkel paradepaardje waarvoor ze zich op de borst kan slaan. Op een verdwaalde uitzending van ‘Andere Tijden’ en ‘Tegenlicht’ na dan. Een volksraadpleging over dit onderwerp zou net als de vraag ‘Is Max te koningsgezind?’ wel eens een uitslag kunnen opleveren die Slagter en Contant in het geheel niet bevalt. Slagter is echter helemaal niet geinteresseerd in een alles bepalend omroepreferendum. Het stoort hem al verschrikkelijk dat de politiek zich inhoudelijk bezighoudt met de programmering. ‘Het (de door Slagter gewenste her in te voeren omroepbijdrage dus) is ook een veel zuiverder vorm van financiering, want dan kan en hoeft de politiek zich ook niet meer te bemoeien met wat voor programma’s we uitzenden’. Nee, dat bepaalt Slagter in zijn onmetelijke wijsheid zelf wel. De burgers moeten maar genoegen nemen met de worst die ze  door Slagter & Co voorgehouden krijgen. Een worst die voornamelijk met snoepreisjes ten bate van volstrekt overbodige- en stompzinnige programmaatjes gevuld is. Het wordt juist hoog tijd dat de politiek een veel steviger vinger in de pap krijgt bij de programmering. Politici zijn via verkiezingen nog enigszins te sturen, maar er is geen mens die Jan Slagter uit zijn ivoren toren kan verwijderen.                                 

(onderstaand de column waar het allemaal mee begonnen is en die Peter Contant dus ‘vergeten’ is te plaatsen)
Grondwet van de Republiek Nederland
In MaxMagazine van deze week mogen Astrid Kersseboom, Marc van der Linden en Jeroen Snel hun licht laten schijnen over de toekomst van onze monarchie. Auteur Louis Bovée duidt het drietal aan als royaltywatchers. Lakei of knipmes zou een betere omschrijving zijn geweest, want het drietal geeft  heel zacht uitgedrukt niet bepaald blijk van kritisch oranje-denkvermogen. Maar ja, in welk medium, ‘Zondag met Lubach’ uitgezonderd, is dat tegenwoordig wel het geval?   
In het bij-artikel ‘Monarchie of Republiek’ maakt Marc van der Linden bovendien weer eens een klassieke denkfout. Hij denkt dat zelfs wanneer het koningshuis fouten gaat maken (wat al lang met enige regelmaat gebeurt) de mensen uiteindelijk voor de monarchie zullen kiezen, want zo stelt hij in een wanstaltige zin: Omdat een staatshoofd dat er dertig jaar zit meer rust en stabiliteit geeft aan een land in plaats van elke vier jaar presidentsverkiezingen. Daarmee raakt hij wel aan de kern van de zaak. De Nederlandse bevolking wordt systematisch het democratische recht onthouden om zich uit te spreken over de monarchie. Stel dat de bevolking in een ongekend collectief moment van helder denken besluit dat Willem-Alexander maar eens op zoek moet naar een echte baan, dan hoeft dat helemaal niet automatisch te betekenen dat Nederland overschakelt op een presidentieel systeem. Het is bij voorbeeld heel goed denkbaar dat de premier tevens de status van staatshoofd krijgt. Dat zou Mark Rutte’s positie in het buitenland alleen maar versterken. Ik raad Van der Linden aan om het boek ‘Grondwet van de Republiek Nederland’ eens te lezen. Vijf gerenommeerde auteurs bieden in dit verhelderende boekwerk drie modellen aan voor een toekomstige Nederlandse Republiek. Het Zwitserse systeem met een roulerend staatshoofd zou in Nederland ook goed toepasbaar zijn. Dat levert meer stabiliteit op dan een koning die in feite geen enkel nut dient. Zeker nu het parlement zelf de regie voert bij het formeren van een kabinet. Overigens kun je nog steeds vraagtekens plaatsen bij de rechtmatigheid van het koningschap van Willem-Alexander.  De Grondwet schrijft voor dat alleen bloedverwanten van koning Willem I voor deze positie in aanmerking komen. Een DNA-test die dit onomstotelijk kan uitwijzen, wordt net als zijn moeder voor hem door Willem-Alexander hardnekkig geweigerd. Dat moet toch ernstig te denken geven!  Zie ook mijn toneelstuk ‘Koning Willem III En het verborgen kistje van kroonprins Alexander’, waarin wordt beargumenteerd dat Willem III nooit de biologische vader van de in 1880 geboren Wilhelmina geweest kan zijn. Grofweg gesteld: we worden dus al 138 jaar belazerd.


Vrijdag 26 oktober 2018

HOE MAAK JE DUIDELIJK DAT WERKEN IN DE ZORG OOK LEUK IS?

De ene donderdag is gelukkig de andere donderdag niet in St. Elisabeth. Voelde Ma zich op donderdag 18 juni absoluut niet in staat om de vertoning van een Brabantse natuurfilm bij te wonen in ’t Trefpunt, een week later verheugde ze juist op het optreden van het showorkest No Guts No Glory. Ik trof haar die middag gekleed op bed aan, de ogen half gesloten. Ze schrok vrijwel onmiddellijk wakker.  ‘O jee, we zijn toch niet te laat, hoop ik?’, riep ze verschrikt. ‘Nee hoor, Ma’, stelde ik haar onmiddellijk gerust. ‘De taxi – wijzend op de rolstoel- staat reeds klaar’.
Ma’s gezicht klaarde direct op. ‘Nog even snel een plasje en we gaan’. Ze was niet de enige in de huiskamer die aanstalten maakte om dit concert-aan-huis bij te wonen. Vier rolstoelen draaiden onder vrijwillige begeleiding ongeveer gelijktijdig de wielen in de richting van ’t Trefpunt. Muziek is populair in St. Elisabeth. Dat bleek deze middag weer eens duidelijk, want de beste plaatsen vooraan waren al lang vergeven. Voor Ma vond ik gelukkig nog een mooi plekje bij het raam. ‘We krijgen toch nog wel eerst een bakje koffie?’, informeerde ze enigszins verontrust. Wederom kon ik haar geruststellen door slechts te wijzen op de noestere vrijwilligers die al driftig met kannen koffie en thee in de weer waren. Iets over half drie betraden de mannen en schaarse vrouwen van No Guts No Glory het geïmproviseerde podium en al bij de eerste klanken wist ik dat Ma niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk goed zat deze middag. ‘Ha, heerlijke muziek’, reageerde ze enthousiast op de klanken die eens werden voortgebracht door de legendarische Glenn Miller.   
Deze Amerikaanse jazztrombonist stapte op 15 december 1944 op Engelse bodem in een vliegtuig van het type Noorduyn Norseman dat hem naar Parijs moest brengen, maar vliegtuig, passagiers en bemanning kwamen nooit aan. De officiële lezing luidt tot op de dag van vandaag dat het toestel in zeer slecht weer is terechtgekomen en neergestort is in het Kanaal. De lichamen en de wrak van het vliegtuig werden echter nooit teruggevonden, en dat gaf direct aanleiding tot speculaties. Hoe dan ook, zijn muziek is in ieder geval onsterfelijk gebleken. Daardoor kon Ma 74 jaar na de dood van de componist al meeklappend en meezingend genieten van klassiekers als ‘In the Mood, Sing Sing Sing, Chattanooga Choo Choo’ en ‘Tuxedo Junction’. ‘Pennsylvania 6-5000’ hoorde ik in mijn herinnering niet voorbijkomen, maar het is goed denkbaar dat in mijn 61 jaar oude geheugen ook wat gaatjes beginnen te vallen. In de pauze werd ik benaderd door een kordate dame die zich voorstelde als Marieke Bouwman, directeur van St. Elisabeth. Ma verblijft nu bijna vijf maanden in deze zorginstelling en vrijwel vanaf het begin heb ik deze bestuurder bestookt met mailtjes gevuld met suggesties en wenken, waarvan ik me later afvroeg of deze wel in goede aarde waren gevallen. Ik besef heel goed dat ik nogal vasthoudend kan zijn en graag regelmatig op onvervulde wensen en suggesties terug mag komen. Ik zou het nu snel horen. Daarnaast zet ik Bouwman steevast in BCC wanneer ik een column voor haar lezens(w)aardig acht, zoals mijn ‘pleijdooi’ voor meer aandacht voor de klimaatbeheersing in zorginstellingen, wat gezien de horrorzomer van 2018 een steeds nijpender probleem zal worden. Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid was zo voorkomend daar een lange reactie op te geven, maar uiteindelijk kwam die er wel op neer dat de huidige budgetten voor zorginstellingen toereikend moeten zijn om daar zelf in te voorzien. Een onderwerp waarover ik met de directie en het management van Elisabeth nog graag eens over van gedachten zou wisselen. Maar dat kon uiteraard niet in dit korte tijdsbestek. Bouwman vertelde me dat ze niet iedere mail kon antwoorden, maar omdat deze lang niet allemaal persoonlijk aan haar gericht waren ik dat waarschijnlijk ook niet bezwaarlijk zou vinden. Voor de derde keer deze middag kon ik een vrouwenhart gerust stellen. Iets wat ik overigens graag doe. Gezien de krap bemeten pauzetijd praatten we snel even bij en natuurlijk vertelde ik haar dat ik gelijk Hugo Borst voor mij aan een boekje werk over Ma’s leven in St. Elisabeth met als voorlopige, voor-de-hand-liggende werktitel ‘Ma in Huize St. Elisabeth’. In serievorm zijn deze al gepubliceerd op mijn Facebookpagina en nieuwssite www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com     
Bouwman ontpopte zich als degene die Borst het interview afnam tijdens zijn bezoek aan bibliotheek VANnU in Parrotia op 2 juni 2016 ter promotie van het boek ‘Ma’. Zelf had ik die connectie nog niet gelegd. Die dag herinner ik me om meerdere reden overigens nog goed. In de middaguren reisde ik af naar Oudenbosch om in het ietwat statige Hotel De Kroon  de hoorzitting van de Rijdende Rechter bij te wonen die handelde over ‘Stennis in Standaarbuiten’ (verslag is opgenomen in boek ‘KRING-gesprekken’ uit 2016).  Ik moest me na de opnamen, die flink uitliepen, haasten om nog op tijd te zijn voor ‘Bouwman vs Borst’. Het verslag van die ontmoeting is eveneens terug te vinden in ‘KRING-gesprekken’, maar ook in ‘Slotpleijdooi’ uit 2016. Eigenlijk vind ik dat dit relaas in het boekje over Ma ook niet mag ontbreken. Voor het tweede gedeelte van de ontmoeting in Parrotia had ik een vraag voor Borst in petto: Beste Hugo, we hebben elkaar een keer gesproken en wel bij de bekerkraker ‘Sparta – RBC’ van zeer lang geleden. Toen attaqueerde jij RBC-trainer Robert Maaskant fel over de ongecontroleerde acties van Sammy Youssof. Je informeerde bij hem zelfs of Youssof als een ongeleid projectiel mag worden beschouwd, wat Maaskant uiteraard ontkende. Kun je gezien de situatie met je Ma nu nog zo gebeten zijn op voetbalzaken, of denk je –wellicht onbewust-  het is in wezen toch maar bijzaak?  Tsja, ik ben niet alleen op papier lang van stof. Helaas kan ik me niet herinneren of ik deze vraag ook daadwerkelijk heb gesteld aan Hugo. Die reeds eerder geconstateerde gaatjes in het geheugen, weet u wel, in onderstaand verslag kon ik echter niets terugvinden dat daarop wees.
Hugo Borst als ‘Verbinder’ van Nederland
Hugo Borst heeft donderdag 7 juli 2016 letterlijk en figuurlijk mediageschiedenis geschreven in het AD. Het is niet alleen een unicum dat een landelijk dagblad de voorpagina geheel wijdde aan een open brief, dat de reacties zonder uitzondering positief waren, is zo mogelijk nog opvallender in ons verdeelde land van zeventien miljoen individualisten. Borst pleidooi aan het adres van staatssecretaris Van Rijn om met spoed verbeteringen door te voeren in de verpleeghuizen heeft een uitermate gevoelige snaar geraakt in de Nederlandse samenleving, zo bleek uit de eerste reacties. Besturen van verpleeghuizen, kamerleden en zelfs premier Mark Rutte staan te dringen om met Borst in gesprek te gaan.  Een mooie carrière in de politiek, en wellicht zelfs de post die nu door Van Rijn wordt bekleed, lijkt voor de kritische sportverslaggever, die tegen wil en dank tevens kenner van de verpleegzorg is geworden, in het verschiet te liggen. Van PVV tot D66 en PvdA, allemaal zijn ze het roerend eens met Borst dat het roer nu heel snel om moet.  Misschien is het verstandig om nu reeds de post van ‘Verbinder’ voor Borst in het volgende kabinet, ongeacht de samenstelling, te reserveren!
In een wereld waarin mensen voortdurend botsen is het verademend als er iemand opstaat die de vinger dusdanig op de zere plek legt dat iedereen zegt ‘verrek, die man heeft gelijk’.  Maar als het op uitwerking van de alternatieven die Borst op tafel legt aankomt, zullen de meningen ongetwijfeld opnieuw gaan botsen. Nederland kan eensgezind zijn in verontwaardiging, maar eensgezindheid in oplossingsgericht denken, is dat niet te veel gevraagd aan ons?  Ik hoop dat Borst de komende tijd zoveel overredingskracht in de schaal weet te leggen dat deze ‘sombermansgedachten’ ongegrond blijken te zijn.
Onderstaand nog een keer het verslag van de lezing die Hugo Borst op 2 juni gaf in de bibliotheek VANnU in Roosendaal over zijn bestseller ‘Ma’.  Ook terug te vinden in het recent uitgebrachte boek KRING-GESPREKKEN (verkrijgbaar bij De Boekenwurm aan de Molenstraat in Roosendaal en bij de auteur).  Heel triest dat de Roosendaalse politiek nauwelijks was vertegenwoordigd bij deze lezing. Het College van B&W had zelfs in het geheel niemand afgevaardigd, maar vrijwel iedereen weet helaas al dat je voor verbinding niet in het Stadskantoor moet zijn.
Hugo Borst gaat vervolg schrijven op ‘Ma’
ROOSENDAAL – ‘Is Sammy Youssof dan een ongeleid projectiel?’, vroeg Hugo Borst na afloop van de bekerkraker Sparta – RBC in lang vervlogen tijden aan trainer Robert Maaskant van de Roosendalers. Het was de eerste en voorlopig laatste keer dat ik journalist/schrijver Hugo Borst in levende lijve zag en na het ontkennende antwoord van Maaskant wisselde ik zowaar nog enkele woorden met hem. Het duurde tot donderdag 2 juni 2016 eer ik hem weer terug zag.
In Roosendaal deze keer, op uitnodiging van de literaire stichting De Witte Roos was hij naar bibliotheek VANnU afgereisd om zich te laten interviewen over zijn bestseller ‘Ma’, omschreven als ‘het hartverscheurende boek (tevens een bundeling van zijn columns in het AD, JP) over zijn dementerende moeder, liefdevol en met zoveel gevoel gecomponeerd dat het ook gezien kan worden als een waar eerbetoon’.  Borst, die heel toepasselijk een Roosendaals kwartiertje op zich liet wachten, kon dankzij inleider en voorzitter van de Cultuurraad, Joost van Mosselveld,  een gevatte entree maken. Van Mosselveld wist zich vaag te herinneren dat Borst een fanatieke voetbalfan is, maar van welke club ook al weer? Van achteruit de zaal opkomend, riep Borst hard ‘RBC’ (waar het natuurlijk ‘Sparta’ had moeten zijn) en daarmee was het ijs, voor zover al aanwezig, direct gebroken. Gelukkig voor interviewer Marieke Bouwman, verbonden aan het St. Elisabeth en zowel professioneel- als persoonlijk ervaringsdeskundige, maakte Borst het haar niet al te lastig door iedere vraag zeer uitgebreid te beantwoorden.
De ervaring had de doorgewinterde Rotterdamse journalist, die zoals iedereen weet …nou ja, bijna iedereen dan..met nachtburgemeester Jules Deelder tot de bekendste Spartafans mag worden gerekend, geleerd dat zijn visites door drie categorie mensen wordt bezocht. ‘Het zijn doorgaans voor een derde mantelzorgers en een derde werknemers werkzaam in de gezondheidszorg. Het restant behoort tot de zogeheten verdwaalden. Die bezoekers mogen desgewenst ook vragen over voetbal stellen’. Realistisch of niet, de zaal was tot de laatste stoel bezet en aan de vragen te oordelen had Borst de situatie goed ingeschat.  Voor degenen die het boek ‘Ma’ reeds tot zich genomen hadden, was vrijwel alles wat ter sprake kwam bekende materie. Borst greep de voor hand liggende openingsvraag ‘Hoe ben je op het idee gekomen om dit boek te gaan schrijven?’ aan om de levensloop van zijn moeder in een notendop te belichten. ‘Bijna iedereen in mijn familie kreeg uiteindelijk met Alzheimer te maken, haar vader, haar schoonmoeder, en op een na al haar zusters, die allen een flink stuk ouder waren dan zij. Dan ga je je automatisch afvragen of dit ook mijn noodlot zal zijn. Volgens de dokter is er geen naderend onheil gesignaleerd dat daarop duidt, waarbij hij wel aantekende dat de medische vergezichten in deze materie zeer beperkt zijn. Maar ik mag er dus van uitgaan dat ik medisch gezien minstens de zestig zal halen.  Mijn moeder sloeg door al die nare familie-ervaringen nooit een documentaire op televisie over Alzheimer over en toen ik een keer met de nodige ironie opmerkte ‘Zo kan ik later wellicht ook over jou gaan schrijven’ keek ze me zeer serieus aan en antwoordde slechts ‘Goed, als het maar genadig is’.
Die woorden zijn me altijd bijgebleven en nu het inderdaad zover is gekomen, heb ik bij het schrijven altijd dat laatste ‘gebod’ in mijn achterhoofd. Alzheimer betekent in de praktijk langzaam afscheid nemen van een dierbare, echt stukje bij stukje, en haar huidige situatie baart me de nodige zorgen. Ze wordt erg mager, wat logisch is omdat ze ook haar eetlust beetje bij beetje aan het verliezen is. Bij de columns die in de bijlage van het AD worden gepubliceerd, gaan mijn oudere broer en ik heel kies om met de foto’s die bij de artikelen worden geplaatst. Zo vragen we ons bij elke foto, die overigens allemaal gemaakt worden door een dierbare vriendin van ons, af of dit wel toonbaar is voor een groot publiek. Dat is altijd een kernvoorwaarde voor plaatsing. Over de inhoud van mijn stukjes zijn mijn broer en ik –even afkloppen-  het tot nu toe altijd roerend eens geweest. Heel vaak gebruik ik mijn columns ook voor persoonlijke mijmeringen. Hoe ik als klein jongetje tijdens de immer gezellige verjaardagspartijtjes rondging met de prikkers waar steevast een blokje kaas, een augurkje en een stukje fruit aan prijkte. Mijn moeder was tijdens die vrolijk gevarieerde visites altijd heel leuk maar ook zeer weerbaar  in de discussies. Zo rond haar vijftigste begon daar wat kentering in te komen. Ze moest toen een vrij ingrijpende operatie ondergaan en daarna ging ze wat angstiger door het leven, alsof ze toen pas besefte dat het aardse bestaan eindig is. Mijn vader was een man om respect voor te hebben. Door mee te bouwen aan de trappen van de Maastunnel heeft hij ook letterlijk een beetje zijn stempel kunnen drukken op het naoorlogse Rotterdam. Hij zorgde voor stabiliteit en veiligheid, maar de gezelligheid in huis kwam toch echt voor rekening van mijn moeder. Hoe belezen en strijdbaar ook, als een echte kloeke hen was ze altijd thuis als ik uit school kwam. Even een beetje de dag doornemen met een kopje thee en één koekje – ik moest het echt niet wagen om een tweede koekje te pakken- vormen voor mij nog steeds de mooiste jeugdherinneringen’.  Juist omdat het zo’n grote uitzondering was, kan Borst zich de dag dat het een keer niet zo gezellig was nog precies herinneren.
‘Mijn spijkerbroek met grote scheur was de oorzaak. Ze keek altijd met lede ogen toe als ik die broek weer eens uit de mandwand viste. In haar ogen was het aftandse kledingstuk al lang rijp voor de vuilnisbak. Ik ging daar nooit op in, en daarom nam ze op een gegeven moment zelf het initiatief om de broek af te voeren. Ik keek haar verschrikt aan toen ze doorleuk vertelde dat het kledingstuk definitief passé was, en het scheelde weinig of ik had haar een flinke schop verkocht. Dat escaleerde zo hevig dat mijn broer, die toen al op zichzelf woonde, na een alarmerend telefoontje meteen naar huis kwam om de ruzie te sussen. Toen de gemoederen enigszins tot bedaren waren gebracht, keek hij me indringend aan en zei slechts ‘Dat moet je dus nooit meer doen!’  Zoiets had hij nog nooit tegen me gezegd en wellicht is dat de reden dat ik deze woorden nooit meer ben vergeten’. Gevoelige momenten van ontroering werden razendsnel afgewisseld met de actualiteit. Als de huidige kwaliteit van de zorg ter sprake komt, zou Borst het liefst direct op de barricaden willen klimmen. ‘Geen kwaad woord over die werkelijk schatten van meiden op de werkvloer die elke dag hun stinkende best doen om al die mensen die aan hun zorg zijn toevertrouwd een aangename levensavond te bezorgen. Door gewetenloze managers, die bovendien nog eens schandalig veel verdienen, bijna allemaal dik boven de Balkenendenorm, worden ze echter gedwongen om onnodig veel tijd achter de computer door te brengen. Zo veel zelfs dat de zorg zelf zwaar in de knel komt. Het is een crime, vrijwel elke handeling moet in kaart worden gebracht en daarnaast moeten ze van alles aantekenen. Weg met de managers, is dan ook mijn credo. Als ik dat politiek vertaal, kom ik niet uit bij de liberalen en de sociaaldemocraten. De enige politica van wie ik gemerkt heb dat ze het zorghart op de juiste plaats draagt, is Mona Keijzer van het CDA. U moet dat overigens niet zien als een stemadvies hoor’.  

Van het boek ‘Ma’ zijn inmiddels 75.000 exemplaren verkocht. Een aantal dat nog wel zal doorgroeien, verwacht de auteur. ‘Dat stemt me uiteraard tevreden en het geeft een voldaan gevoel. Tegelijkertijd betreur ik het dat mijn moeder niet in dat succes –als je het zo wil noemen-  mag delen. De vele reacties zijn van dien aard dat er zeker een vervolg op komt. Boek twee zal dan een nog zwaardere aanval op het management bevatten, voor de meest indrukwekkende reacties wordt ook ruim baan gemaakt, en natuurlijk de onoverkomelijke laatste hoofdstukken uit het leven van Ma. Alleen om die reden mag deel 2 wat mij betreft nog lang uitblijven. Als het eenmaal zover is, hoop ik dat Ma vredig mag inslapen, waarna we haar een uiterst waardig afscheid zullen geven. In dat boek komen de boze- en de lieve Borst dus nog een keer en waarschijnlijk voor het laatst samen’.             

De geschiedenis leert dat het anders is gelopen. Reeds in 2017 raakte Hugo Borst opnieuw een gevoelige snaar met zijn tweede boek over zijn dierbare moeder. In Ach, moedertje schrijft hij de ene keer nuchter, de andere keer uiterst gevoelvol over zijn ‘moedertje’ , lijdend aan Alzheimer.

Al in de eerste column ‘Zuidpool’ spat volgens een recent de liefde voor zijn moeder van elk woord af. ‘Borst zegt geen woord te weinig en geen woord te veel. Elke letter krijgt betekenis: ‘Hoe voel je je?’ Ze knikt weer. Dan fluistert ze, een beetje samenzweerderig: ‘Ik wil graag slapen.’ Ik fluister: ‘Nou, dat doen we dan toch, moedertje.’ Warm en menselijk benadert Hugo Borst alle verpleeghuisperikelen, zo gaat hij ook om met de medebewoners op de afdeling waar zijn moeder verblijft en observeert en analyseert hij scherp de misstanden in de zorg. Een zekere dualiteit in zijn gevoelens ten opzichte van zijn moeder en haar ziekte is hem niet vreemd, Borst kan zich echter nog steeds zeer kwaad maken om de vergaande bureaucratisering in de zorg, van zijn warme gevoelens voor de verzorgenden en de bewoners van het Verpleeghuis is dan even weinig te merken. Wie beide boeken heeft gelezen (Ma en Ach, moedertje) weet waar de boosheid vandaan komt, leeft met de auteur mee en voelt de boosheid zelf ook’, aldus de recensent, wiens mening representatief is voor een groot aantal reacties op dat vervolg. 
De boze Hugo Borst laat zich ook in boek 2 niet geheel wegdrukken, getuige dit citaat:   

‘Zorgpersoneel is er om te zorgen, niet om de administratie bij te houden. (…) Elke minuut die verloren gaat aan het registreren en administreren gaat ten koste van de zorg en de aandacht voor bewoners.’ (…) Wil je een definitie van oneindigheid dan moet je de computer van een willekeurige zorginstelling inkijken. Het is kafkaësk.’
Bouwman heeft in de praktijk met de keerzijde van deze Sombermans betogen te maken gekregen. Door de realistische maar sombere voorstelling van zaken was de animo om in de zorg te gaan werken lange tijd tot het nulpunt gedaald, en nog steeds verloopt de werving van nieuwe medewerkers uiterst moeizaam. ‘Ik zou graag eens benadrukt zien dat het werken in de zorg heel bevredigend en zelfs geregeld heel leuk kan zijn’, verzucht ze vlak voordat Nu Guts No Glory aan het tweede deel van het concert wil beginnen. Ik onderschrijf Bouwmans visie, maar daarnaast denk ik dat het voor velen met het hart op de goede plaats een enorme uitdaging en motivering kan zijn om dan juist wel voor de zorg te kiezen.  Wat velen niet weten, Borst bracht kort na de ontmoeting in Parrotia een bezoek aan St. Elisabeth waar mede op zijn verzoek geen ruchtbaarheid aan is gegeven. ‘Gelukkig zijn er zorginstellingen waar het allemaal wel goed geregeld is’, constateerde hij bij het afscheid, waarbij hij volgens Bouwman zijn waardering voor de instelling en motivatie voor de mensen op de werkvloer niet onder stoelen of banken stak. Het boek ‘Ach Moedertje’, een jaar uitgebracht voor het recentelijk overlijden van Hugo’s Ma, mag dan ook gezien worden als een ode aan allen die zorg verlenen aan hulpbehoevenden.

Nu ik toch op speaking terms ben met minister Hugo de Jonge heb ik uiteraard gevraagd naar zijn visie op het tekort aan medewerkers in de zorg. De Jonge stelt meteen dat hij dit als  ‘een van de belangrijkste uitdagingen beschouwt voor iedereen die iets van doen heeft met zorg en welzijn’.
De Jonge: ‘Als we nu niets doen, dan dreigt in 2022 een tekort van 100 tot 125 duizend medewerkers. Op de korte termijn hebben we veel extra mensen nodig om de kwaliteit van zorg in verpleeghuizen te verbeteren. Maar ook in de andere branches van zorg en welzijn hebben we te maken met tekorten. Gelukkig kiezen steeds meer mensen voor een opleiding en een baan in het ziekenhuis, het verpleeghuis, de wijk, het sociaal werk, de jeugdzorg of een van de andere takken van zorg en welzijn, maar dat zijn er per saldo nog steeds te weinig. Daarnaast zorgt de lage- en nog steeds dalende werkloosheid ervoor dat niet alleen in de zorg, maar ook daarbuiten een tekort is aan personeel.  Met alleen meer mensen erbij lossen we de tekorten niet op in de zorg. Het is ontzettend belangrijk dat we het werk ook beter en anders gaan organiseren, zeker kijkend naar de wat langere termijn. Want nu werkt al 1 op de 7 mensen in de zorg. Als we niet beter en anders gaan kiezen, leren en werken dan moeten dat er straks in 2040 1 op de 4 mensen zijn. Dat is niet haalbaar en dat moeten we ook niet willen. Ook voor andere publieke en marktsectoren moeten mensen beschikbaar blijven’.
De Jonge vervolgt: “We zien nu dat medewerkers vaak minder tevreden zijn, dat de werkdruk stijgt en het ziekteverzuim toeneemt. Daar is verbetering mogelijk. Ook verandert de zorgvraag, zorg en welzijn groeien naar elkaar toe en technologie, digitalisering, innovatie en e-health bieden veel nieuwe mogelijkheden. Zowel het onderwijs als het werkveld zijn nog niet goed genoeg voorbereid op de uitdagingen. Er liggen dus veel kansen voor meer, betere en andere inzet van medewerkers. Die kansen moeten we pakken. Ons doel is nu en in de toekomst goede zorg en welzijn te kunnen blijven bieden. Hiervoor is het essentieel dat we voldoende medewerkers hebben, die goed zijn toegerust voor en tevreden zijn met het belangrijke werk dat zij doen.  Meer leerlingen en studenten en zij-instromers en herintreders kiezen voor zorg en welzijn. Dat begint bij een beter imago van de zorg en weten wat het werk inhoudt. Zij kiezen vooral de opleidingen en beroepen waar tekorten in zijn. Medewerkers die toe zijn aan een volgende stap worden ondersteund zodat ze voor de zorg blijven kiezen.  Iedere leerling en student kan inmiddels rekenen op een stageplek. Zij maken in innovatieve stages breed kennis met de sectoren binnen de zorg.  Op die weg moeten we blijven voortborduren’.
Mooie- en zeker ook inspirerende woorden van de minister. De vraag is alleen of Marieke Bouwman en haar collega’s hier direct in de praktijk iets mee kunnen aanvangen.  Deze woorden klinken in zeker opzicht ook wat wrang op de dag dat bekend wordt gemaakt dat twee ziekenhuizen –de een onmiddellijk, de ander op iets langere termijn- de deuren moeten sluiten. In de uitgebreide rapportage in de NOS-Journaal uitzending van donderdag 25 oktober kwamen diverse betrokkenen en deskundigen aan het woord. Grote afwezigen waren helaas premier Mark Rutte en vakminister Hugo de Jonge. Wordt uit deze desastreuze gang van zaken nu eindelijk de conclusie getrokken dat  een sector die zo fundamenteel is voor een gezonde en zorgzame samenleving als de gezondheidszorg nooit aan de markt en bijbehorende marktwerking mag worden toevertrouwd? Ik vrees van niet. De tijd lijkt me rijp voor Hugo Borst om weer een nieuw manifest te schrijven! Ik kijk bij het verstommen van de laatste No Guts No Glory –klanken nog even vertederd naar mijn eigenste Ma, en constateer dat zij zich totaal onbewust van Haagse beslommeringen in ieder geval een genoegzame middag heeft beleefd. Gelukkig maar, de volgende dag kan ze zich nog maar weinig van dit uitstapje herinneren.     




Is ouderenzorg alleen geschikt voor vrouwen?
Ik herinner me nog goed de dag dat Ma heel smakelijk vertelde over haar moment van ontwaken en ze bij het openen der ogen in het vriendelijke gezicht van een jonge man keek die opgewekt meldde dat hij haar ging wassen.  ‘Wat zal ik nou aan mijn lijf hebben? Geen polonaise alsjeblieft’,  bleek ze nog zeer gevat uit de hoek te kunnen komen. Na van de eerste schrik bekomen te zijn, ontdekte Ma dat de wasser in spé ook Rotterdamse roots had en daarmee was het spreekwoordelijke ijs gebroken. Hoe die wasbeurt ook verlopen is, Ma zat er ‘s middags tijdens de muzikale middag in ’t Trefpunt  op haar paasbest en uiteraard frisgewassen bij.
Hoe zit dat nu precies heden tendage?  Voor mannen in een zorginstelling is het niet meer dan vanzelfsprekend dat ze door een vrouwelijke IG-er worden gewassen, sterker nog de meesten zouden er niet aan moeten denken door een soortgenoot betast te worden.  Dat oudere vrouwen door jongere vrouwen worden besprenkeld, is eveneens geen onderwerp van discussie. Waarom ligt ‘Man wast (oudere) vrouw’ dan toch nog zo gevoelig? In een artikel met als kop ‘Zijn er meer mannen nodig in de ouderenzorg?’ probeert een mannelijke verzorger een antwoord op een aantal prangende vragen te geven.  
‘Deze vraag zal best tot pittige discussies leiden. Vooral omdat ik vind dat het antwoord volmondig ‘ja’ moet zijn. Een andere vraag kan luiden: waarom zijn er zo weinig mannen in de ouderenzorg?
Eerst zal even uit de doeken doen, hoe ik zelf tot de keuze kwam om in de zorg te gaan werken en dan nog specifiek bij onze oudere medemens. Na 15 jaar in de catering te hebben gewerkt, was ik een beetje uitgeblust en niet meer gemotiveerd om iedere dag tot het uiterste te gaan. Dus dacht ik bij mezelf: ‘ik wil wat anders’.
Op aanraden van een vriendin die in de zorg werkte bij ZorgSpectrum, heb ik de stoute schoenen aangetrokken en een sollicitatiebrief gestuurd om als leerling VIG aan de slag te kunnen. Ik ging er door deze overstap per maand ongeveer driehonderd euro netto op achteruit, maar toch ben ik vol overgave in dit avontuur gestapt.
Nu, vijftien jaar en enkele opleidingen later, werk ik als verpleegkundige in de verantwoordelijke diensten met veel bezieling en ben ik nog steeds gemotiveerd. En is die driehonderd euro ruim gecompenseerd hoor. De huisarts, de ambulance-broeder, de fysiotherapeut, de tandarts. Ze hebben allemaal beroepen in de zorg waarvan een hoog percentage man is. En dan ga ik nu even een blik werpen op de ouderenzorg, en wat zie ik? Het percentage mannen in deze sector daalt als een skiër van de Olympische afdaling met grote sprongen naar beneden. Al met al een teleurstellende conclusie. Wat kunnen we eraan doen om dit te verhogen? Wellicht helemaal niets? Toch zie ik op mijn eigen werkvloer steeds meer mannen op de werkvloer verschijnen. Ik tel er met mijzelf meegerekend al vijf. En dat op een aantal werknemers van ongeveer vijftig, maakt dat percentage dus tien procent. Mannen in de ouderenzorg zijn zoals ik ze heb leren mogen ervaren zeer geëmancipeerde, behulpzame, empathische, soms wat onhandige medewerkers. En ze kunnen - binnen een over het algemeen vrouwencultuur - de werksfeer verbeteren, alsmede de kwaliteit van zorg. Dus: já, het is wenselijk meer mannen op de werkvloer te willen. En ik wil ervoor pleiten dat jonge jongens die in de toekomst op onze werkvloer gaan verschijnen, zich geroepen gaan voelen daar ook te blijven. En dat heeft ook te maken met het waarderen van ieder z’n kwaliteiten en manier van aanpak. Want soms wordt ‘onze’ nonchalante houding gezien als gemakzucht, terwijl juist tijdens stresssituaties deze houding daadkracht etaleert. Laten we er dus vanuit gaan dat we allemaal een eigen kwaliteit en talent hebben en daar dus ook gebruik van moeten maken om de zorg in de breedste zin te verbeteren. Ik zie een lichtpuntje, gezien het stijgende percentage op mijn eigen werkvloer. Waarom het landelijke percentage zo laag is, dat kunnen we ons blijven afvragen, maar ik zeg ‘ZorgSpectrum hou vol en dan komen we er wel’. Vraag aan jou: wat denk jij dat we moeten doen om meer mannen binnen te halen voor de ouderenzorg?
Een vraag die ik bij deze dus ook graag doorspeel naar mevrouw Bouwman. Deze betrokkene zoekt het in meer waardering voor de man op de werkvloer. Een betere financiële beloning kan wellicht ook helpen, maar veeleer dient er een werksfeer te ontstaan waar zowel man als vrouw zich lekker op hun gemak en goed in hun vel voelen en hun specifieke kwaliteiten slechts als pluspunt worden ervaren. Door wie ze ook gewassen wordt, Ma laat zich al deze goedbedoelde zorg inmiddels graag welgevallen.  

Donderdag 25 oktober 2018

REIST EMILE ROEMER DOOR NAAR ROOSENDAAL?

Roosendaals scheidend burgemeester Jacques Niederer ging er op 13 juni 2013 eens goed voor zitten in de B&W-kamer van het Stadskantoor. Het bezoek van Willem-Alexander en Maxima als kersverse vorstenpaar aan Roosendaal de dag ervoor was volgens hem in alle opzichten geweldig verlopen en natuurlijk wilde hij de verzamelde media uitgebreid deelgenoot maken van zijn gevoelens rond dat moment of glory. ‘De stad heeft zich zelfbewust en met allure gepresenteerd, en dat Maxima een traantje wegpinkte bij het aanhoren van ‘Cadans van de Stad’ was natuurlijk een prachtig hoogtepunt’, jubelde hij met een brede glimlach. Niederers gezicht betrok al snel toen hij na zijn promotiepraatje vooral gebombardeerd werd met kritische vragen over de kosten van dat bezoek, dat ‘uiteraard’ geheel voor rekening van de Roosendaalse belastingbetaler kwam. ‘Maar beste Jacques, 150.000 euro voor een kort vorstelijk wandelingetje over de Markt louter voor de bewaking, is dat wel uit te leggen aan de burgers?’, probeerde ik voorzichtig. Een lakei in last verdient natuurlijk wel enig mededogen. Niederers gezicht kleurde van groen naar rood toen het bestaansrecht van de monarchie ter sprake kwam. ‘Wat wil je dan? Moeten we soms overschakelen naar een presidentieel systeem. Denk je dat dan geen geld kost?’, klonk het sissend en weinig burgervaderlijk. Mijn ‘pleijdooi’ voor het Zwitserse systeem met een roulerend staatshoofd hoorde hij nog even quasi geduldig aan, maar toen ik het boek ‘Grondwet van de Republiek Nederland’ waarin vijf gerenommeerde auteurs schertsen hoe Nederland op uiterst verantwoorde wijze kan terugkeren naar de republikeinse staatsvorm, was de maat vol. Niederers toenmalig woordvoerder Dirk Timmers, die niet veel later om nooit opgehelderde redenen is weggestuurd, haalde kastanjes uit het vuur voor zijn directe baas door te constateren dat er ‘nu lang genoeg over dat onderwerp is gesproken’. Dat persgesprek, of liever ‘persconfrontatie’, zou me nog lang heugen. Tot de dag van vandaag zelfs. Enige tijd later droogde de stroom gemeentelijke persberichten en uitnodigingen voor persconferenties in mijn richting plotseling op. Op alle mogelijke manieren probeer ik sindsdien te achterhalen welke overweging hieraan ten grondslag lag. Formele brieven of schrijvens met de vertrouwelijke aanhef ‘Beste Jacques, vertel me nu eens eerlijk..’ bleven onbeantwoord. Zelfs mijn vaste bijpraatuurtje met wethouder Toine Theunis wierp geen licht op deze onverkwikkelijke zaak. Het verbaast me bovendien dat deze schoffering van een vertegenwoordiger van de media door geen der wakkere raadsleden is opgepakt. Maar goed, het zij zo. Het heeft geen zin om aan een dood paard te blijven trekken. In bestuurlijke zin heeft Niederer weinig om met trots op terug te kijken. Onder zijn politiek voorzitterschap liep het gehele College van B&W en gemeenteraad (de VLP uitgezonderd) als makke lammetjes achter de later gruwelijk door de mand gevallen ‘stadsontwikkelaar’ Riek Bakker aan. Wethouder Cees Lok ontpopte zich als meest trouwe vazal van ‘Ons Riek’, met als gevolg dat Roosendaal werd opgescheept met een volledig zinloze ringweg door het centrum en een dito binnenstadsdirectie, waarvan niemand – zelfs Cees Lok niet-  weet wat die nu precies de gehele dag uitspookt. En dat tegen een vergoeding van ruim 16.000 euro per maand. Toch onderstreept Niederer regelmatig dat Roosendalers best wat trotser op hun stad mogen zijn. Maar het ‘waarom’ vertelt hij er helaas nooit bij.   

Een nieuwe burgemeester betekent nieuwe kansen. Natuurlijk geniet het de absolute voorkeur dat de Roosendaalse bevolking de opvolger van Jacques Niederer per 1 oktober 2019 zelf mag kiezen. Maar nu D66 dit meest waardevolle juweel uit zijn politiek bagage heeft verwijderd, lijkt die kans voor lange tijd verkeken. Toen Niederer bekendmaakte dat hij er na 7.5 jaar burgemeesterschap de brui aan gaat geven, moest ik direct aan Emile Roemer denken. Zonder enige ervaring in deze functie werd de gewezen voorman van de SP in de Tweede Kamer in maart tot veler verrassing benoemd tot waarnemend burgemeester van Heerlen.  Aanvankelijk zou hij tot half september aanblijven als vervanger van Ralf Krewinkels die wegens persoonlijke omstandigheden even afstand heeft genomen van deze functie. Waarnemers voor burgemeesters worden in eerste instantie voor een half jaar benoemd door de gouverneur. Diens woordvoerder Theo Bovens heeft laten weten ‘dat Roemer voorlopig nog even aanblijft’. Over de verdere duur hiervan kon en wilde Bovens nog geen uitspraak doen. Gevoeglijk mag worden aangenomen dat Roemer zijn politieke handen over krap een jaar wel vrij heeft en waarom zou hij dan niet linea recta doorreizen naar Roosendaal’. Natuurlijk zijn er argumenten die tegen zijn benoeming pleiten. Ondanks herhaalde positieve peilingen is hij er nooit in geslaagd ‘zijn’ SP in een regeringscoalitie te loodsen. Tijdens de recente kabinetsformatie stond de deur tot de onderhandelingskamer wagenwijd voor hem open, maar hij liet zich niet verleiden om zelfs maar een verkennend gesprek te voeren. Zijn afscheid van de Tweede Kamer verdient ook bepaald geen schoonheidsprijs. Eind vorig jaar gaf hij onverwacht te kennen het welletjes te vinden en verdween voor enige tijd in de luwte. Zijn opvolger in de Tweede Kamer, die volgens premier Rutte persoonlijk is opgeleid door MAX-voorzitter Jan Slagter, heeft sindsdien geen enkele pot kunnen breken.   Als burgemeester van Heerlen is Roemer echter weer helemaal opgeleefd. In een interview met ‘Binnenlands Bestuur’ zei hij eind september onomwonden dat Den Haag zich moet schamen. En Waarom dan wel? ‘Ze weten kennelijk echt niet wat er in Zuid-Nederland aan de hand is. Heerlen moet vooral niet blijven hangen in bescheidenheid, maar trots en ambitie gaan uitstralen. De SP domineert al sinds 2006 de politiek in Heerlen, maar de Heerlense ondernemers zullen toch vreemd hebben opgekeken toen SP-kopstuk Roemer afgelopen maart neerstreek in de Oostelijke Mijnstreek om Ralf Krehwinkel (PvdA) te vervangen. Emile Roemer toen: ‘Ondernemers verwachten het niet, maar ik zal het altijd blijven herhalen: de SP is de meest mkb-gezinde partij van Nederland. Dat vind ik niet alleen, dat vindt ook de oud-voorzitter van MKB-Nederland. Ik hoor het hem nog zeggen tijdens een verkiezingsdebat. Ziek personeel niet twee jaar lang laten doorbetalen door kleine ondernemers: mijn motie. Acquisitiefraude: een initiatiefwet van de SP. Huurbescherming voor kleine winkeliers: initiatief van de SP. Ik moet ondernemers altijd vertellen dat ik op hun hand ben.’ Dit geluid moet de MKB-Roosendaal, VVV-Roosendaal en Toine Theunis toch wel als muziek in de oren klinken. Roemer heeft bovendien de connecties om dit gedachtengoed op Haagse burelen te ontvouwen.  

Als waarnemend burgemeester van Heerlen (bijna 87.000 inwoners, vergelijkbaar met Roosendaal dus)) houdt hij zijn inwoners regelmatig voor dat de stad niet meer het Heerlen van vroeger is. ‘Vraag aan de Nederlander van boven de rivieren waar hij Heerlen van kent, en hij begint over de sluiting van de mijnen en drugs bij het station. Ga nou eens kijken in het nieuwe Maankwartier, met zijn station, hotel, winkels, cafés, kantoren en woningen. Je weet niet wat je ziet. Maar niemand weet het. (richting Haagse interviewer) Heb jij weleens van Cultura Nova gehoord? Nee, dat dacht ik al. Dat is een tiendaags internationaal theaterfestival dat sinds 1991 in Heerlen wordt georganiseerd. Oerol ken je wel? (als hij dit bevestigd ziet) Cultura Nova is groter dan Oerol, met 270 voorstellingen en meer bezoekers. Maar er is nul landelijke media-aandacht voor, nul. Waarom reist Cornald Maas af naar Terschelling voor Opium op Oerol en zit hij in de duinen met de minister van Onderwijs, en waarom laat hij verstek gaan bij de Carmina Burana van het Spaanse gezelschap La Fura dels Baus in de Zilverzandgroeve Beaujean in Heerlerheide?’, stelt hij een retorische vraag.   ‘Laat ik het zo zeggen, en dat heb ik in het Haagse zeker gemerkt: Limburg moet veel harder sleuren om de aandacht te krijgen dan de Randstad. De afstand met de Randstad is absurd groot. Dat geldt voor meer uithoeken van het land hoor. Kijk eens hoe lang de Groningers erover hebben gedaan om de aandacht te krijgen die ze verdienen. Ik mag het nooit zeggen, maar wat denk je dat er was gebeurd als er in de Randstad twee aardbevingen waren geweest?’ (het antwoord blijft kennelijk uit) Ik hou niet van Calimerogedrag’. Eindhoven laat zien hoe je je als regiostad in de kijker kunt spelen. Dat kan Heerlen ook. Hier wonen in een cirkel ter grootte van de Randstad zes miljoen mensen: Aken, Hasselt, Luik, Maastricht. We hebben de mooiste natuur van Nederland en twee universiteiten. Alle ingrediënten zijn er om een grotere speler te zijn op het gebied van toerisme, economie en onderwijs. We moeten mensen laten ervaren hoe het hier is; we moeten ook bekende koppen inzetten.’

Het zou voor Roosendaal dus best eens een nuttige bestuurlijke- en promotionele versterking kunnen zijn om vast deze landelijk bekende kop naar het Stadskantoor te halen. Een leuk gebaar ook in de richting van de SP-fractie, die bij de laatste bestuurswisseling door formateur zonder enige motivatie werd ingewisseld voor GroenLinks. Ik kijk er nu al naar uit om met Emile Roemer de discussie over de monarchie, die op 13 juni 2013 zo bruusk werd afgekapt door het duo Niederer/Timmers, voort te zetten. Want dat is helaas ook een minpunt van de SP: de partij heeft nooit een duidelijke visie ontwikkeld op de relatie Nederland – Oranje. Met plezier zal ik Roemer op mijn beurt begeleiden bij een wandelingetje over de Markt, dat wat mij betreft best wat langer dan twintig minuten mag duren, en hem aangekomen op de Bloemenmarkt wijzen op het voormalig kerkje dat Roosendaal geheel te danken heeft aan koning Lodewijk Napoleon, de enige koning die in tegenstelling tot de Oranjes (die alleen maar geld hebben gekost) diep in de buidel tastte om de bouw van het huidige Coppens-restaurant mogelijk te maken. Wellicht krijgt deze discussie nog een oficieel tintje. Want dat was ik nog vergeten te vertellen. Ook ik heb inmiddels bij Commissaris der Koning, Wim van der Donk, de benodigde sollicitatiepapieren opgevraagd.  Natuurlijk is de kans te verwaarlozen dat deze missie niet slaagt, maar mocht deze onvoorstelbare situatie zich toch voordoen dan wens ik burgemeester Roemer van Roosendaal heel veel succes in deze functie.  ‘Roemer voor een roerend Roosendaal’.


Dinsdag 23 oktober 2018

WEL OF GEEN GRIEPPRIK HALEN?

Youp van ’t Hek zag er uiteraard wel een (korte) conference in toen hij drie jaar voor mij op zijn zestigste een uitnodiging van zijn huisarts kreeg om de jaarlijkse griepprik te komen halen. Dat hij van de ene op de andere dag tot de risicogroepen werd gerekend, viel bij Youpie niet bepaald in goede aarde.  Voor Ma is dat nooit een punt geweest.  Ze had een rotsvast vertrouwen in haar toenmalige dokter Frietman en toen deze de griepprik uit zijn grote, zwarte tas tevoorschijn toverde, stroopte ze zonder tegenpruttelen de mouw van haar truitje op. Nooit geen centje pijn en wat nog belangrijker is, de influenza sloeg steeds haar huisje over.
Nu Ma is toevertrouwd aan de goede zorgen van Huize St. Elisabeth is dat voor haar nog steeds geen punt van overweging.  Ma is zich zelfs nog sterker bewust van nut en noodzaak van de griepprik. Ze deelt haar woongroep Laantjes 1 met vijf andere bewoners, het gevaar van elkaar over en weer aansteken ligt dus constant op de loer en daar wil ze zich maar wat graag tegen wapenen. Zelf liet ik die eerste voorbij komende Vaccinboot aan me voorbij varen, maar gezien mijn vele bezoekjes aan Laantjes 1 kies ik nu toch maar eieren voor mijn geld. Dat het vaccin mensen ook ziek kan maken, wordt door een groot aantal deskundigen naar het rijk der fabelen verwezen. Wel schijnen bijwerkingen als hoofdpijn, lichte temperatuursverhogingen en pijn in de spieren sporadisch voor te komen. Onderzoekers zien dit als een normale reactie van het lichaam, omdat dit tekenen zijn dat het afweermechanisme in werking treedt. Als minister Hugo de Jonge en zijn staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid hun zin krijgen, worden de IG-ers (verplegend en zorgend personeel) zelfs op straffe van ontslag verplicht de griepprik te halen. In de ogen van het Ministerie kent de griepprik louter voordelen, wat door diverse onderzoeken wordt ondersteund.
Eenmaal besmet met het influenzavirus zijn de getroffenen veel zieker dan bij een gewone verkoudheid.Voor met name mensen met een verminderde weerstand kan de griep ernstige- en zelfs catastrofale gevolgen hebben. Om die reden krijgen ouderen vanaf zestig jaar, en volwassenen en kinderen met bepaalde chronische ziekten het vaccin gratis aangeboden. Bij griep kunnen ziekten als diabetes en nieraandoeningen verergeren, en het is nog maar de vraag of de getroffene ooit weer helemaal de oude wordt. De griepprik verkleint bovendien de kans op een longontsteking en ook schijnt er een verband te bestaan tussen griep en hartschade.  Aan het virus worden zelfs hartaanvallen toegeschreven. Het baart staatssecretaris Blokhuis wel de nodige zorgen dat de huidige griepprik aan effectiviteit te wensen overlaat. In Nederland wordt nog een vaccin gebruikt dat tegen drie virussen bescherming biedt, terwijl menig ander land een vaccin heeft dat tegen vier griepsoorten bestand is. Blokhuis zet alles op alles om het viervoudige vaccin in de herfstperiode van 2019/2020 voor iedereen beschikbaar te hebben.  De griepprik verkleint de kans op het influenza met veertig tot zeventig procent. Een alternatief is er niet. Het is dus raadzaam om maar even gevolg te geven aan de oproep van de huisarts. Doe je het niet voor jezelf, doe het dan voor de kwetsbare- en oudere medemens! Naar ik begrepen heb, is Youp inmiddels ook overstag gegaan. Komt het verstand kennelijk toch met de jaren.


Maandag 22 oktober 2018

DRAMA NIEUWE DEMOCRATEN KENT ALLEEN VERLIEZERS

‘One Voice’, zong Barry Manilow in een ver verleden in een uitverkochte Royal Albert Hall. In Amerika is destijds een film gemaakt over de presidentsverkiezingen, waarbij een stem uiteindelijk het verschil tussen verlies en winst bepaalde. Die stem bleek echter niet op geldige wijze te zijn verwerkt, waarna deze allesbepalende kiezer werd verzocht zijn stem opnieuw uit te brengen. In aanloop naar die One Vote-bijeenkomst werd de uitverkorenen door beide presidentskandidaten op alle mogelijke manieren in de watten gelegd en naar de mond gepraat.
Burgemeester Jacques Niederer zal de rest van deze raadsperiode eveneens aan den lijve ervaren hoe bepalend een stem kan zijn. Tijdens de raadsvergaderingen zal hij bij de schaarse keren dat Selda Bozkurt het woord vraagt, dat geven aan de eenvrouwsfractie Burger Belangen Roosendaal. Zonder dat de achterban en de kiezers die op deze partij hebben gestemd daar enige invloed op konden uitoefenen is de partij Nieuwe Democraten althans voor dit moment in het Raadhuis ten grave gedragen. ‘One Voice’ was dus ook in Roosendaal bepalend, maar op een geheel andere wijze dan Barry Manilow het bedoeld had. Het drama rond de afsplitsing van D66 kent alleen maar verliezers en toont aan dat de Kieswet ernstig tekort schiet. Enerzijds kunnen burgers die op lokaal niveau politieke verantwoordelijkheid willen nemen, zich uitsluitend kandideren via een politieke partij. Eenmaal  op het pluche beland wordt de geachte afgevaardigde geacht slechts het eigen geweten als kompas te nemen voor de te varen politieke koers. Een dergelijke tegenstrijdigheid moet wel tot botsingen leiden. De negenjarige historie van de Nieuwe Democraten is daarvan doortrokken. In staatsrechtelijke zin levert het uiteenvallen van de ND ook diverse lastige puzzels op.  In principe is het Fractiehuis aan de Bloemenmarkt slechts toegankelijk voor raadsleden. De achterban en zelfs het bestuur van de partij hebben daar formeel niets te zoeken en mogen alleen vergaderen in de fractiekamer bij de gratie Gods en de raadsfractie. De raadsfractie daarentegen kan geen recht doen gelden op de door de partij opgebouwde dossiers, dat archief valt geheel onder het bestuur. Dat het niet klopt dat de lijsttrekker bij het behalen van een zetel het nakijken heeft als er op een andere  kandidaat  meer stemmen  zijn uitgebracht heb ik al eerder betoogd. Dat leidt bij voorbaat tot een roerloos schip. Zeker wanneer de lijsttrekker en de gekozene lijnrecht tegenover elkaar komen te staan, leidt dat geheid tot interne twisten met vergaande gevolgen.  Niets menselijks is politici immers vreemd.  Formeel heeft Selda recht op die zetel. In moreel opzicht ligt dat anders.  Gevoeglijk mag je aannemen dat de 308 stemmen die op haar zijn uitgebracht berust op een puur persoonlijke keuze en weinig tot niets uitstaande heeft met het raadsprogramma van de ND voor de periode 2018-2022. Zonder die 307 stemmen op Schijvenaars was Selda echter nog steeds door het leven gegaan als die ‘volstrekt onbekende kapster uit de Westrand’. Zonder dat er ook maar een stem op Burger Belangen Roosendaal is uitgebracht, hoeft ze zelfs de schijn niet op te houden zich iets gelegen te laten liggen aan het ‘gedachtengoed’ van de Nieuwe Democraten. De kiezers voelen zich ronduit belazerd, de voormalige achterban van de dakloos verklaarde ND blijft achter met een flinke kater, terwijl het nauwelijks voorstelbaar is dat Selda lekker in haar politieke vel zit, slechts enigszins bouwend op de griffie, oud-CDA-wethouder Leo de Jaeger en een raadslid uit Bergen op Zoom.
Omdat die ene zetel van de ND grofweg berust op de pijlers van het kamp Selda Bozkurt enerzijds en het kamp Schijvenaars anderzijds is uit het oogpunt van rechtvaardigheid wellicht de beste optie om hier een deelzetel van te maken, waarbij de ND en de BBR om beurten hun politieke verantwoordelijkheid kunnen nemen, maar dat is ook weer zo’n gedoe. Deze politieke sitcom toont in ieder geval wel aan dat er nog heel wat gaten te dichten zijn in de Kieswet.  Dit soort drama’s zijn fnuikend voor het aanzien van de Roosendaalse politiek, of liever gezegd wat daar nog van over is.               


Zondag 21 oktober 2018

'OUDERS OP DE WERKVLOER' GEPIKT VAN 'MAN BIJT HOND'

Een klein berichtje zaterdag op de Media & Cultuurpagina van BN/DeStem. Ene Dennis Jansen meldt dat er een nieuw televisieprogramma in de maak is: Ouders op de werkvloer. Het programma beoogt volgens de ‘wakkere verslaggever’ veel vaders en moeders antwoord te geven op de vraag welk werk hun (volwassen) kinderen eigenlijk doen.

Achter dit format schijnt een zekere Peter Lubbers van Contact Street schuil te gaan. In diens visie was de wereld van de arbeidsvloer in die ‘goeie, ouwe tijd’ veel overzichtelijker. ‘Kinderen gingen de bouw in, de zorg of werden opgeleid tot leraar, maar de beroepen waren in elk geval duidelijk’. Lubbers denkt dat dit tegenwoordig niet meer het geval is. ‘Ouders horen tal van namen van functies, maar snappen het vaak niet’. Lubbers schroomt niet om daar enkele voorbeelden van te geven. ‘Customer Succes Specialist’ en ‘Ideation Director’ doen volgens Lubbers geen belletje rinkelen in het ouderlijk huis. Om deze spraakverwarring tegen te gaan worden de kinderen in dit programma vijf dagen lang (deels) vervangen door hun ouders. ‘Zo ontstaat er meer begrip voor elkaar’, constateert ‘het genie’ vergenoegd. Nederlandse- en buitenlandse zouden al belangstelling hebben getoond voor dit format. Een Duitse zender heeft zelfs een optie genomen, weet Jansen te melden.

Leuk voor Lubbers, maar helaas pronkt hij schaamteloos met andermans veren.  De wel wakkere lezer zal zich bij dit nieuws ongetwijfeld hebben afgevraagd waar hij dit eerder gezien heeft. Bij mij viel dit kwartje al snel. Reeds in 2007 portretteerde het legendarische programma ‘Man Bijt Hond’ onder de noemer ‘Moederdag’ gedurende enige tijd een moeder die een dagje mocht meelopen met zoonlief op de werkvloer. Zo volgde de uit Vlaardingen afkomstige Linda Hollander haar zoon Scott Bravenboer bij verschillende attracties in een pretpark. Dat leverde soms aandoenlijke televisie op, maar soms waren de situaties zo gênant dat je je als kijker bezorgd afvroeg hoe het na de opnamen verder zou gaan met de familieband. Man is inmiddels op gezag van de NCRV helaas doodgebeten door de hond en de geestelijk vaders zullen dus waarschijnlijk geen protest aantekenen tegen deze lijkenpikkerij. Het is een oude truc waar de politiek zich ook vaak aan bezondigt. Je bergt  een oud format een tijdje op in de kast, en als de tijd rijp je ga je er een beetje aan sleutelen en presenteert het als een eigen verzinsel.   Jammer dat er bij Dennis Jansen geen belletje is gaan rinkelen. Maar het is wel een leuke tip voor ‘Zondag met Lubach’.


Zaterdag 20 oktober 2018

WELKE RICHTING WIL HERMAN NU PRECIES OPGAAN?

Stel dat minister Van Nieuwenhuizen gelijk krijgt van de rechter om het gebruik van de elektrische bakfiets Stint, hangende een onderzoek naar de veiligheid, voorlopig en misschien wel definitief te verbieden? Dan zullen de kinderopvangcentra toch op zoek moeten naar vervangend vervoer. Toegegeven, het is natuurlijk veel logischer als ouders weer gewoon net als in de ‘goede oude tijd’ thuis zijn om hun kinderen zelf op te vangen, maar zo werkt dat helaas al lang niet meer in ons rariteitenland. Misschien kan het bakje Geitenkwark van Herman dan uitkomst bieden?   
Benny van der Bijl, Polle Vrienten, Rein Mulder en Rob Veugelaers, oftewel de vier jonge honden die schuilgaan achter Herman in een bakje Geitenkwark, hebben vrijdagavond in De Kring weer eens ferm onderstreept dat niets hen te dol is, en dat je met hen (ook letterlijk) alle kanten op kunt. ‘Verplicht Spelen’ is het motto voor dit seizoen en wat let deze durfals om dat bakje Geitenkwark van een motortje en zitplaatsen te voorzien, zodat ze een actieve bijdrage kunnen leveren aan het spelgedrag van de jeugd. Met het richtingsgevoel van de heren zit het echter nog niet helemaal goed. In tegenstelling tot de eerste twee programma’s loopt er door ‘Verplicht Spelen’ wel een rode draad. De puberale mannetjes hebben zich laten leiden door hun jeugdige overmoed en raken verzeild in een post-apocalyptische wereld waar ze gezeten bij een kampvuur een uitweg proberen te vinden.  Allereerst besluiten ze enkele overleefregels op te stellen waar een ieder zich aan te houden heeft. Natuurlijk gaat dat keer op keer fout, waardoor ze van de ene- in de andere absurdistische situatie belanden.  Op het podium proberen ze de juiste afslag te vinden naar de oever, waar wellicht een boot wacht die hen terug kan brengen naar de bewoonde wereld.
Ondanks alle luidkeelse bijval in De Kring zal menig bezoeker zich toch ook hebben afgevraagd welke richting het gezelschap in artistiek opzicht wil inslaan.  Hoe ver ga je om te overleven had bij voorbeeld zo’n richtinggevend thema kunnen zijn. Benny van der Bijl, de ultieme schlemiel binnen de vriendengroep, wordt op zeker moment door ongekende krachten geveld. Wat nu te doen? De natuur zijn gang laten gaan, het slachtoffer bij staan, of de natuur zelfs een handje helpen? Minder monden om te voeden betekent immers een grotere kans om zelf te overleven. In hoeverre gaan mensen zich als wilde dieren gedragen als het eigen leven op het spel staat? Een mooi uitgangspunt om op verder te bouwen, maar helaas wordt dat thema niet verder uitgewerkt.  Ik ben benieuwd of en hoe de heren met die wezenlijke vragen gaan worstelen in hun vierde programma. De Geitenkwarkformule is zeker nog niet uitgewerkt of uitgemolken, maar om zand in de machine van het bakje Geitenkwark te voorkomen, moeten ze die losse grappen nu wel definitief achter zich laten en tot een bepaalde vorm zien te komen.  Muzikaal hebben de heren het publiek genoeg te bieden. Met hun absurdistisch gevoel voor humor zit het ook goed. Een prima fundament om op verder te bouwen.
Na de voorstelling kreeg de zaal nog een extraatje aangeboden. De aandacht werd weer eens gevestigd op de Herman444. Dat is een exclusieve club mensen die er net als de vier heren zelf van overtuigd zijn dat Herman in een bakje Geitenkwark de wereld, te beginnen bij de Benelux, gaat veroveren. Uiteraard kan die club nog heel veel nieuwe leden gebruiken bij dat heilige –of zo u wilt- heilloze streven. Wie maandelijks minstens 4,44 euro aan dit goede doel overmaakt, kan toffe cadeaus verwachten, zoals de Herman in een bakje Geitenkwark space-station-anti-snooze-wekker en de speciale mini-heks (ringtones voor op je telefoon). En wie weet, misschien kunnen de leden straks die verbeterde stint in een bakje Geitenkwark tegen een uitermate voordelig tarief aanschaffen. Degenen die er geen vertrouwen in hebben dat Benny, Polle, Rein en Rob het over de grens gaan maken, omdat ze hen bij voorbeeld niet zo goed vinden, hoeven niet te wanhopen. Ook die sceptici kunnen zonder problemen toetreden tot  de Herman444-club. ‘Met dat extra geld kunnen wij onszelf dan in ieder geval toch verbeteren’, luidde de nuchtere Hollandse slotboodschap.  Tegen zo’n ontwapenende boodschap kan geen enkel oprecht kloppend  cultureel hart bestand zijn. Toch?  


Verplicht Spelen – Herman in een bakje Geitenkwark. Gezien door Jaap Pleij op vrijdag 19 oktober in de kleine zaal van De Kring.


Donderdag 18 oktober 2018

VRIJDAG EN SANDIFORT GAAN ER HELEMAAL VOOR

‘Er zijn maar weinig Nederlandse cabaretiers die met zo veel acteer- en zangtalent, energie en overtuigingskracht op het toneel staan’, oordeelde de Poelifinario-jury over hun tweede show ‘Vrijdag vs Sandifort’. Het programma werd dan ook goed genoeg bevonden voor een nominatie. Het Amsterdamse dagblad Het Parool kon zich daar geheel in vinden en schreef ‘de presentatie is zo verdomde sexy’. De Volkskrant ging zelfs zover om deze show te belonen met een vijf sterren recensie.
Het theaterhuwelijk tussen deze twee oud-klasgenoten van de Akademie voor Kleinkunst leek na zoveel loftuitingen niet meer stuk te kunnen.  Met hun derde programma zaaien Vrijdag & Sandifort daar zelf toch de nodige twijfel over.  Met ‘Voorlopig voor Altijd’ kunnen ze nog alle kanten op. Maar de glans is er toch wel enigszins af. In deze productie gaat het paar op zoek naar nieuwe teksten en sketches voor hun volgende theatershow. Hun persoonlijke besognes lopen daar dwars doorheen, zodat het vaak niet duidelijk is waar je precies naar zit te kijken. De voorstelling werd in De Kring gebracht als een try-out, en zodoende was het Roosendaalse publiek getuige van een geheel nieuw slotnummer dat door het duo van papier werd gezongen. Het betrof een regelrecht haatlied, een typische 2018-versie van de oude evergreen ‘Omdat ik zoveel van je hou’, waarmee de relatie nog verder onder druk wordt gezet. Diverse van de gedachtenwisselingen tussen Vrijdag en Sandifort zijn te lang uitgesponnen en behoorlijk oubollig. Daar staan gelukkig enkele aardige vondsten tegenover.
Helaas is ook de factor ‘geweld’ in de relatie geslopen. Vrijdag probeert diverse gewaagde grappen uit op zijn gade. Het leeuwendeel daarvan wordt welwillend begroet, maar de opmerkingen die verkeerd vallen, zal Vrijdag zich nog lang heugen. Die worden beloond met enkele beuken waarmee Jan Boskamp eer zou inleggen. Sandifort beseft dat ze te ver is gegaan en brengt hem een aubade onder de noemer ‘Ik ga er voor’. Het kwartje valt echter niet bij Vrijdag die denkt dat het om een powerballad voor het nieuwe programma gaat, en plaatst daarom direct enkele kritische kanttekeningen. Sandifort zingt ‘verloor’ waar ‘verlies’ had moeten staan, maar ja, dat rijmt niet op het voorgaande. De oprechte gedachte achter het lied verliest voor Sandifort direct zijn betekenis en de relatie komt opnieuw en nog sterker op losse schroeven te staan. ‘Voorlopig voor altijd’ haalt het niveau van de twee voorgangers bij lange na niet en de vraag is dan ook of het nog wel tot een vierde programma zal komen. Ik heb er altijd moeite mee gehad (nog steeds) om in Vrijdag en Sandifort een paar te herkennen. Ze passen niet bij elkaar en hun verbintenis wekt nog immer de indruk op de tekentafel te zijn ontstaan. Vrijdag oogt als een jeugdige versie van Kees van Kooten en Sandifort als een look-a-like van Karin Bloemen. Hoewel ze elkaar maar twee jaar ontlopen in Vrijdags voordeel, lijkt het leeftijdsverschil veel groter, en dat komt de geloofwaardigheid van hun relatie ook niet ten goede. 


Voorlopig voor Altijd – Vrijdag & Sandifort. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 18 oktober als try-out-voorstelling in de kleine zaal van De Kring.


Woensdag 17 oktober 2018

COLONEL PARKER VERDWIJNT AL SNEL NAAR DE ACHTERGROND

Aanvankelijk wilde theaterproducent Hans van der Zee uit Numansdorp een show over Elvis Presley maken. Alle publicatierechten op die naam zijn echter zo beschermd dat hij dit voornemen al snel liet varen. Geen nood.  Had Elvis niet een manager die uit Nederland afkomstig was? Een man bovendien wiens levenswandel nog steeds in vele nevels is gehuld. En zo kreeg het levensverhaal van Dries van Kuijk uit Breda, legendarisch geworden als Colonel Tom Parker, langzaam vorm. De vraag die een deel van de mensheid al lang bezig houdt, is of Elvis de ster zou worden die hij uiteindelijk geworden is als zijn pad dat van Van Kuijk nooit had gekruist. Van der Zee is daar heel stellig in. ‘Al kon Elvis nog zo goed zingen en had hij nog zo veel charisma, zonder colonel Parker was hij nooit zo groot geworden’.   


Van der Zee dook in de archieven en raakte van lieverlee steeds meer in de ban van de succesmanager. ‘Het is zo'n mooi verhaal. De gewone man uit Breda die de armoede in eigen land ontvluchtte. Door zijn hang naar avontuur, hard werken en op zakelijk gebied slim te onderhandelen wist Dries van Kuijk alles groot aan te pakken. Hij groeide in de Verenigde Staten uit tot dé man in de entertainmentwereld. Hij heeft het vak uitgevonden. Iedereen kent Elvis, sommigen weten vaag iets van een Nederlander, maar ze weten niet hoe enorm veel invloed hij had en nog steeds heeft in entertainment’, stak hij in een interview zijn fascinatie voor de kleine Bredanaar niet onder stoelen of banken.
Samen met regisseur Eva-lise Geerlings en scriptschrijver Gerben Pijl rondde Van der Zee onlangs het theaterstuk af waarmee hij 2,5 jaar bezig is geweest. In de voorstelling blikt een oude Colonel Parker terug op zijn leven door terug te keren naar de plekken uit zijn jeugd. In De Kring in Roosendaal werd de voorstelling gebracht als try-out, tevens de opening van de inmiddels befaamde dinsdagmiddagreeks.
Op filmbeelden zien we een oude Dries van Kuijk door het Breda en Rotterdam van nu sjokken om via de Holland Americalijn, het huidige hotel New York,  de oversteek te maken naar het Amerika van weleer. Daarvoor zijn onder meer scenes geschoten op de ss Rotterdam. Het circus in Breda bracht het besef bij Van Kuijk naar boven dat hij naar de grote stad moest om het echte leven te ervaren. Rotterdam benauwde hem echter ook al snel. Meer nog dan heden was Amerika ‘the place to be’. Nog voordat hij met Ketelbinkie de haven uitvoer, drong het besef bij hem door dat hij zijn lieve moeder ontzettend zou gaan missen. ‘But I had no choice’, zegt hij berustend, duidelijk om zijn eigen geweten te sussen. Van het voornemen om met bakken geld terug te keren naar Breda kwam niets terecht. Sterker nog, Van Kuijk erkent even later grif dat dit eigenlijk nooit zijn bedoeling is geweest. Arm als een luis van de boot gestapt, maakt hij na enkele omzwervingen een levensgrote fout die zijn terugkeer – zo hij dat al van plan was- onmogelijk maakt. Gedreven door geldnood tekent hij voor het Amerikaanse leger, pas later dringt het tot hem door dat hij door deze verbintenis met Uncle Sam zijn Nederlanderschap heeft verspeeld, en omdat hij ook geen Amerikaans paspoort heeft geregeld, is hij vanaf dat moment statenloos burger. Met trots meldt de zelfbenoemde sjacheraar dat hij nooit in problemen maar in mogelijkheden denkt. Dankzij zijn fijne neus voor geld ontdekt Van Kuijk al snel dat er in de opkomende, naoorlogse muziekbusiness heel wat dollars zijn te verdienen en via diverse artiesten van B-niveau weet hij zich langzaam op te werken in het vak van manager.
Zijn kostje is helemaal gekocht als hij de jonge God Elvis in het vizier krijgt. Omdat hij tevens de manager was van een Amerikaans gouverneur die graag tot een aansprekende tegenprestatie (toekenning van een titel) bereid was, mocht hij zich officieel Colonel noemen. De naam Tom Parker verzon hij er zelf bij. Het verhaal wordt in het theaterstuk slechts oppervlakkig verteld en daardoor wordt niet duidelijk waar de relatie tussen Elvis en the Colonel nu precies op gebaseerd was. Daarvoor moeten we teruggrijpen op het boek ‘The Colonel – the extra ordinary story of colonel Tom Parker and Elvis Presley’ van Alanna Nash. De auteur omschrijft Van Kuijk als een sprookjesverteller. ‘Zijn geheimen bewaakte hij als een herdershond zijn baasje. Zelfs zijn belangrijkste cliënt, Elvis Presley, wist niet dat hij een fantast had als manager’. Voorts wordt onthuld dat de in 1909 in Breda als Andreas Cornelis van Kuijk geboren ‘colonel’ leed aan depressies en psychosen en enige tijd in een gekkenhuis verbleef. Alanna Nash ging niet over een nacht ijs en reisde af naar Breda om enkele familieleden van de in 1997 gestorven Parker op te zoeken. Er was vooral één verhaal dat haar interesse had. ‘Hoe zat het met die onopgeloste roofmoord op de vrouw van de groenteboer? Dries zou op 17 mei 1929 Anna van den Enden uit de Boschstraat in Breda hebben omgelegd, aldus een anonieme tipgever. Nash kreeg inzage in het originele politierapport en concludeerde dat er een man rond de groentezaak was gezien die veel van Van Kuijk weg had. Eureka! Dat zou zijn plotselinge vertrek uit Breda verklaren en daarom loog hij in Amerika een leven bij elkaar, schrijft Nash. In zijn nieuwe vaderland stond hij tot aan zijn dood nergens ingeschreven en was hij niet meer dan een gedoogde illegaal. Daarom maakte hij met Elvis nooit een buitenlandse tournee; hij was bang dat hij Amerika niet meer in kwam. Dit verhaal wordt in het theaterstuk kortelings belicht. Het personage rept inderdaad van een getuige-verklaring, maar de bezoekers moeten het verder doen met een korte aaneenschakeling van vage krantenberichtjes uit die tijd die geen nieuw licht op de zaak werpen.  Volgens Nash was Parker niet echt geraakt toen zijn geldmachine in 1977 bezweek. Een dode Elvis bracht immers net zo veel op als een levende Elvis, dus bleef de kassa gewoon rinkelen. Parker viel uit de toon door op de begrafenis een hawaii-hemd en een honkbalpet te dragen.
Zijn geboortestad zou ook niets meer van de roemruchte zoon horen. Het enige waar Breda in terug is gekomen, is de naam van Elvis' dochter Lisa Marie: Parkers moeder, waar hij zo verknocht aan was,  heette Maria Elisabeth Ponsie. Wellicht heeft Elvis zijn manager op deze manier willen eren. Zijn laatste jaren sleet Parker met zijn dertig jaar jongere vrouw aan de casinotafels waar hij al zijn Elvis-woekerwinsten vergokte. Kreeg hij vragen over zijn Nederlandse verleden dat inmiddels bekend was, of over zijn verdere leven, dan vertelde Parker dat hij werkte aan zijn autobiografie: Hoe duur is het als het gratis is? Dan wees hij naar zijn voorhoofd. Daar lagen alle echte geheimen verborgen. Er doet nog een verhaal over the Colonel de ronde dat wellicht aan de aandacht van de makers is ontsnapt.
Een zekere Victor Boemaars onthulde in een kranteninterview dat Elvis Presley in 1959 in Breda is geweest! ‘Ik was er zelf bij, ik heb hem gezien. Het verhaal klopt als een zwerende vinger!’
The King zou tijdens zijn diensttijd in Duitsland een keer naar Breda zijn gereden om een pakketje af te leveren bij de moeder van zijn manager. Marie van Kuijk-Ponsie woonde in de Boschstraat, op nummer 73B. Bij aankomst in Breda zou hij eerst wat gegeten hebben op de Teteringsedijk, bij 't Brabants Boerke (later De Egelantier) of bij De Toerist. ’Het was bij 't Brabants Boerke, de zaak van mijn ouders. En ik was erbij’, aldus de toen 72-jarige Victor Boemaars. Naast 't Brabants Boerke op huisnummer 103 had de familie een transportbedrijf. ‘Om die wagens te stallen, hadden we een grote parkeerplaats naast en achter de zaak. Daar stopte in de zomer van 1959 een legerjeep. Vier Amerikaanse militairen stapten uit en gingen het etablissement binnen. Het was vakantie, ik was veertien jaar, we waren binnen aan het spelen. Ze waren in uniform, dus ik herkende Elvis niet meteen, maar mijn oudere zus van zeventien wel, die wist natuurlijk niet wat ze meemaakte! Ik moest naar achteren, naar de keuken. Mijn inmiddels helaas overleden zus heeft de militairen geholpen en uitsmijters met koffie geserveerd’. Die jeep hadden de vier GI's daar eigenlijk helemaal niet mogen parkeren, maar dat deden ze volgens Boemaars om uit het zicht te blijven. ‘Breda begon destijds bij de Teteringsedijk. Vandaar dat ze bij ons stopten om eerst wat te eten en om de weg te vragen. Naar welke straat ze vroegen, kan ik me niet meer herinneren’. Foto's of andere bewijsstukken kon Boemaars niet overleggen. ‘Elvis vroeg om absolute discretie. En geen foto's, geen handtekening. Als goede horecamensen hebben we dat gerespecteerd en zijn we er daarna ook niet mee naar de krant gegaan’.

Mede door de discretie van de familie Boemaars in 1959 is de herkomst van colonel Tom Parker nog jaren een mysterie gebleven. Pas in 1988 werd duidelijk dat Parker een en dezelfde persoon was als Dries van Kuijk. Waar of niet. Dit verhaal is fascinerend genoeg om als uitgangspunt voor een theaterstuk te dienen. Ondenkbaar is het zeker niet. Elvis bracht zijn diensttijd door in Duitsland. Even overwippen naar Breda om de orders van zijn baas uit te voeren, zou geen problemen hebben opgeleverd. Wat zou er bij voorbeeld in dat pakketje hebben gezeten? Er is niemand meer die daar opheldering over kan geven.
Of ‘De Kolonel’ van Hans van der Zee geslaagd is of niet, hangt geheel van het verwachtingspatroon af. Na het gedeelte voor de pauze komt Tom Parker nauwelijks meer in het verhaal voor. Het publiek is getuige van een ingekorte versie van het befaamde rechtstreeks door de televisie uitgezonden concert van Elvis op Hawaii. Het was de eerste keer dat dit op zo’n wereldwijde schaal gebeurde. Dankzij de uitstekende cast  en het orkest was dit optreden absoluut de moeite waard, maar over colonel Parker komen we via deze productie niets nieuws te weet. Dat voelde toch als een gemiste kans. Ik had graag een aantal scenes tussen Elvis en zijn manager willen zien. Waarom is Elvis die kleine Nederlandse provinciaal altijd zo trouw gebleven? Waarom protesteerde hij niet toen zijn manager hem in de ene na de andere flutfilm liet opdraven? ‘Kwam de verslaving aan allerlei soorten drugs voort uit spanningen tussen de artiest en zijn baas? Echte antwoorden had Van der Zee natuurlijk ook niet kunnen geven, maar het levensverhaal van beiden leent zich uitstekend voor pittige speculaties.
De entourage in de kleine zaal droeg er ook niet bepaald bij om in de juiste stemming te raken. Helaas was wederom die afschuwelijke, uiterst oncomfortabele tribune uitgerold. De bezoekers hadden deze voorstelling natuurlijk moeten beleven in een nachtclub-achtige ambiance van tafels en stoelen, met ruimte voor een dansvloer. Tegen het einde van het concertgedeelte konden enkele bezoekers zich nauwelijks bedwingen en begonnen vanaf hun krappe plek op de tribune lekker te swingen. Over dat soort zaken moet toch beter worden nagedacht in De Kring.


De Kolonel – try-out, gezien door Jaap Pleij op dinsdag 16 oktober (eerste voorstelling in de dinsdagmiddagreeks ) in de kleine zaal van De Kring.


Zaterdag 13 oktober 2018

KORTADEMIGHEID WAARSCHIJNLIJK VEROORZAAKT DOOR HARTKLEPZIEKTE

Ma kampt al enkele dagen met kortademigheid. De meest waarschijnlijke oorzaak: hartklepstenose, oftewel vernauwing aan de aortaklep.  Hoewel dit fysieke mankement een op de acht 75-plussers het leven zuur maakt, schijnt slechts drie procent van de zestigplussers te weten wat deze term  betekent. Dit gebrek aan kennis baart hartchirurg dr. Brandon Bravo Bruinsma ernstig zorgen. 
‘Wanneer klachten als kortademigheid, pijn op de borst en duizeligheid optreden, is er vaak al sprake van een sterke vernauwing van de hartklep’, laat hij in Max-Magazine (het enige tv-blad waar ouderen echt mee gediend zijn, en zij niet alleen) weten. Bruinsma acht het letterlijk van levenslang dat dit euvel behandeld wordt middels het inbrengen van een nieuwe hartklep. In het voortraject ziet hij een duidelijke rol weggelegd voor de huisarts. ‘Een hartklepvernauwing is door de huisarts vrij eenvoudig vast te stellen met een stethoscoop’.  Bruinsma weet te vertellen dat de Nederlandse huisarts dit instrument slechts bij twintig procent van de consulten gebruikt. Onze medische stand legt het op dit onderdeel dan ook ruim af tegen Belgie en Frankrijk, waar respectievelijk 65 en 79 procent van de huisartsen de stethoscoop hanteert. ‘Dit instrument moet vaker worden ingezet bij ouderen om ervoor te zorgen dat de ziekte op tijd wordt ontdekt’.  
Maar wat zijn nu precies de kenmerken van aortaklepstenose? De hartklep gaat niet helemaal goed open met als gevolg dat het bloed minder gemakkelijk van de linkerhartkamer naar de aorta stroomt.
De aortaklep bevindt zich in de linkerhartkamer, tussen de linkerkamer en de aorta. Als de linkerkamer samentrekt, staat de aortaklep open. Het bloed stroomt dan via de aortaklep het lichaam in. Bij aortaklepstenose moet de linkerkamer het bloed door een vernauwde klep het lichaam inpompen. Dit kost meer kracht. De hartspier wordt na verloop van tijd dikker en stijver. De pompkracht neemt af. Dit kan leiden tot hartritmestoornissen en hartfalen.  Als de aortaklepstenose niet heel ernstig is, zijn er meestal weinig klachten. Als de aandoening ernstiger is, kan dit pijn op de borst veroorzaken tijdens inspanning. Kortademigheid en vermoeidheid zijn ook klachten die veel voorkomen. Flauwvallen minder, maar er moet wel terdege rekening mee worden gehouden.

Wanneer ik deze kennis deel met Ma, die als nawee van een ingrijpende operatie tien jaar geleden kampt met een lekkende hartklep, kijkt ze me wat meewarig aan. ‘Alles goed en wel, maar ik laat toch niet meer aan me sleutelen. Bovendien kom ik met mijn negentig jaar toch niet meer in aanmerking voor welke operatie dan ook. Geen arts zal daar zijn handen aan willen branden. Nee hoor, ik zit mijn tijd wel uit’.

Dat lijkt mij in haar positie ook de meest logische optie. Ook al was het dat niet, dan nog moet ik Ma’s besluit uiteraard respecteren. Maar wat zijn de mogelijkheden als de patient wel tot een operatie besluit? Zie onderstaande opsomming, ook terug te vinden op de website van de Hartstichting. Helaas is hier niets terug te vinden over een eventuele leeftijdsgrens.  

Ballondilatatie: de klep wordt opgerekt met een ballonnetje. Dit gebeurt met een katheter tijdens een operatie via de lies.
Hartklepoperatie: de hartchirurg snijdt vastzittende klepbladen los of verwijdert weefsel onder of boven de klep. Vaak blijft een kleine vernauwing over. Het weghalen van weefsel veroorzaakt meestal een kleine lekkage aan de klep.
De klep vervangen door een kunstklep of een biologische klep (donorklep). De arts zal bij een operatie op volwassen leeftijd eerder voor deze mogelijkheid kiezen.


Vrijdag 12 oktober 2018

EERSTE RAADSZETEL BEHOORT NAAR DE LIJSTTREKKER TE GAAN

Wat zich op de dag na de gemeenteraadsverkiezingen al voorspellen liet, is nu realiteit geworden.  BN/DeStem meldde het, dus het moet haast wel waar zijn.  De politieke partij de Nieuwe Democraten is in Roosendaal op sterven na dood. De enige die nog actief voor de partij schijnt te zijn, is het zittende raadslid Selda Bozkurt. Volgens BN/DeStem heeft zij bevestigd dat iedereen uit de partij is weggelopen. Slechts met steun van de griffie, raadslid Aydin Akkaya uit Bergen op Zoom en ?????? de Roosendaalse oud-wethouder Leo de Jaeger weet ze het politieke hoofd nog boven water te houden.
De Nieuwe Democraten kregen van het kiezersvolk twee enorme kaakslagen toegediend. De eerste domper was de teruggang van twee naar een zetel. Toen de zetels een voor een geteld waren, kwam aan het licht dat lijsttrekker Ton Schijvenaars het met een stem verschil moest afleggen tegen de politiek onervaren en relatief onbekende Selda Bozkurt. Als jonge ondernemer wist Selda mij een tijd geleden te inspireren tot het schrijven van een aantal klinkende advertorials over haar kapperszaak voor het weekblad Roosendaals Nieuws.  Van politiek aspiraties bij Selda is mij toen niets gebleken. Haar naam was me ook niet opgevallen op de kandidatenlijst van de ND, deze uitslag kwam voor mij dan ook als een volslagen verrassing. De ND is het slachtoffer geworden van een enorme omissie in het Kiesrecht met betrekking tot de gemeenteraadsverkiezingen.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen mocht VVD-enfant terrible Rita Verdonk dan wel beduidend meer voorkeursstemmen hebben gehaald dan huidig premier Rutte, als lijsttrekker was Mark hoe dan ook de eerste gegadigde om op het pluche plaats te nemen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is dat merkwaardig genoeg heel anders geregeld.  Zelfs wanneer een partij slechts één zetel heeft behaald, is de lijsttrekker zijn positie niet zeker. De kiezers draaiden Schijvenaars een enorme loer door massaal (wellicht als motie van wantrouwen aan zijn adres) voor een andere kandidaat te kiezen. Selda had kunnen besluiten die zetel niet in te nemen ten gunste van Schijvenaars, maar tot ergernis van een groot deel van de achterban besloot ze anders, wat natuurlijk haar volstrekt recht was. Hoewel de praktijk wel eens anders uitwijst, moet je er als kiezer van uit kunnen gaan dat de samenstelling van de kandidatenlijst zorgvuldig is verlopen.
Bestuur en commissie kunnen de geschiktheid van een kandidaat veel beter beoordelen dan de gemiddelde kiezer. Dat is mijn grote aversie tegen het systeem van voorkeursstemmen. Lang niet altijd wordt een kandidaat beoordeeld op zijn politieke talent en ervaring, wat vaak niet eens van toepassing is, maar op zoiets onrechtmatigs als zijn mooie, blauwe ogen. Raadsleden die zich afscheiden van hun oorspronkelijke politieke fractie en op eigen titel verder gaan, wijzen nogal eens op de vele voorkeursstemmen die ze in de wacht hebben gesleept, waardoor deze stap gelegitimeerd zou zijn. Je weet natuurlijk nooit of de kiezers ook zonder de lotsverbondenheid met de partij op deze kandidaat zou hebben gestemd. Daarom is zo’n overstap moreel nooit te rechtvaardigen. De achterban van de ND zit nu opgescheept met een raadslid dat gezien de berichten door vrijwel niemand wordt gepruimd, en het kan niet anders of Selda moet zich doodongelukkig voelen in deze positie. Ondanks de ongetwijfeld nuttige adviezen van Leo de Jaeger is het nauwelijks denkbaar dat ze in de gemeenteraad iets voor elkaar weet te krijgen.
Eenlingen worden zelden gehoord in het Raadhuis. Daarbuiten overigens ook niet. Dat belooft dus een lange lijdensweg te worden tot 2022. Natuurlijk kan ze zich aansluiten bij een andere fractie, maar dat is niet bepaald overeenkomstig de gewenste politieke zuiverheid binnen de gemeenteraad. Opstappen lijkt gezien Schijvenaars wankele gezondheid ook al geen optie. Bovendien heeft hij aangegeven zich nergens meer mee te willen bemoeien. Als het systeem van voorkeursstemmen ten tijde van de gemeenteraadsverkiezingen al was geschrapt, had Schijvenaars indachtig de wens van zijn partij de hem toekomende raadszetel kunnen innemen, en had hij op termijn plaats kunnen maken voor de nummer twee op de lijst. Daar zou geen haan naar gekraaid hebben.  Partijbestuur blij, achterban tevreden. Het Kiesrecht mag nooit toestaan dat de kiezer een loopje neemt met de partij van zijn keuze, ik zal de minister daar namens de PVC ook op wijzen, en daarom dient de eerste raadszetel onder alle omstandigheden naar de nummer 1 op de lijst te gaan. De kiezer moet onder sommige omstandigheden tegen zichzelf in bescherming worden genomen, want met een onwerkbare politieke situatie is hij natuurlijk ook allerminst gediend. Het Kiesrecht dient daar snel in te voorzien, want nu staat de deur van de gemeenteraad voor een ‘rariteitenkabinet’ (waar ik de door mij hooggewaardeerde Selda uiteraard niet onder schaar) wagenwijd open. En dat gat dient snel gedicht te worden. 


Donderdag 11 oktober 2018

WIJNANT ZAL NIET ENTHOUSIAST ZIJN OVER COLUMN SITALSING

Een ieder die wel eens een proefabonnementje heeft genomen op een van de kranten van De Persgroep wordt nadien te pas en vooral te onpas en bovendien langdurig gestalkt door Gijs Wijnant. Voor de enkele krantenlezer die Gijs nog niet kent, wat me schier onmogelijk lijkt, Gijs is manager klantenservice bij deze Belgische krantenmagnaat. Gijs neemt zijn taak wel heel serieus, want wie eenmaal heeft toegehapt komt nooit meer van hem af. Lang voordat het proefabonnementje is afgelopen, brengt Gijs zijn hele verkoopapparaat in stelling om de proefabonnee langdurig aan zijn broodheer te verbinden middels een vast maar ‘uitermate voordelig’ abonnement .  Dat begint meestal met een telefoontje van een uiterst charmante callcenter-dame die overduidelijk van een papiertje voorleest dat de proefabonnee bedankt is, om in een adem te vervolgen  dat hij de …..krant ‘een tijdje met ons heeft meegelezen’ en dat ze nu heel benieuwd is naar de leeservaring van het proefkonijn. Want ze mag me namelijk zoals gesteld een extra fantastische aanbieding doen die zijn weerga niet kent. 
Hoe lief ook, de dames zijn allemaal zeer geharnast, want meestal wordt de haak er snel opgegooid, waarna ze weer ogenschijnlijk goed gemutst op zoek gaan naar een volgend slachtoffer. Op mijn leeftijd (61 jaar) ben je als man al blij met iedere vorm van vrouwelijke aandacht, dus ik beschouw zo’n onverwacht telefoontje als een verfrissende onderbreking van mijn dagelijkse redactionele beslommeringen. Vastberaden om niet om het even welk aanbod in te gaan, maar gedurende het babbeltje geef ik haar constant het gevoel dat ze bijna beet heeft.  Bovendien geeft het mij de gelegenheid om eens flink mijn gal te spuien over de Persgroepkranten. Als het ons regionale sufferdje BN/DeStem betreft, laat ik haar met een stem van ‘ik ben niet boos, maar wel verdrietig ‘ weten dat ik er niet over pieker om abonnee te worden van een krant, onder een hoofdredacteur met wie geen elke vorm van communicatie mogelijk is gebleken. ‘Daarnaast is het redactioneel nog steeds ver onder de maat’, voeg ik er dan doorgaans nog aan toe. Verwarring aan de andere kant van de lijn. Die reactie staat overduidelijk niet in haar instructieboekje. ‘Oh, wat spijtig om te horen,  en wat jammer voor u, maar daar ga ik helaas niet over’.  Dat laatste was mij natuurlijk al lang bekend. ‘Zodra jullie een sociaal-vaardige hoofdredacteur hebben benoemd, met alle benodigde communicatieve eigenschappen, mag je me opnieuw bellen’, probeer ik haar wat moed in te spreken. De ondeugd in mij kan het meestal niet laten om bij het afscheid nog even te zeggen:  ‘Voor zolang dit krantje nog bestaat. Het redactionele gedeelte is nu al 85 procent AD. Het zal toch wel een kwestie van tijd zijn eer deze regionale afsplitsing geheel opgaat in het grote, alles overkoepelende moederblad’. Het callcenter-meisje onderneemt met een diepe zucht nog een mismoedige poging om mij op mijn rechten te wijzen, maar zoveel automatisme kunnen mijn oren nu ook weer niet verdragen.  Gijs laat zich door deze eerste tegenvaller niet uit het veld slaan. Integendeel zelfs. Als het laatste krantje van het proefabonnementje eenmaal in de bus is gevallen, wordt de geachte tijdelijke ‘meelezer’  bestookt met brieven en mailtjes. Ze missen me nu al als abonnee, luidt de trieste boodschap, maar dat is met enkele drukken op de computerknop gemakkelijk recht te zetten. En natuurlijk wordt de aanbieding steeds voordeliger. Soms heb ik medelijden met Gijs. Al dat gebedel moet zelfs een rasoptimist toch wel eens ten moede worden.
Dat redactie en verkoop bij de kranten totaal gescheiden werelden zijn, is geen geheim. De gemiddelde verslaggever heeft totaal geen boodschap aan het lezersvolk en mailtjes uit deze hoek worden dan ook maar zelden beantwoord door de achtenswaardige redacteur/auteur. Nietwaar Sylvia Witteman?  Die hooghartige instelling wordt deze week nog eens extra geaccentueerd door Volkskrant-columnist Sheila Sitalsing.  Onder de noemer ‘Heldin’ steekt (en niet blaast, fout, fout, fout) ze in de krant van 10 oktober de loftrompet over de CDA-kroonprinses Mona Keijzer. Dit van alle kanten bewierookte toetje heeft volgens Sitalsing meer gedaan voor de rust en vree in dit land dan zeven Sybranden Buma bij elkaar. Zij- Mona dus-  gaat de nekslag toebrengen aan een van de meest woest makende en agressie opwekkende verschijnselen van het moderne kapitalisme: de bellende telemarketeer. ‘Belikongelegen? Ja. Mag ik morgen terugbellen? Nee. En dan toch terugbellen. Als een moderne zendeling bestookt hij (bij mij is het altijd een zij) je met temerige praatjes over een ‘prachtig aanbod’ voor goedkope energie, een abonnement op iets waar je eindelijk net vanaf was of een gratis pensioencheck’, komt het hittepetitje in Sitalsing weer eens boven drijven. Als Keijzers voorstel het haalt in De Tweede Kamer mogen telemarketeers pas bellen of sms’en (mailen zal daar ook wel onder vallen) wanneer het slachtoffer daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. Hoe? Door ergens simpelweg een vinkje te zetten. Tot genoegen van Sitalsing meldde de baas van een callcenter in het NOS-Journaal  dat ‘als je niet meer kunt bellen, je geen boterham meer kunt verdienen’.  Met als gevolg dat er veel banen in deze sector zullen verdwijnen, want natuurlijk zal niemand zo’n vinkje vrijwillig zetten. Of er moet wellicht een geweldig aanbod tegenover staan, wat weer een hele nieuwe, ongewenste carrousel op gang brengt.  Sitalsing heeft geen boodschap aan deze ‘energieboeren, tankpaslullo’s  en boekhoudpakketuitbaters’, met een welgemeend ‘Dank u wel, Mona Keijzer’. Ik vraag me af of ze zich wel realiseert dat haar broodheer De Persgroep een van de grootste vervuilers is op dit gebied. Gijs Wijnant zal dan ook niet bepaald ‘amused’ geweest zijn toen hij dit stukje onder ogen kreeg.  Van je collega’s, ook al behoren ze tot gescheiden werelden, moet je het maar hebben!  Een ‘Gijs-moet-blijven-actie’ is me wat te gortig, maar het journaille moet zich natuurlijk wel realiseren dat elders het geld wordt verdiend dat hen in het zadel houdt.    


Woensdag 10 oktober 2018

WAT TE DOEN BIJ ONACCEPTABEL GEDRAG VAN DEMENTERENDE?

Ma tikte onlangs de vier maanden grens van haar verblijf in Huize Elisabeth aan. In al die tijd heb  ik nog geen verontrustende situatie met betrekking tot haar veiligheid mogen ervaren. Een keer ben ik zelf bijna van de sokken gereden door een medewerkster die in volle vaart een met handdoeken volgeladen hoge kar in de gang aanduwde zonder acht te slaan op het eventuele tegemoetkomend verkeer. Mevrouw zag gelukkig direct haar fout in, en beloofde zonder enige aansporing haar rijgedrag met onmiddellijke ingang te onthaasten en een betere zichtpositie in te nemen. Maar in de huiskamer van Ma is het vrijwel altijd pais en vree. Het is me soms wel wat te stil.
Dat menig bewoner langdurig in de slaapstand verkeert, wordt mogelijk veroorzaakt door te weinig prikkels van buitenaf. Om die reden heb ik directie en activiteitencommisie gesuggereerd om de restaurantruimte een aantal keren per week om te toveren in een bioscoopzaal, waar de bewoners filmvertoningen kunnen bijwonen van natuurdocumentaires en concertregistraties van pakweg Frans Bauer en Andre Hazes. Dat kan natuurlijk ook via de DVD-installatie in de huiskamer, maar ik heb al lang gemerkt dat dit medium doorgaans niet doordringt tot de doelgroep.
Dat het er lang niet overal zo vredig aan toe gaat als in Huize Elisabeth leert een artikel onder de kop ‘Belaagd door de demente buurman’ in De Volkskrant van woensdag 10 oktober. Aan de hand van het relaas van de 75-jarige Riet die op de gesloten afdeling in een verpleeghuis van zorgorganisatie Sutfene in Warnsveld volgens haar bezorgde echtgenoot is aangerand door een medebewoner, wordt seksueel grensoverschrijdend gedrag aan de orde gesteld. In het dossier van de belaagde Riet is slechts opgetekend: Vanmorgen is er een medebewoner bij mevrouw in bed aangetroffen. Zij zou hiervan geen hinder hebben ondervonden’. De 84-jarige man, die twee deuren verder aan de gang woont, is nadien naar zijn kamer gebracht. Volgens echtgenoot Otto van Tussenbroek (73) was er wel wat meer aan de hand. Hij citeert de verklaring van de dienstdoende verzorgende in de Melding Incidenten Cliënten (MIC): Meneer was boven het bedhek heengeklommen, had zijn broek uit en zat bovenop haar. Mevrouw kon zich niet verweren’. Natuurlijk is het merkwaardig dat dossier en MIC zo van elkaar kunnen verschillen, Otto van Tussenbroek maakt zich in eerste instantie logischerwijs zorgen over zijn vrouw. ‘Deze boom van een kerel heeft mijn vrouw aangerand. Riet kan niet lopen en niet meer praten. Ze zit helemaal opgesloten in haar lichaam. Ze is alerter, ze lacht minder, en ze voelt zich onveilig’. Lang verkeerde grensoverschrijdend, seksueel gedrag onder dementerenden in de taboesfeer, maar het probleem wordt nu door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd groot genoeg geacht om er speciale aandacht aan te besteden. Dementie leidt tot decorumverlies als niet tijdig wordt ingegrepen. Gebrek aan toezicht voortkomend uit personeelsgebrek speelt daarbij ook een rol. Dementerenden wonen juist op een gesloten afdeling omdat ze dikwijls niet meer weten wat ze doen en daarom kun je het hen ook niet kwalijk nemen als ze in de fout gaan (wanneer er geen toezichthouders op de afdeling zijn). Door het streven van de overheid om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, komen alleen mensen die 24 uur per dag zorg nodig hebben nog in een verpleeghuis terecht. Daardoor is de doelgroep van zorginstellingen ‘zwaarder’ geworden en de druk op de verzorgenden niet zelden moordend. Bovendien komt deze ontwikkeling de aantrekkelijkheid van verpleeghuisfuncties niet ten goede.  Sutfene zocht de oplossing in een tijdelijke verhuizing van de agressieve bewoner. Inmiddels heeft Otto van Tussenbroek  geconstateerd dat de man weer in dezelfde gemeenschappelijke ruimte komt als zijn Riet, zo brengen zij de maaltijd noodgedwongen in elkanders gezelschap door.  De meeste zorginstellingen kennen een lange wachtlijst, het schuiven van de bewoners is daardoor meestal geen optie. Daarnaast zullen andere huiskamers ook niet erg happig zijn op een nieuwe medebewoner met een bepaald veiligheidsrisico. De Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde, Verenso, pleit voor samengestelde teams bestaande uit een specialist ouderengeneeskunde, een psycholoog en de verzorgende om in samenspraak met de familie te komen tot ‘een analyse en een persoonsgericht plan’. In het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde werd in 2015 een vergelijkbare casus beschreven.  Een 66-jarige demente verpleeghuisbewoner, die zich ontkleedde op de gang en bewoonsters en personeel seksueel lastig viel, werd geconfronteerd met de aanpak van zo’n team.  De teamleden probeerden zijn seksuele driften te beteugelen met psycho-educatie en meer afleiding om zijn gevoelens van verveling te verminderen. Dan kom ik weer uit bij mijn pleidooi voor meer gezamenlijke activiteiten in de restaurantruimte van St. Elisabeth die niet veel ondersteuning vergen, zoals genoemde filmvoorstellingen.  Muziek is hier (zie mijn vorige column) het beste medicijn tegen dreigend indutgedrag in de wetenschap dat de opgekropte energie toch ooit moet worden ‘afgeschud’.  In de zorginstelling in Warnsbroek wordt de situatie er intussen niet gezelliger op. Omdat de dementerende aanrander zich nog steeds vrij rond zijn echtgenote heen kan bewegen, heeft Otto van Tussenbroek inmiddels aangifte gegaan tegen Sutfene. Omdat het hier om een individueel geval gaat, wil Sutfene geen vragen beantwoorden van de Volkskrant. De auteur van het artikel, Charlotte Huisman, zegt wel over de rapportages en correspondentie over het incident te beschikken. Los van de privacygevoeligheid dringen wel twee vragen waarvan een met een algemeen karakter zich op;
Hoe is het te verklaren dat het dossier van de 75-jarige Riet en het verslag van de dienstdoende verzorgende niet op elkaar aansluiten? Waarom is het verslag van de verzorgende niet letterlijk in het zorgdossier terecht gekomen?
Hoe luidt het protocol in de zorginstelling waar de dierbare verblijft, wanneer er sprake is van ‘seksueel ontremd gedrag door de bewoners?’
Vraag 2 moeten alle directies van zorginstellingen gewoon kunnen beantwoorden, of dat nu de directie van Huize St. Elizabeth of de directie van Sutfene betreft. Contactpersonen, mantelzorgers en niet in de laatste plaats de bewoners zelf hebben gewoon recht op deze informatie. Otto van Tussenbroek stapte naar De Volkskrant met dit verhaal ten bate van ‘alle mensen die familie hebben in een verpleeghuis’.  Ik ben intussen heel benieuwd hoe de beleidsmakers en gezagsdragers met deze aanklacht zullen omgaan. Een reactie kan en mag uiteraard niet uitblijven.


Maandag 8 oktober 2018

D66 KAN NU BETER VERDERGAAN ALS HYPOCRIETEN2018

Net als Emile Roemer voor hem besloot Alexander Pechtold de politieke boel de politieke boel te laten om vanaf dinsdag weer een vrij man te zijn. Of hij net als Femke Halsema en Wouter Bos destijds zo schaamteloos is om op wachtgeld te gaan staan, is (nog) niet bekend, maar het feit alleen al dat hij daar recht op heeft is ronduit schandalig. De politiek zorgt in financieel opzicht heel erg goed voor zichzelf en er is nog geen politicus –van links, of rechts- die ooit een serieuze poging heeft ondernomen om daar verandering in te brengen. In de media werd publiekelijk de vraag opgeworpen of dat wel eerlijk is ten opzichte van ‘gewone burgers’?. De vraag stellen is hem beantwoorden.
Natuurlijk niet, wie zonder enige aanleiding zijn baan opzegt, moet gewoon van overheidswege nergens recht op hebben. Op de handelwijze van het kereltje Pechtold zou bovendien een flinke boete of andere straf dienen te staan. Vorig jaar maart vroeg hij de kiezers een mandaat om D66 in het kabinet te krijgen. Ruim achthonderdduizend kiezers schonken hem hun stem en vertrouwen in de terechte verwachting dat hij gedurende vier jaar (in of buiten het kabinet) zijn uiterste best zou doen om het algemeen belang zo goed mogelijk te behartigen.  Pechtold heeft echter niet geleverd wat hij beloofde en dat is bedrog. In de normale maatschappij ga je daarvoor de gevangenis in, maar Pechtold mag lekker geruime tijd op staatskosten flierefluitend door het leven gaan. Onder klaterend applaus van zijn slaafse volgers deelde hij het congres van zijn partij mee dat ‘het tijd is voor een nieuwe generatie’. Dat beweerde deze begin vijftiger met een stalen gezicht, en passant even alle senioren schofferend die wel gewoon hun arbeidsplicht nakomen. Had hij dat vorig jaar niet kunnen bedenken? Zijn partij laat hij bovendien in opperste verwarring achter, want een ‘natuurlijke’ opvolger is nog niet boven komen drijven. Een verfrissend geluid is van hem/haar niet te verwachten, want alle potentiele opvolgers toonden in plaats van hem een symbolische schop voor zijn kont te geven begrip voor Pechtolds ‘moeilijke maar moedige beslissing’. D66 kan nu beter verder gaan als Hypocrieten2018.  De reacties van D66-kopstukken uit de regio zijn een regelrecht pleidooi voor deze naamsverandering.

Zo was Carinne Elion-Valter, D66-fractievoorzitter in Bergen op Zoom, op het congres getuige van Pechtolds afscheidsgroet. En hoe luidde haar reactie in de media:  ‘Tijdens zijn speech was het muisstil in de zaal. Hij kreeg een staande ovatie, ook uit bewondering voor de moed die het vergt om dit te doen. Hoeveel leiders blijven er niet te lang aan? Het is misschien ook wel tijd voor een nieuwe generatie?’ Carinne neemt haar kiezers kennelijk ook al niet serieus. Hoezo moed? Als je je partij en je kiezers in de steek laat uitgerekend op het moment dat er een nieuw invulling moet worden gegeven aan de omstreden kwestie van de dividendbelasting kan dit voortijdig afhaken alleen maar worden getypeerd als ultieme lafheid.  Bovendien mag je van de lijsttrekker verwachten dat hij zijn mandaat uitdient.  Merkwaardig dat we Carinne vorig jaar niet hebben gehoord over Pechtolds houdbaarheidsdatum. Om dat gelegenheidsargument nu van stal te halen is volkomen ridicuul. En wat zegt Alex Raggers, de D66-fractievoorzitter in Roosendaal. ‘Ik heb zijn speech inmiddels gelezen en ik kan zijn besluit alleen maar respecteren. Het is wel een heel pittig jaar voor hem geweest’. In de D66-afdeling Roosendaal bestaat kennelijk een merkwaardige opvatting van het begrip ‘respect’. Respect breng je op voor politici die juist niet weglopen wanneer het even moeilijk wordt. D66 heeft in zijn 52-jarige  bestaansgeschiedenis vele ups and downs gekend. Het is te hopen dat de komende jaren in het teken staan van de definitieve val. Intussen zou het al die D66-ers in de West-Brabantse gemeenten sieren indien ze de eerstvolgende raadsvergadering aangrijpen om de handelwijze van hun gevluchte politiek leider publiekelijk te veroordelen. Een Mea Culpa lijkt me ook geen overbodige zaak.


Zondag 7 oktober 2018

HET WONDERLIJKE VERHAAL VAN DRIES VAN KUIJK IN DE KRING

Kees Hulst en Esther Scheldwacht mochten met de onderhoudende voorstelling ‘Laatste Paar Dagen’  afgelopen donderdag het spits afbijten in De Kring. De dinsdagmiddagreeks gaat ook weer van start en wel op dinsdag 16 oktober met een try-out van ‘De Kolonel’ . Iedereen kent Elvis, vermelding van zijn achternaam is overbodig,  maar de invloed van de man achter zijn succes, Bredanaar Dries van Kuyk,  wordt volgens velen onderschat. Theaterproducent en muzikant Hans van der Zee vindt het levensverhaal van de Nederlandse manager van de king of rock-‘n-roll zo boeiend dat hij er onder de noemer ‘De Kolonel’ een muziektheatervoorstelling over heeft gemaakt.

In 1929 stapte Dries van Kuijk als twintigjarige op de boot naar Amerika, zonder paspoort. Hij veranderde al snel zijn naam in Thomas Andrew Parker, beter bekend als Kolonel Tom Parker. Van 1955 tot aan de dood van Elvis Presley in 1977 was Tom zijn manager. Tom Parker overleed zelf op 87-jarige leeftijd in Las Vegas.
Zijn laatste jaren zat hij als een oud gebakje gokkasten te vullen met de miljoenen die hij had verdiend aan het glorieus glooiende stemgebergte van Elvis. In 2009 maakte Jorrit van der Kooi van Silver Spirit Pictures een documentaire over The Colonel, waarin zijn weduwe uitgebreid aan het woord komt.  Zo doet ze uit de doeken dat Dries als dranksmokkelaar vanuit Rotterdam de overtocht heeft gemaakt, eind jaren twintig, en uiteindelijk door de kustwacht aan de Amerikaanse oostkust werd afgezet. De reden van dit wel heel plotselinge vertrek  naar het beloofde land? Het verhaal/gerucht deed de ronde dat Dries heel misschien een meisje had vermoord en om zijn straf te ontlopen naar Amerika was gevlucht. De eerste Nederlandse documentaire over het mysterie-Parker staat op naam van journalist Constant Meijers en dateert uit de jaren negentig. Maar deze documentaire van Van der Kooi toont veel meer hoofdpersonen uit het enerverende leven van ‘ons Dries’. Ik ben benieuwd of daar in deze theaterproductie veel van is terug te vinden. Recensies zijn er nog niet verschenen, maar dat zou ook zeer ongebruikelijk zijn geweest, omdat de productie zich nog in de try-out-fase bevindt. Persoonlijk betreur ik het wel dat de in 2015 overleden Roosendaalse zanger Mike Lorentz dit niet meer mag meemaken. Deze Elvis-adept stond bekend als de Roosendaalse Elvis. In 2005 kreeg hij gedurende enkele weken Gene Chrisman te logeren, de vroegere studiodrummer van Elvis die bij zijn meest memorabele opnamen betrokken is geweest. Van Gene Chrisman is een portret opgenomen in mijn boek ‘Portretten van Kopstukken’ uit 2008.  In het boek ‘TelevisieROOS’ is een uitgebreid In Memoriam voor Mike te lezen.  Zie onderstaand.  Zie ook de nieuwssite Roosendaals Pleijdooi.


Het verhaal wordt muzikaal omlijst door een twaalfkoppig orkest en wordt ondersteund door filmbeelden. Theater, muziek en film zorgen ervoor dat het publiek terug gaat in de tijd van de Amerikaanse muziekgeschiedenis. De voorstelling begint op het vaste tijdstip van 14.00 uur.


Muzikaal en emotioneel afscheid van Mike Lorentz

ROOSENDAAL – (tekst Jaap Pleij) De aula van het crematorium Zegestede was vrijdagochtend vrijwel geheel afgeladen met belangstellenden die allemaal op hun eigen manier afscheid namen van zanger Mike Lorentz, in het dagelijks leven Lauw van Poppelen. Het was een bijeenkomst waarin muziek en emotie op een juiste manier met elkaar in balans waren gebracht. De man om wie het deze ochtend allemaal draaide, zou zonder meer tevreden zijn geweest over dit definitieve afscheid. De bezoekers werden toepasselijk verwelkomd door het gouden stemgeluid van de zanger zelf. ‘Welcome to my hart’ was het motto waarmee Lauw in het leven stond. Heel terecht dat de ceremoniemeester daar uitgebreid op inspeelde. ‘Lauw zag het geloof als een levensplan van God. Het leven zelf is dan ook zeker niet het einde van dat levenspad. Daarom gedenken wij hem op een wijze die geheel bij Lauw past. Met persoonlijke herinneringen en natuurlijk veel muziek’.

Zus Lenie stond voor de bijna onmogelijke taak om haar broer met enkele dichtregels te gedenken. Ze refereerde aan de dood die als een dief in de nacht kwam en Lauw ten langen leste verloste van alle pijn en verdriet waar hij de laatste maanden aan ten prooi was gevallen. ‘Samen hebben we veel lief en leed, maar ook pijn en smart gedeeld. Alles wat je deed, kwam regelrecht uit je hart. Wat de gelegenheid ook was, je aanwezigheid ging nooit onopgemerkt voorbij. Met behulp van muziek wist je de boel altijd spontaan aan de gang te krijgen’, aldus Lenie. De ceremoniemeester stond na het ontsteken van de kaarsen stil bij de recht-door-zee-mentaliteit van Lauw. ‘Je maakte van je hart bepaald geen moordkuil. Je zei altijd waar het op stond. Soms op felle wijze, maar altijd recht uit het hart. Je welgemeende interesse in je medemens liet je ten volle tot uiting komen in je werk als buurtmeester van de Fatimawijk. Onvermoeibaar was je daar dag en nacht mee bezig. Voor de jeugd organiseerde je tal van activiteiten, met als blijvend resultaat het speeltuintje aan de kop van de Mgr. Hopmansstraat’. De ceremoniemeester onderstreepte voorts hoe trots Lauw was op zijn kinderen en kleinkinderen. ‘Voor hen ging je als het moest letterlijk door het vuur. Je dochter Joanna Casey, die de jaren met jou als de mooiste uit haar leven beschouwt, herinnert zich nog goed hoe je iedere avond voor het slapen ging een liedje voor haar zong, dat immer eindigde met ‘Mi Amore, I Love you’. Het ‘levende bewijs’ van die herinnering was dankzij de zegeningen van de techniek op een kort filmpje te zien. ‘Muziek was dan ook niet weg te cijferen uit Lauws leven. Met zijn prachtige stemgeluid heeft hij door de jaren heen heel wat vrienden ontroerd en bezield. In kleine kringen wisselde hij die klanken vaak af met fantasievolle verhalen en aanstekelijke humor. Lauw was wat je noemt een echt mensenmens, in gezelschap leefde hij helemaal op’. Een van zijn favoriete nummers, ‘If I only had time’, kreeg deze ochtend een extra, trieste dimensie. Heel betreurenswaardig dat hij niet wat meer tijd van leven heeft gekregen. Wie Mike Lorentz zegt, zegt Elvis. Onterecht is hij vaak aangeduid als Elvis-imitator. Dat weersprak hij consequent. ‘Ik ben een Elvis-vertolker, geen Elvis-imitator. Er was maar een KING, ik ben een groot bewonderaar die het op zijn eigen manier doet’. De LP van Elvis die zijn moeder in een ver verleden voor hem draaide, veranderde Lauws leven op stel en sprong. De ceremoniemeester herinnerde ook daaraan. Toen hij tot de ontdekking kwam dat er met zijn eigen ‘strotje’ ook helemaal niets mis was, stortte hij zichzelf in de muziek, eerst met zijn broers via De Poppelstars, gevolgd door De Toendra’s en The Rockin Stars. Twee van die voormalige Rockin Stars eerden Lauw met een gevoelig lied. Het laatste woord was uiteraard voor de meester zelf. Na zijn versie van My Way’, een lied dat hij in een Nederlandse versie ook heeft opgedragen aan oud-wethouder Leo de Jaeger en Jan Mol, werd hij, begeleid door zijn vrienden en familie, naar zijn laatste rustplaats op Zegestede overgebracht. (onderstaand het IN MEMORAM dat ik vorige week een dag na zijn overlijden op 30 oktober schreef).         


Roosendaalse zanger Mike Lorentz (58) overleden

IN MEMORIAM – (tekst Jaap Pleij) Net als voorgaande jaren rinkelde de telefoon dit jaar op 15 juni al rond negen uur in de ochtend.. Meestal duidt zo’n vroeg belletje op mogelijk onheil, maar uit ervaring wist ik dat dit op mijn 58e verjaardag waarschijnlijk niet het geval zou zijn. Mijn intuitie bedroog me ook deze keer niet. Zonder dat de beller zich bekendmaakte hoorde ik een zangerig stemgeluid het bekende ‘Lang zal hij leven, lang zal hij leven, in de Gloria’ aanheffen. Dat kon er maar één zijn. Mike Lorentz, zoals zijn fans en muzikale achterban hem al jaren kennen, Lauw van Poppelen voor zijn echte intimi, en ‘de Roosendaalse Elvis’ voor publiciteitsorganen. Zelf ben ik helaas niet zo goed in het onderhouden van relaties en daarom ontvang ik op die voor mij persoonlijk zo ‘historische’ dag nog maar weinig felicitaties. Deze man is me sinds ik hem (beter) leerde kennen echter nooit vergeten. ’15 juni begint voor mij altijd met Jaap Pleij bellen’, klonk het toen nog redelijk blijmoedig. Blij was ik met zijn felicitatie. Wat hij me te melden had, deed me echter huiveren. ‘Strontberoerd en doodziek’voelde hij zich, om zijn eigen woorden te gebruiken. 

Lauw sukkelde weliswaar al geruime tijd met zijn gezondheid, maar nu kampte hij met de naweeën van een stevige medische ingreep die nog de nodige vervolgen zou krijgen. Desondanks zag hij toch nog kans om ergens in het Zeeuwse land voor zijn schare fans in die regio een fijne muzikale middag te verzorgen. We namen na vijfentwintig minuten wel en wee gewisseld te hebben afscheid. Ik vergat niet hem te laten beloven terug te bellen om te vertellen hoe het optreden in het Zeeuwse was verlopen. Dat telefoontje is nooit gekomen. Ik sloeg daar geen acht op. In het verleden hoorde ik wel vaker een lange tijd niets van hem, maar uiteindelijk meldde hij zich altijd weer. Ik wist dat hij vier maanden jonger was dan ik en ergens in oktober zijn 58e verjaardag zou vieren. ‘Veiligheidshalve’ nam ik me voor zo tegen het eind van de maand de felicitaties telefonisch te retourneren, dan wist ik tenminste zeker dat ik met een leeftijdgenoot van doen had. Helaas liet mijn intuitie me deze keer in de steek. Wat heet, de voelhorens waar ik zo lang blind op heb vertrouwd, lieten me zakken als een baksteen. Op de 30e oktober, notabene de dag dat Roosendaal de 71e verjaardag van de bevrijding van het Duitse Nazi-juk vierde, of liever gezegd hoorde te vieren, bereikte mij het droevige bericht dat Lauw die ochtend het tijdelijke voor het eeuwige had verwisseld. Die tijding voelde als een mokerslag, die slechts te vergelijken was en een herinnering opriep aan die zwarte dag in november 2013 toen de legendarische- en onvergetelijke spreekstalmeester Frans van der Groen eveneens na een lange periode van medische malaise kwam te overlijden. Zo bekend als Frans was Lauw bij lange na niet in Roosendaal, wat uiteraard niet wegneemt dat hij voor veel mensen van onnoemelijke betekenis is geweest. Ik prijs me gelukkig dat ik een van die mensen ben.     



Op zich was het niet onlogisch dat het contact na verloop van tijd verminderde. Ik verschoof mijn journalistieke bezigheden steeds meer in de richting van columns en theaterrecensies op internet, en Lauw werd steeds verder in de steek gelaten door zijn lichaam dat hem toch al nooit erg goed gezind was geweest. Die fysieke ‘gevangenis waar niet aan te ontkomen viel, was immer een behoorlijke sta-in-de-weg bij de professionele uitbouw van zijn zangcarrière, waar hij desondanks toch terecht met veel trots op terug keek. Ik interviewde hem voor het eerst rond de eeuwwisseling toen hij op het punt stond zijn carrière na een wat ‘lauwe’ periode nieuw leven in te blazen. Zonder het me te realiseren, was er toen een vriendschap geboren die het verminderde contact ten spijt altijd bijzonder hecht zou blijven. ‘Als ik nieuwtjes heb, ben jij de eerste die ze te horen krijgt, grote vriend ’, riep hij bij iedere ontmoeting op bijna plechtige wijze. Buiten die ‘nieuwtjes’ kwamen we elkaar vaak op andere fronten tegen. Zingen was Lauws lust en leven, de financiële tegenprestatie stond bij hem veel minder hoog in het vaandel. Nooit deed ik tevergeefs een beroep op hem en zijn partner (en tevens geluidsvrouw) Mieke om speciale gebeurtenissen muzikaal op te vrolijken. Samen met Frans van der Groen had hij een groot aandeel in de presentatie van mijn eerste boek over Jan Mol met als titel ‘Mol neust ondergronds’. Aan het eind van de avond verraste hij de eerste Roosenspeld-drager en zijn partner Joke met een kippevelversie van ‘Prins Jan den Eerste’ op de melodie van Frank Sinatra’s lijflied ‘My Way’, een kunststukje dat hij eerder uithaalde bij het afscheid van Leo de Jaeger als wethouder van de gemeente Roosendaal. Zelden heb ik Leo en meer nog zijn vrouw Jopie zo ontroerd gezien. Bij de presentatie van het daarop volgende boek ‘Portretten van Kopstukken’ was hij bijna vanzelfsprekend wederom aanwezig. De muzikale hoofdgast van die avond, zanger Dimitri van Toren (overleden in mei van dit jaar), toonde zich zeer aangenaam verrast door het volume, dictie en timing van zijn collega-voor-een-avond. Later zagen ze elkaar weer bij een solo-optreden van Dimitri in een nietige vlek op de  Zeeuwse kaart, georganiseerd door de in deze contreien zeer gewaardeerde en de tegen de zeer stevige protestantse klippen oproeiende Jacques Boonman (organisator Podium Reimerswaal). Tegen ieder die het maar horen wilde, roemde Dimitri nogmaals zeer uitbundig de muzikale capaciteiten van Mike Lorentz. Zelf maakte ik van de gelegenheid gebruik om Dimitri nogmaals te contracteren voor een boekpresentatie. Deze keer ging om het eerste deel van ‘Roosend(w)alers’, eind april 2011 in de achterzaal van Zeelandia. Lauw en Mieke waren daar op die bloedhete middag  ‘slechts’ als gast aanwezig. Ik wilde Lauw namelijk niet de indruk geven dat ik hem er alleen vanwege zijn zangkwaliteiten bij wilde hebben. Hoewel goed bedoeld, ging de rol van toeschouwer hem deze middag niet zo goed af. Veel liever had hij de zaal nog eens laten kolken op ‘You’ll never walk alone’, een evergreen die hij graag nog eens in het RBC Stadion had gezongen voor aanvang van een wedstrijd van de eveneens zeer betreurde Oranje-witten.  Zoals zo vaak in zijn leven ging ook deze wens niet in vervulling. Wat hij gelukkig wel mocht beleven en waar ik ook bijzonder blij om ben, is dat hij Gene Chrisham, de studiodrummer van zijn grote idool Elvis Presley, goed heeft leren kennen tijdens diens verblijf in Nederland. Van een hotel kon geen sprake zijn. Lauw en Mieke stonden erop dat de sympathieke drummer bij hen zou logeren. Ondanks dat hun woonruimte niet bepaald ruim bemeten was, leverde dat een levenservaring op die het  Roosendaalse stel voor geen goud had willen missen. De uitvaartdienst  voor Lauw was op vrijdag 6 november in Crematorium Zegestede aan de Rucphenseweg. Ongetwijfeld heeft een van de sprekers daar opgemerkt dat Lauw daarboven nu eindelijk de hand van ‘zijn’ Elvis heeft kunnen schudden en dat beiden de hemel op gezette tijden muzikaal op stelten zullen zetten met hun samenzang. Hoewel ik zelf nogal sceptisch sta tegenover het leven na de dood gun ik onze Lauw deze pleziertjes uiteraard van ganser harte. Het is helaas een aardse zekerheid dat het in Roosendaal en verre omstreken sinds die 30e oktober een stuk stiller en leger is.

Bovenstaand IN MEMORIAM  is als slotverhaal meegenomen in mijn boek ‘TelevisieROOS’.


Zaterdag 6 oktober 2018

MOOI GELAAGD SPEL VAN KEES HULST EN ESTHER SCHELDWACHT

Een oude man die niet lang meer te leven heeft, belandt midden in de nacht via een spoedopname in het ziekenhuis. Als hij bij bewustzijn komt, kijkt hij in de mooie ogen van verpleegkundige Engeltje Donderdag. ‘Ben ik in de hemel?’, wil hij van haar weten, duidelijk van de wijs gebracht door haar engelachtige uiterlijk. En laat deze voorstelling nu net op een donderdag in De Kring te zien zijn geweest. Al zal dat wel niet de reden zijn geweest voor de verplaatsing van ‘Laatste Paar Dagen’, geschreven door Esther Scheldwacht, alias Engeltje Donderdag.  
Scheldwacht en Kees Hulst, vooral bekend van de titelrol in de televisieserie over ‘Hendrik Groen’, zijn door het noodlot bij elkaar gebracht. Omdat het personage Rein Tas van Hulst niemand meer heeft die zich om hem bekommert en het aftellen begonnen is, besluit Engeltje de patiënt een extra luisterend oor te bieden. Tas benut deze onverwachte aandacht om geheel leeg te lopen op zijn favoriete onderwerp, de Franse kazen. Engeltje lacht, maar verzekert Tas dat ze hem niet uitlacht. Ze vindt het slechts bijzonder dat iemand zo’n breedsprakig betoog kan houden over zoiets ‘simpels’ als kaas.  Tas ziet daar de humor ook wel van in, en meteen is het ijs gebroken. Een verpleegkundige en haar patiënt. Doorgaans beperkt de verpleegkundige haar aandacht tot professionele zorg en medeleven,  maar in de korte tijd die hen samen rest, groeien ze heel snel naar elkaar toe. Het duurt niet lang eer Engeltje Tas deelgenoot maakt van haar persoonlijke beslommeringen. Zo komt hij te weet dat ze zich gevangen voelt in een huwelijk waar de fut al lang uit is. Tas bezweert  haar dat ze daar niet in moet berusten en voor zichzelf moet kiezen. Engeltjes hart ligt niet echt bij de zorgsector. Ze wilde eigenlijk danseres worden, zo vertrouwt ze hem toe. Velen voelen zich geroepen tot zo’n bestaan, maar weinigen is het ook gegeven. Helaas voor Engeltje behoort ze tot de laatste categorie.  Al snel besluit de verpleegkundige de teamkamer te laten voor wat het is en haar lunchpauzes in het gezelschap van Tas door te brengen.  Het vertrouwde broodje kaas wordt in de ban gedaan en maakt plaats voor de Franse kazen waar Tas zo verzot op is. Uiteraard vergeet Engeltje de bijpassende witte wijn niet. Alcohol en ziekenhuizen verdragen elkaar niet goed, dus moeten ze behoedzaam te werk gaan, wil Engeltje niet in de problemen komen. Aangemoedigd door koning Alcohol waagt Tas het zijn Engeltje ten dans te vragen. Ze reageert fysiek op dat voorstel door met een uitdagend gebaar het bed opzij te schuiven. Eerst wil ze Tas laten zien wat ze solo in huis heeft. Spotify gaat aan, en ineens staat ze daar te swingen, op klanken van ……..een zekere Snoop Dogg, zo wordt me later verteld. Ondanks de vreugde die Engeltje plots uitstraalt, brengt de dans wel het besef terug dat ze wellicht toch de verkeerde keuze heeft gemaakt. Onze dansmaestro Jacques van Meel zou ongetwijfeld verrukt zijn geweest van haar dans macabre rond het ziekenhuisbed.  Jammer dat Scheldwacht bij het schrijven van deze dialoog het cliché van aantrekken en afstoten niet heeft kunnen weerstaan. Op een geheel onverwacht moment stuurt Tas haar zonder enige aanleiding vloekend de kamer uit, wat in het geheel niet strookt met zijn karakter zoals het tot dan is ‘bloot’gelegd. Het is van beide kanten vechten tegen intimiteit die toch nergens meer toe kan leiden, maar in deze levensfase wint het hart het duidelijk van het verstand.  De enige tijd die er toe doet, zijn de korte pauzes die Rein en Engeltje met elkaar doorbrengen. Het is niet alleen kommer, kwel en machteloze woede. Het onderlichaam van Tas reageert nogal vurig op de wasbeurt van Engeltje. ‘Kijk, hij doet het nog’, roept Tas enthousiast, terwijl de verpleegkundige juist met dit precaire onderwerp wel professioneel weet om te gaan. Het hondje van Tas, waarvoor de buurman de zorg op zich genomen heeft, wordt ook nog even ten tonele gevoerd. Dieren op het podium doen het altijd goed, en dus waren de ‘aacchhs’ en de ooohhhss’  niet van de lucht. De dood kondigt zich onverwacht aan en spontaan besluit Engeltje haar geliefde voor een korte tijd een engelachtig afscheid van het leven te gunnen. En passant stelt ze zichzelf heel wat nieuwe levensdoelen in het vooruitzicht. Die ingedutte man van Engeltje zal heel wat water bij de wijn moeten doen om haar niet te verliezen, en de kinderen moeten er maar aan wennen dat moeder niet meer voor hen op ieder moment klaar staat. Kees Hulst lijkt helemaal klaar te zijn voor de tweede serie over de sympathieke, maar bij tijd en wijle vileine Hendrik Groen.  Esther Scheldwacht kan in tegenstelling tot haar personage wel op deze (schrijvers)weg verder gaan.    


Esther Scheldwacht en Kees Hulst – Laatste Paar Dagen, gezien door Jaap Pleij op donderdag 4 oktober in de kleine zaal van De Kring. 


Zaterdag 6 oktober 2018

'TIJD VAN JE LEVEN' WINNAAR CULTUURPRIJS ROOSENDAAL

‘Ik stond als een van de eerste Roosendalers in het telefoonboek’, kreeg een van de deelnemers aan het project ‘Tijd van je leven’ vrijdagavond de lachers gemakkelijk op zijn hand.  Niet veel later had deze Senior Citizen zelf ook genoeg reden tot lachen, want dit project werd als winnaar van de Cultuurprijs Gemeente Roosendaal uit de gouden envelop gehaald door cultuurwethouder Toine Theunis. Een keuze die het publiek gezien de enthousiaste bijval wel kon waarderen. De Senior (jammer dat de namen van de betrokkenen niet even geprojecteerd werden  op het grote videoscherm) had nog een wijze raad in petto voor de wethouder, met zijn 62 jaar een zogeheten ‘aankomende oudere’. ‘Investeren in de ouderen, is investeren in jezelf’.
Theunis, die niet precies wist wat er van hem verwacht werd en de tijd provisorisch vol kletste tot de envelop was gearriveerd, haakte daar gretig op in. ‘In mijn visie is cultuur gewoon doen.  Daar moet je niet te veel en vooral niet te lang over praten. Ik heb het altijd betreurd dat ik als jongen van het land in mijn jeugd niet veel cultuur heb meegekregen. Als wethouder zie ik het vooral als mijn taak om de culturele beleving in Roosendaal zo goed mogelijk te faciliteren. Niet alleen voor ouderen, maar ik zal ook alles uit de kast halen om jongeren met cultuur in contact te brengen’, aldus Theunis. Projectleider Anneke Wijn mocht naast een bokaal een symbolische cheque ter waarde van 750 euro in ontvangst nemen. Ze was vooral blij dat door middel van dans, muziek en kunstzinnige uitingen veel oudere inwoners hun levenslust hebben terug gekregen. ‘Tijd van je Leven’ heeft de verkiezing dan ook voor een belangrijk deel te danken aan het sociale aspect van het project. Met speciale dank aan docent Anton Watzeels. Op de website wordt het doel als volgt omschreven:
Het project de Tijd van je leven is ontwikkeld om de kwaliteit van het leven van ouderen te verbeteren door creatieve tijdsbesteding. Hierdoor ontstaat meer onderling contact waardoor de mogelijke eenzaamheid onder ouderen wordt tegengegaan. Kunst speelt hierbij een belangrijke rol. In het project werken de GGD, culturele instellingen, kunstenaars en zorginstellingen samen. Het project wordt uitgerold in de wijken en verzorgingstehuizen aangesloten bij de deelnemende gemeenten.

De andere genomineerden in deze ‘ouderen ’categorie waren: De Roosendaalse Gedichtenroute, Het Hurksproject en de stichting Blues Promotions Roosendaal. De aanmoedigingsprijs , oftewel de jongerenprijs, ging naar de cast van de musical Aladdin van JONG.  In deze categorie waren ook de docufilm ‘Jonge Stemmen’ van Sven de Laet en de Nationale Jongerenherdenking 4 mei 2018 genomineerd. De woordvoerder van het Hurksproject maakte bekend dat in Parrotia binnenkort een Hurkshoek  in de vroegere burgemeesterskamer wordt ingericht. Daar zullen ongetwijfeld ook de befaamde Hurkskoekjes verkrijgbaar zijn. Stadsdichter Eric van Deelen, tevens woordvoerder van de Gedichtenroute, liet weten dat het streven is om de route, die nu uit 21 hotspots bestaat, uit te breiden naar honderd.       


Vrijdag 5 oktober 2018

HET MUZIKALE GEHEUGEN BLIJFT HET LANGST INTACT

Ik vraag me af hoeveel volgers in de tekst van ‘Op Losse Schroeven’ een nummer herkennen dat ooit is gezongen door Wim Sonneveld. In het repertoire van Nico Bolmer dat voor Huize St. Elisabeth is samengesteld, is wel ‘Het Dorp’ opgenomen, maar ‘Op Losse Schroeven’ uit Sonnevelds laatste programma met Willem Nijholt en Corrie van Gorp is mijn inziens toch het mooiste lied dat ooit aan Sonnevelds lippen is ontsproten. Helaas maakt onbekend nog immer onbemind en ik betreur het ook dat het me nog steeds niet gelukt is om e-mailadressen uit te wisselen met Bolmer, anders had hij er wellicht al iets mee gedaan. In de week dat het overlijden van Anneke Grönloh bij ouderen insloeg als een bom, was hij vooraf gaande aan het zanguurtje op de woensdagochtend met dat prachtige lied ‘Cimeroni’ in de weer. Toen het officiële gedeelte erop zat, bracht hij het lied met enige aansporing mijnerzijds als toegift ten gehore. Althans, dat was de bedoeling. Het lukte hem achter zijn elektronisch wonderorgel gezeten echter niet om de juiste melodie te voorschijn te toveren. Maar geen nood, na enig speurwerk liet Bolmer op onnavolgbare wijze haar allergrootste hit ‘Brandend Zand’ door de restaurantruimte schallen. Dat extraatje hadden zijn toehoorders wel verdiend, want helaas had hij ook een minder prettige boodschap voor zijn gehoor in petto. In verband met persoonlijke omstandigheden moeten Bolmer en zijn vaste pianist twee keer verstek laten gaan,  om pas op woensdagochtend 24 oktober terug te keren achter het orgel. Dat onheilsbericht sloeg uiteraard in als een bom.

Als ik zie hoe de veelal dementerende ouderen opbloeien en opveren wanneer ze de liedjes van vroeger horen, zou het toch doodzonde zijn indien dat gat niet tijdelijk wordt opgevuld. ‘Is dat niets voor u?’ informeerde een dame van de ontspanningscommissie vriendelijk en enigszins uitdagend. Maar wat graag was ik op dat verzoek ingegaan. Helaas is mijn muzikale ontwikkeling bij een aantal gitaarlessen die ik in een lang vervlogen tijd van een Surinaamse docent in Schiedam kreeg, blijven steken. Dat gebrek aan ruggengraat verwijt ik mezelf nog steeds. Ter compensatie besloot ik wel direct op zoek te gaan naar bevriende muzikanten die twee ochtenden de honneurs kunnen en willen waarnemen. Dat was gemakkelijker gezegd, of liever gezegd gedacht, dan gedaan. Al degenen die ik benaderde waren of druk-druk of hadden ‘toevallig’ net een vakantie gepland staan.
Gelukkig zag ik enkele dagen terug wel een optreden van mijn goede vriend Jack Buijs op het mededelingenbord aangekondigd. Ik ben heel benieuwd hoe hij – de dag is inmiddels aangebroken- die meezingtherapie gaat aanpakken. Jammer genoeg moet daarvoor op deze dierendag wel even ‘de mobiele kinderboerderij’ wijken (naar later zou blijken, heeft de kinderboer zelf afgebeld, Jack werd op de valreep bereid gevonden om als vervanger op te treden) maar twee activiteiten op dezelfde dag en notabene hetzelfde tijdstip is voor de bewoners van St. Elizabeth waarschijnlijk ook wel iets teveel van het goede. Een dag eerder stond het in de krant. De Volkskrant, dus dan moet het wel waar zijn: Muziek is een blikopener van het geheugen.
Volgens collega en auteur van dit artikel Jurre van den Berg zijn geheugenkoren, waarin dementerende ouderen liedjes uit hun jeugd zingen, aan een ongekende opmars bezig. Om dat aan de praktijk te toetsen, ging Jurre langs in verzorgingshuis De Slingerborgh in Assen. Hij trof daar muziektherapeut Fledderus (zang en gitaar) en vrijwilliger Carolien (percussie) onder wier begeleiding de bewoners het zo vertrouwde repertoire uit hun glorietijd ogenschijnlijk moeiteloos mee zongen. Al deze koorleden lijden aan dementie, zij het in verschillende stadia. ‘Anders dan bij een gewoon koor is muziek geen doel, maar een middel. Ontspanning, troost, het stimuleren van de onderlinge en externe communicatie. De effecten zijn talrijk. Je ziet mensen opleven’, aldus Fledderus.  Muziekagoog Willeke Borst van zorginstelling Interzorg kan dat alleen maar onderschrijven. Het geheugenkoor is haar inziens onvergelijkbaar met andere activiteiten, zoals de knutselochtend of het dagelijkse biljartje leggen door met name oudere heren. Bingo is voor een groot deel van de bewoners al geen optie meer of kan slechts met assistentie van vrijwilligers en contactpersonen nog gespeeld worden. ‘Muziek is een blikopener van het geheugen’, doceerde Fledderus verder. Een stelling die ik later op de middag aan Jack Buijs zou voor leggen. ‘We gaan met ze terug naar hun jeugd, want dat weten ze nog wel. Het oliemannetje bij voorbeeld kwam vroeger gewoon bij hen thuis om de voorraad petroleum bij te vullen’. Het songbook gaat verder open. ‘Op een mooie Pinksterdag’en ‘Daar bij de waterkant’ klinken als een klok, net als ‘De Klok van Arnemuiden’. Fledderus schuwt ook het wat modernere repertoire niet. Op dat vlak is nog heel wat winst te halen, want bij ‘Allemaal Beestjes’ van De Ronnies uit 1967 valt het koor stil.
Dinant Bekkenkamp, teamleider Wetenschappelijk Onderzoek bij Alzheimer Nederland, heeft ervaren dat gevoelens van depressie en onrust verminderen tijdens het zingen, terwijl gevoelens van welbevinden toenemen. Dat zou ook blijken uit een recente overzichtsstudie. ‘De effecten zijn weliswaar klein, maar bij veel andere behandelingen die mensen met dementie ondergaan, worden ze niet waargenomen’, stelt Bekkenkamp. De gangbare theorie onder hersenonderzoekers is dat het muzikale geheugen langer intact blijft dan andere delen. Bekkenkamp: zingen gebeurt ergens anders in het brein dan praten. Ik ken een geval van een man die zijn vrouw wilde vertellen hoeveel zij voor hem betekende. Pratend kon hij deze boodschap niet meer overbrengen, zingend ging het nog wel’. Om gedragsproblemen met muziek te bestrijden is wel een individuele aanpak met professionele begeleiding van bij voorbeeld een muziektherapeut vereist, vult hoogleraar vaktherapie aan de Open Universiteit, Susan van Hooren, aan, wat niet wegneemt dat ‘lekker zingen’ en dan bij voorkeur samen voor het welbevinden van belang kan zijn. ‘Doe het dan wel met mantelzorgers of naasten. Door samen te zingen vallen de verschillen even weg. Zulke momenten zijn voor de onderlinge band heel waardevol, ook als ze niet therapeutisch zijn’.
De vorming van een geheugenkoor vergt een intensieve begeleiding en structurele aanpak. Zo wordt elk koorlid in Assen vergezeld door een vertrouweling, wat volgens eerder genoemde Fledderus noodzakelijk is om de onrust weg te nemen waar veel dementerenden mee kampen. ‘Het is voor de naasten bovendien een leukere beleving dan langdurig bij iemand op de kamer te zitten. Wie veronderstelt dat het zingen van liedjes uit de oude doos dementie beteugelt, moet uit die droom worden geholpen. ‘Het geheugen kan even opveren, en dat verhoogt de kwaliteit van leven, wat in deze levensfase ook heel wat waard is. Maar de beleving ebt snel weg als het zanguurtje erop zit’, aldus muziekagoog Borst. Zo kan al ‘het geleerde’ bij de volgende sessie weer als nieuw worden beleefd.                                
 Ma voelt zich al een paar dagen niet helemaal lekker (pijn in het hoofd en rond de ogen, wat zuur op de maag), maar voor mijn gevoel zit het ook een beetje tussen de oren. Door een korte maar hevige aanval van gordelroos is haar levenslust, die juist weer aan een kleine opleving bezig was, helaas weer aan inflatie onderhevig. Ik heb er ’s ochtends een hard hoofd in of het zal lukken haar mee te krijgen naar het restaurant, wat ik bij falen ten zeerste zou betreuren. Muziek is immers het beste medicijn tegen neerslachtigheid, zeker wanneer de klanken geproduceerd worden door Jack Buijs, tevens artistiek leider van dameskoor La Lisiere uit Wouwse Plantage en muzikale begeleider van de inmiddels legendarische Kermismissen van aalmoezenier Bernard van Welzenes. ‘Ga je je mama halen?, klinkt het bij binnenkomst opgewekt uit de mond van Glencora Hansen, vanwege haar enthousiasme en tomeloze energie in mijn ogen het ultieme activiteitenmeisje. Ik schud quasi opgewekt van ja, maar heb er nog steeds een hard hoofd in. Tot mijn aangename verrassing zit Ma rond twee uur geheel gekleed op bed, enigszins gespannen te wachten op de dingen die komen gaan. Zuchtend en steunend neemt ze snel plaats in de rolstoel, waardoor we vrij vroeg in het restaurant arriveren.
Tijd voor een praatje vooraf is bij Jack nooit een probleem. We zaten ooit samen in een luchtballon en dat schept zeker gezien de wankele landing een band voor het leven. Ik leg hem het artikel in de Volkskrant voor, en geef vanwege de tijd meteen een korte samenvatting van de inhoud. ‘Ik kan dat alleen maar onderschrijven. Muziek neemt ouderen en niet alleen zij die dementeren in een ruk mee terug naar hun jeugd. Vandaar dat ik dit programma presenteer als een actieve meezingmiddag. Het publiek vormt als het ware het gelegenheidskoor. Maar het gaat alleen om een kortstondige opwaardering van de kwaliteit van leven. Muziek is helaas geen middel om dementie te bestrijden. Was het maar waar, wat zou ik dan een zegenrijk werk verrichten!. Maar als ze mij na afloop laten weten een leuke middag te hebben beleefd, ben ik ook dik tevreden’, lacht Jack. In tegenstelling tot Fledderus waagt hij zich ondanks het hoge dierendaggehalte van de bijeenkomst niet aan ‘Allemaal beestjes’. Te onbekend, vreest hij. Bij mijn suggestie ‘Ben ik te min?’ van Armand, waarin de protestzanger van weleer een klaagzang aanheft over zijn verbroken relatie met de Roosendaalse Marijke de Bot, trekt Jack een fronsend gezicht, zo van ‘daar ga ik thuis eens goed over nadenken’.
Wel zit de befaamde mosselman uit Scheveningen in het repertoire. Dat er in Scheveningen nooit op mosselen is gevist – het lied is slechts een variant op het Engelse ‘Do you know het muffin man’ - doet natuurlijk helemaal niet ter zake. Ergens op internet las ik dat de Nederlandse versie handelt over een pooier die vast zit in de gevangenis van Scheveningen, maar daar gaf de door Jack gehanteerde tekst geen uitsluitsel over.

 In een flitsend tempo laat hij eenmaal gestoken in een fleurige oranje blazer de ene muzikale jeugdherinnering na de andere passeren. Wanneer Ma niet meezingt, geniet ze in stilte. ‘Die muziekmiddagen zijn hier altijd goed ingevuld. Maar zo leuk als deze middag is het nog niet geweest. Wat een enige man’, kraait ze bij herhaling. Mij sterkt Jacks sterke optreden in de opvatting dat Huize Elisabeth het medicijn muziek nog vaker zou moeten toepassen. Uiteraard is het ondoenlijk om elke middag een solist of vereniging naar de Wouwseweg te halen, maar het is wel goed mogelijk om op meerdere middagen een DVD op groot scherm te vertonen met concertregistraties van bij deze doelgroep populaire artiesten als Frans Bauer en Andre Hazes. Een natuurfilm kan net als levende dieren op de huiskamers eveneens kortstondige wonderen verrichten. Een filmmiddag vereist ook nauwelijks inzet van vrijwilligers. Er is slechts iemand nodig om de apparatuur klaar en aan en uit te zetten. Het is aan de contactpersonen om de bewoners naar en bij dit verzetje te begeleiden. Net als muziekagoog Willeke Borst ben ik van mening dat bingo voor de meeste bewoners geen optie meer is. Bij de bingo die ik samen met Ma heb bijgewoond in Huize Elisabeth waren het vooral de contactpersonen en de vrijwilligers die de cijfertjes invulden. De doelgroep zelf kon het amper bevatten.


Vrijdag 5 oktober 2018

GUN REPUBLIKEINEN WEERWOORD IN MAX MAGAZINE

Naar aanleiding van Prinsjesdag stelde ik in een column het gebrek aan kritisch denkvermogen van de media, waaronder Max Magazine,  aan de kaak waar het de Oranjes betreft, vergezeld van een uitnodiging aan het adres van hoofdredacteur Peter Contant om deze uiteenzetting zonder enige financiële tegenprestatie te plaatsen. Een reactie bleef uit, plaatsing eveneens. Wat mij gezien eerdere ervaringen met Max Magazine ook niet verbaasde. Tot mijn verrassing besteedt Contant in nummer 40 toch aandacht aan dit ‘pleijdooi’, waarbij hij zich echter wel van een vreemde invalshoek bedient. Ik word in zijn persoonlijk statement aangeduid als ‘een van onze abonnees’, wat niet alleen uitermate schofferend is, maar ook nog eens strijdig met de journalistieke basisregels. Het ging hier overduidelijk om een column en een kenmerk van een column is dat het een persoonlijke visie van de auteur op een actueel thema betreft. Het geeft dan ook geen pas zijn naam zomaar weg te laten en zijn stukje proza op deze manier te behandelen.
In de intro van zijn rubriek ‘Max te Koningsgezind?’ plukt Contant slechts een paar elementen uit mijn column, om de rest van zijn rubriek te gebruiken voor een uiteenzetting van het eenzijdig koningsgezind gekleurde standpunt van Max Magazine. In een bindend referendum, waarbij de bevolking zich voor het eerst in de 203 jaar oude geschiedenis van het Koninkrijk mag uitspreken over de handhaving van de monarchie, ziet hij niets. ‘Uit het grote jaarlijkse NOS-onderzoek blijkt dat koning Willem-Alexander en koningin Maxima elk jaar een hogere waardering krijgen van het volk. Zegt dat niet genoeg?, sluit hij zijn pleidooi op demagogische wijze af. Nee, beste meneer Contant. Dat zegt niet genoeg. Sterker nog. Dat zegt helemaal niets. Een NOS-onderzoek is niet synoniem voor de wil van het volk. Ik ben bij voorbeeld nooit geraadpleegd voor zo’n onderzoek. U ook niet, neem ik aan. Aan een bindend referendum hoort een uitgebreide verkiezings- en voorlichtingscampagne vooraf te gaan. Dat is een goed democratisch gebruik. De republikeinen kunnen een eventueel referendum met vertrouwen tegemoet zien. Ze hoeven slechts het vernietigende, historische  betoog van Arjan Lubach van een aantal seizoenen terug uit ‘Zondag met Lubach’ nog eens af te stoffen en in de campagne duidelijk in de spotlights te zetten. Geen weldenkend mens zal dan nog een ja-stem geven aan dat verdorven en volkomen achterhaalde systeem, waar Thorbecke gezien de escapades van Koning Willem III ook al snel na invoering geheel van was genezen was. Zijn pleidooi voor een terugkeer naar de republiek is echter altijd angstvallig verborgen gehouden. Grondwettelijk had Willem I zijn rechten voor zover hij daar ooit over had beschikt als staatshoofd al lang verspeeld, toen hij in 1813 opgehitst door een drietal Haagse notabelen besloot naar Nederland terug te keren. Evengoed was hij na de ‘landing’ gearresteerd door Franse troepen en hadden we van de Oranjes nooit meer iets vernomen. Op het balkon van het Johan de Witthuis in Den Haag kreeg hij echter de gelegenheid om uit te roepen ‘Ik ben de souverein van Nederland’ en omdat niemand hem tegensprak is dat maar zo gebleven. Van Willem-Alexander staat niet eens vast dat hij een bloedverwant is van Willem I, en dat maakt zijn koningschap bij voorbaat al dubieus. Van al deze argumenten is geen woord terug te vinden in ‘Max te Koningsgezind?’
Ik roep Contant dan ook graag nogmaals op onderstaande column in aangevulde vorm in zijn geheel te plaatsen, net als deze reactie, en voortaan structureel ruimte te geven aan een republikeins weerwoord op al die door Marc van der Linden gebezigde koningsgezinde onzin in Max Magazine. De lezers van dit verder zeer lezenswaardige magazine hebben immers het recht om te weten wat hen in eerste instantie onthouden is. Overbodig om te melden dat ik die column graag voor mijn rekening zal nemen. Maar dat hem wel niet gaan worden, nietwaar meneer Contant.                       

Grondwet van de Republiek Nederland
In MaxMagazine van deze week mogen Astrid Kersseboom, Marc van der Linden en Jeroen Snel hun licht laten schijnen over de toekomst van onze monarchie. Auteur Louis Bovée duidt het drietal aan als royaltywatchers. Lakei of knipmes zou een betere omschrijving zijn geweest, want het drietal geeft  heel zacht uitgedrukt niet bepaald blijk van kritisch oranje-denkvermogen. Maar ja, in welk medium, ‘Zondag met Lubach’ uitgezonderd, is dat tegenwoordig wel het geval?   
In het bij-artikel ‘Monarchie of Republiek’ maakt Marc van der Linden bovendien weer eens een klassieke denkfout. Hij denkt dat zelfs wanneer het koningshuis fouten gaat maken (wat al lang met enige regelmaat gebeurt) de mensen uiteindelijk voor de monarchie zullen kiezen, want zo stelt hij in een wanstaltige zin: Omdat een staatshoofd dat er dertig jaar zit meer rust en stabiliteit geeft aan een land in plaats van elke vier jaar presidentsverkiezingen. Daarmee raakt hij wel aan de kern van de zaak. De Nederlandse bevolking wordt systematisch het democratische recht onthouden om zich uit te spreken over de monarchie. Stel dat de bevolking in een ongekend collectief moment van helder denken besluit dat Willem-Alexander maar eens op zoek moet naar een echte baan, dan hoeft dat helemaal niet automatisch te betekenen dat Nederland overschakelt op een presidentieel systeem. Het is bij voorbeeld heel goed denkbaar dat de premier tevens de status van staatshoofd krijgt. Dat zou Mark Rutte’s positie in het buitenland alleen maar versterken. Ik raad Van der Linden aan om het boek ‘Grondwet van de Republiek Nederland’ eens te lezen. Vijf gerenommeerde auteurs bieden in dit verhelderende boekwerk drie modellen aan voor een toekomstige Nederlandse Republiek. Het Zwitserse systeem met een roulerend staatshoofd zou in Nederland ook goed toepasbaar zijn. Dat levert meer stabiliteit op dan een koning die in feite geen enkel nut dient. Zeker nu het parlement zelf de regie voert bij het formeren van een kabinet. Overigens kun je nog steeds vraagtekens plaatsen bij de rechtmatigheid van het koningschap van Willem-Alexander.  De Grondwet schrijft voor dat alleen bloedverwanten van koning Willem I voor deze positie in aanmerking komen. Een DNA-test die dit onomstotelijk kan uitwijzen, wordt net als zijn moeder voor hem door Willem-Alexander hardnekkig geweigerd. Dat moet toch ernstig te denken geven!  Zie ook mijn toneelstuk ‘Koning Willem III En het verborgen kistje van kroonprins Alexander’, waarin wordt beargumenteerd dat Willem III nooit de biologische vader van de in 1880 geboren Wilhelmina geweest kan zijn. Grofweg gesteld: we worden dus al 138 jaar belazerd.


Maandag 1 oktober 2018

ROOSENDAAL WAS ZONDAG EVEN 'ONE WORLD'

Maandagochtend herinnerde er nog maar weinig aan het spektakel dat de Markt de afgelopen week heeft geboden.  ‘Show must go on’ maar ‘Show goes further’ is eveneens keiharde realiteit in de wereld van de showbizz en omdat showbizz zich ook laat vertalen in geld werd al vroeg gestart met het afbreken van het gigantische podium dat de gemoederen zo heeft bezig gehouden. Na drie voorstellingen van ‘Kijk ons ….Roosendaal’  kreeg maestro Jacques van Meel zondagmiddag alle ruimte om met een wervelende dansshow de inwoners figuurlijk (maar soms ook letterlijk) dichter tot elkander te brengen. Het publiek hoefde zelf niet in actie te komen, maar diende wel over het nodige zitvlees te beschikken, want de uitstekende show die grand Jacques de jubilerende stad voorschotelde, duurde maar liefst ruim twee uur, en dat zonder pauze, wat op zich wel een verademing was.
Wethouder Toine Theunis en zijn ex-collega Hans Verbraak gaven op de eerste rij van de tribune gezeten geen krimp, zij hebben immers tijd genoeg gehad om zitvlees te kweken, maar bij diverse bezoekers waren zo tegen het einde toch wel wat vermoeidheidsverschijnselen te constateren. Doorgaans zijn de dansvoorstellingen in De Kring wat aan de korte kant, maar daar had Jacques van Meel terecht geen boodschap aan. Pure kwaliteit, daar is het hem immer om te doen en daar  vormde ‘Roosendaal One World’ allerminst een uitzondering op. De echte cultuurvorsers  hebben de drie zogeheten ‘artists-in-residence’ uit Indonesië, India en Brazilië al aan het werk kunnen zien tijdens de Alzheimermiddag, de presentatie van het jubileumboek en de openluchtvoorstelling in het Vrouwenhofpark, maar de volledige acts van het drietal waren voor deze middag bewaard. De artists-in-residence kregen in die twee uur durende show gezelschap van circa tweehonderd dansers, een smaakvolle mix van professionals en liefhebbers (dat Vlaamse woord klinkt zoveel lieflijker dan het harde Hollandse ‘amateurs’, wat ook vaak een beetje denigrerend overkomt)   
De voorstelling liet in alle opzichten zien wat Dans voor Roosendaal betekent, met daarin speciale thema’s die refereren aan de geschiedenis van Roosendaal: water als verbinding, de verhouding man/vrouw en de diversiteit in religie. Ze werden vormgegeven door een groot scala aan dansculturen en dansstijlen: van Indiase Bollywood, Maleise dansstijlen uit Indonesië, Afro-Braziliaanse dans tot Hip-Hop, Urban, Modern , Jazz en Hedendaags. Daarnaast toonde de show aan hoe vruchtbaar samenwerking tussen de verschillende dansscholen kan uitpakken.
Roosendaal staat er om bekend dat diverse cultuuruitingen op hun eigen eilandje leven, maar deze middag vormden ze met zijn allen echt ‘One World’. Jacques van Meel bekeek het allemaal op een afstandje (laatste rij, van de stoelen voor het podium) en constateerde aan zijn enthousiaste reactie na afloop te oordelen dat het wel erg goed was geweest. Een beter Julius Caesar –gevoel kun je je als ‘Lord of the Dance’ niet wensen.  Trots die ook afstraalde op al die smaakmakers die Roosendaal op zo’n bijzonder dansevenement hadden getrakteerd: Aly Moreira, Viko Andy Rindarsyah, Rahul Bhat, Melany van der Steen, Martijn Weber, alle studenten van MBO Dans Goes, leerlingen van de dansscholen Het Dansatelier Roosendaal, HipHop Factory/Dansplein, Dynamo Dancers,  Move On en Dansschool ENcore. De bezoekers konden kiezen voor een betaalde zitplaats (kosten 6 euro) of voor een plekje op of rond de ingekrompen terrassen. Niet iedereen had tijdig in de gaten dat er entree werd gevraagd. Zij die al dan niet likkend aan een ijsje argeloos het parcours opliepen, werden daar door de controledames met een milde glimlach op gewezen, waarna velen besloten toch maar een kaartje te kopen om zo optimaal mogelijk van het spektakel te genieten.
Na de flitsende opening van Move On brachten de Dynamo Dancers de up-tempo ballad ‘Rood’ (die van Marco Borsato en dus niet die van Benny Neyman) op flitsende wijze tot leven. Dit is toch de kleur die het best bij Roosendaal past, want zong Bonnie St. Claire al niet dat uit die bloem eens de mooiste ROOS groeit. Hoe gevarieerd de acts vervolgens ook waren, het programma als geheel stond in het teken van liefde, respect, gelijkheid van culturen en een wereldwijde verbintenis. Helaas kon een enkele passerende ronkende motorrijder dat respect niet opbrengen, maar deze dissonant viel geheel in het niet bij het enthousiasme en vreugde waarmee het publiek ‘Roosendaal, One World’ beleefde. Met Toine Theunis, Hans Verbraak, en Jacques van Meel zagen onder anderen Adrienne Roks, Ad en Hanneke Vos, Jim Davis, Ruud van Osta en Huub Mol dat het deze middag heerlijk toeven was op de Markt. Met speciale dank aan de weergoden en natuurlijk Roosendaals eigen ‘Lord of the Dance’ Jacques van Meel.
Arjen Lubach schreef vorig jaar geschiedenis met zijn Trump-filmpje, waarbij vooral de kreet ‘New York mag dan zijn Trump Towers in New York hebben, maar wij hebben Lee Towers in Rotterdam, en dat is toch heel andere koek’ veel indruk maakte en Rotterdamse Leen weer volop in de spotlights zette. Met Jacques van Meel in de hoofdrol zou in relatie tot Michael Flatley een soortgelijke vergelijking kunnen worden gemaakt.  


Roosendaal, One World – Gezien door Jaap Pleij op zondag 30 september op de Markt in Roosendaal.