Woensdag 31 januari 2018
Heel lang was de School voor Expressie onlosmakelijk verbonden met de Nieuwstraat. Toen het vroegere schoolgebouw als nieuwe bestemming een appartementencomplex kreeg toegewezen, zagen de
kunstzinnige gebruikers zich genoodzaakt elders hun heil te zoeken. De vroegere muziekschool deSuite bood uitkomst. Sinds 1 mei is de School voor de kunsten gevestigd in wat nu heet Cultuurhuis
deSuite. ‘We delen dit gebouw met een aantal zelfstandig opererende muziekdocenten en een sportinstelling. De gemeente trok zich in 2014 terug uit het muziekonderwijs, maar gelukkig
hebben vele voormalige docenten kans gezien om hier als ZZP-er een nieuw bestaan op te bouwen. Voor ons als kunstdocenten was het ook een hele opluchting dat we onze werkzaamheden in dit
cultuurhuis konden voortzetten. Gelukkig voor onze cursisten was die overstap tijdig geregeld, zodat er geen gat viel in het lesprogramma van onze cursisten’, verduidelijkt Leon Arninkhof, de
eerste voorzitter van de overkoepelende organisatie School voor de Kunsten. Inmiddels is hij in die functie opgevolgd door Anton Watzeels.
Het lesprogramma verschilt niet wezenlijk van het pakket dat vroeger in de School voor Expressie werd aangeboden. Tekenen en schilderen is volgens Arninkhof nog steeds de meest gewilde cursus,
maar ook de cursussen edelsmeden, ruimtelijke vormen (beeldhouwen, boetseren), kunstgeschiedenis, keramiek, glas in lood en fotografie voorzien in een grote behoefte. ‘Door deze
constructie ben ik sinds mijn pensionering als beleidsambtenaar/kunstdocent nu ook een ZZP-er. Aan de gemeente betalen we een schappelijke huurprijs om gebruik te mogen maken van een aantal
lokalen in het cultuurhuis. Ik vind het leuk om op deze ontspannen wijze in contact te blijven houden met het vak waar ik zo lang zoveel voldoening uit heb geput. Zelf geef ik les in
tekenen en schilderen op dinsdagmiddag en donderdagochtend aan circa 25 leergierige liefhebbers. Veel mensen die met pensioen zijn gegaan, ervaren deze cursus als een fijne- en bevredigende
invulling van de herwonnen vrije tijd. Als docent laat ik ze geheel vrij in de keuze van de onderwerpen. Althans bij degenen die enigszins gevorderd zijn. Voor wie dit de eerste
kennismaking met verf en penselen is, kan het beste met wat eenvoudige opdrachten beginnen. Gedurende de les probeer ik in overleg indien nodig hier en daar wat bij te sturen. De deelnemers
zijn zonder uitzondering zeer gemotiveerd en leggen de lat voor zichzelf steeds hoger. Het sociale aspect is niet weg te cijferen, maar allemaal willen ze toch zoveel mogelijk uit zichzelf
halen. Het basisprincipe is dat er in eerste instantie zoveel mogelijk gewerkt wordt met olieverf. Wie dat goed onder de knie heeft, stapt vaak over op acryl, wat als voordeel heeft dat het
sneller droog is en minder stinkt. Overigens is het niet zo dat alleen gepensioneerden les volgen. Alle cursisten zijn voor alle leeftijden geschikt, er zitten ook cursisten bij met
afwijkende werkuren, die vrije tijd benutten ze dan graag om aan de kunst te wijden’.
Zoals de zaken er nu voorstaan, mag De School voor de Kunsten tot zeker eind 2019 in Cultuurhuis deSuite gevestigd blijven. De kunstwereld in Roosendaal is nogal in beroering. Ongewis
is de toekomst van het Theaterhuis dat momenteel nog onderdak is in het vroegere Essentpand op het Kadeplein. Wethouder Toine Theunis heeft in een gesprek met onderstaande laten weten dat het
toch echt de bedoeling is dat dit complex aan een commerciële partij wordt verkocht, met als dwingende voorwaarde dat het huidige aangezicht onaangetast moet blijven. In dat gesprek heeft
hij ook het Zinc-pand aan de Molenstraat als mogelijk alternatief genoemd. Dat wordt nog een hele opgave, want naast de huidige huurders in het Essentcomplex heeft de wethouder zich ook verplicht
om de Mariadalbewoners (ERSA de filmclub, de heemkundekring en de modelspoorbouwvereniging) aan een nieuw onderkomen te helpen. ‘Wij hoeven hier niet zo nodig weg, het cultuurhuis is voor
de kunst een jas die lekker zit, maar we wachten de eventuele voorstellen en plannen van het volgende College van B&W, dat na 21 maart aantreedt, met belangstelling af‘, aldus Arninkhof. Voor
meer informatie: www.schoolvoordekunstenroosendaal.nl
HISTORIE
Rond 1958 startte kunstenaar Wim Schütz de Gemeentelijke School voor Kunstzinnig Beeldend Vormen. Een opleiding voor liefhebbers die zich wilden bekwamen in schilderen of boetseren. Dit
bescheiden instituut groeide na een aantal jaren uit tot een niet meer weg te denken onderdeel van het Roosendaalse culturele leven.
Vanaf 1978 ging de school verder onder de naam School voor Expressie en in 2001 als Centrum voor de Kunsten. Vele duizenden cursisten hebben hier in de loop der jaren hun eerste schreden op
het pad van de kunst gezet. Veel cursisten bezochten en bezoeken de lessen voor ontspanning omdat ze gewoon lekker met verf of klei bezig willen zijn. Daarnaast zijn er cursisten die de
finesses van het vak willen leren en er is een kleiner aantal met professionele ambities die de school als opstapje voor de kunstacademie zien. Muziek en andere kunst- en
cultuuruitingen zijn altijd van elkaar gescheiden geweest. De muziekschool was voorheen gehuisvest in de villa Mariahove, toen dat historische pand niet langer voldeed, werd er schuin tegenover
aan de Burgerhoutsestraat een nieuwe school gebouwd, dat als naam deSuite mee kreeg.
Maandag 29 januari 2018
Een enerverende goed ingestudeerde speech schijnt in Amerika tegenwoordig gelijk te staan aan een sollicitatie naar het presidentschap. Onder luide bijval van een publiek vol ‘fier joelende,
recht gerugde vrouwen en nederig applaudiserende mannen die zich ineens bewust leken van ‘the dawning of the Age of Oestrogenus’ liet Oprah Winfrey zich tijdens haar speech op het Golden
Globes-gala volgens de dienstdoende verslaggevers van haar al zo lang rijpende presidentiele kant zien. Een bericht dat in diverse Nederlandse media, waaronder Trouw, kritiekloos werd overgepend.
‘Wie zegt dat Oprah het niet in zich heeft om president te worden?’, stelde Harmen van Dijk in zijn rubriek Soap en Co. Om vervolgens het antwoord schuldig te blijven. Hij verwees slechts naar
haar tirade over racisme, seksueel geweld tegen vrouwen, het belang van persvrijheid, tirannen en slachtoffers die niet per ongeluk van presidentieel kaliber was.
Want als soapinsider weet Van Dijk dat Oprah nooit iets per ongeluk doet. Dat zou ook een vreemde zaak zijn. Niemans zal toch vermoeden dat Oprah na het afsteken van haar toespraak zich beduusd
realiseerde ‘O jee, ze zullen toch niet denken dat dit het begin is van een verkiezingscampagne’, een mogelijkheid die Harmen van Dijk nadrukkelijk open hield in Soap & Co. Gelukkig weten we
inmiddels beter. Oprah doet het niet! ‘Ik heb het nooit als mogelijkheid gezien. Ik dacht altijd: ik heb geen ervaring. Ik weet niet genoeg’, liet ze zich in 2017 in een tv-show ontvallen. Ze
heeft echter nog tijd genoeg om zich te bedenken. Als ze het toch overweegt, dan is volgens Oprah’s partner Stedham Graham haar afkeer van Trump de enige reden. Afkeer is nooit een afdoende
motivatie, dat beseft ze zelf ook wel. Daarom heeft ze besloten haar energie te steken in het journalistieke bastion ’60 Minutes’. Oprah’s motivatie: ‘In een tijd waarin we zo verdeeld zijn, wil
ik relevante informatie geven en echte gesprekken op gang brengen tussen mensen van verschillende achtergronden’. De journalist in haar heeft het dus (voorlopig) gewonnen van de politicus in spè.
Als ze zich toch bedenkt, kan ze dan in ieder geval putten uit een reservoir van opgebouwde, gratis zendtijd. Daar zal ze ook wel over nagedacht hebben. De conclusie zal dan zijn dat Oprah haar
campagne wel heel vroegtijdig en slim gepland heeft. Net als politiek commentator Rob de Wijk kreeg ik een ongemakkelijk gevoel van al die commotie, die slechts gebaseerd is op één theatrale
speech, geheel toegeschreven op wat progressief en feministisch Amerika deze dagen zo graag wil horen. Gelukkig geldt dat in Nederland niet als criterium, anders zouden de politieke partijen
vechten om de gunst van Pierre Bokma. De Wijk stelde terecht dat deze nonsense discussie het zoveelste bewijs is van het faillissement van bestuurlijk Amerika en een bevolking die de weg
kwijt is. Inhoudelijke debatten hebben –helaas ook bij ons- flink terrein verloren aan infotainment, waarin feiten en meningen nogal eens door elkaar lopen. Amerika’s Founding Fathers
begrepen gelukkig al dat het niet verstandig is om teveel macht in de handen van een man te leggen. Dat neemt niet weg dat de president de koers uitzet die het land in de komende vier jaar
inslaat, wat in de praktijk neerkomt op visies omzetten in beleid, daarover weer compromissen sluit met de senaat en het Huis van afgevaardigden, en een gevoelige antenne hebben voor het
buitenlandse beleid, bovendien zweeft zijn vinger ook nog eens constant boven de atoomknop. Voor zo’n functie zijn hele andere vaardigheden vereist dan het presenteren van een talkshow, het
succesvol uitspreken van een speech, het weggeven van dure auto’s aan een verbijsterd publiek, en het verkopen van vastgoed. Dat de huidige president aan vrijwel geen van die eisen voldoet, is
geen reden om dat uitgangspunt los te laten. Hoewel er vooralsnog geen reden is om aan Oprah’s goede inborst te twijfelen, is het maar de vraag of ze zich als miljardair geroepen zal voelen om
zich in te zetten voor een eerlijk belastingsysteem, dat momenteel miljonairs en miljardairs op een schandalige wijze bevoordeelt. Politiek bedrijven is een vak, gebaseerd op goede,
communicatieve vaardigheden en de vereiste kennis van zaken, maar tevens een vak dat je alleen in de praktijk kan leren. Het is te hopen dat Mark Zuckenberg ook tot dat inzicht komt, na een
twitterende president zit de wereld echt niet te wachten op een staatshoofd dat vrijwel uitsluitend via zijn eigen Facebook ‘communiceert’. Al zou het wel verhelderend zijn om eindelijk eens te
ontdekken hoe Zuckenberg het er in een face-to-face-gesprek van afbrengt!
Zaterdag 27 januari 2018
Wethouder Hans Verbraak had vrijdagmiddag een drukke agenda af te werken. Onder toeziend oog van het drietal en een delegatie van de stichting Carnaval onder leiding van voorzitter Cor Verbogt
had hij de eer om het door Leo Nieuwlaat vervaardigde veldteken aan de tentoongestelde collectie in de hal van het Stadskantoor toe te voegen. Een kolfje naar de hand van carnavaleske Hans, die
ten overvloede vaststelde dat de vitrine met het beeldmerk van ‘Da’s M’n Stadje’ nu geheel gevuld is. ‘Dat is dus de hoofdreden waarom we het Stadskantoor binnenkort gaan verbouwen’, meldde hij
gevat.
Verbraaks avondmaal was ongeacht het menu van korte duur. Amper twee uur later maakte hij zijn opwachting in Parrotia om de vijftienjarige Zoë Rijnders officieel te installeren als tweede Junior
Stadsdichter van Roosendaal. ‘Zoals zo vaak verliep de raadsvergadering van donderdagavond bijzonder saai, en daarom verheugde ik me des te meer op deze bijeenkomst. In de politiek wordt
heel wat afgepraat, wat natuurlijk ook onvermijdelijk is, maar ik hou eerlijk gezegd meer van de doeners. Daarom ben ik blij dat Roosendaal zo rijk is aan cultuur. Op vrijwel elk gebied is
wel iets te beleven. Vanwege ‘Roosendaal 750’ zijn er dit jaar veel extra activiteiten te beleven. Voor de dichtkunst en de dichters is daarbij een belangrijke rol weggelegd’.
Tot zover niets aan de hand. Toen Verbraak echter meldde dat hij zelf aan de wieg had gestaan van het instituut Stadsdichter viel mijn mond open van verbazing.
Voor alle duidelijkheid. In 2008 heb ik bij de toenmalige cultuurwethouder Peter Uytdehage aangeklopt met het voorstel om naar het voorbeeld van Lelystad een stadsdichter aan te stellen in
Roosendaal. Uytdehage omarmde mijn voorstel direct. We waren het er snel over eens dat een onafhankelijke jury uit de inzendingen een voorselectie zou maken, waarna uit de genomineerden
tijdens een openbare presentatie door die jury de uiteindelijke stadsdichter zou worden gekozen. Met de verdere gang van zaken was ik niet bepaald gelukkig, want Uytdehage achtte het niet
nodig om mij bij de nadere uitwerking van de verkiezing te betrekken. Tijdens de presentatieavond in Parrotia kwam Anneke Lips als winnaar en dus als eerste stadsdichter van Roosendaal uit de
bus. Zij werd na twee jaar wederom via een democratisch proces opgevolgd door René Spruijt. Stadsdichter nummer drie, Leo Lotterman, werd tot veler verbazing niet gekozen maar benoemd, omdat -zo
stelde de jury – in het voortraject was gebleken dat hij ronduit de best gekwalificeerde kandidaat was. Die gang van zaken stuitte me tegen de democratische inborst, omdat andere gegadigden zo
niet eens de kans kregen om zich aan het publiek te presenteren en een gooi naar het stadsdichterschap te doen. Met Lotterman zelf had en heb ik geen enkel probleem. Hij ontpopte zich
als een prima stadsdichter, maar zijn statuur had aan legitimiteit gewonnen indien de democratische weg was gehandhaafd. De huidige stadsdichter Erik van Delen, vrijdagavond niet aanwezig
bij de installatie van zijn juniorcollega, is eveneens in deze functie benoemd, en ook dat zit me nog steeds niet lekker. Hoe het ook zij, Verbraak trad pas in 2010 toe tot het College van
B&W, en heeft dus geen enkele verdienste met betrekking tot het instituut stadsdichter. Ronduit schandalig dat hij deze voorgeschiedenis zo schaamteloos naar zich toe trok. Een stuitend
staaltje van nepnieuws bovendien.
Wat er vooraf is gegaan aan de benoeming van Zoë Rijnders is eveneens voor het publiek verborgen gebleven. Ook dat is door de jury achter gesloten deuren bepaald. Zoë heeft zich op cultuurgebied
al doen gelden. Ze maakte onder meer deel uit van de cast van de Roosendaalse dependance van het Hofpleintheater. Uiteraard was ze bijzonder in haar nopjes met deze eervolle benoeming. ‘Het
is leuk dat ik met iets wat ik heel fijn vind om te doen wat voor de stad kan betekenen’. Een van de opdrachten die de deelnemers tijdens de workshop van cursusleider Leo Lotterman mee kregen,
was een gedicht schrijven met als thema ‘Mijn favoriete plek in Roosendaal’. Zoë had voor ‘Thuis’ gekozen en het gelijknamige gedicht mocht ze uiteraard nog even declameren. Waarom thuis? Omdat
dit in haar ogen de plek is waar je het meest op je gemak bent en waar je je veilig voelt. Haar benoeming werd door Verbraak in materiele zin ondersteund met een tableau met als opschrift
‘Verbeelding brengt je overal’ (een bekende uitspraak van Albert Einstein). Bij een feestelijke presentatie hoort uiteraard een fles champagne van uitstekende kwaliteit, maar omdat de wethouder
ook wel inzag dat ze daar met haar vijftien jaar nog wat te jong voor is, had hij de fles laten vullen met snoepjes.
Deze korte installatiebijeenkomst ging naadloos over in de lezing van Joke van Leeuwen die voor deze avond gepland stond in Parrotia. De gelouterde auteur gaf Zoë naast een uitvoerige felicitatie
een welgemeend advies mee. ‘Trek je niets aan van het oordeel van anderen. Laat je altijd leiden door je eigen fantasie’. Van Leeuwen moest haar eigen fantasie snel in praktijk brengen, want de
avond verliep bepaald niet zoals gepland stond. Het was de bedoeling dat de film ‘Een wereld tussen twee oren’, een impressie van haar dichterlijke bestaan, in twee delen zou worden uitgezonden.
Die opzet liep spaak, want de installatie weigerde tot drie keer toe dienst. Het computerbeeld vertoonde de onheilspellende mededeling ‘Netwerkbeveiligingssleutels komen niet overeen’. Van
Leeuwen vulde die gaten moeiteloos op met het voorlezen uit eigen werk, en dat was toch ook waar de bezoekers uiteindelijk voor gekomen waren. De film kon na de pauze wel vertoond worden in De
Huiskamer van Roosendaal, oftewel het cafégedeelte van Parrotia.
Vrijdag 26 januari 2018
Het is een goede zet geweest van directeur Jan-Hein Sloesen om het eerste erfgoedcollege in De Kring, tevens de start van het feestelijke programma ‘Roosendaal 750’, in te laten vullen door
professor Jos Swanenberg en Riny Boeijen (Berge dur ut lint). Beide heren lieten hun licht schijnen over de Brabantse identiteit en alles wat daarmee samenhangt. Ze vulden elkaar uitstekend aan.
Swanenberg bracht de kennis in, Boeijen de ervaringen uit de praktijk. In september was de jonge professor te gast bij de ‘Oode aon ut dialect’ op het achterterras van café Onder de Toren in
Oud-Gastel. Toen legde hij de circa honderd bezoekers de specifieke verschillen in dialect uit.
‘Waar in de Westhoek van Klundert het Hollandse 'jij' erin gebleven is, zeggen oudere Gastelaren nog 'heddegij, zeidegij of doedegij'. De teloorgang van het dialect gaat niet overal even
hard, dat heeft vooral met status te maken. Ik sprak ooit een man, die voorstander was van dialect sprekende kinderen, behalve die van hemzelf want die gaan studeren’. Docent Michel de Koning,
tijdens zijn leven beschouwd als de deskundige van het Gastels dialect bij uitstek, zou dit ongetwijfeld bekend in de oren hebben geklonken. ‘Dialect dient gekoesterd te worden, maar het leidt
wel een eigen, vaak voor de buitenwacht verborgen bestaan. De lezing van Swanenberg in Oud-Gastel was voor de gelegenheid toegespitst op West-Brabant, in zijn erfgoedverhaal –deze keer voor
tachtig bezoekers- plaatste hij het Brabants dialect in een veel breder kader.
‘Als u op vakantie of voor werk in het buitenland bent, komt u wel eens landgenoten tegen. Die herkent u aan het NL-plaatje op de auto, misschien wel aan hun kleding of gedrag, en natuurlijk aan
hun taal. Zo kan het ook voorkomen dat u die landgenoten als Brabanders herkent, ; ‘Hee, een Brabander!’. Dan hoort u aan hun manier van spreken dat ze uit Noord-Brabant komen. Maar waar zit hem
dat eigenlijk in? Het kan gaan om het accent met een zachte g of een aa die als ao klinkt, maar welk woord zou u in een dergelijk geval opvallen?’ Onderzoek heeft Swanenberg geleerd dat
efkes (eventjes), tas (kopje (koffie)), bietje (beetje), sebiet(meteen), hèndig (makkelijk),
erpel (aardappel), krek (net), deger (voortdurend), voort (voortaan), langs (naast), schon (mooi), avveseere (opschieten), vaart (heimwee)
en hauwkes (peultjes) het vaakst werden genoemd.
Meer in de sfeer van de zegswijzen zitten hoe ist? (hoe gaat het), kie daor (kijk daar), zachjes aon doen (rustig aan doen), lopt ’s deur (loop eens
door), iets bij hebben (iets bij zich hebben), z’n eige (zich), of nie dan? (zo is het toch?) en d’n hilnt (de hele tijd). De Bourgondische Brabander laat
zich kennen aan est mar veul is (als het maar veel is). Stappers hielden het bij pilske (biertje), limmenaade (sinas), friet (patates frites) en als het minder
gezellig is de pliessie (politie).
De overal in Brabant gehanteerde afscheidsgroet ‘Houdoe’ werd veruit het vaakst genoemd. Zulke taalkenmerken worden sjibbolets genoemd, een uiting die bepaalt of iemand bij een bepaalde groep, in
dit geval de groep ‘Brabanders’, hoort. Het kan dus de regionale identiteit aanwijzen. Het woord zelf is Hebreeuws en ontstaan als wachtwoord, gebruikt om vijanden te identificeren omdat die
het niet op de juiste manier kunnen uitspreken. ‘Scheveningen’ is hier een goed voorbeeld van.
Swanenberg verwees ook naar ‘onze’ taaldeskundige Jan Stroop, geboren in Heerle - ‘Herel’, verbeterde de zaal hem onmiddellijk- die onderzoek heeft gedaan naar het gebruik van de woorden ‘friet’
en ‘patat’, ook wel verbasterd tot ‘petat’. Stroop constateerde dat de grens tussen de gebieden van beide woorden loopt door het Rivierengebied, waarmee tevens werd vastgesteld
dat ‘friet’ ook een typisch sjibbolet is. Iemand die friet bestelt komt waarschijnlijk van beneden de grote rivieren. In Amsterdam werd Stroop met de nodige bevreemding
aangekeken toen hij het waagde bij een patatkraam een ‘zak friet’ te bestellen.
Het woordenboek leert dat zowel patat als friet wordt omschreven als een verkorting van het Franse 'patates frites'. Patat staat vooraan, dus het is logisch dat dit de oorspronkelijke verkorting
is geweest. Patat betekent immers 'aardappel' en 'frites' betekent eigenlijk dat het gefrituurd is. Aangezien je naast aardappelen nog veel meer kunt frituren, is het niet logisch om de
bereidingswijze tot afkorting te maken. Bij de snackbar kun je een 'patatje oorlog', een 'patatje met', 'patatje Joppie' of een 'patatje speciaal' bestellen. Daar kan de smulpaap desgewenst een
klodder frietsaus overheen laten gooien, patatsaus bestaat dus weer niet.
Na de interessante verhandeling van Swanenberg werd als bruggetje naar de volgende spreker, Riny Boeijen, de korte film ‘Berge dur ut lint’ vertoond. De film schetst een kleurrijk beeld van het
gelijknamige, creatieve collectief van negen geboren Berghemnaren, allemaal heertjes der schepping. Dit bonte gezelschap is de optelsom van de redactieleden van ’t Bèrgs
Woordenboek, de organisatoren van de Bergse Kwis, waar nog enkele loslopende creatieve geesten aan zijn toegevoegd. In maart 2011 kwamen ze voor het eerst bij elkaar. Over de doelstelling
waren de mannen het snel eens: het cultureel erfgoed van Berghem op creatieve wijze onder de aandacht brengen. Maar het moest ook en vooral gezellig zijn. In 2013 rolde het eerste product van de
band: het boek Vijftig klurre Bèrgs , een verzameling van vijftig korte verhalen met foto’s over bijzondere mensen, plaatsen, gebouwen en gebeurtenissen in Berghem vanaf de
Tweede Wereldoorlog tot heden.
Naast het boek werd een kalender met twaalf kleurrijk geïllustreerde gedichten (in dialect) gepresenteerd: ‘t Bèrgs Liisplènkske.
Na het schrijven van de jubileumvoorstelling 17 juni 1988 – Terug van weggeweest voor Toneelgroep Hoessenbosch in 2015, brachten ze in november 2016 het boek Ik noem mar ‘n
dwarsstroat uit. Met het boek ging een gratis app de digitale lucht in. Wie als nieuwe bewoner neerstrijkt in het fraaie dorp Berghem krijgt een zogeheten ‘inbergeringscursus’ aangeboden,
want –zo vertelde Boeijen – we willen dat iedereen zich snel thuisvoelt in Berghem en zich actief in het verenigingsleven stort. Om dat te illustreren liet hij een videoclip zien waarin een wat
verloren ogende jongeman door een Bergse schone liefdevol in de armen wordt gesloten, maar daar zit wel een dwingende voorwaarde aan vast. De blonde deerne verwacht van nieuwe liefde wel dat hij
zich de ‘taol’ snel eigen maakt. ‘Praot Bergse met me’ uiteraard op de melodie van ‘Praat Nederlands met me’ krijgt hij dat in de clip onophoudelijk maar liefdevol onder de kin gestreken. Boeijen
heeft de Brabantse gezelligheid zogezegd aan zijn kont hangen, en van die karaktereigenschap maakte hij dankbaar gebruik om zijn Berghem zo ongeveer de hemel in te prijzen. Na afloop gingen er
heel wat vragende vingers omhoog. Veel bezoekers toonden zich ook onder de indruk van de voortvarendheid waarmee Berge Dur Ut Lint te werk is gegaan. Zo beschikt Berghhem al geruime
tijd over zijn eigen woordenboek. Kom daar in Roosendaal maar eens om. ‘Onze’ dialectwerkgroep Ons Taoltje werkt al decennia aan zo’n woordenboek.
Tijdens de spreekbeurt van Swanenberg begreep Boeijen uit het geroezemoes dat zo nu en dan opsteeg dat er zeker in deze carnavalstijd wat animositeit heerst tussen Roosendaal en Bergen op Zoom.
Berghem kent volgens hem een soortgelijke situatie. ‘Tot 1 januari 1994 vormden we een zelfstandige gemeente. Sindsdien zijn we een kern van de gemeente Oss. Dat botert op zijn zachtst gezegd
niet best. Wij houden van het dorpse karakter, dat sinds de samenvoeging onder druk staat. De nieuwbouwwijk ‘Piekenhoef’ ten zuiden van de spoorlijn Den Bosch – Nijmegen gaat
uiteindelijk 1100 woningen omvatten. In Berghem steeg het aantal inwoners tussen 2005 en 2009 dan ook met 27%. In bijna alle andere kernen van de gemeente Oss daalde het aantal inwoners juist,
terwijl uitgerekend de Bergenaren niets van die grootschaligheid moeten hebben. Wij kennen een sterk ‘wij’ gevoel, en waar een ‘wij’ is, is er uiteraard ook een ‘zij’. Het zit in de genen van de
mens om je tegen die ‘zij’ af te zetten’
De schrijver Antoon Coolen had ook zo zijn gedachten over de Oost-Brabander. ‘Sterk in een traditionele levensgeest, beproefd, bevochten maar taai gehandhaafd, aanvaardt hij het leven,
eenvoudig en vreugdevol, met een houvast van zijn simpel en vanzelfsprekend geloof. In de omgang met anderen let hij niet zozeer op keurigheid, die volgens hem verkilt, als wel op hartelijkheid,
die immer verwarmt’. Zo te lezen is er –althans in Berghem- sindsdien maar weinig veranderd.
Donderdag 25 januari 2018
In zijn opperste ‘wijsheid’, voor zover mogelijk, heeft de taalcommissie van de NOS besloten het woord ‘blank’ in de ban te doen en systematisch te vervangen door ‘wit’. ‘Blank’ zou een te
positieve connotatie hebben in de ogen van ‘onze’ linkse staatsomroep. ‘Blank heeft associaties met ‘schoon’ en ‘rein’. Wit is gewoon een kleur’, aldus de ‘verhelderende’ verklaring van
NOS-hoofdredacteur Gelauff. Een van zijn ondergeschikten voegt daaraan toe dat het in het nieuws om de tegenstelling zwart-wit gaat. Wat hij daarmee duidelijk wil maken is niet duidelijk,
merkwaardig is het wel. Volgens deze redenering mag het woord ‘zwart’ dus ook weer naar hartenlust worden gebruikt. Laat ik nou al die tijd gedacht hebben dat juist dit woord geheel uit het
linkse gedachtengoed was geschrapt.
Terecht dat deze kolder in de Tweede Kamer aan de orde is gesteld. Mediaminister Slob mag binnenkort komen uitleggen hoe hij tegen dit idiote besluit aankijkt. ‘Is het geen kenmerk van een
dictatuur om de woordenschat van een volk te beïnvloeden?, luidt een van de treffende vragen die Slob te beantwoorden krijgt. Deze kritische opstelling was weer tegen het zere been van
Gelauff, die zich publiekelijk afvroeg waar de Tweede Kamer zich mee bemoeit. ‘Hier probeert een politieke partij onafhankelijke journalisten iets op te leggen’, foeterde hij. Hoezo
onafhankelijk? De taalcommissie zal er ongetwijfeld nauwlettend op toe zien dat ‘blank’ volkomen uit de nieuwsberichten wordt geweerd. De nieuwslezer van dienst die daar tegen
rebelleert, zal dat in een beoordelingsgesprek middels een gele- of zelfs rode kaart onder de neus gewreven krijgen. Slob zou er verstandig aan doen om de leden van de taalcommissie aan een
realiteitsonderzoek te onderwerpen. Witte mensen bestaan domweg niet. Als iemand toch wat witjes wegtrekt, gaan we er meestal van uit dat hij een ernstige ziekte onder de leden heeft
of heel dringend aan een zonvakantie toe is. Alleen albino’s zijn witter dan wit, maar dat zijn dan ook de echte uitzonderingen die de menselijke regel bevestigen. Ik zou de taalcommissie
willen adviseren om Rembrandts anatomische les eens goed te bestuderen. Dr. Nicolaas Tulp geeft aan de hand van het lijk van de uit Leiden afkomstige kokermaker Adrian Adriansz (alias Aris Kind)
onderricht aan een groep medische studenten. Hoewel hij al enige tijd geleden overleden is, kan de dode absoluut niet als een witte persoonlijkheid worden gekwalificeerd. Zelfs als lijk
heeft Aris Kind nog kleur op de wangen. Toen ik nog als portretschilder actief was, gebruikte ik voor het menselijk konterfeitsel steevast de kleuren wit (inderdaad), geel, rood en diverse
bruintinten. Het staat me nog goed bij dat ik ook regelmatig kneep in een tubetje met het opschrift ‘blank’. De verf in dit tubetje was een mengsel van genoemde kleuren. Kennelijk voelt
Gelauff zelf ook wel aan dat ‘zijn’ NOS zich op een wel heel scheef hangend vlak heeft begeven, want hij voegde er nog betekenisvol aan toe dat ‘aan het werk van van de NOS-taalcommissie niet
teveel gewicht gehangen moet worden’. Een beter bezuinigingsadvies op de publieke omroep had Gelauff zijn minister niet kunnen geven!
Twan Huys, nooit te beroerd om het nationaal erfgoed onderuit te halen, wist in Nieuwsuur te melden dat ook De Volkskrant het woord ‘blank’ gaat mijden. Als hoofdredacteur Philippe Remarque
een zondagmiddag vrij heeft, moet hij samen met zijn Sylvia (Witteman) toch eens koers zetten naar het Mauritshuis en aldaar ‘De Anatomische Les’ grondig bestuderen. Zijn Mea Culpa
lees ik de volgende dag dan met veel plezier in de Volkskrant.
Dinsdag 23 januari 2018
Nu de politieke partij Praktisch en Pragmatisch (PEP) definitief heeft besloten niet mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart staat de deelnemerslijst vast. De kiezers kunnen
naast de zittende partijen Roosendaalse Lijst, SP, VVD, CDA, VLP, PvdA, D66, Nieuwe Democraten en GroenLinks ook het hokje rood kleuren van de ChristenUnie en PVC (Pleijdooi voor Cultuur). In een
eerder stadium haakten Leefbaar Roosendaal, de Partij voor de Dieren en de PVV al af. PEP deed vier geleden net als CU en de PVC ook al mee, alle drie de partijen grepen toen naast een
zetel.
De lijsttrekkers zijn eveneens bekend: Roosendaalse Lijst – Toine Theunis, VVD – Cees Lok, VLP – Arwen van Gestel, CDA – Robert Breedveld, Nieuwe Democraten – Ton Schijvenaars, D66 - Alex
Raggers, PvdA- Michael Yap, GroenLinks – Klaartje Koenraad, Socialistische Partij – Adrienne Maas, Christen-Unie – Karen Suijkerbuijk-Ader, PVC – Jaap Pleij.
Op de website van de SP staat Ada Oudhof nog als nummer één vermeld. Dat wordt ongetwijfeld snel aangepast. BN/deStem heeft in het bericht over het afhaken van PEP op aangeven van
gemeentewoordvoerster Monique Beukers abusievelijk vermeld dat partijen die wel mee willen doen zich nog tot 5 februari kunnen aanmelden. Dat is blijkens de informatie van de afdeling
Publiekszaken niet juist, partijen die (nog) niet in de gemeenteraad vertegenwoordigd zijn, waren tot en met 22 januari in de gelegenheid om een waarborgsom ad 225 euro te betalen. Zie
onderstaand reglement. Het staat dus definitief vast dat elf partijen in Roosendaal de verkiezingsstrijd met elkaar zullen aanbinden.
"Deelnemende partijen die geen zetel hebben in de huidige gemeenteraad dienen een waarborgsom te betalen van € 225. De waarborgsom dient uiterlijk op 22 januari te zijn betaald bij het team
Publiekszaken. De waarborgsom wordt terugbetaald als de partij bij de verkiezing tenminste 75% van de kiesdeler heeft behaald (totaal aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door 35 raadszetels)."
(REGLEMENT)
Zondag 21 januari 2018
Op 9 februari 2005 reisde ik als radioverslaggever mee in de bus die de toenmalige minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties Thom de Graaf (D66), tevens vicepremier in het
tweede kabinet Balkenende, had gecharterd om in West-Brabant zieltjes te winnen voor zijn plannen om de gekozen burgemeester mogelijk te maken. De eerste bijeenkomst in grand-café Hotel de
Bourgondiër aan de Grote Markt in Bergen op Zoom begon in mineur vanwege het kersverse overlijdensbericht van de legendarische voetbaltrainer Rinus Michels. Toen ook nog eens een geroyeerd lid
van D66 luidkeels haar ergernissen met betrekking tot haar uitstoting uit die ‘gezellige’ Bergse neo-liberale familie begon te spuien, werd de situatie er voor De Graaf uiteraard niet bepaald
leuker op.
Tijdens de presentatie gaf hij geen kik en beantwoordde alle vragen op gepaste wijze. Pas toen de bus koers zetten naar café De Bommel in Breda, dat destijds landelijke bekendheid kreeg als
stamkroeg van de eerste ‘Big Brother’winnaar Ruud Bernard, kreeg ik de gelegenheid om een kort interview met de minister te registreren. ‘D66 is voorstander van een gekozen burgemeester, maar
waarom dan niet –zoals je logischerwijze zou verwachten- ook niet voor een gekozen staatshoofd?, luidde de enige vraag die ik me nog herinner. Zijn antwoord is me gelukkig ook nog bijgebleven.
‘Als we de kans kregen om Nederland bestuurlijk opnieuw in te richten, zoals in 1813 het geval was, zou ik een groot voorstander zijn van het gekozen staatshoofd. Dat zou nu veel te ingewikkeld
worden, bovendien denk ik niet dat daar een meerderheid voor is in Nederland’. Dat was het uitgelezen moment om De Graaf te wijzen op het boek ‘Grondwet van de Republiek Nederland’, een
gedegen document waarin de auteurs Hans Ulrich Jessurun d’Oliveira, Meine Henk Kljjnsma, Jan Herman Reestman, Pierre Vinken en Wim Voermans drie modellen ontvouwen voor een toekomstige
Nederlandse republiek. De voorstellen zijn gegoten in de vorm van wetsvoorstellen tot wijziging van het hoofdstuk over de regering in de huidige Grondwet, met de gebruikelijke memories van
toelichting. Tot mijn verbazing zei de minister het boek niet te kennen, maar hij zou zich er ‘zeker eens in verdiepen’. Of hij woord gehouden heeft, weet ik niet, maar een kleine anderhalve
maand later had hij daar wel alle gelegenheid toe. In de Eerste Kamer werd de vereiste tweederdemeerderheid niet gehaald, met als gevolg dat De Graaf op 23 maart zijn aftreden bekend maakte. Zeer
verrassend stemde de PvdA-fractie onder leiding van Ed van Thijn unaniem tegen. De Nacht voor het aftreden van de vicepremier werd bekend als ‘De Nacht van Thijn’. De Graaf werd na zijn exit als
minister opgevolgd door de huidige sterke man Alexander Pechtold en als vicepremier door Laurens Jan Brinkhorst. De gekozen burgemeester stierf met zijn aftreden een zachte dood. De discussie
werd onder het kabinet Rutte 3 echter weer uit zijn schone slaap gewekt, en nu blijkt er zowaar wel een meerderheid te bestaan voor de gekozen burgemeester. Het NRC constateerde wel dat de animo
voor een rechtstreekse verkiezing kleiner is dan in 2005. Komende week bespreekt de Tweede Kamer, op initiatief van D66, een grondwetswijziging die de weg vrij maakt voor een gekozen
burgemeester: het schrappen van de bepaling dat de burgemeester ‘bij koninklijk besluit’ wordt benoemd. Het gaat om een ‘tweede lezing’: met een grondwetswijziging moet het parlement twee keer
instemmen, de tweede keer met tweederde meerderheid. In de Tweede Kamer is die meerderheid er, zo bleek al bij de eerste lezing in 2013. Sindsdien is het aantal voorstanders met nieuwe partijen
als Denk en Forum voor Democratie alleen maar toegenomen. De Eerste Kamer moet ook nog akkoord gaan. En daarna moet nog bedacht worden hóe de burgemeester straks gekozen wordt: door de
gemeenteraad, of via rechtstreekse verkiezingen. Of zijn er andere alternatieven? Pieter Geenen, de politiek tekenaar van Trouw, schilderde de ‘gekozen burgemeester’ af als een discussie die
niets om het lijf heeft, en juist daarom zo populair is bij de kamerleden. ‘Ha lekker, na al die discussies over het Groningse aardgas nu eens even lekker niets’, liet hij een der parlementariërs
opgelucht verzuchten. Op een tekeningetje van een straatinterview betoogde Geenen dat de discussie helemaal niet leeft bij de bevolking. Het geïnterviewde mannetje wist zelfs de naam van de
huidige burgemeester niet te noemen.
Vertaald naar Roosendaal is natuurlijk de vraag of de gekozen burgemeester hier wel of niet leeft, en in welk vat zou dat dan eventueel het beste gegoten kunnen worden? Afgaande op het
onderzoek dat de media vlak voor zijn afscheid in 2010 instelde naar de ‘bekendheid van burgemeester Michel Marijnen’ lijkt de stelling van Geenen ook in Roosendaal van toepassing. Menig
bevraagd burger stond met de mond vol tanden, en opvallend vaak werd de naam ‘Marijnissen’genoemd, regelmatig in combinatie met ‘De’. De kans is groot dat deze burgers in verwarring waren
gebracht door de naam ‘De Marijnen’, een terugkerend typetje van de RK Spaarkasvereniging Gleuf, Hoop en Liefde, dat in de ‘regeerperiode’ van Marijnen tijdens de vaste
carnavalspresentatiebijeenkomst consequent van stal werd gehaald. De toenmalige burgemeester heeft zijn alter-ego nooit in levende lijve aanschouwd, want Marijnen weigerde al even consequent de
Spaarkasbijeenkomst met zijn aanwezigheid op te luisteren. Officiële uitnodigingen van de Spaarkas werden steevast afgewezen met als argumentatie ‘Uw humor is de onze niet!’ Ik heb het sterke
vermoeden dat het met de naamsbekendheid van de huidige eerste burger Jacques Niederer nu zijn eerste ambtstermijn erop zit, nog veel minder is gesteld. Daar werkt hij zelf ook van harte aan mee.
Steevast laat Niederer zich door de bode/chauffeur Sjaak Sebregts voor de deur van het Stadskantoor afzetten en ophalen, en zelden mengt hij zich onder de bevolking. Dat hij in 2015 van plan was
de mening van de bevolking op geen enkele wijze te betrekken bij het besluit of er al dan niet een AZC zou komen, deed zijn populariteit voor zover daar al sprake van is, ook bepaald geen
goed.
De bevolking rechtstreeks door de bevolking of door de gemeenteraad laten kiezen, lijkt anders dan in 2005 het geval was deze keer geen voor de hand liggende optie. In opiniestukken wordt
opvallend vaak gepleit voor een geheel andere variant, geënt op het Franse model.
Na de gemeenteraadsverkiezingen mag de lijsttrekker van de grootste partij een gemeentebestuur vormen dat gesteund wordt door de raad. Hij wordt zelf voor vier jaar burgemeester. Dit is
vergelijkbaar met de landelijke verkiezingen, waarbij de grootste partij doorgaans de premier levert. Het kabinet Biesheuvel, met een ARP-premier aan het roer, was begon jaren zeventig een grote
uitzondering op deze regel. Zo gaat het bij stadsdeelverkiezingen ook. Als de resultaten bekend zijn, wordt de voorman van de winnaar stadsdeelvoorzitter. Als een voordeel wordt gezien dat deze
formule de gemeenteraadsverkiezingen spannender maakt, wat een gunstige uitwerking kan hebben op de opkomst. Bovendien is het model herkenbaar en de lokale democratie hoeft niet geheel te worden
verbouwd. De burgemeester transformeert van een ceremonieel in een democratische gelegitimeerde bestuurder. Voor kleine fracties verandert er waarschijnlijk niet veel. Zij waren en blijven
getalsmatig niet nodig om een coalitie te vormen. Landelijk zijn D66 en de PvdA voorstander van dit compromis. VVD en CDA moeten hun definitieve standpunt nog bepalen. Een rechtstreeks gekozen
burgervader zien deze coalitiepartijen niet zitten, de gemeenteraad in de rol van de kiezer, is voor hen een optie die nog nader onderzoek vereist. Het Franse model zou dus best eens een voor
alle partijen aanvaardbaar compromis kunnen zijn.
In de Roosendaalse politieke verhoudingen zou dit zo goed als zeker betekenen dat de huidige wethouder Toine Theunis als aanvoerder van de Roosendaalse Lijst kan uitgroeien tot de eerste gekozen
burgemeester van Roosendaal, waarmee zijn plekje in de geschiedenisboeken verzekerd is. De vraag is of hij dat ambieert , wat ongetwijfeld afhangt van de bestuurlijk/politieke lading die aan de
burgemeester nieuwe stijl wordt gegeven. Via een omweg is hij immers ook binnen dat Franse model tot burgemeester gekozen, en dat betekent dat hij over een echt mandaat beschikt, wat bij een
benoemde burgemeester niet het geval is. Een andere consequentie is dat de burgemeester bij voorbaat uit de eigen gelederen afkomstig kan zijn. Verrassingen van buitenaf zijn daardoor voortaan
uitgesloten. Dat kan maar hoeft geen voordeel of nadeel te zijn. Stel dat de lijsttrekker helemaal geen interesse heeft voor de burgemeestersfunctie, mag hij het stokje dan doorgeven aan de
nummer twee op zijn lijst? Pieter Geenen mag daar anders over denken, maar voor mijn gevoel hebben we er met de gemeenteraadsverkiezingen in zicht weer een leuk punt van discussie bij. ‘Onze
Toine’ kan zich wellicht vast gaan opmaken voor een carrièreswitch!
Zaterdag 20 januari 2018
‘Dit gaat geen standaard kleinkunstavondje worden, gevuld door artiesten die slechts flauwe, slaapverwekkende verhaaltjes vertellen waar u helemaal niets wijzer van wordt, waardoor u zich bij het
verlaten van de zaal flink bekocht voelt’. Dit openhartige vooruitzicht op wat ze zelf niet te bieden hebben, slingeren Sanne Franssen en Christian van Eijkelenburg, alias De Fransse Eijkel, aan
het begin van hun voorstelling met strakke blik de zaal in. ‘Wie daar niet op zit te wachten, kan nu onmiddellijk vertrekken’, voegen ze er onverbiddelijk aan toe. Dat blijkt geen loos
dreigement. Het zaallicht gaat aan en de twee wijzen demonstratief naar de uitgang.
Als niemand daar gebruik van maakt, ontdooit het duo enigszins en verschijnt er zowaar een milde glimlach op het gezicht van Sanne Franssen. Dankzij hun sterk theatrale aanpak won De
Fransse Eijkel in 2016 de Publieksprijs van het Amsterdams Kleinkunst Festival, een keuze die ik na het zien van ‘De Fransse Eijkel speelt, de Fransse Eijkel speelt’ volledig kan
onderschrijven. Een originele stem binnen het kleinkunstveld, zoals de Theaterkrant schreef, dekt niet de lading. Franssen en Van Eijkelenburg moeten het vooral hebben van hun fascinerende
mimiek, het syncroonspel en gevarieerde expressiepalet. Franssen is duidelijk de sterkste van de twee, Van Eijkelenburg hobbelt volgzaam en dankbaar mee. Met haar wel zeer dun uitgevallen
spillepootjes oogt ze als een strippersonage dat door de tekenaar (voor even) tot leven is gewekt. Origineel is de voorstelling ook, maar dan slechts bij vlagen. In een scene over Pippi Langkous
playbacken ze de stemmen van buurjongen Tommy en buurmeisje Annika. Twee volgers pur sang. Overal waar Pippy in de serie naar toe ging, volgden Tommy en Annika gedwee in haar voetsporen. Zodoende
schalt ook weer eens de stem van actrice Ida Bons (wie kent haar nog?) als Annika over het podium, wat een heerlijk nostalgisch moment oplevert. De Fransse Eijkel die blijkens de titel zichzelf
speelt, voert de oudere bezoekers in feite terug naar hun jeugdjaren. Boven de spillepootjes draagt Franssen kinderkleding tegen een decor van duploblokken. Van daaruit springen ze
moeiteloos naar het huidige youtubetijdperk. Zo zitten we ineens midden in een foodvlog van een tienermeisje dat een augurkendieet aanprijst, met haar kleine broertje in de rol van
voorproever die met frisse tegenzin een pot augurken naar binnen werkt. Je moet als jongere immers wat over hebben voor al die ridicule, lucratieve filmpjes. Net als in deze vlogs
gebruikelijk is, schakelt het goed op elkaar ingespeelde duo heel snel, sommige situaties, zoals de discotheekscène, vormen een vervolgverhaal.
Lang niet alle scenes zijn sterk. Sommige zijn wat te lang uitgesponnen en niet bijster origineel. Het absurdisme mag ook nog wat verder worden doorgevoerd. In de technische potentie en de
fantastische expressie schuilt hun grote kracht. In het vervolgprogramma mag Franssen wat mij betreft nog veel meer speelruimte voor zichzelf opeisen en doet Van Eijkelenburg er verstandig aan om
zich nog wat verder in de verdediging te laten drukken. Een aaneengesloten verhaal lijkt me ook een mooie uitdaging voor dit getalenteerde duo.
De Fransse Eijkel speelt, De Fransse Eijkel speelt – Gezien door Jaap Pleij op donderdag 18 januari in de kleine zaal van De Kring.
Vrijdag 19 januari 2018
Het College van B&W heeft nu eindelijk ook door dat de aantrekkelijkheid van de binnenstad niet gediend is met al die rond razende brommers en snorfietsen. Dat wisten de heren
bestuurders natuurlijk al veel langer, maar met de gemeenteraadsverkiezingen in zicht willen ze er nu eindelijk ook iets aan gaan doen.
‘Fietsers zijn vanzelfsprekend welkom in de binnenstad. Het is wel de bedoeling dat de fietsen worden gestald op daarvoor aangewezen plaatsen. Om die reden worden er extra fietsparkeerbeugels,
zogenaamde fietsnietjes, geplaatst. Verder zijn er openbare fietsenstallingen beschikbaar’, aldus de inleiding van het juichende persbericht. Maar nu komt het:
Met behulp van camera’s en kentekenherkenning worden brom- en snorfietsers binnenkort geweerd uit de Roosendaalse binnenstad. Uiteraard gaat het daarbij om brom- en snorfietsers die niets in de
binnenstad te zoeken hebben. Het gaat om een unieke proef, waarbij een camera met kentekenherkenning foto’s maakt van passerende brom- en snorfietsen. Deze foto’s worden vergeleken met de
database van ontheffing houders. Degenen die geen ontheffing hebben en dus in overtreding zijn, krijgen een bekeuring thuisgestuurd’.
Het persbericht heeft zijn uitwerking niet gemist. Instemmende reacties alom, een junior-verslaggever van BN/DeStem tuinde er volledig in en stelde dit daadkrachtige optreden van het
Roosendaalse gemeentebestuur als een voorbeeld voor het Bergse dagelijks bestuur. Zou hij er werkelijk niet aan gedacht hebben dat deze maatregel wel eens iets met de datum 21 maart
uitstaande kan hebben.? Een stuitend staaltje journalistieke onnozelheid.
In de zomer van 2016 verloor een argeloze kat op de Markt het leven door toedoen van een scooter. Omdat tegelijkertijd een commissievergadering werd gehouden in het Raadhuis baarde dit voorval
nog al wat opzien en leidde het ook tot brede verontwaardiging in de samenleving. De ter plaatse aanwezige wethouder Cees Lok beloofde op aandringen van raadslid Ton Schijvenaars te bezien welke
maatregelen er eventueel genomen kunnen worden tegen deze vorm van scooterterreur. Het bleef echter angstvallig stil in de wethoudersvleugel van het Stadskantoor. Vanuit de gemeenteraad werd er
ook niet meer naar geïnformeerd. Daarom klom de PVC maar weer eens in de pen. Dit was de ontluisterende reactie van het Stadskantoor, krap anderhalf jaar (11 augustus 2016) voor de
gemeenteraadsverkiezingen.
‘Zoals overal in de binnenstad wordt er door de politie frequent gesurveilleerd. Mochten er onregelmatigheden worden geconstateerd, ook die veroorzaakt door de door u bedoelde
(voedselkoerier)brommertjes, zal er uiteraard handhavend worden opgetreden. Het al dan niet plaatsen van een permanente politiepost op de Markt behoort niet tot de bevoegdheid van het
gemeentebestuur. Er zijn bij ons geen gemeenten bekend die met speciale verordeningen een einde hebben gemaakt aan, zoals u dat noemt, de brommerterreur. In dit verband wordt opgemerkt dat het
weinig zinvol wordt geacht om verordeningen in te voeren waarvan de naleving ervan uitsluitend door intensieve handhaving en controles moet worden afgedwongen’.
Voortschrijdend inzicht wellicht, maar dit voortschrijdend inzicht komt voor de collegepartijen ‘toevallig’ wel op een uitermate geschikt moment. Bovendien waren er toen al gemeenten die de
brommerterreur wel effectief bestreden. In het persbericht maakt het College voorts bekend dat het toegangssysteem voor auto- vrachtverkeer, geregeld via verzinkbare palen oftewel
pollers die na vertoon van een geldig toegangspasje naar beneden zakken, wordt aangescherpt. Voor dit systeem, bedoeld voor bewoners, ondernemers en leveranciers die in de binnenstad
woonachtig of daar beroepshalve moeten zijn, blijken echter heel veel toegangspasjes in omloop te zijn. Fijn dat het College daar nu eindelijk ook achter is. Ook dit is al geruime
tijd geleden gesignaleerd vanuit de bevolking. ‘Op korte termijn wordt iedere toegangspas aan een kenteken gekoppeld. Daarbij wordt meteen bekeken of de ontheffing (nog) rechtsgeldig is en
in stand moet blijven’, zo maakt het Stadskantoor bekend. Naar verwachting zullen alle maatregelen medio 2018 gerealiseerd zijn. ‘Binnenkort’ is immers een rekbaar begrip. Zodra alle
maatregelen van kracht zijn, worden bewoners en ondernemers daarover persoonlijk geïnformeerd. Bij de toegangswegen worden bezoekers er op gewezen dat Roosendaal zo min mogelijk gemotoriseerd
verkeer in de binnenstad wil. Het is te hopen dat ons gemeentebestuur ongeacht de samenstelling ook na 21 maart zo voortvarend te werk blijft gaan.
Donderdag 18 januari 2018
‘Je bent een geschikte peer. Maar waarom moet je nou altijd zo nodig in de schijnwerpers staan en de aandacht op jezelf vestigen’, kreeg een Roosenspelddrager ooit voor de voeten geworpen van een
anonimicus. Rap van de tongriem als hij gesneden was, had de entertainer direct zijn antwoord klaar, ‘Als jij zo graag mijn plaats wil innemen, stap ik te zijner tijd graag uit het licht, maar ik
waarschuw je, er gaat heel wat aan vooraf, er gaat voorts heel wat onbetaalde tijd inzitten, en je kan het nooit iedereen naar de zin maken. Als je zo ver bent, hoor ik het graag. Maar vooralsnog
kun je beter je mond houden, want van dat geroep aan de zijlijn wordt niemand wijzer’, snoerde hij de criticus effectief de mond.
De Amerikaanse president Theodore Roosevelt had kennelijk een soortgelijke ervaring opgedaan. ‘Het gaat niet om de criticus die aan de zijlijn staat te roepen. Het gaat om degene in de arena, die
werkelijk iets doet en fouten durft te maken in een poging iets te bereiken’, verborg Roosevelt zijn nuchtere Nederlandse- en vooral Zeeuwse afkomst niet. Matzer
Theaterproducties zich liet door deze uitspraak inspireren voor de productie ‘Niemand wacht op je – niet wijzen, zelf doen’ die dinsdag 16 januari in het Roosendaalse Raadhuis in officieuze
première (try-out) ging. De echte première is op 26 januari voorbehouden aan de eigen standplaats Den Bosch. Deze nieuwe tekst van Lot Vekemans wordt de komende weken in aanloop naar
de gemeenteraadsverkiezingen gespeeld in raadszalen en gemeentehuizen door het hele land. In Roosendaal stond de voorstelling gepland in de oude raadszaal, oftewel de tweede verdieping in
het Raadhuis. Ik keek dan ook vreemd op toen de ruim dertig bezoekers naar de onderliggende trouwzaal werden geleid. Mijn verwachting dat ik deze solo van actrice Jose Kuipers vanuit (mijn
komende) raadszetel kon bekijken, werd dus helaas direct de bodem ingeslagen. Nu is er niets mis met de trouwzaal, maar van een toegevoegde waarde was in deze situatie helaas geen sprake. De
voorstelling had in deze opzet net zo goed in een van de ruimten van De Kring gespeeld kunnen worden.
Mijn verwachting dat de huidige Roosendaalse raadsleden ruim vertegenwoordigd zouden zijn, kwam eveneens niet uit. Misschien dat ze ‘massaal’ de tweede voorstelling op 17 januari hebben bezocht,
maar nu hadden slechts een scheidend- (Ada Oudhof) en een oud-raadslid (Sjoerd van der Veen) de gang naar het raadhuis gemaakt. Dit alles deed natuurlijk niets af van het spel van
Jose Kuipers, want gedurende 70 minuten (had best wat langer mogen duren) wist ze het publiek ademloos te boeien met de drie uitgesproken vrouwelijke persoonlijkheden die ze ten tonele
voerde. Bij binnenkomst keek ze me in de gedaante van een dame van enigszins gevorderde leeftijd vanuit de niet afgesloten kleedruimte heel lief en empathisch aan. Reden om er eens
extra goed voor te gaan zitten, de trouwzaal is immers een ruimte die ik als hoofdpersoon nooit voor het aangewezen doel zal bezoeken. Maar waarom heeft Matzer zo nadrukkelijk het oog laten
vallen op raadszalen en gemeentehuizen? ‘Met deze theatrale beleving op locatie wil MATZER inspireren om na te denken over ieders rol in deze samenleving. En het gesprek op gang brengen
tussen burgers en politici om elkaars behoeften, motivaties en mogelijkheden beter te leren kennen’, zo vermeldt het persbericht. Dat doet vermoeden dat er interactie met het publiek zal
plaatsvinden, maar Kuijpers beperkt zich tijdens haar eerste optreden vooralsnog tot één vraag (ligt u ’s nachts wel eens wakker, en wat doet u om de slaap zo snel mogelijk te hervatten?)
gericht aan oud-directeur van De Kring, Leo Kievit. Centraal in de voorstelling staat het (denkbeeldige?) boekje ‘Niemand wacht op je’. Uiteraard heb ik even gegoogeld op deze titel, maar
ik kwam niet verder dan ‘De Tour wacht op niemand’ van Mart Smeets en ‘Niemand wacht met publiceren tot het verhaal compleet is’ , een uit 2014 daterend verhaal uit NRC. Maar het boekje lag
er toch echt, wellicht een speciale uitgave.
De drie personages van Jose Kuijpers putten er ieder op hun manier inspiratie uit. De dame van enigszins gevorderde leeftijd heeft de moed nog niet opgegeven om opgeschoten jongeren een
lesje beschaving te leren. Als ze op weg naar de bibliotheek geconfronteerd wordt met zo’n jonge straathanger die met een onachtzaam gebaar een leeg sigarettenpakje weg gooit, aarzelt ze niet de
jongen in kwestie te wijzen op zijn horkerige gedrag. Indruk maakt dat in het geheel niet. Met een brutale grijns en onder luide bijval van zijn vrienden merkt de vlegel op slechts de belangen
van de straatvegers te dienen. ‘Stel je voor dat niemand nog iets weggooit, dan kunnen ze straks naar de bijstand’. Maar de oudere dame heeft in ieder geval getracht het verschil te maken,
en daarvoor verdient ze uiteraard lof. Het tweede personage, een vrouwelijke premier die na een daverende verkiezingsnederlaag haar aftreden aankondigt ten overstaan van de media, is in theatraal
opzicht heel wat boeiender. Na een korte verkleedpartij is Kuijpers getransformeerd in een Hanja-Maij-Weggen-type dat dit laatste optreden aangrijpt om haar hart eens flink te
luchten. In een emotioneel maar evenwichtig betoog maakt ze haar gehoor deelgenoot van haar twijfels, visies, onzekerheden, fouten en ergernissen. De kiezer blijft ook niet buiten
schot. Die krijgt het verwijt dat ze het zelfstandig denken in handen hebben gegeven van beroepspolitici en mannetjesmakers. ‘Waar is het allemaal goed voor geweest?’ Over die vraag, die
meesterinterviewer Coen Verbraak in een boeiend televisietweeluik ook al stelde aan de oud-premiers Dries van Agt, Wim Kok en Jan-Peter Balkenende, gaat ze zich de komende tijd eens stevig
buigen. Maar wat graag had ze voor zichzelf vastgesteld dat de wereld nu een betere plek is als toen ze aantrad, maar net als de oud-premiers moet ze tot de conclusie komen dat elke
politicus –zelfs in deze functie- vrijwel altijd gewoon de zoveelste passant is. De toespraak waarin ze dat allemaal verpakt, kan echter zo worden doorgestuurd naar de Britse premier
Theresa May, die volgens haar critici al lang over de houdbaarheidsdatum heen is. Hier deed zich het gemis van de raadzaal wel gevoelen. Deze slotspeech was achter het echte spreekgestoelte nog
veel beter tot zijn recht gekomen.
Tot slot maakt het publiek ook nog even kennis met de actrice Jose Kuijpers die net als haar personages met heel wat twijfels kampt en net als Ramses Shaffy eens niet maalt om geld en eigen
woningbezit. ‘U bent als geheel zo mooi. Ik wou dat u uzelf eens net zo kon zien als ik u zie. Zoals u daar zit hou ik echt van u. Niet van iemand in het bijzonder, maar als eenheid’.
Haar frustratie is die van de machteloze wereldverbeteraar. Ook als privépersoon wil ze graag iets doen om het verschil te maken, maar gelijk Benny Neyman lang voor haar weet ze niet hoe.
‘Ik zou daarom nu gewoon op het podium mijn ogen eens willen sluiten. Ik doe het gewoon. Doet u mee. Samen even mediteren?’. In die frustratie kan aan de reacties af te leiden iedereen wel
meegaan. Elke steen die je in rivier verlegt, veroorzaakt een rimpeling. Maar hoe groot of klein die rimpeling ook is, verderop hervat de rivier gewoon zijn vertrouwde loop. Inderdaad,
niemand wacht op je wanneer je blijk geeft van al te grootse visoenen, die niet in materie zijn om te zetten. Deze solo is een mooi juweeltje, maar mijn inziens kan het uitgroeien tot een juweel
als het publiek een grotere inbreng wordt gegund. Bovendien had ik de ex-premier graag teruggezien op het podium op het moment dat ze het politieke bedrijf en alles wat daar mee samenhangt wat
meer in perspectief kan zien. Intussen vraag ik me nog steeds af of het rode boekje op het toneel echt was en ook kamp ik met het gevoel dat ik de mens achter Jose Kuijpers nog heel wat
dieper wil ontdekken .
Niemand wacht op je – niet wijzen, zelf doen - Matzer Theaterproducties, tekst Lot Vekemans, regie Madeleine Matzer, spel Jose Kuijpers. Gezien door Jaap Pleij in de trouwzaal van het
Roosendaalse Raadhuis op dinsdag 16 januari.
Woensdag 17 januari 2018
Niet veel bezoekers aan de voorstelling ‘Een Blokje Om’ dinsdagmiddag in de kleine zaal van De Kring zullen dat beseft hebben, maar hier was toch sprake van een bijzondere vertoning.
DrieMaalPlankenkoorts doet voor deze serie improvisaties telkens een beroep op een steeds wisselende gastspeler en deze keer was de keuze gevallen op Eddy Haers, tevens verbonden aan de groep
gastprogrammeurs die de dinsdagreeks dit seizoen voor de tweede keer heeft samengesteld. Ad Paantjes, vaste speler van DMP, en Eddy Haers maakten begin jaren deel uit van de toneelgroep Variant
(inmiddels ter ziele). Eddy na een korte opstart als regisseur en Ad als jeune premier. Grappig om ze na zo’n lange tijd weer eens samen op het podium te zien.
Zoveel jaren later en zoveel gewonnen aan toneelwijsheid mochten ze zonder enige andere inbreng van spelleider Corné van Sprundel een heel mooie scene samen spelen. Een verweesde zoon (Ad) die
zich uit onvrede met een weloverwogen besluit van de ouders om de jongen geen motorfiets toe te staan 22 jaar opsloot in zijn kamer, staat op het punt weer naar buiten te treden. Er is sinds die
‘coming out’ natuurlijk wel het een en ander veranderd in het ouderlijk huis. Het behang is ververst, maar ook moeder is inmiddels met de noorderzon vertrokken. Dat betekent dat de nu ook
letterlijk wereldvreemde Ad met zijn vader in het reine moet zien te komen. De scene schijnt geënt te zijn op een ware gebeurtenis, vastgelegd in het rode boekje met opvallende nieuwsfeiten.
Zoals iedere vaste toneelbezoeker al aan voelde komen, is het de ontevreden zoon helemaal niet om die motorfiets te doen. Het was slechts een onmachtige schreeuw om aandacht. Nu hij die aandacht
ten langen leste wel heeft, besluit Ad zijn eisen fors bij te stellen. Nu wil hij niets minder dan een onderzeeër. Maar als vaderlief hem op de onhaalbaarheid van deze wens wijst, besluit
Ad het juist hogerop te zoeken. Nu weet hij het zeker, hij wil een luchtballon, maar wel met de bedoeling om samen met zijn vader heel ver weg te varen, de rust die ze boven hopen te vinden,
biedt alle mogelijkheden om de schade van die 22 verloren jaren enigszins in te halen. Ik heb wel eens gesuggereerd dat DMP het publiek moet laten kiezen welke scene voor een nadere
uitvergroting en uitwerking in aanmerking komt. ‘Een onzekere toekomst tegemoet in een luchtballon’ biedt daar uitstekend grondwerk voor. Samen met Merijn Backx en
Bas Ambachtsheer was Ad in een geheel andere situatie geplaatst. Een Chinees jongetje is ooit onbedoeld verantwoordelijk geweest voor de langdurige gevangenschap van zijn buurman. Zijn
eerste schooldag werd gefilmd door een landelijk TV-station dat hem net als zoveel andere klasgenootjes de vraag voorlegde ‘Wat wil jij later nou worden?’ Waren de antwoorden tot dan toe
voorspelbaar – onderwijzer, professor, politieagent, het jonge ventje verbijsterde zijn interviewer door heel vrolijk in de microfoon te roepen: CORRUPTE AMBTENAAR! Hoe kom je daar
nou bij?, stamelde de verbouwereerde verslaggever. ‘Nou, onze buurman is ook corrupte ambtenaar en die heeft daardoor thuis allemaal mooie spullen staan’. Niet veel later werd de buurman
door de politie van zijn bed gelicht. Toen hij niet kon verklaren hoe hij al deze (inderdaad mooie) spullen van zijn ambtenarenloontje had bekostigd, mocht hij langdurig gaan brommen. Van je
buren moet je het maar hebben! Maar Ad in de rol van wethouder van de gemeente Roosendaal kan er ook wat van. DMP haakt voor ‘Een Blokje Om’ ook in op de actualiteit, en deze keer had
spelleider Van Sprundel zijn oog laten vallen op het bericht in het plaatselijke sufferdje waarin gewag werd gemaakt van de vondst van een historische waterput in het buitengebied van de kern
Wouw. Nu heeft daar ooit een kasteel gesteun en omdat onze voorouders natuurlijk niet op een droogje wilden zitten, moesten ze voor het ‘natje’ de handen stevig uit de mouwen steken. Net
als hun voorouders voor hen. Volgens stadsarcheoloog Marco Vermunt (die Roosendaal moet delen met Bergen op Zoom) dateert de waterput, blootgelegd in februari 2017, waarschijnlijk uit de
tweede eeuw na Christus. Hij ziet hierin een bewijs dat er ooit een nederzetting stond. Wouw is kennelijk vruchtbare grond voor archeologen. In december vorig jaar werden nog eens resten
gevonden van palen waarop tussen 250 jaar voor Christus en het jaar Nul (Jezus moet toen circa vijf jaar zijn geweest) een bouwwerk kan hebben gestaan. In ‘Een Blokje Om’ probeert wethouder Ad
samen met de projectleider de archeoloog onder druk te zetten om bekend te maken dat hij zich vergist heeft. Als voortvarend bestuurder wil Ad, net als de projectleider, die financiële belangen
in het project heeft, de bouw van de geplande nieuwe woonwijk zo snel mogelijk voortzetten. Natuurlijk is de wethouder best bereid om zijn ‘zwarte’ chequeboekje te trekken om de zware
boodschap/bittere pil wat te verzachten. Als hij weigert, kan het best eens zo zijn dat er onder zijn eigen woning ook een waterputje wordt aangetroffen die werkelijk schreeuwt om blootlegging.
En wie is de wethouder nou om een stokje voor te steken voor die historische lokroep? Is de archeoloog bereid om voor dit financiële lokkertje zijn tot dan toe integere blazoen
te belasten?, dat is de vraag waar het in deze scene om draait. Showworstelaar Ted Dibiosi verklaarde in de WWF-uitzendingen van Eurosport destijds ‘Everybody has got his price’. En wat ziet een
stadsarcheoloog nu maandelijks maar op zijn bankrekening bijgeschreven? Jammer dat de scène geen open einde kende. Van Sprundel blies helaas iets te laat op zijn fluitje om dit gespeelde
dilemma van dit door mij gewenste slot te voorzien. Al met al was dit ‘Blokje Om’ toch weer de moeite waard om even een rustpauze in te lassen voor De Kring. Het zij u voor deze keer vergeven,
maar volgende keer toch graag weer Myrthe Michielsen op het podium, heren!
Een Blokje Om – DrieMaalPlankenkoorts met als gastspeler Eddy Haers. Voorstelling in de dinsdagmiddagserie, gezien door Jaap Pleij op dinsdag 16 januari in de kleine zaal van De Kring.
Maandag 15 januari 2018
Terwijl de carnavaleske handelslieden in de foyerruimte nog druk bezig waren met het inrichten van hun kraam voor de Tullepetaonse Ruilbeurs speelde zich zondag (14 januari) in de kleine zaal van
De Kring een van de merkwaardigste vertoningen uit de bijna 750-jarige geschiedenis van Roosendaal af. Onder auspiciën van onderwijsmanager Martyn Smits bracht een aantal van zijn
conservatoriumstudenten voor een klein select publiek ‘een unieke- en nieuwe interdisciplinaire voorstelling’ tot leven. Op de flyer stond vermeld dat het hier handelde om ‘een
hedendaagse mengeling van dans, muziek en performance, gemaakt door een team van dansers, muzikanten componisten en een choreografe om het geheel vorm te geven’. Een hele mond vol. In de
wetenschap dat deze studenten dan ook nog verbonden zijn aan de Academy of Music and Performing Arts (voorheen Fontys Conservatorium) ging ik er eens goed voor zitten. Met zo’n aankondiging is
een lekker lange voorstelling wel verzekerd, dacht ik in mijn argeloosheid. Dans is voor mij doorgaans pure ontspanning, met het verstand op nul eens lekker onderuitzakken en je laten verrassen
door een geheel onvoorspelbaar schouwspel, een betere invulling van de zondagochtend acht ik nauwelijks denkbaar.
Het zag er aanvankelijk ook zeer veelbelovend uit. Een groepje jongeren, sommigen uitgerust met een muziekinstrument, maakte een mysterie entree, waarna zich een aantrekkelijk bewegingsspel van
aantrekken en afstoten ontvouwde. Na amper twintig minuten zakte plotseling het denkbeeldige doek. Het groepje incasseerde het goed gedoseerde applaus en verdween in de coulissen. Het publiek in
verwarring achterlatend. Iedereen bleef aanvankelijk zitten. De ervaring heeft immers geleerd dat deze reeks zondagochtendconcerten gemiddeld ruim een uur in beslag neemt, wat je als
bezoeker toch ook wel mag verwachten. Dit kon dus nog niet het definitieve einde voorstelling zijn. Toch?...Toch? Ja, toch wel, na enkele minuten maakten diverse bezoekers op dat ze wel
konden blijven zitten tot Sint Juttemis, maar dat het –althans deze zondagochtend- toch tevergeefs wachten zou zijn op verdere theatrale handelingen in de spotlights. Met een enigszins
verbouwereerd gezicht, waarop ‘Is dit alles?’ te lezen viel, verlieten de eersten hoofdschuddend de zaal. Niet veel later kwam Martyn Smits vanuit de techniek naar beneden gestormd om de
zittenblijvers toch maar enige tekst en uitleg te geven. Martyn deed dat zoals we van hem gewend zijn vrij grondig en zorgvuldig, maar dat was niets vergeleken bij de reactie die plots van
een van de middelste rijen op het resterende publiek en de spreker neerdaalde. Met een welluidend stemgeluid begon een erudiete persoonlijkheid aan een zeer gedetailleerde analytische
beschouwing, waarbij werkelijk geen enkel facet van de kortstondige vertoning onbesproken bleef, die pas na een klein kwartier erupteerde (niet terug te vinden in de encyclopedie, maar wel
redelijk ingeburgerd) in een vraagstelling. Martyn reageerde eerst wat geïrriteerd omdat hij de indruk kreeg dat de vraagsteller zijn inziens suggereerde dat hij de vraag mede had gesteld ‘om de
tijd enigszins vol te maken’. ‘Kijk, zo werkt het niet. Een voorstelling duurt zolang de makers het noodzakelijk vinden dat hij duurt. Dat kan een uur zijn, maar ook zoals in dit geval wat
korter’.
Zo bleek de muziekkenner het echter niet bedoeld te hebben, en toen Martyn daarvan ook overtuigd was, begon hij aan een nog nadere uiteenzetting van de intenties van zijn studenten. Een aantal
van hen had zich intussen waarschijnlijk afgevraagd waar Martyn zo lang bleef voor de geplande nabespreking, en daarom kwamen ze bepakt en bezakt ook weer terug gedruppeld op het podium. Een
andere bezoeker, die de indruk wekte ook in de muziekbranche actief te zijn, zag zijn kans schoon, begon eveneens aan een uiteenzetting en sloot zijn pleidooi af met het aanbod om actief mee te
werken aan het volgende project van het gezelschap. Met deze vorm van publieksparticipatie had Martyn natuurlijk geen rekening gehouden. Het aanbod botweg afwijzen zou zeer onaardig overkomen en
als uitvoerende artiest moet je het publiek natuurlijk altijd zo ver mogelijk tegemoet komen. Gretig ingaan op deze open invitatie was natuurlijk eveneens uit den boze, het ging hier wel om
projecten die uit de eigen koker van de studenten horen te komen en binnen dat profiel past deze gretige toehoorder niet. Martyn sloot deze bijdrage daarom maar af met een minzaam knikje om snel
over te schakelen naar de volgende vragensteller. De zittenblijvers raakten zowaar geïnspireerd door het niet geplande rollenspel, de ene na de andere vraag rolde vanuit het publiek richting
podium, die naast Martyn ook door de studenten beantwoord werden. De binnen de Roosendaalse muziekwereld niet geheelde onbekende beiaardier Toni Raats en oud-journalist Jac de Winter
(geestelijk leven) hielden hun kruit lange tijd droog, maar mengden zich tegen het slot ook nog even in de discussie. Ongetwijfeld vanwege het aanhoudende hoge erudiete gehalte van de inmiddels
bonte stoet van sprekers. De klok tikte ondertussen vrolijk voort en de wijzers bereikten (niet die van de St. jan, die liepen weer eens tien minuten voor) ongemerkt het tijdstip van twaalf uur.
Zodoende deed zich het merkwaardige feit voor dat de nazit beduidend meer tijd in beslag nam dan de performance zelf. Volgens mij is dit ongekend in de historie van deze schouwburg, gebouwd op de
plek waar Roosendaal 750 jaar geleden op papier ontstond als dorpse gemeenschap. Dit fenomeen mag in de komende viering toch niet onvermeld blijven, lijkt me zo. Eenmaal buitengekomen
hoorde ik dat de medewerkers van De Kring ook nogal verrast waren door de gang van zaken. ‘Ik zag de eerste mensen al voor half twaalf naar buiten komen en zich bij de garderobe melden. Ik dacht,
dit kan toch niet de bedoeling zijn. Ik nam daarom even poolshoogte en toen ik Martyn op het podium zag staan, heb ik die mensen er toch maar op geattendeerd dat ze het beste nog even terug
konden gaan’. ‘Dat verdiende niet bepaald de schoonheidsprijs’, lach een bezoeker die de lol van het geheel wel kon inzien. Tsja, als de opzet was hoe het publiek in verwarring te brengen, kan
deze missie wel als geslaagd beschouwd worden. Maar het lijkt me toch wat handiger als het praatje voortaan vooraf verzorgd wordt, en dat het gebodene gewoon als voorstelling minstens een uur
duurt. De Academie heeft ongetwijfeld nog heel wat meer studenten in de aanbieding die staan te popelen om podiumervaring op te doen. Stel dat het publiek inderdaad na die twintig minuten
al buiten had gestaan. Dat was niet bepaald een reclame geweest voor deze op zich alleraardigste reeks Zondagochtendconcerten.
Helaas stond dit voorval dit weekeinde niet op zich. De opvoering van ‘De Tweede Wereld’ door Tg. Lynx op zaterdagavond 13 januari in de kleine zaal duurde ruim een half uur korter dan bij De
Kring was aangekondigd. Ook hier verwarring alom. De barmedewerkers hadden zo’n vroege uitstroom der bezoekers niet verwacht en daarom stonden de drankjes, die doorgaans direct na afloop op
de kleine zaalgangers staan te wachten, nog niet klaar. De bestellingen verliepen ‘noodgedwongen’ bij wijze van uitzondering weer eens ouderwets via een mondelinge opgave van de gewenste
consumpties. Voor mijn gevoel was het beslist geen verkeerde zaak geweest als deze voorstelling inderdaad een half uur langer had geduurd. Dat zou de nu wat onevenwichtige vertoning meer kans op
diepgang geboden hebben. Vervelender was deze ervaring voor de bezoekers die afspraken hadden gemaakt met hun taxibedrijf. Zij moesten noodgedwongen een half uur (langer) wachten. Niet iedereen
ervaart dit als plezierig. Op deze logistieke slordigheden mag De Kring Tg. LYNX best
aanspreken.
Maandag 15 januari 2018
Helaas, dat kan (nog) niet in De Kring in Roosendaal, maar dat is ongetwijfeld slechts een kwestie van tijd. Het is al weer bijna twee jaar geleden dat zangeres Simone van den Eertwegh uit
Eindhoven voor het eerst haar opwachting maakte in ‘onze’ kleine zaal met haar tweede theaterprogramma ‘Puur’, waar ik haar vanaf de eerste rij toen heel goed kon gadeslaan. ‘Simone raakt je
direct in je hart’, kopte ik destijds boven mijn verslag, fleibergeistet als ik was van haar performance. Ze beschikt over de ‘kracht’ die Willeke Alberti ook zo bijzonder maakt. Wanneer ze
zingt, heb je zelfs achterin de zaal gezeten, het gevoel dat ze alleen voor jou zingt. Ze ‘raakt’ zelfs zo hard dat het een opgave en kunst is om niet volledig knock-out te gaan. Zo denken
inmiddels veel meer mensen erover die haar grote ‘kracht’ inmiddels hebben ontdekt. En daarmee zijn ze aanbeland bij Simone’s nieuwe derde theaterprogramma alweer waarmee ze sinds 17 september
2017 langs de Nederlandse theaters trekt.
Na ‘Van list tot Heden’ stond ze in ‘Puur’ ornaat voor het publiek en inmiddels verkeert ze in de ‘Kracht’ van haar leven. Roosendaalse theaterliefhebbers die niet zo lang willen wachten tot ze
Simone binnen de stadsgrenzen kunnen (her)ontdekken, hoeven hun geduld ook niet lang op proef te stellen. Het is een klein stukje reizen, maar dan heb je ook wat. Simone staat met ‘Kracht’ op
zondag 21 januari in theater Peeriscoop in Gorinchem van mijn goede vriend Fred Delfgaauw. Onlangs speelde Fred de zeer boeiende inhaalvoorstelling ‘Paradijsvogels’ in De Kring, dit is dus
een prima gelegenheid voor een tegenbezoek aan Freds eigen gezellige theatertje Peeriscoop in hartje Gorinchem. ‘Anderen nemen een kind. Ik koos bewust voor een theater, dat is mijn kindje’, zei
hij ooit in een interview over zijn gerealiseerde droom.
Simone laat haar engelengeluid reeds vanaf 16.00 uur neerdalen op het publiek, dat blijkens de vooruitgesnelde berichten ook de nodige interactie mag verwachten. Toch is het raadzaam om al vroeg
naar Gorinchem af te reizen, want op deze bij voorbaat fraaie zondag is Slot Loevestein ook geopend voor het publiek. U weet wel, waar Hugo de Groot zo lang opgesloten zat en met behulp van een
boekenkist de ‘kracht’ vond om een geslaagde ontsnappingspoging te ondernemen. Bij een eerder bezoek aan Gorinchem heb ik in het gemeentelijk museum de kist al mogen aanschouwen, de plek waar het
gevaarte heeft gestaan is net als het gehele slot een bezoek meer dan waard. Om deze toeristische tip even af te ronden. Slot Loevestein is geopend van 11.00 tot 16.00 uur, reserveren kan via
info@slotloevestein.nl, tel. 0183-447171, om te reserveren voor het toetje (lees=Simone) kan gebeld of gemaild worden naar Peeriscoop, info@peeriscoop.nl, tel.
0183-690022.
Wat kunnen de bezoekers verwachten van een Simone in de ‘kracht’ van haar leven.
De prijswinnares van het Concours de la Chanson brengt onder begeleiding van haar vaste muzikanten nummers van haar debuutalbum ‘Puur’, afgewisseld met Engels- en Franstalige klassiekers die
bekend zijn van zangeressen van wereldfaam: krachtige nummers van onder andere Barbra Streisand en Lara Fabian passeren de revue. Liedjes die op haar website worden omschreven als ‘sterk door
kwetsbaar te zijn, soms krachtig door groot te zijn’. Natuurlijk – en anders moet u er maar gewoon om vragen, wat heet brullen- vertolkt ze in deze show ook ‘Los van Jou’ dat in een niet te grijs
verleden als single-cd is uitgebracht. In een interview met een regionale radio-omroep accentueerde Simone dat ze met dit lied de boodschap ‘doorzetten en doorgaan’ aan haar publiek wil meegeven.
Het is geen afgesproken werk, maar laat ik mijn PVC-programma voor de komende gemeenteraadsverkiezingen nu net het thema ‘Door Zetten Zonder Door Te Slaan’ hebben meegegeven. Dat kan toch geen
toeval zijn!
Het lied verwijst ook naar de stichting Stop Pesten Nu, waar Simone ambassadeur van is. Het achterliggende verhaal:
‘Oké, ik ben ervan overtuigd dat ik zonder mijn jeugd waarin ik veel gepest ben nooit het theater had gevonden. De pesters hebben mij leren vechten, door te zetten, voor mezelf op te komen,
mezelf te bewijzen. Ik wilde ze zo graag laten zien dat ze het allemaal mis hadden: De bewijs drang die je krijgt als iedereen tegen je zegt dat je er niet toe doet, niets waard bent en
niets kunt…. haalt het oerinstinct in je naar boven. Ik moest en zou het tegendeel bewijzen, laten weten dat ik het wel kan, er wel toe doe. Dat heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat ik er
gelukkig veel sterker uitgekomen ben dan ik ooit verwacht had. Maar helaas geldt dit niet voor iedereen. In de media hoor je op het moment veel te veel schrijnende verhalen van kinderen die
geen vertrouwen meer hebben in de toekomst omdat ze zo ernstig gepest worden. Ik krijg regelmatig tijdens interviews de stelling ‘ Hoort het er niet gewoon een beetje bij, dat pesten op school?’
voorgelegd. Natuurlijk hoort pesten niet bij de jeugd van een kind! Daar moeten we ons gezamenlijk hard voor maken’, zo verwoordt ze deze doelstelling hartstochtelijk op haar website. Simone’s
‘kracht’ school hier in: ze nam geen wraak met haar vuisten, maar met de gave die ze van boven heeft meegekregen.
Simone’s voorgeschiedenis:
Simone hield zich van kinds af aan al bezig met muziek. Geïnspireerd door zangeres Marie-Cécile Moerdijk begon ze rond haar 16e haar zangstem te ontdekken en te ontwikkelen. Op haar
19e begon ze als zangeres in een Diner Theatershow en volgde daarnaast diverse zanglessen. Gedreven door haar roeping besloot ze zich te gaan richten op een solocarrière en volgde een studie
expressieve kleinkunst in Tilburg. Al snel nam ze haar eerste demo “Overal zijn mensen” op, geschreven en gecomponeerd door Guus Westdorp en Chris Willemsen. Met deze demo werd Simone door
Sterren.nl van de TROS verkozen tot talent van de maand en werd er een flitsende videoclip opgenomen. Tevens kreeg ze hierdoor een zangles aangeboden van zangeres en theatermaakster Leoni
Jansen.
Het lied “Overal zijn mensen” leidde tot een samenwerking met de tekstschrijvers Herman Pieter de Boer en Micky Otterspoor. Deze samenwerking werd beklonken met Simone’s eerste single “Weer thuis
bij jou” en later in ‘Strandpaviljoen’. In mei 2011 won Simone met haar tweede single “Ritme” de TROS-wedstrijd “Zing & Win een zomerhit”. Als prijs kreeg zij van de TROS onder andere een
videoclip cadeau. Deze productie leidde tot veel positieve publiciteit in de media. In maart 2012 haalde Simone dankzij haar derde single ‘If I could fly’ de finale van de talentenjacht “538 voor
War Child”. Tijdens deze finale zong zij voor 10.000 man publiek een duet met Xander de Buisonjé. In april 2013 stond Simone in de finale van het prestigieuze Concours de la Chanson. Simone won
met haar emotionele vertolking van het nummer Va T’En Loin van Gilbert Bécaud De Aanmoedigingsprijs, een van de drie vakjury-prijzen. De jury bestond uit zangeres Liesbeth List, directrice van
L’Institut français Isabelle Mallez, pianist Tonny Eyk en journalist/tv-presentator Cornald Maas. Van september 2013 tot en met juni 2015 heeft Simone de Nederlandse theaters aangedaan met haar
debuut theaterprogramma ‘Van List tot Heden’. In september 2015 tot en met oktober 2016 heeft Simone de Nederlandse theaters aangedaan met haar theaterprogramma Puur. In juni 2016 lanceerde
Simone haar gelijknamige debuutalbum, waar ook ‘Los van Jou’ is getrokken. En nu is er dus ‘Kracht’.
Haar band staat nog immer onder leiding van Pedro van Meel, met wie ze ook wel eens solo optreedt. Gelukkig kan ik hier nog een persoonlijke noot aan toevoegen. Simone’s beeltenis stond op de
cover van mijn boek ‘KRINGGESPREKKEN’ (de titeloorsprong laat zich raden), dat inmiddels niet meer verkrijgbaar is in de boekwinkels, wat natuurlijk geheel aan Simone is toe te schrijven. Wie
echt verhinderd is om op 21 januari naar Peeriscoop te komen, kan op 10 maart terecht in SKAC in Chaam. De wonderen zijn helaas ook in negatieve zin de wereld nog niet uit. Deze ‘sweetheart’ van
het Brabants halfrond is ‘wonderwel’ landelijk nog steeds niet doorgebroken. Zitten ze bij ‘Avro’s Kunstuur’, een televisieprogramma dat ik gezwind zal aanschrijven, soms te slapen? Presentator
Lucas de Man mag zich dan een hele vent voelen, maar zeker als tekst minnende Vlaamse man kun je niet om Simone heen. Een bekende die deze tekst reeds in een vroeg stadium aanschouwde,
merkte op: Jij gaat die zondag zeker ook naar Peeriscoop toe? Voor de eerste keer kon ik welgemeend en zonder enige aarzeling antwoorden: MeToo!
Zaterdag 13 januari 2018
Dagblad Trouw liet onlangs uitzoeken hoe het met de gemeentelijke bereikbaarheid is gesteld. De resultaten stemmen niet bepaald vrolijk. ‘Even bellen met het gemeentehuis voor een informatieve
vraag of om te klagen over een kromgetrokken verkeersbord is in bijna een kwart van de gemeenten onmogelijk. Burgers moeten eerst uitgebreid een contactformulier invullen. En dan is het naar
afwachten wanneer een ambtenaar terug belt. Als hij al terugbelt’, verzucht de dienstdoende verslaggever. De meeste gemeenten maakten het al eerder onmogelijk telefonisch contact te zoeken,
terwijl een lijfelijk bezoekje aan de balie al helemaal niet de bedoeling is. Het mailadres was nog een laatste lijntje tussen bestuur en burgers. Maar steeds meer gemeenten knippen dat door.
Maar liefst 22 procent heeft geen e-mailadres op hun website staan. Dat betekent een stijging van 30 procent sinds 2015. Bij deze gemeenten worden burgers gedwongen hun vraag via een
contactformulier te stellen.
Van de in totaal 388 gemeenten zijn er 86 niet meer per e-mail bereikbaar. Een kwalijke zaak, aldus de Peter van van de Wijngaart van ‘Wij Verdienen Beter’, de organisatie die de websites
onderzocht. “Gemeenten die niet bereikbaar zijn per e-mail maken het voor burgers lastiger om met hun lokale overheid in contact te komen. Een digitaal formulier verplicht de burger daarbij vaak
tot het geven van onnodige en soms privacy-gevoelige informatie’, klaagt hij.
Ik had nog nooit van deze zelfbenoemde belangengroepering gehoord. Het artikel in Trouw was me in eerste instantie ook ontgaan, en dat terwijl ik notabene in de eindfase van mijn proefabonnement
op de geprinte versie verkeerde. Uit het dagelijks bericht van de griffie bleek echter dat vrijwel tegelijkertijd twee raadsfracties vragen hebben gesteld over dit smalle digtale lijntje tussen
burger en lokale overheid, omdat volgens de raadsleden Eric de Regt, Rene van Broekhoven (Roosendaalse Lijst) en Robert Breedveld (CDA) uit het bericht op te maken valt dat ook Roosendaal tot de
bedreigde e-mailcontacten behoort. Met de gemeenteraadsverkiezingen in zicht is het profileren weer een ‘core business’ geworden voor de politieke partijen, tijdens rustig politiek vaarwater zou
de politiek hebben volstaan met een raadsvraag die door meerdere partijen is ondertekend. Sinds de officieuze start van de campagne is het echter weer ieder voor zich, en dus moet burgemeester
Niederer twee keer de pen ter hand nemen om tegemoet te komen aan deze profileringsdrang. En natuurlijk moet er eerst een ambtenaar in actie komen om dit democratische recht uitputtend in kaart
te brengen. Lees onderstaand eerst de letterlijke tekst van de gestelde raadsvragen en schudt dan meewarig het hoofd.
ROOSENDAALSE LIJST:
Volgens het jaarlijkse onderzoek van belangenorganisatie “Wij Verdienen Beter” zijn 86 gemeenten niet meer bereikbaar per mail. Inwoners kunnen alleen nog hun vraag kwijt op een online
contactformulier. Dit geldt inmiddels voor 22 procent van de gemeenten, vorig jaar was dat nog 19 procent. De organisatie spreekt van een slechte ontwikkeling. ,,Gemeenten die niet bereikbaar
zijn per e-mail maken het voor burgers lastiger om met hun lokale overheid in contact te komen." Bovendien blijken gemeenten met een digitaal formulier hun burgers vaak om onnodige en soms
privacygevoelige informatie te vragen, zo constateert de belangenclub. Volgens het bovengenoemde onderzoek behoort ook onze gemeente tot die gemeenten die niet meer bereikbaar zijn via e-mail.
(zie bijgevoegde link) https://www.bndestem.nl/economie/steeds-meer-gemeenten-niet-meer-bereikbaar-viade-mail~a8570be0/ De Fractie van de Roosendaalse Lijst heeft hier enkele vragen over: 1.
Klopt het dat onze gemeente niet meer via e-mail bereikbaar is voor vragen en zo ja, sinds wanneer is dat het geval? 2. Waarom is voor dit beleid gekozen? 3. Denkt u dat uw werkwijze voldoende
klantvriendelijk is en zo ja waarom? 4. Bent u bereid weer een mogelijkheid te creëren om ook via een “normale” e-mail vragen te accepteren? Graag een toelichting. 5. Herkent u zich in de
stelling in het artikel dat gemeenten soms onnodige informatie opvragen bij de burger? Zo ja, wat gaat u hieraan doen, zo nee, waarom niet? Namens de fractie van de Roosendaalse Lijst, René van
Broekhoven en Eric de Regt.
CDA
In een artikel in de TrouwDe Verdieping van gisteren valt te lezen dat een kwart van de Nederlandse gemeenten niet meer per e-mail voor inwoners bereikbaar is. Bij deze gemeenten worden burgers
gedwongen hun vraag via een contactformulier te stellen. Ook de gemeente Roosendaal wordt onder deze gemeenten gerekend, blijkens het bij het artikel geplaatste kaartje. Zie:
https://www.trouw.nl/democratie/kwart-gemeenten-is-niet-meer-te-mailen~aa3a6f1c/ Gemeenten die niet bereikbaar zijn per e-mail maken het voor burgers lastiger om met hun lokale overheid in
contact te komen. Bovendien verplicht een digitaal formulier de burger vaak tot het geven van onnodige en/of privacygevoelige informatie. De CDA-fractie hecht belang aan laagdrempelige
communicatie met inwoners en heeft daarom de navolgende vragen: 1.Klopt het dat de gemeente Roosendaal geen e-mailadres op haar website vermeldt? 2.Klopt het dat inwoners die in contact willen
treden met de gemeente Roosendaal hiertoe een contactformulier dienen in te vullen? Wordt hierbij tevens onnodige en/of privacygevoelige informatie opgevraagd? Graag een toelichting op uw
werkwijze. 3.Waarom heeft u gekozen voor deze werkwijze? Sinds wanneer? 4. Zijn er bij u klachten bekend over deze werkwijze? Graag een toelichting. 5.Bent u bereid in overweging te nemen om het
contact met de gemeente via e-mail en zonder contactformulier mogelijk te maken voor inwoners? Indien nee, waarom niet? Alvast dank voor uw antwoorden. Namens de CDA-fractie, Robert
Breedveld
De gestelde vragen zijn nagenoeg identiek. Alvorens aan de bel te trekken, mag je van raadsleden verwachten dat ze eerst enig vooronderzoek verrichten. Als de heren De Regt, Van Broekhoven
en Breedveld die moeite hadden genomen, waren ze ongetwijfeld snel tot de conclusie gekomen dat ze ten onrechte in de pen geklommen zijn. Je kunt heel wat op dit gemeentebestuur aan te merken
hebben, en dat heeft de PVC de afgelopen vier jaar ook gedaan, maar van een slechte bereikbaarheid is geen sprake. Iedere burger die met vragen zit, kan deze gewoon mailen naar
info@roosendaal.nl, en binnen enkele seconden rolt de bevestiging binnen. Ik heb zojuist nog even de proef op de som genomen. Of dit ook leidt tot de gewenste informatie, is natuurlijk een geheel
ander verhaal. Ondanks dat ze (nog) niet in de gemeenteraad is vertegenwoordigd, was de PVC in de bijna voorbije raadsperiode een hartstochtelijk en aanhoudend vragensteller. Tot een verhelderend
inzicht heeft dit echter zelden geleid. De antwoorden waren doorgaans zelfs van een dusdanig ‘niveau’ dat de PVC zich zelfs gedwongen zag de Commissaris der Koning Wim van de Donk te attenderen
op het structurele communicatieprobleem waar het Roosendaalse gemeentebestuur mee te kampen heeft. Helaas heeft dit nog niet tot resultaat geleid. Alle raadsfracties zijn door de PVC van deze
communicatieve armoede in kennis gesteld. Toen bleef het angstvallig stil vanuit het Fractiehuis. Maar met de contactmogelijkheden op zich is niets mis. Natuurlijk had ik de volgers
van mijn nieuwssite www.roosendaalspleijdooi.jimdo.com en Facebookpagina gemakshalve kunnen verwijzen naar de website van de gemeente, maar het was een kleine moeite om die informatie aan dit
bericht toe te voegen. Nu ben ik benieuwd of ik bij het volgende bericht van de griffie een Mea Culpa aantref van de heren de Regt, Van Broekhoven en Breedveld. Een kleine tip tot slot:
waarschijnlijk is het voor beleidszaken effectiever om direct te mailen naar de burgemeester en de heren wethouders: t.theunis@roosendaal.nl; j.niederer@roosendaal.nl; h.verbraak@roosendaal.nl;
c.lok@roosendaal.nl en c.van.poppel@roosendaal.nl Zeg maar dat u het van mij hebt!
Openingstijden en contact
U kunt de gemeente Roosendaal bezoeken op meerdere locaties: het Stadskantoor, WegWijs Roosendaal en het Werkplein.
Actieve tab:Stadskantoor
WegWijs Roosendaal
Werkplein
Stadskantoor
Stadskantoor: bezoeken balie publiekszaken
U kunt met of zonder afspraak langskomen op het stadskantoor. Met een afspraak verkort u uw wachttijd.
afspraak maken
afspraak annuleren.
Met afspraak
Dag Openingstijden
Maandag 12.00 uur - 16.00 uur
Dinsdag 12.00 uur - 16.00 uur
Woensdag 12.00 uur - 16.00 uur
Donderdag 08.00 uur - 19.30 uur
Zonder afspraak
Dag Openingstijden
Maandag 08.00 uur - 12.00 uur
Dinsdag 08.00 uur - 12.00 uur
Woensdag 08.00 uur - 12.00 uur
Donderdag 08.00 uur - 19.30 uur
Vrijdag 08.00 uur - 12.00 uur
Contactgegevens
Telefoon: 14 0165
Bellen vanuit het buitenland: 0031(0)165 - 579 111
Calamiteitenlijn: 0165 579 555 (buiten kantooruren)
E-mail: Mail ons
WhatsApp: 06 11537992
Bezoekadres
Stadskantoor
Stadserf 1
4701 NK Roosendaal
Postadres
Gemeente Roosendaal
Postbus 5000
4700 KA Roosendaal
Zakelijke gegevens gemeente Roosendaal
Bankrekening (IBAN / SEPA): NL68BNGH0285007246
BIC-code: BNGHNL2G
BTW-nummer: NL001522644B01
KVK-nummer: 20164788 000
Gemeenteraad, griffie
Website Gemeenteraad Roosendaal
Social Media en WhatsApp
Twitter: @gem_roosendaal
Facebook: Gemeente.Roosendaal
WhatsApp: 06 11537992 (U kunt dit nummer alleen voor WhatsApp berichten gebruiken. U kunt via dit nummer niet bellen of een SMS versturen)
Vragen die gesteld worden via Whatsapp of social media behandelen wij tijdens kantooruren: van maandag tot en met donderdag van 8.30 tot 17.00 uur en vrijdag van 8.30 uur tot 12.00 uur.
Vrijdag 12 januari 2018
Ombudsman Adri Vermaat geeft in zijn rubriek van 12 januari een aardig inkijkje in de criteria die dagblad Trouw hanteert voor het al dan niet plaatsen van ingezonden brieven en opiniestukken. Zo
stelt hij naar aanleiding van de ‘Palestijns-Israëlische kwestie’ dat ‘de verbeten toon die regelmatig in reacties naar de krant doorklinkt’ die gewenste plaatsing bij voorbaat uitsluit. Het gaat
hier volgens Vermaat om een toon die ieder debat bij voorbaat zinloos maakt. In deze reacties valt vaak het woord ‘schande’ in de richting van de krant die dit toch allemaal maar durft te
publiceren. Vermaat citeert ook nog de chef van de redactie Opinie. ‘In alle redelijkheid willen we over ieder onderwerp de discussie aangaan. Dat betekent communiceren, niet
dreigen’.
Vermaat en de niet bij naam genoemde chef zien hier toch iets belangrijks over het hoofd. Tot de komst van de ‘sociale media’ waren deze rubrieken voor de lezers de
enige mogelijkheid om hun hart te luchten over onderwerpen die hen kennelijk zwaar op het hart drukken. Hoewel de impact van Facebook en Twitter niet onderschat mag worden, hechten velen nog
steeds grote waarde aan de geprinte platforms. Met het roepen van ‘schande’ schiet je inderdaad weinig op, maar nadat de lezer dit kwijt is, volgt meestal wel een uiteenzetting van zijn
voor- of tegen argumenten, zonder dat daarbij sprake is van dreigen. Wat veel lezers voorts ergert is de arrogante wijze waarop de chef Opinie bijdragen van de lezers naar de prullenbak
verwijst. Van argumentatie is daarbij zelden sprake. Wilfried de Jong kreeg van alle kanten veren in zijn achterste gestoken naar aanleiding van het interview dat hij koning
Willem-Alexander mocht afnemen. Ik behoorde niet tot dat koor der kritieklozen, maar was slechts een roepende in de woestijn toen ik me publiekelijk afvroeg waarom de Jong niet die meest
wezenlijke vraag durfde te stellen: ‘Waarom weigert u zo hardnekkig DNA af te staan, waarmee onomstotelijk bewezen kan worden dat u echt een bloedverwant bent van koning Willem I, wat
volgens de grondwet een absolute voorwaarde is om de troon te mogen bestijgen?’ Voor hem heeft moeder Beatrix dat ook altijd geweigerd, wat het vermoeden bevestigt dat de Oranjes, of wat er nu
nog voor door moet gaan, iets te verzwijgen hebben. Diverse historici zijn van mening dat koning Willem III niet de echte vader kan zijn van Wilhelmina, een gegeven waar ook mijn nog niet
opgevoerde toneelstuk ‘Koning Willem III en het verdwenen kistje van kroonprins Alexander’ op gebaseerd is. Niet Willem III maar zijn toenmalige, particulier secretaris S.M.S. De
Ranitz zou letterlijk aan de wieg van Wilhelmina hebben gestaan. De oude koning zou door een combinatie van geslachtsziekten, leidend tot impotentie, niet in staat zijn geweest om na de drie
vroeg gestorven prinsen nog nageslacht te produceren. Door Willem-Alexanders weigering om zich aan een grondig onderzoek te onderwerpen blijft wat ‘De Koningskwestie’ is gaan heten onnodig
voortbestaan. Natuurlijk begrijp ik wel waarom De Jong deze vraag niet gesteld heeft. De RVD had in dat geval onmiddellijk ingegrepen en de Jong met zijn cameracrew beladen met pek en veren
Wassenaar uitgejaagd hebben. De Jong had dan tenminste zijn integriteit behouden, nu is hij niets minder dan de zoveelste lakei van de Oranjes. Als mijn betoog het journalistieke
debat, waar Vermaat zo aan hecht, niet bevorderd zou hebben , dan weet ik het niet meer. Toch deed de chef Opinie’ vanuit haar Ivoren Torentje deze verhelderende bijdrage af met een
standaardafwijsbriefje. Misschien dat Vermaat de chef Opinie weer eens maar nu een stuk kritischer aan de tand kan voelen over haar wijze van handelen.
Toch wel triest dat deze uiteenzetting van Vermaat samenviel met een ingezonden artikel van Kees van Helden, directeur Schreeuw om Leven, organisator Mars voor het Leven, waarin deze onder
het kopje ‘Naastenliefde’ de ruimte wordt geboden om schaamteloos reclame te maken voor al het ‘nobele- en belangeloze werk’ dat zijn eigen stichting voor al die geveinsde wanhopige a.s.
moeders verricht. Natuurlijk heeft ook Van Helden het recht om zijn mening te uiten, maar door deze verpakking riekt het naar onvervalste propaganda voor zijn eigen instellingen. In deze vorm had
het artikel nooit door de selectie mogen komen. Het heeft er dus alle schijn van dat de chef Opinie kritische artikelen over de monarchie door een sterk gekleurde Oranjebril bekijkt, en haar
redactiedeur wagenwijd opent voor pleidooien die het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw ter discussie stellen. Op deze selectieve selectie past maar een woord, inderdaad
‘schande’.
Vrijdag 12 januari 2018
Twee dagen voordat het doek viel over 2017 signaleerde ik voor mijn taalgevoel een lelijk woordgebruik in een nieuwsbericht van het radiojournaal. De nieuwslezeres van dienst had het over ‘minder
lege treinplekken’ het afgelopen jaar. Taalkundig is er misschien niets op aan te merken, maar het klonk mij lelijk en storend in de oren. Is het niet beter om te spreken van ‘lege
treinplaatsen’? Je vraagt in de trein en de schouwburg immers toch ook: Is die plaats nog vrij, meneer, terwijl je een medereiziger of mede-theaterbezoeker (met een positieve insteek uiteraard)
wijst op een plek in zijn uiterlijke verschijning. De plek in de betekenis van vlek dus. De ‘lege treinplekken’ van de nieuwslezeres, die wellicht een tekst uit de computer voorlas, bleef door
mijn gedachten spoken en (mede) ter bevrediging van mijn nieuwsgierigheid besloot ik de vraag voor te leggen aan Peter-Arno Coppen, de taal(des)kundige van de rubriek TAAL in dagblad Trouw.
Met enige vertraging ontving ik zijn onderstaande reactie, die mijn vermoeden omtrent het plek/vlek-gebruik bevestigen. Omdat ik niet weet of dit plekkenvraagstukje de kolommen in Trouw zal
halen, publiceer ik het integraal, aansluitend gevolgd door mijn eigen ‘pleijdooi’.
Geachte heer Pleij. Dank voor uw reactie! Ik ben in de vakantieperiode niet zo snel met het beantwoorden van mails, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat ik niets weggooi, dus wat in het vat zit
verzuurt niet.
Uw ergernis (als het dat al is) begrijp ik wel. Het woord ‘treinplekken’ lijkt een vreemd woord, al zou dat natuurlijk ook voor ‘treinplaatsen’ gelden. Ik vermoed dat het journaal overwogen
heeft dat ‘treinplaatsen’ te veel vragen zou oproepen omdat het ook zou kunnen betekenen dat het over de plaatsen gaat waar de trein stopt, of gerangeerd kan worden. Uw voorkeur voor ‘plaats’
boven ‘plek’ is eveneens te begrijpen: ‘plaats’ is het frequentere woord. Het fungeert in allerlei uitdrukkingen, en het zal dus vaak de eerste keuze zijn. Als er al een betekenisverschil
is, heb je bij ‘plek’ meer de associatie met iets kleiners, terwijl ‘plaats’ breder of ten minste neutraler is. Het grappige is dat dit op de herkomst van de woorden terug te voeren is: ‘plaats’
is afkomstig van woorden die ‘vlak, breed’ betekenen, terwijl ‘plek’ zeer waarschijnlijk met ‘vlek’ te maken heeft, en dus eerder iets kleins betreft’.
Coppen denkt dus dat ‘treinplaatsen’ bij de luisteraars de associatie met plaatsen waar de trein stopt kan oproepen en deze aanduiding dus verwarrend kan overkomen. Om hem vast even gerust
te stellen. Van ergernis is bij mij in het geheel geen sprake. Als je in dit ridicule ‘MeToo’ tijdperk je humeur door zo’n puntje van discussie ver achter de komma nadelig laat beïnvloeden, heb
je als burger geen leven meer en wordt het lezen van de krant een dagelijkse exercitie woedebeheersing, met alle risico’s op hartaandoeningen van dien. Deze eenvoudige kwestie is op te lossen
door voortaan consequent de woorden ‘treinzitplaatsen’ en ‘treinstations’ te gebruiken. In dit onderhavige verband moeten we dus spreken van ‘steden met NS-stations’ die gezegend zijn met
passerende treinen waar reizigers vaker een vrije zitplaats vinden. De toevoeging ‘trein’ bij het woord ‘zitplaats’ kan in deze zin met een gerust hart achterwege blijven. Beter is
het wellicht nog om ‘vinden’ te vervangen door ‘aantreffen’. Ik herinner me namelijk plots de taalpurist die politici die het waagden hun betoog te beginnen met ‘Ik vind..’ krachtig
corrigeerde met ‘Als u iets vindt, dan moet u dat bij het politiebureau afgeven’. ‘Naar mijn (al dan niet bescheiden) mening’ klonk de taalpurist veel beter in de oren.
Toegegeven, dit riekt naar gezeur in de marge, feit is echter wel dat de taalrubrieken in kranten zich in een enorme populariteit mogen verheugen en dikwijls voer zijn voor discussie.
Een (verkeerd) woord kan iemand maken of breken. Soms ook letterlijk, zoals de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, Boris Johnson, tot zijn eigen schande en schade van een
onfortuinlijke in Iran verblijvende journalist, heeft ondervonden. Mijn enige zorg over bovenstaand betoog beperkt zich tot de overweging of ik het woord ‘echter’, zijnde mijn vaak opspelende
handicap, niet ‘te vaak’ heb gebruikt. Daar kun je inderdaad over discussiëren, ‘te vaak’ lijkt me hier ‘echter’ beter op zijn ‘plaats’ dan ‘te veel’. Volgens Liesbeth List
namen we ‘echter’ te veel, te vaak! Ik geef het toe: te vaak te veel gezeurd doet afbreuk aan taaldiscussies en dus ook aan de taalrubrieken in de kranten.
Waarschijnlijk heb ik Coppen nu dusdanig ontmoedigd en ben ik in zijn ogen zover ‘ontspoord’ dat ik met vrij grote zekerheid de verwachting durf uit te spreken dat de treinzitplaatsen zijn
rubriek in Trouw niet zullen halen. Of is ‘op hol geslagen’ wellicht een betere uitdrukking?
Geachte heer Pleij,
Dank voor uw reactie! Ik ben in de vakantieperiode niet zo snel met het beantwoorden van mails, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat ik niets weggooi, dus wat in het vat zit verzuurt niet.
Uw ergernis (als het dat al is) begrijp ik wel. Het woord ‘treinplekken’ lijkt een vreemd woord, al zou dat natuurlijk ook voor ‘treinplaatsen’ gelden. Ik vermoed dat het journaal overwogen
heeft dat ‘treinplaatsen’ te veel vragen zou oproepen omdat het ook zou kunnen betekenen dat het over de plaatsen gaat waar de trein stopt, of gerangeerd kan worden.
Uw voorkeur voor ‘plaats’ boven ‘plek’ is eveneens te begrijpen: ‘plaats’ is het frequentere woord. Het fungeert in allerlei uitdrukkingen, en het zal dus vaak de eerste keuze zijn.
Als er al een betekenisverschil is, heb je bij ‘plek’ meer de associatie met iets kleiners, terwijl ‘plaats’ breder of ten minste neutraler is. Het grappige is dat dit op de herkomst van de
woorden terug te voeren is: ‘plaats’ is afkomstig van woorden die ‘vlak, breed’ betekenen, terwijl ‘plek’ zeer waarschijnlijk met ‘vlek’ te maken heeft, en dus eerder iets kleins betreft.
Met vriendelijke groet,
Peter-Arno Coppen
Geachte heer Pleij,
Dank voor uw reactie! Ik kan u verzekeren dat ik niet zo snel ontmoedigd raak. De kwestie plaats/plek zal zeker de rubriek halen, want het is een vrij populaire kwestie, waar meer mensen zich in
meerdere of mindere mate aan storen.
Met vriendelijke groet,
Peter-Arno Coppen
Peter-Arno Coppen heeft woord gehouden. Zijn rubriek van 12 januari 2018 in Trouw was geheel aan dit ernstige dilemma gewijd. Zie onderstaand.
Is een plek even groot als een plaats?
Een al langer bestaande taalergernis is het gebruik van het woord ‘plek’ waar je ook ‘plaats’ zou kunnen zeggen. Als iemand in een gezelschap van taalcritici uitroept ‘Er is nog plek’ dan is de
kans groot dat er een discussie ontstaat dat je hier beter voor ‘plaats’ kunt kiezen.
De taaldiscussie wordt vaak gedomineerd door het ‘argument’ dat je immers ook niet zegt ‘in plek van’ of een ‘plekbewijs’, maar dat is natuurlijk geen goede argumentatie. Het is een feit dat
‘plek’ en ‘plaats’ beide prima Nederlandse woorden zijn, met een grotendeels overlappende betekenis. Dat heeft tot gevolg dat je in heel veel gevallen net zo goed ‘plaats’ als ‘plek’ kunt zeggen.
Dat er vaste uitdrukkingen met ‘plaats’ bestaan doet daar niets aan af. De keuze tussen de twee wordt in de meeste gevallen bepaald door gewoonte (de uitroep ‘Er is nog plaats’ is inderdaad
frequenter), of door een algehele voorkeur (sommige mensen vinden het woord ‘plek’ informeler of zelfs onbeschaafder klinken). ‘Plaats’ is het frequentere woord, dus bij twijfel zullen mensen dat
gebruiken.
Is er dan helemaal geen betekenisverschil? Misschien een beetje: bij ‘plek’ denk je eerder aan iets kleiners, terwijl ‘plaats’ neutraal of groter is. Het grappige is dat dit verschil terug
te voeren is op de herkomst: ‘plaats’ komt van woorden die ‘vlak’ en ‘breed’ in hun betekenis hebben, terwijl ‘plek’ waarschijnlijk verwant is aan ‘vlek’, dus eerder iets kleins. Vandaar ook dat
je nog steeds spreekt over ‘een plekje op de huid’ en niet over ‘een plaatsje’’. Daarom ook zingt René Froger ‘een plek’ onder de zon’. Dat klinkt kleiner. P.a.coppen@let.ru.nl
Misschien is het een aardig idee om wanneer de treinconducteur bij de inmiddels wel heel schaarse kaartcontroles vraagt naar ‘het plaatsbewijs’ hem/haar te antwoorden: Dat heb ik niet,
conducteur. Maar ik kan u wel mijn plekbewijs laten zien. Waarom vraagt u daar overigens niet naar?’ Nog leuker is het als de goedgebekte reiziger zijn ‘vraag’ kracht bijzet door te wijzen op een
afwijkend stukje lichaamshuid. Het is niet ondenkbeeldig dat de reacties van de blauw geüniformeerde mannen/vrouwen dusdanig kleurrijk zijn dat hier een klein bundeltje van samen te stellen is.
Ik heb zo’n vermoeden dat de vrouw in blauw hier wat gevatter op zal reageren dan haar mannelijke tegenhanger. Dat wil ik best bevestigd zien! In het lied van Froger waar Coppen aan refereert,
rept de zanger overigens van ‘een moot gebakken vis’. Froger haastte zich in die tijd naar de Albert Cuypmarkt om aan deze regelmatig opspelende hongerkloppen gevolg te geven. Daar
draagt hij nog steeds de vleselijke gevolgen van. ‘Een moot’ is in dit verband op zich correct taalgebruik, want met een moot wordt een ‘afgesneden stuk vis’ bedoeld. ‘Moot’ is dus
onlosmakelijk verbonden met ‘vis’. Toch zie je met name in oude films weleens duistere figuren die ter beslechting van duistere zaakjes dreigende taal spreken in de richting van hun
‘handelspartners’, veelal tot uiting komend in de woorden ‘Ik zal jou eens even in mootjes hakken, vrind’. Als het woord bij de daad wordt gevoegd, veranderen de mootjes mens niet direct in vis.
Dus waarom zouden kannibalen niet kunnen spreken van ‘een moot gebakken mens’. Wellicht kan het clubje taalcritici van Coppen zich ook eens over dit dilemma buigen om vervolgens met een
weloverwogen oordeel te komen. U ziet, het ene woord lukt de volgende taaldiscussie uit onder taal(des)kundigen. Is er overigens een wezenlijk verschil tussen taalkundigen en
taaldeskundigen?
Donderdag 11 januari 2018
Tijdens de KringProef in september was de scène uit ‘Dood en Zo’ van het Noord Nederlands Toneel/Het Station een van de weinige presentaties waar ik enthousiast over kon zijn. Ik was dus heel
benieuwd naar de gehele voorstelling voor twee actrices die overigens slechts vijf kwartier in beslag neemt. Mijn geduld werd echter langer op de proef gesteld dan verwacht. Op de oorspronkelijke
datum, 30 november, kon de opvoering niet doorgaan wegens ziekte van actrice Eva Duijvestein, de ‘jonge’ van de twee. Als nieuwe datum werd 11 december geprikt. Duijvestein bleek echter niet op
tijd voldoende hersteld te zijn en wederom zocht De Kring naar een nieuwe datum. Afgelopen dinsdag was het dan eindelijk zover. Drie Maal is scheepsrecht zou ook hier van toepassing zijn. Op de
bewuste avond bleven de zaaldeuren dusdanig lang gesloten dat ik toch weer het ergste begon te vrezen. Voetballers raken tijdens de warming-up ook wel eens geblesseerd, dus waarom zou dit een
fragiele toneelspeelster niet kunnen overkomen? Om zeventien over acht pleegde een jonge technicus tot mijn grote opluchting de verlossende handeling. Het irritante paarse lint werd in een
handomdraai verwijderd en de lege zaal wenkte uitnodigend naar het ietwat ongeduldig geworden publiek.
Op een A4-tje was de toeschouwers inmiddels te kennen gegeven dat Eva Duijvestein wederom niet ten tonele zou verschijnen. Ze kampt kennelijk met een wel erg hardnekkige burn-out. Haar personage
in deze twee vrouwsproductie is inmiddels overgenomen door Nanette Edens. Kennelijk was haar te weinig tijd vergund om de rol in te studeren, want Edens liep het podium op met een tekstboek, wat
ze gedurende de voorstelling ook niet meer zou wegleggen. Natuurlijk verdient de inspanning van het toneelgezelschap om de productie toch voort te kunnen zetten waardering, maar dit was niet
bepaald de juiste oplossing. Geen idee uiteraard hoe Duijvestein het er tot dan toe had afgebracht, maar Edens slaagde er gehinderd door haar tekstboek natuurlijk geen moment in om haar
personage handen en voeten te geven, wat haar ook niet aan te wrijven viel. Haar tegenspeelster Annemarie Prins, recentelijk nog even te zien geweest in de tv-serie ‘Hendrik Groen’, is een
sterke- en doorgewinterde actrice. Het zou geloofwaardiger geweest zijn indien de dialoog was omgezet in een monoloog. Dan had Prins vrij-uit kunnen spelen. Een ander alternatief was mogelijk een
blog-verbinding via internet geweest. Stel: dochterlief of goede vriendin was met man en kinderen naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd. Via een levensgrote beeldverbinding kunnen de twee vrouwen toch
dagelijks contact met elkaar houden via bijvoorbeeld een gezamenlijke maaltijd. Dan had de regie het aandeel van de jonge vrouw slechts een keer op hoeven nemen. Voor de opvoering
vereist deze vormgeving wel een perfecte timing van de kant van Prins, maar dat zou voor de actrice juist in deze levensfase een uitermate nieuwe, nuttige ervaring zijn geweest. Maar afijn,
zo goed en kwaad als het kon, werd dus toch aan de oorspronkelijke opzet vastgehouden. Aan de daadwerkelijke voorstelling ligt een opmerkelijk verhaal ten grondslag. Vier jaar geleden
werd bij de 84-jarige Prins longkanker gediagnosticeerd en meteen kwam bij haar de gedachte boven drijven om daar in theatrale zin iets mee te doen. Zelf zag ze dat niet als beroepsdeformatie.
‘Mijn rampspoed ten gelde maken’, zo omschreef ze haar nuchtere, economische benadering in een interview. Magere Hein besloot toch nog eventjes weg te blijven. De bestraling pakte goed uit,
de tumor verdween op miraculeuze wijze. Het onderwerp, de dood, hoe ga je daar eigenlijk mee om?, liet Prins echter niet los. Samen met haar vierenveertig jaar jongere vriendin Eva
Duijvestein voerde ze er talloze diepgaande gesprekken over, terwijl het opnameapparaat mee liep. Toneelschrijver Sophie Kassies ging met het ruwe materiaal aan de slag en zag kans hier het stuk
‘Dood en zo’ uit te fabriceren. Grof, hilarisch, vol mededogen en levenslust, waren woorden die gebezigd werden in recensies toen Duijvestein nog van de partij was. Regisseur Hendrik Aerts laat
de twee vrouwen hun gesprekken voeren in het water van een pierebad waarmee de hele toneelvloer is bedekt. Water is het oersymbool voor zowel leven als dood. Onderzoekers hebben vastgesteld dat
het menselijk leven op de diepe bodem van de oceanen moet zijn ontstaan. Het water geeft dus, en het water neemt weer als je tijd eenmaal gekomen is. De regie heeft in samenspraak met de actrices
mede ter voorkoming van vals sentiment bewust gekozen voor korte, harde zinnen. Dagelijks gaan er immers zoveel mensen dood, volwassen mannen en vrouwen, maar ook heel wat jonge kinderen. ‘Dan
kan dat ouwe lijk van mij er ook wel bij’, stelt Prins realistisch. Helaas werd de overdrijving niet geschuwd. 'Het waait uit jouw kut, uit jouw kut naar mijn graf!', is zo’n zin die ten onrechte
niet geslachtofferd is aan het rode potlood. Veel treffender zijn de mooie bespiegelingen 'De wereld zonder mij - ik weet zeker dat hij niet bestaat' die gelukkig ook de nodige ruimte
hebben gekregen. Vanuit de huidige opvatting kan gesteld worden dat het niet zozeer de angst voor de dood zelf is waar veel mensen in dit tijdsgewricht mee te kampen hebben, zie wederom Hendrik
Groen, de vrees voor aftakeling en wilsonbekwaamheid is zo mogelijk veel groter. Om die reden is het in bezit hebben van bepaalde Chinese levens beëindigende kruiden voor grote groepen mensen een
geruststellend e gedachte. Als het moment voor hun gevoel daar is kunnen ze dan zonder enige bemoeienis van buitenaf geheel zelfstandig kiezen voor toch nog even doorleven of de onvermijdelijke
dood. Na het ‘en zo’ wacht nog slechts de eeuwige dodelijke saaiheid van het graf of de urn. Met of zonder kruid, het blijft de eenzaamste beslissing waar een mens ooit voor komt te
staan. Die boodschap kwam ook in deze versie nog steeds gelukkig luid en duidelijk door.
Inhaalvoorstelling op tekst van Sophie Kassies – Dood en Zo- door Noord Nederlands Toneel en Het Station (Jan Jaap van der Wal), regie Hendrik Aerts. Gezien door Jaap Pleij op dinsdag 9
januari in De kring.
Woensdag 10 januari 2018
De PVC heeft er vorig jaar bij wethouder Theunis regelmatig op aangedrongen om ook oog te hebben voor de winkelvoorzieningen in het Stadsoeversgebied dat momenteel in hoog tempo tot ontwikkeling
wordt gebracht. Daarbij werd nadrukkelijk gepleit voor de komst van een supermarkt, het liefst van het merk ‘Nettorama’, omdat deze keten nog niet binnen het Roosendaalse winkelbestand is
vertegenwoordigd. Het bedrijf gaf zelf te kennen geen interesse te hebben, omdat het uitsluitend winkels langs uitvalswegen vestigt. Een uitnodiging van Theunis om over deze- en aanverwante
problematiek te komen praten, werd door de PVC mede ter voorkoming van het zoveelste niets zeggende ‘antwoord’ van de afdeling communicatie met veel enthousiasme aanvaard.
Naast nieuws over het Theaterhuis dat nu nog in het vroegere Essentcomplex is gevestigd, maar in de ogen van Theunis wellicht kan verhuizen naar het leegstaande ZInc-gebouw aan de Molenstraat,
bracht dat onderhoud ook grootse plannen met betrekking tot de Jumbovestiging aan de Rembrandtgalerij aan het licht. De PVC had na het afketsen van de Nettorama-deal graag gezien dat in de
Rembrandtgalerij ruimte wordt geschapen voor twee supermarkten, zodat de (toekomstige) bewoners kunnen kiezen waar ze hun dagelijkse boodschappen doen. Een situatie dus die vergelijkbaar is met
het Dijkcentrum, waar een Plus en een Aldi op een steenworp afstand van elkaar hun eigen publiek trekken. Theunis had echter iets anders in gedachten. ‘Jumbo zit niet lekker op de huidige plek
aan de Rembrandtgalerij. Daarom denk ik aan een ruil met het Huis van de Westrand, zodat de Jumbo op die plek een veel grotere supermarkt kan realiseren’. Voor twee supermarkten zag hij ook in
letterlijke zin echter geen ruimte. Toen de PVC dit nieuws naar buiten bracht, leidde dat tot geschrokken reacties in westelijk Roosendaal. Het bestuur van het Huis van de Westrand stelde
van niets te weten en zich overvallen te voelen door deze ‘aankondiging’. BN/deStem besloot zowaar ook aandacht te besteden aan wat de ‘Jumboruil’ is gaan heten. De rol van de PVC, die al
zo lang ijvert voor passende winkelvoorzieningen in dit oude, vernieuwde stukje Roosendaal, kwam in dit eerste artikel nauwelijks ter sprake, maar dat is helaas een bekend verhaal. Deze krant
heeft vrijwel alles geboycot waar de PVC de afgelopen vier jaar de aandacht op vestigde. De absurde vergoeding van 16.000 euro per maand voor de binnenstadsdirectie was door de PVC al in
een vroeg stadium aan de orde gesteld, BN/DeStem besteedde er pas aandacht aan toen –beter laat dan nooit- ook de PvdA, de VLP en de ND zich begonnen te roeren. Wethouder Toine
Theunis heeft het bestuur van het Huis van de Westrand inmiddels uitgenodigd voor een gesprek om de kou uit de lucht te halen en zijn ideeën omtrent de ruil nader toe te lichten. Hoe bracht
BN/DeStem dit nieuws naar buiten?
’Theunis stelde onlangs in deze krant dat onderzocht wordt of de Jumbo aan de Rembrandtgalerij van plek kan ruilen met het wijkhuis Huis van de Westrand. De supermarkt zou op die plek de gewenste
uitbreiding kunnen realiseren’.
BN/DeStem, die nog slechts als regionale bijlage van het AD opereert, kampt door deze aanpak al jaren met vervlakking, maar nu de redacteur van dienst het doet voorkomen of dit bericht uit eigen
koker komt, is er zelfs sprake van –laat ik het diplomatiek stellen- wel heel selectieve berichtgeving. Wie wezenlijke feiten met opzet verzwijgt, begeeft zich op een journalistiek hellend
vlak. Met de vrouw die zich bij deze krant –hopelijk nog maar voor even- als hoofdredacteur mag presenteren, is de afgelopen jaren helemaal geen communicatie mogelijk gebleken. Alles wat je
aan haar stuurt, lijkt in Etten-Leur wel in een bodemloze put te verdwijnen. Heel triest dat we als politieke partijen de komende maanden in geprinte zin voor het verslag rond de
gemeenteraadsverkiezingen vrijwel geheel van BN/DeStem afhankelijk zijn. De twee huis-aan-huis-sufferdjes die ook nog wekelijks in de bus vallen, leggen geen noemenswaardig gewicht in de
schaal.
Dinsdag 9 januari 2018
Een definitief verkiezingsprogramma is een rekbaar begrip. Constant kunnen er zaken spelen die een of meerdere aanpassingen noodzakelijk maken. Mede naar aanleiding van een recent onderhoud dat ik met wethouder Toine Theunis (nieuwe cultuurwethouder?) mocht hebben, is de cultuurparagraaf aangepast. Omdat Theunis er geen twijfel over liet bestaan dat het vroegere Essentgebouw op het Kadeplein wordt verkocht aan een commerciele partij, moest dit onderdeel –een van de speerpunten van de PVC- worden geactualiseerd. Theunis toverde het leegstaande Zinc-gebouw aan de Molenstraat als mogelijk alternatief uit de hoge hoed, waar de PVC uiteraard op in moet spelen. Voorts zijn ook diverse andere agendapunten hier en daar wat aangescherpt en uitgebreid. In de kolom aan de linkerkant van deze webpagina vindt u de geheel nieuwe versie van het PVC-verkiezingsprogramma.
Maandag 8 januari 2018
‘Wij vieren oudejaarsavond altijd met vrienden bij ons thuis. We gaan dan lekker met vuurwerk aan de gang en nemen als het eenmaal twaalf uur is nog eens extra luid knallend afscheid van het oude
jaar. Nu hebben onze buren onlangs gevraagd om we dat dit jaar niet willen doen, omdat hun kinderen en hond daar last van hebben. Maar daar hoeven wij ons toch niets van aan te
trekken?'
Hoe zou u op zo’n vraag reageren als u deel uit zou maken van het Oldskoolpanel van het AD Magazine. ‘Onze’ Joost Prinsen wist wel raad met dit probleem. Je voelt de ingehouden woede waarmee hij
deze vraag beantwoordde. Zulk schaamteloos egoïsme had zelfs deze doorgewinterde acteur nooit eerder mogen ervaren. De buren van deze familie Hork zullen ongetwijfeld blij zijn dat
het gezellig, hart’verwarmende’ gedoe bij hun naasten weer achter de rug is. De trieste balans werd de volgende ochtend reeds opgemaakt. Over de hele linie was het minder raak geweest dan
vorig jaar, met uitzondering van de drie grote steden, waarbij Rotterdam met een aantal nieuwe, blinde inwoners er nog eens extra negatief uitsprong. Waarom lukt het de burgemeesters in dit
land maar niet om één lijn te trekken en het particuliere vuurwerk in de ban te doen? En waarom moet het oude jaar zonodig met veel geknal, gedonder en zelfs explosies uitgeleide worden
gedaan? ‘Dat is nou eenmaal traditie’, aldus een nog steeds veel gehoorde gangbare reactie. Dat klopt op zich wel.
Vanaf ongeveer de jaren zeventig van de twintigste eeuw zijn we gewend om massaal rotjes, duizendklappers, pijlen en siervuurwerk af te steken met oud en nieuw. Vanaf die tijd is er in Nederland
een groot aanbod van vuurwerk rond de jaarwisseling. In de decennia en eeuwen daarvoor was oud en nieuw in Nederland ook al een feest met veel lawaai. Mensen trokken joelend en zingend
door de straten, staken vreugdevuren aan en maakten ook op allerlei andere manieren herrie – soms zelfs met vuurwapens. Vuurwerk was er ook, maar niet zo massaal als tegenwoordig. In het noorden
en oosten van het land hoort ook het carbidschieten bij oud en nieuw. Daarbij worden melkbussen gevuld met carbid en water. De bussen worden vervolgens aan de achterkant door een gaatje
verhit met een fakkel. Een oorverdovende knal en het wegvliegen van het deksel van de melkbus is het gevolg. Veel vuurwerkslachtoffers, ongeveer de helft, steken zelf niet eens vuurwerk af, maar
hebben brute pech als omstander of toevallige voorbijganger. Een groot percentage van de slachtoffers, ook ongeveer de helft, is nog geen twintig jaar. Dat komt waarschijnlijk doordat het vooral
jongeren zijn die het leuk vinden om vuurwerk af te steken. Dat is nu eenmaal traditie, is geen argument. Gelukkig kennen we het begrip voortschrijdend inzicht, anders had de publieke schandpaal
nog steeds deel uitgemaakt van het straatbeeld. Inmiddels zijn we wel vertrouwd geraakt met de elektronische schandpaal, maar dat is weer een ander verhaal.
Uitermate merkwaardig deze tolerantie, we kennen in Nederland al decennia een heel strenge wapenwet. Particulier vuurwerk toestaan is al net zo dwaas als iedereen die in het bezit is van
een vuurwapen toestemming te verlenen om er enkele uren lustig op los te knallen. In geen ander Europees land wordt zoveel verstookt en verliezen de inwoners rond de jaarwisseling zoveel handen
en ogen als in Nederland. Wie aantoonbaar schade oploopt als gevolg van vuurwerk kan dat niet verhalen op de verkopers van het spul. Waarom eigenlijk niet?
We hebben met succes wetten ingevoerd tegen het aanschaffen van alcohol en rookartikelen door minderjarigen, en we hebben inmiddels een algemeen rookverbod in de horeca. Bij overtreding worden
ook de leveranciers ter verantwoording geroepen. Allemaal maatregelen die geen ellende en criminaliteit hebben opgeleverd. Zouden die briefschrijvers die zich tot Joost Prinsen hebben gewend om
‘raad’ daar wel eens over nagedacht hebben? Prinsen gaf in zijn slotwoord aan daar niet veel fiducie in te hebben. Nu het woord ‘merkwaardig’ toch zo vaak valt, waarom laat de Partij van de
Dieren zo weinig van zich horen in dit maatschappelijke debat? Nergens stroomt in de oudejaarsnacht de nachtelijke hemel zo vol vogels die van schrik opzwermen. Koos Dijksterhuis verhaalt in zijn
Natuurdagboek in dagblad Trouw over een kat die de deur was uitgeglipt en op Nieuwjaarsmorgen als een klont modder terugkeerde. Dijksterhuis acht het waarschijnlijk dat het arme dier in
blinde paniek geprobeerd heeft zich in te graven. GroenLinks is gelukkig heel wat actiever bij de bestrijding van deze ergerlijke vorm van terreur. Dat is deze partij vanuit
zijn ideologie ook verplicht. Met al die vurige kleurtjes die de hemel een ander aanzien gaven is een hoeveelheid chemicaliën de lucht ingeblazen, waarvoor een chemische fabriek drie maanden moet
draaien. De restanten van de licht- en lawaaishows zijn eveneens vervuilend. De straten, perken en vijvers liggen vol geblakerd karton en plastic. De weinige mensen die de moeite nemen de
rotzooi op te ruimen zijn doorgaans niet degenen die het hebben afgestoken. Het jaarlijkse verzetje van de onhebbelijke briefschrijvers gaat dus ten koste van hun medemensen, de dieren, het
milieu. Ze spuiten letterlijk gif in de samenleving. De burgemeesters in Nederland zijn inmiddels zo ver dat ze willen dat het zware knalvuurwerk wordt verboden, maar wijzen daarbij nadrukkelijk
naar de rijksoverheid.
Wat zijn dan de argumenten van voorstanders van particulier vuurwerk? Geloof het of niet, er zijn nog steeds mensen die denken dit te kunnen beargumenteren. De vroegere staatssecretaris Atsma is
of was een van hen: ‘Vuurwerk hoort bij oud en nieuw en zolang het verantwoord wordt gebruikt, beleven veel mensen er plezier aan’, aldus een uitspraak waar hij zich op basis van voortschrijdend
inzicht inmiddels misschien wel voor schaamt. Er zijn –zo wordt elk jaar officieel vastgesteld- veel te veel mensen die absoluut niet verantwoordelijk met vuurwerk omgaan, en de milieubezwaren
blijven natuurlijk recht overeind staan. Een ander ‘argument’ dan. ‘Een ingeburgerd gebruik gaan verbieden heeft nog nooit gewerkt en enkel ellende en criminaliteit in de hand
gewerkt’, zo luidde een reactie op nuij.nl Afgezien van de onzinnige redenering is dit gewoon niet waar. We hebben met succes wetten ingevoerd tegen het aanschaffen van alcohol en
rookartikelen door minderjarigen, en we hebben inmiddels een algemeen rookverbod in de horeca. Allemaal maatregelen die geen ellende en criminaliteit hebben opgeleverd. De ‘correspondenten’
van Joost Prinsen staan dus helaas niet alleen in hun domheid. Maar wat graag had ik hun gezicht gezien toen ze zijn repliek onder ogen kregen. Wellicht is de met vuurwerk overladen
jaarwisseling wat minder gezellig verlopen dan gepland. Dat gun ik ze van harte. Jammer dat het AD Hier geen verslaggever op gezet heeft om de identiteit en de positionering van de betrokkenen
helder te krijgen. Wat bezielt iemand om zo’n stompzinnige vraag in te zenden en je zo stupide tegenover je buren op te stellen? Daar had ik graag een ‘verhelderend antwoord’ op
gekregen! Het is me echter nog liever als we tijdens de volgende nieuwjaarsreceptie in de St. Jan kunnen proosten op een vuurwerkvrije gemeente die vol vertrouwen aan de volgende 250 jaar
in zijn bestaan begint.
Zondag 7 januari 2018
Voor wie het nog niet weet. Onze vroegere stadgenoot Joost Prinsen (zoon van burgemeester Claudius Prinsen) fungeert sinds enkele maanden voor het AD Magazine als adviseur in de rubriek
‘Oldskool’. Zoals de titel al aangeeft, kunnen lezers met vragen op het gebied van relaties aankloppen bij ‘mensen met levenservaring’. Naast de 75-jarige Prinsen zijn dat de actrice
Gerda Havertong (71) en schrijfster Marjan Berk (85). Prinsen is de meest vileine van het stel. Wie in de vraagstelling blijkt geeft van een egocentrische levensinstelling is
verzekerd van een pittige repliek met een hoog Johan Derksen-gehalte. Zoals bekend viert Roosendaal in dit jaar dat nog zo goed als geheel voor ons ligt het 750-jarige bestaan.
Hoe zit dat precies? Het oudst bekende geschrift waarin de naam Roosendaal wordt vermeld dateert van 9 november 1268. Op die dag gaf de toenmalige heer van Breda zijn fiat aan de schenking van
een stuk grond aan een pas gebouwde kapel ‘in loco dicto Rosendale’, oftewel ‘op de plaats die Roosendaal wordt genoemd’. Als je de genoemde datum als geboortedag beschouwt, en de gemeente doet
dat dus, bestaat Roosendaal in 2018 dus 750 jaar, wat natuurlijk niet wegneemt dat de donken die samen Rosendale vormden al veel langer bewoond werden. Dat gaat zelfs terug tot de Romeinse tijd,
zoals recente opgravingen hebben aangetoond.
Voor zover mij bekend, is in de daaraan gekoppelde feestvreugde nog geen rol weggelegd voor Joost Prinsen en het zou toch eigenlijk wel een gemis zijn indien hij uiteindelijk ontbreekt in het
activiteitenprogramma. Uitnodigingen voor de DNA-lezing (een reeks met onder anderen Jef Rademakers, Jan Stroop, Hein van de Geyn en Jack van Poll) heeft hij steeds afgeslagen, omdat hij naar
zijn gevoel te kortstondig in Roosendaal heeft gewoond om daar een goed verhaal over te kunnen vertellen. Toch leeft het ‘Da’s mijn Stadje’ (carnavalsmotto 2018) gevoel nog wel degelijk bij
hem. Bij zijn laatste optreden in De Kring –de voorstelling Uurtje Literatuurtje- liet hij het publiek weten dat het wandelingetje van het NS-station naar De Kring via de Burgemeester
Prinsensingel hem altijd met een bijzonder gevoel van trots vervult.
Wat hem echter bepaald niet met trots vervulde, was het artikel over Joodse Mina uit Roosendaal dat op 17 augustus 2017 in BN/DeStem werd gepubliceerd. Het stak hem vooral dat zijn vader Claudius
zoals hij het uitdrukte ‘voortdurend als boosdoener wordt opgevoerd’. Joost Prinsen reageerde daarop met onderstaande ingezonden brief.
"In een artikel in uw krant van 17 augustus (Roosendaal liet Joodse Mina in de steek) beschrijft John Bas het trieste lot van de joodse Wilhelmina Cozijn. Zij werd in maart 1942 tot zes weken cel
veroordeeld omdat zij haar verhuizing niet had gemeld. 28 augustus 1942 is zij opnieuw gearresteerd en 1 september vanuit Westerbork getransporteerd naar Auschwitz waar zij op 3 september is
vergast. ‘In het artikel wordt mijn vader, burgemeester Claudius Prinsen, voortdurend als de boosdoener opgevoerd. Bas maakt melding van een briefje, door Prinsen ondertekend, waarin de niet
gemelde verhuizing van mevrouw Cozijn wordt vastgelegd. En eveneens van een document met de namen van elf (half-) joodse inwoners, onder wie Cozijn, dat Prinsen aan arbeids bureau en
telefoondistrict heeft gestuurd. Treurige documenten, treurige feiten inderdaad. Feit is ook dat mijn vader op 8 maart 1942 door de Duitsers is afgezet. Aanleiding was overigens een
nieuwjaarsgedicht in deze krant, waarin hij bad om herstel van het vaderland. Vanaf maart 1942 was de NSB'er J. Daems burgemeester. De naam Daems komt in het artikel echter niet voor. Evenmin
wordt het feit vermeld dat mijn vader vanaf begin maart 1942 geen burgemeester meer was in Roosendaal. Integendeel: de suggestie wordt gewekt alsof hij heel de oorlog onafgebroken burgemeester is
geweest. Hij werd echter pas na de bevrijding in zijn ambt hersteld. In het geheel van het artikel toch niet onbelangrijk. Dat zal de heer Bas met me eens zijn. Ikzelf ben in juni 1942
geboren. Mijn vader zat toen in het gijzelaarskamp te Sint Michielsgestel."
Deze ingezonden brief van Joost Prinsen (schrijver, televisie- en theatermaker) stond zaterdag 26 augustus in de krant.
Het is mij niet bekend of de hoofdredactie van BN/DeStem nadien nog contact heeft gezocht met Joost Prinsen om de zaak uit te praten. Een maand na deze publicatie heb ik de bron van
de trieste geschiedenis van Joodse Mina uit Roosendaal nog gesproken en hij verzekerde me dat het absoluut niet zijn intentie was om Claudius Prinsen, die nog zeer hoog aangeschreven staat in
zijn voormalige standplaats, als boosdoener op te voeren. Het ging hier inderdaad om een zaak die speelde op een moment in de oorlog dat Prinsen tijdelijk geen burgemeester van Roosendaal was (na
de oorlog keerde hij nog even terug op deze post). Hij was toen wel met de afwikkeling van de affaire belast, en daar is het verhaal van de bron ook op toegespitst.
Hoe het ook zij, het zou eeuwig zonde zijn als de relatie Roosendaal – Joost Prinsen, die zoals gezegd altijd uitstekend is geweest, door dit misverstand blijvende schade zou oplopen. Mede
gezien zijn leeftijd en omdat het niet bekend is of hij ooit weer op het toneel staat, moeten er snel knopen worden doorgehakt. ‘Roosendaal 750 Jaar’ staat logischerwijze voor een belangrijk deel
in het teken van de historie. Claudius Prinsen was een wezenlijk onderdeel van die historie, en daarom zou het toe te juichen zijn indien de organisatie achter het evenement –als ze het al niet
gedaan heeft- Joost Prinsen uitnodigt voor een wel heel bijzondere DNA-lezing, eventueel in interviewvorm. Die hoeft niet geheel in het teken van het burgemeesterschap van Claudius Prinsen te
staan, het is zeker zo interessant om te horen of en hoe zijn beperkte Roosendaalse jaren van invloed zijn geweest op de latere carrière van Joost Prinsen. Dit is wellicht een laatste kans
op wiedergutmachung die Roosendaal niet onbenut voorbij mag laten gaan. ‘Roosendaal 750 Jaar – Joost Prinsen 75 jaar’ klinkt ook bepaald niet verkeerd.
Zaterdag 6 januari 2018
Twee dagen voordat het doek viel over 2017 signaleerde ik voor mijn taalgevoel een lelijk woordgebruik in een nieuwsbericht van het radiojournaal. De nieuwslezeres van dienst had het over ‘minder
lege treinplekken’ het afgelopen jaar. Taalkundig is er misschien niets op aan te merken, maar het klonk mij lelijk en storend in de oren. Is het niet beter om te spreken van ‘lege
treinplaatsen’? Je vraagt in de trein en de schouwburg immers toch ook: Is die plaats nog vrij, meneer, terwijl je een medereiziger of mede-theaterbezoeker (met een positieve insteek uiteraard)
wijst op een plek in zijn uiterlijke verschijning. De plek in de betekenis van vlek dus. De ‘lege treinplekken’ van de nieuwslezeres, die wellicht een tekst uit de computer voorlas, bleef door
mijn gedachten spoken en (mede) ter bevrediging van mijn nieuwsgierigheid besloot ik de vraag voor te leggen aan Peter-Arno Coppen, de taal(des)kundige van de rubriek TAAL in dagblad Trouw.
Met enige vertraging ontving ik zijn onderstaande reactie, die mijn vermoeden omtrent het plek/vlek-gebruik bevestigen. Omdat ik niet weet of dit plekkenvraagstukje de kolommen in Trouw zal
halen, publiceer ik het integraal, aansluitend gevolgd door mijn eigen ‘pleijdooi’.
Geachte heer Pleij. Dank voor uw reactie! Ik ben in de vakantieperiode niet zo snel met het beantwoorden van mails, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat ik niets weggooi, dus wat in het vat zit
verzuurt niet.
Uw ergernis (als het dat al is) begrijp ik wel. Het woord ‘treinplekken’ lijkt een vreemd woord, al zou dat natuurlijk ook voor ‘treinplaatsen’ gelden. Ik vermoed dat het journaal overwogen
heeft dat ‘treinplaatsen’ te veel vragen zou oproepen omdat het ook zou kunnen betekenen dat het over de plaatsen gaat waar de trein stopt, of gerangeerd kan worden. Uw voorkeur voor ‘plaats’
boven ‘plek’ is eveneens te begrijpen: ‘plaats’ is het frequentere woord. Het fungeert in allerlei uitdrukkingen, en het zal dus vaak de eerste keuze zijn. Als er al een betekenisverschil
is, heb je bij ‘plek’ meer de associatie met iets kleiners, terwijl ‘plaats’ breder of ten minste neutraler is. Het grappige is dat dit op de herkomst van de woorden terug te voeren is: ‘plaats’
is afkomstig van woorden die ‘vlak, breed’ betekenen, terwijl ‘plek’ zeer waarschijnlijk met ‘vlek’ te maken heeft, en dus eerder iets kleins betreft’.
Coppen denkt dus dat ‘treinplaatsen’ bij de luisteraars de associatie met plaatsen waar de trein stopt kan oproepen en deze aanduiding dus verwarrend kan overkomen. Om hem vast even gerust
te stellen. Van ergernis is bij mij in het geheel geen sprake. Als je in dit ridicule ‘MeToo’ tijdperk je humeur door zo’n puntje van discussie ver achter de komma nadelig laat beïnvloeden, heb
je als burger geen leven meer en wordt het lezen van de krant een dagelijkse exercitie woedebeheersing, met alle risico’s op hartaandoeningen van dien. Deze eenvoudige kwestie is op te lossen
door voortaan consequent de woorden ‘treinzitplaatsen’ en ‘treinstations’ te gebruiken. In dit onderhavige verband moeten we dus spreken van ‘steden met NS-stations’ die gezegend zijn met
passerende treinen waar reizigers vaker een vrije zitplaats vinden. De toevoeging ‘trein’ bij het woord ‘zitplaats’ kan in deze zin met een gerust hart achterwege blijven. Beter is
het wellicht nog om ‘vinden’ te vervangen door ‘aantreffen’. Ik herinner me namelijk plots de taalpurist die politici die het waagden hun betoog te beginnen met ‘Ik vind..’ krachtig
corrigeerde met ‘Als u iets vindt, dan moet u dat bij het politiebureau afgeven’. ‘Naar mijn (al dan niet bescheiden) mening’ klonk de taalpurist veel beter in de oren.
Toegegeven, dit riekt naar gezeur in de marge, feit is echter wel dat de taalrubrieken in kranten zich in een enorme populariteit mogen verheugen en dikwijls voer zijn voor discussie.
Een (verkeerd) woord kan iemand maken of breken. Soms ook letterlijk, zoals de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, Boris Johnson, tot zijn eigen schande en schade van een
onfortuinlijke in Iran verblijvende journalist, heeft ondervonden. Mijn enige zorg over bovenstaand betoog beperkt zich tot de overweging of ik het woord ‘echter’, zijnde mijn vaak opspelende
handicap, niet ‘te vaak’ heb gebruikt. Daar kun je inderdaad over discussiëren, ‘te vaak’ lijkt me hier ‘echter’ beter op zijn ‘plaats’ dan ‘te veel’. Volgens Liesbeth List
namen we ‘echter’ te veel, te vaak! Ik geef het toe: te vaak te veel gezeurd doet afbreuk aan taaldiscussies en dus ook aan de taalrubrieken in de kranten.
Waarschijnlijk heb ik Coppen nu dusdanig ontmoedigd en ben ik in zijn ogen zover ‘ontspoord’ dat ik met vrij grote zekerheid de verwachting durf uit te spreken dat de treinzitplaatsen zijn
rubriek in Trouw niet zullen halen. Of is ‘op hol geslagen’ wellicht een betere uitdrukking?
Zaterdag 6 januari 2018
Hoe zwak de oudejaarsconference van Youp van ’t Hek (voor zijn doen) dan ook geweest mag zijn, met zijn vaststelling dat ‘we’ ook in 2018 de wereld kapot blijven vliegen, sloeg hij een van de
meest gevoelige spijkers waar ‘we’ als samenleving al zo lang mee kampen wel keihard op zijn kop. Wat mij betreft had hij ook dat andere grote probleem, de alsmaar voortwoekerende menselijke
voortplanting overal ter wereld terwijl we met 7,5 miljard exemplaren al veel te ruim vertegenwoordigd zijn op de aardbol, mogen aansnijden. Maar als die ene rake opmerking over ons misselijk
makende vlieggedrag dezelfde impact had gekregen als zijn doodvonnis van weleer over het Bucklerbier, dan was zijn zwakke optreden als geheel Youp graag vergeven geweest.
Youps slotconstatering dat hij er eigenlijk niet meer toe doet, ontkrachtte zijn stellingname bij voorbaat. De Nederlandse samenleving is sinds het tweede stadhouderloze tijdperk qua mentaliteit
niet veel opgeschoten. In die tijd (1702-1747), waarover geschiedenisboekjes nauwelijks een zinnig woord weten te schrijven, werd er over van alles en nog wat gediscussieerd, maar na elk
‘goed’ gesprek vulden de heren nogmaals hun glas, deden een plas en alles bleef zoals het was. Youp zal met zijn kritiek op het vliegverkeer de maatschappij niet in beweging zetten. De nazaten
van de heren van weleer waren het er over eens dat de televisie weer niet veel was op oudejaar, draaiden Youp vervolgens voortijdig weg en begonnen een smakelijk gesprek over hun komende,
zonnige (vlieg)vakanties. Het bedrijfsleven en de politiek zal hen geen strobreed in de weg leggen, vanaf het overvolle Schiphol kunnen ‘we’ straks dankzij de komst van prijsvechter
Norwegian Air voor slechts 200 euro (enkele reis) naar New York vliegen. Voor de krapte op Schiphol heeft het kabinet Mark Rutte 3 ook al een konijn uit de hoed getoverd. Ondanks dat de plannen
op enorme weerstand stuiten bij de burgers die dit straks lijdzaam moeten ondergaan, houdt de regeringscoalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie vooralsnog vast aan de geplande uitbreiding
van Lelystad Airport. De CU ligt nu dankzij kamerlid Eppo Bruins wat dwars, maar te vrezen valt dat de kleinste regeringspartner wordt overschreeuwd door de VVD. Die heeft via kamerlid Remco
Dijkstra al laten weten dat ‘het belang van de luchtvaart voor Nederland heel groot is en dat Schiphol en Lelystad onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn’. Minister Cora van Nieuwenhuizen
(eveneens VVD) probeert via een geactualiseerde milieueffectrapportage een opening te creëren. Hoe die ‘opening’ eruit gaat zien, wordt pas in het voorjaar duidelijk. Maar als de politiek en de
maatschappij niet inzien dat er draconische maatregelen nodig zijn om Moeder Aarde te redden, zoals een verbod op menselijke voortplanting wereldwijd en terugdringing van particulier vlieg-
en autoverkeer kunnen we naar verwachting nog circa veertig jaar onze huidige levensstijl voortzetten, maar dan is de koek ook helemaal op. Misschien zal een enkeling dan nog eens terugdenken aan
de wijze raad van Youp van ’t Hek geuit op de drempel van 2017, om dan te berusten in de verzuchting: Nu doet echt helemaal niets er meer toe!
Vrijdag 5 januari 2018
Niet Schieten zag ik begin jaren negentig voor het eerst aan het werk in Het Verkadehuis. Toen was het nog een trio, naast de huidige leden Maarten Hennis en Arend Edel stond ook nog Erik
Jobben op het podium. De laatste maakt nog wel deel uit van het groepsproces, maar beperkt zich sinds 2012 tot het schrijven van teksten en muziek. In hun eerste programma ‘Natongen in de
foyer’ had het trio reeds behoefte aan versterking en die zochten ze doorgaans in het publiek. In Het Verkadehuis lieten ze het oog vallen op ‘die jongen met het opname-apparaat’ (dat was ik dus,
JP). De uitnodiging ‘He joh, je bent nu wel met die microfoon in de weer. Wil je liever meedoen met ons groepje?’ moest ik met het oog op dreigende belangenverstrengeling uiteraard afslaan. Toch
ben ik ze met enige regelmaat blijven volgen. Het vorige programma, ‘Kusje Erop’, vond ik echter maar zo-zo, en ik vreesde al voor een vroegtijdig pensioen voor die eens zo kwieke
podiumbestormers.
Maar zie, ze hebben toch weer hun toevlucht gezocht tot uitbreiding van het groepje en dat pakt in het toepasselijk getitelde ‘Tijd voor een Trio’ uitstekend uit. Vijfentwintig jaar
theaterervaring rijker zijn Maarten en Arend wel zo verstandig geweest om hun keuze te laten vallen op een vrouw. Dat biedt immers leuke, nieuwe - en onverwachte impulsen. En wat voor een
impulsen! Esmée van Kampen is een vrouw waar je als medespeler wanneer ze eenmaal op het podium staat ook letterlijk niet om heen kunt. Waarom zou je dat ook willen gezien haar vriendelijke
voorkomen en stralende ogen? Diverse theatermakers zijn in het verleden na ongetwijfeld veel mitsen en maren uit de kast gekomen. Regisseur Onno Innemee had voor Esmée een wat andere positie in
gedachten. Na wat inleidende overpeinzingen trekken Maarten en Arend terecht de conclusie dat hun groepje wel wat nieuwe impulsen kan gebruiken. Discussie is verder overbodig, want met enig
geklop en gesis dat ze ‘wel voor vol wil worden aangezien’ klapt het deksel van de kist open en verrijst Esmée daar in vol ornaat met bijpassende decolleté voor een bijkans uitverkochte kleine
zaal in De Kring. Ik zag menigeen denken; waar ken ik dat voluptueuze meisje toch van? Wellicht van de judomat oftewel de tatami, bij de zwaargewichten? Ik had haar op de flyer echter
al tijdig herkend als het blonde winkelmeisje met vlechten van de vroegere SUPER-supermarktreclames. Nu zegt dit bij Niet Schieten niet alles. Voor een vorig programma waren Maarten en Arend al
eens met een aantal bloedmooie meiden op de foto gegaan. Schijn heeft echter nooit eerder zo pijnlijk bedrogen als toen. Die mooie meiden waren tijdens de voorstelling in geen velden, wegen en
theaterfoyers te bekennen. De schijn tegen hebben is al moeilijk te overwinnen, niet leveren wat je ogenschijnlijk belooft, kan je als theatermaker voorgoed de kop kosten. Het tweetal is
toch weer uit dat dal gekropen en met het ten tonele voeren van Esmée deden ze mijn hart ook weer een stuk rustiger kloppen. Anders had ik wellicht de hele avond het gevoel gehad dat ik bij ‘De
Notenkraker’ in de grote zaal toch beter op mijn plek was geweest. In de digitale Theaterkrant werd gesteld dat Esmée na deze spectaculaire opkomst beide mannen regelmatig onder het tapijt
speelde. Dat leek mij een bewuste keuze van regie en cast. De oudere jongeren Maarten en Arend voelden net als hun regisseur Innemee waarschijnlijk in een vroeg repetitiestadium feilloos
aan dat nu ze eenmaal voor een groen blaadje hadden gekozen ze dit blaadje ook alle ruimte moesten geven om zich te ontplooien. Ze beperkten hun rol daarom bewust tot die van gangmakers en
sparringpartners. Hoewel het in het spel om een audiëntie ging (Esmée bij Niet Schieten), waren er over en weer de nodige speldeprikjes op te tekenen. De heren betreuren het dat een vrouw die zo
rijk gezegend is met een borstpartij waar je als man u tegen zegt daar in de praktijk zo weinig gebruik van maakt. ‘Je hebt daar een reservoir moedermelk waar je minstens drie bevallingen
mee toe kan’, trok Maarten zich terecht niets aan van die ridicule MeToo-beweging. Esmée heeft nog geen partner gevonden en kinderen nemen ziet ze –wederom terecht- helemaal niet zitten.
Wat volgens haar uiteraard niet wegneemt dat ze best een goede moeder kan zijn. Arend moedigde die gedachtengang gretig aan. ‘Je hebt volkomen gelijk. Vrouwen zonder eigen kinderen zijn in de
praktijk vaak de beste moeders. Kijk maar naar Moeder Teresa’. Dat daar inmiddels de nodige vraagtekens bij zijn geplaatst, liet Arend onvermeld. Heel vernuftig gaat het trio om met de
bekende man-vrouw-tegenstelling, jong versus iets minder jong en als theatermakers kampen ze natuurlijk ook met hun persoonlijke egootjes. Dat leidt tot botsingen die steeds op tijd met de
mantel der theaterliefde worden bedekt. Het gedeelte voor de pauze is behoorlijk enerverend. Na de koffie en de rode wijn, weer vakkundig geserveerd en gepresenteerd door gastheer Mon Puttiger,
zakt de voorstelling wat in. Als Esmée haar volumunieuze geluid door de zaal laat schallen, benut Maarten zijn gedwongen pauze om een appeltaart te bakken. Tegen het eind mag het publiek op de
eerste rijen daar ook van proeven. De vraag is of dit in Roosendaal een verstandig idee was. Direct na deze traktatie verlaten twee oudere bezoekers de zaal. Met gevoelens van vertwijfeling
nagestaard door de theatermakers op het podium. Niet Schieten heeft met Esmée in de roos geschoten, wie de bezoekers letterlijk van de voorstelling laat proeven, loopt een extra risico dat
toch niet de gehele maaltijd in het goede keelgat schiet. Dat deze in De Kring opgedane theaterervaring een wijze les voor hen mag zijn. Voor wie het nog niet duidelijk is. Esmée slaagt met vlag
en wimpel voor deze auditie. Het zou me niet verbazen als in de volgende productie met als mogelijke titel ‘Esmée en haar niet schietengebedjes’ de vrouwelijke machtsgreep binnen dit voorheen
mannelijke bolwerk compleet is. Met Maarten en Arend krijgt ze bovendien twee voor de prijs voor een. Dat moet haar smeulende SUPER-hartje ongetwijfeld nog bredere vleugels geven.
Niet Schieten – met Esmée van Kampen, Tijd voor een Trio – nu nog leuker. Gezien door Jaap Pleij op donderdag 4 januari in de kleine zaal van De Kring. Nog te zien o.m. op woensdag 14
februari in Theater De Koornbeurs in Franeker, en op zaterdag 5 mei in Dorpshuis Luctor et Emergo in Rilland.
Woensdag 3 januari 2018
‘Als hij maar leuker is dan Youp van ’t Hek’, fluisterde iemand tegen me vlak voordat burgemeester Jacques Niederer de nieuwjaarsreceptie in de St. Jan ging opluisteren met zijn traditionele
toespraak tot het crème de la crème van de Roosendaals bevolking. ‘Gewone Roosendalers’ laten zich daar nu eenmaal maar zelden zien. Helaas had Niederer voordat hij met het uitspreken van zijn
speech kon beginnen eerst een trieste mededeling te doen. Op oudejaarsdag is zijn verre voorganger Lau Schneider op 91-jarige leeftijd overleden. Schneider volgde in maart 1976 Jan Godwaldt
op als burgemeester van de toenmalige gemeente Roosendaal en Nispen. Veertien jaar later ging hij met vervroegd pensioen, in februari 1990 werd hij opgevolgd door Michel Marijnen, die
twintig jaar aan het roer bleef staan. Niederer vroeg en kreeg enkele ogenblikken stilte om zijn voorganger te herdenken. Aansluitend las hij een passsage uit de brief van CdK Wim van der Donk
voor, die er deze keer ‘helaas niet bij kon zijn’. ‘Later in het jaar zal hij vele momenten van de cadans van de stad met ons meebeleven en op een gepast moment zal hij ook het cadeau van de
provincie aan Roosendaal onthullen’, zo beloofde Niederer tot opluchting van ongetwijfeld velen. Met dank aan het feestjaar ‘Roosendaal 750 jaar’.
Stadsdichter Eric van Deelen mocht vervolgens zijn droom voor Roosendaal declameren. Van Deelen, de vierde dichter in deze functie, had in tegenstelling tot Martin Luther King geen visioenen van
een samenleving waarin zwarte jongetjes met blanke jongetjes op straat spelen. Dat is inmiddels ook wat achterhaald. De stadsdichterlijke droom werd beheerst door economische vooruitgang,
HBO-onderwijs, drankproducent Red Bull die zich zal opwerpen als nieuwe sponsor van RBC, waarna de voormalige BVO verder gaat als de Red Bull Club, het realiseren van de droom van Rob van de Geyn
– een danscentrum in Roosendaal- een groots opgezet muziekfestival en het uitroepen van Roosendaal tot culturele hoofdstad van Nederland eventueel gecombineerd met een al even groots
openluchtspektakel. Als er zich dan ook nog een stadsdichter aandient die mooie poëtische gedachten weet te formuleren die de gehele bevolking verbindt, dan kan Eric van Deelen tevreden op
zijn lauweren gaan rusten.
Voor de gast van de burgemeester was ook nog enkele minuten ingeruimd, die de jongen in kwestie benutte om net als Mark Rutte zijn vertrouwen in de toekomst uit te spreken. Voor Niederer belooft
2018 een jaar te worden waarin verleden en toekomst om de beurt zijn aandacht vragen, gekoppeld aan de uitgebreide viering van ‘Roosendaal 750 jaar’. ‘Het ligt voor de hand om een voorstelling te
maken van de gemiddelde Roosendaler in het jaar 1268. De bouw van de kapel was net voltooid, waarmee Roosendaal stadse allure kreeg. Het was een tijd van plunderingen, kruistochten en
stormvloeden. Marco Polo moest zijn historische handelstocht naar China nog realiseren’, aldus Niederer.
Voor de in historie geïnteresseerden onder ons. Met zijn vader Niccolo en oom Maffeo bereisde Marco Polo tussen 1271 en 1295 voor Europa grotendeels onbekende gebieden, naast China bezocht hij
Perzië en Indië. In dienst van de Mongoolse heerser Koeblai Khan verzamelde Polo unieke informatie over Azië die hij na terugkeer in Venetië beschreef en vastlegde in het boek De wonderen
van de Oriënt. Marco Polo verhaalde lyrisch over de pracht en luister van China en het Mongoolse Rijk en vermeldde vele in Europa onbekende zaken zoals het gebruik van papiergeld, steenkool en
het bestaan van Japan. Tweehonderd jaar later was hij een van de voornaamste inspiratiebronnen van ontdekkingsreiziger Columbus.
Zulke grote namen heeft Roosendaal helaas niet voortgebracht, maar gezien ons logistiek verleden, heden en toekomst wordt het in de visie van Niederer wel tijd dat de burgers eens wat trotser op
hun woonplaats worden. ‘Een bak met al net zo’n lange baard als de meeste grappen van Youp’, fluisterde de zelfbenoemde commentator naast mij, blijk gevend van een scherp gevoel voor realisme.
Niederer ging onverdroten verder. ‘Ik hoop dan ook dat ‘Da’s mijn stadje’ , het komende carnavalsmotto, meer mag zijn dan een mooi feest op zich, en dat dit motto ook verder uitgedragen zal
worden. Het zou fantastisch zijn als we na het feestgedruis met een scherper oog naar de toekomst kijken en we die underdogrol eindelijk eens van ons afwerpen’. Niederer onderbouwde het door hem
zo vurig gewenste nieuwe bewustzijn door te verwijzen naar alle investeringen die op stapel staan. ‘De komst van de Avans-Academie brengt het zo lang gewenste hoger onderwijs naar Roosendaal. Die
studenten zullen de stad ongetwijfeld nieuwe prikkels geven. Het voormalige klooster Mariadal krijgt een woonbestemming en dan is er ook nog de centrumring die later dit jaar voltooid wordt. En
dat is nog maar het begin. Er zijn straks meer mensen aan het werk op een hoger niveau. Roosendaal is door de eeuwen heen in trek als vestigingsplaats voor de logistiek. Dat was al in de tijd van
de turfvaart zo en die functie wordt in de toekomst alleen maar versterkt’. Voor het plaatsen van kanttekeningen was in de speech van Niederer traditioneel geen plaats. Zo stuiten de woonplannen
met betrekking tot Mariadal op flink wat verzet uit de omgeving, en van die door de burgemeester zo bewierookte centrumring is nog geen ondernemer ook maar 1 eurocent wijzer geworden. Het was
bovendien jammer dat Niederer deze gelegenheid niet aangreep om inzicht te geven in het grootste mysterie dat Roosendaal dankzij in eerste instantie de PVC, en sinds kort ook door de bemoeienis
van de PvdA, de ND en de VLP al geruime tijd in zijn greep houdt: wat voert die binnenstadsdirectie a raison van 16.000 euro (twee dagen per week) per maand in hemelsnaam uit?
Niederer had nog wel een leuk nieuwtje voor advocaat en PvdA-raadslid Paul Klaver in petto. Het is een langgekoesterde wens van Klaver om op de Televisietoren een helverlichte rode roos tot bloei
te brengen, zodat iedere gemotoriseerde passant weet in wat voor een bloemrijke omgeving hij zich bevindt alvorens vol gas te geven richting Bergen op Zoom of Antwerpen. Die wens gaat echter niet
in vervulling. De toren laat sinds 2 januari wel het logolicht van ‘Roosendaal 750 jaar’ over ‘mijn stadje’ schijnen. De roos was deze avond in tastbare vorm wel weggelegd voor Cor Verbogt,
de voorzitter van het comite dat de activiteiten mede organiseert en coördineert. Als dank voor die inspanningen en met het oog op zijn eerdere verdiensten voor de stad mocht Verbogt toetreden
tot het exclusieve Gilde der Roosenspelddragers. Dit zal ongetwijfeld koren op de molen zijn van de RK spaarkasvereniging Geloof, Hoop en Liefde die in februari als onderdeel van 'Da’s mijn
stadje’ nu Youp van ’t Hek het zo ‘grandioos’ heeft laten afweten extra stevig zal uitpakken tijdens de vaste presentatieavond in het Bloemenmarktkerkje. Enkele jaren terug leurde voorman
Wilbert van Woerden van dit mysterieuze gezelschap op het podium samen met de ex-directeur van BN/DeStem schaamteloos met dit kleinood, maar niemand die het wilde hebben. Toen Godfried Bomans
over Marlène Dietrich de historische uitspraak ‘Had mijn vrouw maar een zo’n been’ lanceerde, inspireerden die woorden Wim Kan tot de nuchtere constatering: ‘Straks laten ze Bomans nog de Edisons
uitreiken. Je zal zien, dan wil niemand er meer een hebben!’ Zo snel kan het dus gaan.
Dinsdag 2 januari 2018
Na de slaapverwekkende opwarmertjes van Lenette van Dongen en Sara Kroos ging ik zondagavond na de geslaagde uitzending van Andere Tijden over de Nederlandse winters in de periode 1950-1980 eens
goed zitten voor de oudejaarsconference van Youp van ’t Hek. Eindelijk zou Nederland met een paar welgemikte ‘Tsjakka’s’ weer eens ouderwets wakker geschud worden. Guido Weijers was op RTL 4 zo
vriendelijk en collegiaal om na een half uur stompzinnig en voorspelbaar gezeur over genderneutralen middels een levensgrote beeltenis van de ‘oude meester’ de kijkers er op te attenderen dat het
tijd was om over te schakelen. Herman Finkers kwam in 2015 verfrissend en verrassend voor de dag, Claudia de Breij was vorig jaar vertrouwd irritant, maar Youp zou Nederland weer dat
ouderwetse, bindende oudejaarsgevoel dat we al te lang hadden moeten ontberen terug geven. 'Hoe ouder je wordt als artiest, hoe minder creatief je wordt en hoe meer je je zelf gaat
herhalen', hoorde ik Weijers nog zeggen op het gedenkwaardige moment van zappen. ‘Ach flapdrol, Bredaas stuk ongein, flikker op, je mag Youp zijn schoenveters nog niet vastmaken’, hoorde ik
mezelf brommen.
Youp bleek het decor van zijn favoriete Amsterdamse stamkroeg Zanzibar naar de Groningse schouwburg te hebben getransporteerd, net als zijn vaste praatpalen al daar, de op hun barkruk
vastgeroeste Rooie Henk, Schele Henk, en het verlopen Belgische fotomodel Godelieve. Erg inspirerend gezelschap was het kennelijk niet, want Youp opende de interactie met het publiek net als
Weijers met een uitermate obligaat grapje over de al te vaak besproken genderneutralen. ‘Vals startje, kan gebeuren, neem eerst maar een borreltje ter inspiratie. Je kan zoveel beter’, praatte ik
mezelf wat moed in. Tegen beter weten in zo moest ik anderhalf uur later teleurgesteld vaststellen. Mopjes vermomd als anekdotes, en nog niet eens leuk verteld ook, veel meer was het niet.
Al na een half uur kroegpraat waande ik me op Oudejaarsavond 1982. Wim Kan nam op die gedenkwaardige 31e december, nu ondersteund door Van Kooten en De Bie, voor de vierde keer de
oudejaarsconference voor zijn rekening. In 1973 was hij top, in 1976 ‘zeer bekwaam’ en in 1979 kwam hij nog redelijk sterk voor de dag. Hoe anders was wat naar later zou blijken zijn
afscheidsoptreden. Acteur Rob van de Meeberg (momenteel te zien in ‘Hendrik Groen’), die Kan jaren later op ademloze wijze weer tot leven bracht in de theaters, zei in een interview dat ik met
hem mocht hebben in mijn toenmalige radioprogramma Spotlight dat ‘Kan deze avond niet goed op dreef was en ook niet over de juiste grappen beschikte’. De heerschappij van Kan werd na dit
mislukte optreden nog diezelfde avond over genomen door Freek de Jonge, die met flitsende- en scherpe teksten de oude meester op alle fronten overklaste. Een complete Aha-erlebnis werd het echter
niet op deze laatste avond van 2017. Net als het Nederlandse mannenvoetbal maakt het cabaret in Nederland een diepe crisis door, en Weijers die toch al vaker met dit bijltje heeft gehakt is zeker
geen wenkend alternatief voor de toekomst. In de Kring zag ik enkele weken terug Sjaak Bral, voor wie ik doorgaans veel waardering heb, aan het werk in ‘Vaarwel 2017’ en (zie mijn verslag)
die had dit jaar toch ook niet de juiste toon te pakken. Misschien is het gewoon beter om zoals Twan Huys in College Tour al suggereerde, Herman van Veen uit te nodigen om 2018 uit te
luiden. Naar eigen zeggen is Van Veen geen conferencier maar een ‘artiest die ook met woorden goochelt’. Dat lijkt me eerlijk gezegd een verademing, want misschien moeten we gewoon in alle
eerlijkheid maar eens vaststellen dat het ‘lach-of-ik-schiet’tijdperk voorbij is. In tegenstelling tot Wim Kan, die in 1983 overleed, kan Youp van ’t Hek –even aftikken uiteraard- zich nog
wel revancheren voor zijn eerste mislukte oudejaarsconference, BNN/VARA zal hem in 2020 die kans ongetwijfeld gunnen, maar dan zal de dikbuikige terminator er beduidend meer werk van moeten
maken. Nu leek het wel of ‘gemakzucht’ zijn voornaamste drijfveer en ‘inspiratie’bron was. Youp constateerde zelf al dat hij er niet meer toe doet. Nu zijn er maar weinig mensen die er echt
toe doen, maar het lijkt me nog te vroeg om deze hekelneef af te schrijven. Voor de opvolger van zijn programma ‘Licht’ dat wel goed in elkaar zat, doet Youp er verstandig aan om wederom voor een
overkoepelend verhaal te kiezen, waar tegen het slot alle uitgezette lijntjes heel fijnmazig samenkomen. ‘Andere Tijden’ was in ieder geval de onbetwiste winnaar van oudejaarsavond
2017.
2 januari 2018
Een goed glas champagne bij binnenkomst en bij het verlaten van de grote zaal constateren dat gastheer Mon Puttiger alle glazen weer goed gevuld heeft klaargezet voor het (uitgaande en
uitgelaten) publiek. Er was kortom een slechtere manier denkbaar om 2018 te beginnen. Voor de zevende keer al weer opende De Kring de tweede helft van het programmatische seizoen met een
Nieuwjaarsconcert, even zo veel keren verzorgd en vorm gegeven door het Roosendaals Symfonie Orkest. Was de grote zaal bij het experimentele ‘geboortejaar’ amper voor de helft gevuld, deze
keer waren de rijen benedengronds vrijwel gesloten. Als die groei in publieke belangstelling doorzet, en wie twijfelt daaraan, zal in 2019 ook het balkon bij het concert ‘getrokken’ moeten
worden. Nu was de eerste verdieping nog volledig het domein van enkele dolende fotografen, maar dat is volgend jaar zo goed als zeker verleden tijd.
Het RSO spant zich elk jaar weer in om een ander cachet aan deze officieuze nieuwjaarsreceptie te geven. ‘Maar ieder jaar streven we naar een licht verteerbaar programma. Vorig jaar was het
thema ‘Classic meets Pop, nu gaat u ervaren wat er voor klanken op het podium ontstaan als de paden van de klassieke- en de jazzmuziek elkaar kruisen onder het motto ‘Classic meets Jazz’, aldus
voorzitter Johan Henken in zijn bescheiden openingswoord. Daarmee had de preses niets te veel gezegd. Dankzij de medewerking van Bill Bounders Orchestra swingde het uit drie gezelschappen
samengestelde orkest (Symfonieorkest Jacob Obrecht was net als vorig jaar ook van de partij) als nooit tevoren. ‘Jazz met een vleugje klassiek’ was dan ook een meer voor de hand liggende
aanduiding geweest voor het eerste deel van het programma, dat een groot aantal jazzstanderds bevatte. Pas bij ‘Do-Re-Mi’, een van de bekendste stukken uit ‘The Sound of Music’ kregen de
strijkers weer de vertrouwde overhand. Bij de uitvoering deze compositie van Richard Rodgers gaan mijn gedachten altijd naar die onvergetelijke vertolking van Andy Williams, Bobby Darin en Eddie
Fisher uit ‘This is the Life Show’, vereeuwigd op 10 januari 1966. Eddie Fisher haalt alles uit de kast om gastheer Andy Williams en de wat balsturige Bobby Darin een nieuw liedje te leren, wat
wonderwel goed lukt. Ruim een halve eeuw later is deze uitvoering nog steeds een genot voor oog en oor. Elk gebaartje, elke noot is tot de perfectie ingestudeerd. Kijk maar eens op youtube! Geen
van de heren is helaas nog onder ons, maar de sympathieke zangeres Carmen Hack die deze middag dienst deed in de garderobe van De Kring had bij deze orkestrale uitvoering een welkome versterking
geweest. Aansluitend had ze gewoon op het podium kunnen blijven staan om de selectie uit ‘Les Miserables’ (I dreamed a dream, Do you here the simple sing) een gevoelige verdieping te geven. Een
ideetje voor 2019 misschien als het thema dan wellicht ‘Classic Meets Musical’ is. Het gehele concert stond onder leiding van Martyn Smits. Gepokt en gemazeld verschiet hij inmiddels niet meer
van kleur, vanwege het steeds wisselende karakter van het programma wisselde hij wel enkele keren van jasje. Dat laatste zilverkleurige exemplaar stond hem overigens bijzonder goed. Met de
laatste wissel van het dirigentenjasje keerde het orkest ook weer terug naar de jazz. Toen de klanken van ‘Sweet Georgia Brown’ verstomd waren, besloot Martyn Smits tot een toegift, een
regelrechte aansporing om het komende (voor)jaar ‘New York New York’ te bezoeken. Frank Sinatra deed dat een dag eerder al postuum in het hartje van de metropool die nooit gaat slapen. Natuurlijk
beleeft iedere bezoeker een concert op zijn eigen wijze, ik keek echter wel vreemd op toen mijn buurvrouw besloot deze tijd te ‘benutten’ met het openslaan van een boek, type dikke pil, om het
niet meer weg te leggen voordat het geheel gedaan was op het podium. Vriendlief zat tegelijkertijd driftig op zijn tabletje te scrollen. Ik mag hopen dat 2018 tevens het jaar wordt waarin deze
ondingen voorgoed uit de theaterzalen verbannen worden, want dit ‘gebruik’ is strijdig met alle beschaafde normen en waarden die zo lang gangbaar zijn geweest in de schone wereld van de
podiumcultuur! Een nieuwjaarstoespraak van directeur/bestuurder Jan-Hein Sloesen, waarin wordt verkondigd welke mooie voorstellingen en overige activiteiten het publiek in het resterende
deel van het theaterseizoen kan verwachten, lijkt mij eveneens een nuttige aanvulling op deze niet meer weg te denken nieuwjaarstraditie in De Kring.
Nieuwjaarsconcert – Roosendaals Symfonie Orkest, Symfonieorkest Jacob Obrecht en Bill Bounders Orchestra.
Gezien door Jaap Pleij op 1 januari 2018 in de grote zaal van De Kring. Dit concert wordt ‘herhaald’ op 14 januari in De Stoelemat in Bergen op Zoom, aanvang eveneens 15.00 uur.